Door John W. Ritenbaugh (1932-2023)
Forerunner,
"Persoonlijk,"
maart
1997
Het is voor mij niet moeilijk vast te stellen wat de meest voorkomende zonde is: afgodendienst. Vijf van de tien geboden het eerste, tweede, derde, vierde en tiende hebben er een directe relatie mee. Daarnaast is het niet moeilijk om de andere geboden als we ze in hun geestelijke toepassing zien hier ook bij te betrekken. Al is afgodendienst een belangrijke bron van de problemen van de mens, toch zijn er maar weinig mensen die dit op deze manier zien, omdat er duidelijker zonden zijn met onmiddellijk pijnlijke gevolgen die hen voor haar provocerende aanwezigheid verblinden.
Het eerste gebod gaat over wat we aanbidden, de unieke Schepper, de Bron van alles. We moeten Hem onze volledige toewijding geven. Het tweede gebod gaat over de manier waarop we aanbidden. God verbiedt ons afbeeldingen van Hem te maken, ook moeten we geen vormen van aanbidding vervangen door Gods manier samen te laten gaan met manieren die we aan de wereld ontlenen, zoals Kerstmis en Pasen.
Dit artikel richt zich op een gebod dat velen in algemene zin niet begrijpen. In feite begrijpen de meesten van ons het alleen maar in zijn meest voor de hand liggende toepassing en daarom is het mogelijk dat we het vaak onwetend overtreden. Het derde gebod stelt regels aangaande de kwaliteit van onze aanbidding. Het brengt het God verheerlijken in ieder aspect van het leven met zich mee.
God heeft geen gelijke
De meeste mensen tillen niet zo zwaar aan het derde gebod. De joden hebben echter een gezegde: "Toen God het derde gebod gaf, beefde de gehele wereld." Ze waarschuwden zelfs getuigen bij een rechtszaak met deze uitspraak. Waarom? De joden geloven, omdat er staat: "De HERE zal hem niet onschuldig houden", dat er geen vergeving is voor de overtreding van dit gebod! Als het zo belangrijk is, dan zouden we er misschien wat meer aandacht aan moeten schenken!
God vraagt:
Jesaja 40:18, 25 Met wie dan wilt gij God vergelijken en welke vergelijking op Hem toepassen? ... 25 Met wie dan wilt gij Mij vergelijken, dat Ik hem zou gelijk zijn? zegt de Heilige.
Het is duidelijk dat het tweede gebod uitdrukkelijk verbiedt een beeltenis van Hem te maken. God is uniek, niets kan met Hem worden vergeleken. We hebben geen enkel aanknopingspunt of fysieke referentie om een vergelijking te maken.
Dit zou ons de absolute dwaasheid van het maken van afbeeldingen moeten laten zien. Qua uiterlijk is iedere afbeelding een leugen. Maar moeten we niet proberen te begrijpen, te leren, hoe God in elkaar zit? God wil niet dat we ons bezig houden met hoe Hij eruit ziet, omdat het de nadruk op het verkeerde aspect legt. Hij voorziet ons van voldoende informatie om te weten dat Hij er in principe als een mens uitziet. Voor Hem is dat genoeg!
Maar Hij wil dat wij weten wat Hij is. Hij wil dat wij Hem kennen. De gehele bijbel openbaart Zijn denken, karakter, eigenschappen, functies, macht, wil, beloften, en Zijn plan en relatie met ons. Het derde gebod heeft betrekking op dit soort kennis en hoe goed we dat in ons leven toepassen.
Dit gebod staat in Exodus 20:7:
Exodus 20:7 Gij zult de naam van de HERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HERE zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt.
Dit gebod vereist dat er serieus over wordt nagedacht. Net als het tweede bevat het een waarschuwing dat God ons niet onschuldig zal houden. Het lijkt erop dat God soms moedwillig de dingen heel simpel voorstelt om er subtiel extra aandacht op te vestigen en uiteindelijk de betekenis te versterken.
Om dit gebod beter te begrijpen, moeten we vier woorden verklaren:
Het woord gebruiken is het Hebreeuwse 'nasa", dat de volgende betekenis kan hebben: dragen, opheffen en nemen.
Het woord ijdel heeft de betekenis van leegheid, ijdelheid, valsheid, onechtheid; dus iets waaraan realiteit, doel, waarde of waarheid ontbreekt. Het kan ook vertaald worden met: leugenachtig, vals, waardeloos, profaan, dwaas of nutteloos.
Het woord onschuldig betekent: vrij, leeg, helder, zuiver, schoon.
Het woord naam duidt op "iets dat markeert of een opvallend teken", "een woord waardoor iemand, een plaats of een ding op een kenmerkende manier bekend is". De Hebreeuwse oorsprong ervan duidt op: hoog, verheven, een monument. Het duidt op majesteit of uitnemendheid. Een naam identificeert, duidt aan en specificeert.
Dit gebod heeft niets van doen met het op de juiste manier uitspreken van Gods naam, welke tussen twee haakjes aan niemand bekend is, daar dit in de oudheid verloren is geraakt. Het heeft niets van doen met bijgeloof of magisch gebruik van een naam. De toepassing ervan gaat veel verder.
"Naam" in de bijbel
In het bijbels denken dient een naam niet alleen ter identificatie; deze brengt de essentie van het karakter van de drager tot uiting. In alle waarschijnlijkheid gaf Adam de dieren een naam door hun karakter te observeren, daar hij niets anders had waarop hij zich kon baseren. Hieraan ontlenen we een principe over hoe de bijbel het woord "naam" gebruikt. Gods naam kennen is God kennen zoals Hij Zichzelf openbaarde, dat is dus het begrijpen van Zijn karakter.
Let op Esau's begrip van dit principe met betrekking tot Jakob, "Bedrieger".
Genesis 27:36a En hij zeide: Noemt men hem niet terecht Jakob, omdat hij mij nu al tweemaal bedrogen heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij weggenomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen weggenomen.
Als Abigaïl bij David voor Nabal ("Dwaas") pleit, komt dit principe opnieuw naar voren.
1 Samuël 25:25a Mijn heer store zich niet aan deze man van niets, aan Nabal, want zoals zijn naam is, is hij: Nabal heet hij en een dwaas is hij.
De bijbel laat zien dat een naam iemand beperkingen oplegt om aan de betekenis van zijn naam te beantwoorden.
In het Hebreeuwse denken zijn namen onlosmakelijk verbonden aan bestaan; niets bestaat tenzij het een naam heeft. De diepste essentie van iets is in zijn naam samengebracht. Vandaar dat de schepping niet volkomen was totdat Adam alle schepselen een naam had gegeven. Iemand zijn naam ontnemen is hetzelfde als een eind aan zijn bestaan maken.
Verbindt dit idee aan Openbaring 3:12, waar staat dat zij die overwinnen de namen van God, van de stad van God, het nieuwe Jeruzalem, en van degene die openbaart, Jezus Christus, zal ontvangen. Deze namen duiden op hun bestaan, hun karakter en hun verantwoordelijkheid in het Koninkrijk van God. Een naamsverandering duidt vaak op een verandering van positie of karakter, zoals Jakob in Israël en Saulus in Paulus.
Op dezelfde manier is het spreken of handelen in iemands naam het optreden als zijn vertegenwoordiger en het deelhebben aan zijn autoriteit. Als we bidden "in de naam van Jezus Christus", dan vragen we in Zijn autoriteit, niet de onze, omdat Hij ons daarvoor de toestemming heeft gegeven. Met de naam van een ander worden genoemd, impliceert bezit door die persoon. Iemand die de naam van een ander draagt, valt onder de autoriteit en de bescherming van die ander. Zonen van God, gedoopt in de naam van God (Mattheüs 28:19), verkeren in zo'n positie.
Tegen meer dan eufemismen
Het derde gebod richt zich zeker tegen het gebruikelijke vloeken, inclusief het gebruik van eufemismen dat zoveel in de maatschappij voorkomt. Velen gebruiken "goh", "jeetje", "verdorie" en zulk soort woorden als plaatsvervangers van de meer beledigende woorden die sommigen er zo zorgeloos uitgooien. Dit gebod richt zich ook tegen het lichtvaardig of oneerbiedig gebruik van Gods eigenschappen of karakter.
Het boekje All the Divine Names and Titles in the Bible van de hand van Herbert Lockyer somt alleen al voor Jezus Christus 364 namen en titels op. Door Zijn namen en titels heeft God ervoor gekozen Zijn eigenschappen, functies, autoriteit, voorrechten en wil te openbaren. Elke naam van God kenmerkt een bepaalde deugd of eigenschap van Zijn karakter. God heeft dus de heerlijkheid van Zijn karakter bekendgemaakt middels Zijn namen, die niet misbruikt mogen worden.
Dit gebod laat, veel meer dan de andere, zien hoe sterk God deel zou moeten uitmaken van al onze woorden, daden en houding. Het laat zien dat de test van onze geestelijke zuiverheid bestaat uit hoe we de naam van God gebruiken, ofwel in waarheid ofwel ijdel. Het duidt erop dat iemand beter af is als hij het oprecht bij het verkeerde einde heeft dan een belijdend christen te zijn en Zijn naam te verloochenen door de manier waarop hij zijn leven leidt.
Om ons te helpen David te leren kennen, laat de bijbel hem zien als schaapherder, krijgsman, koning, profeet, dichter, musicus en zondaar; al deze dingen maken deel uit van een rijke natuur. God is vele malen groter en toch openbaart Hij Zichzelf, Zijn karakter, op dezelfde manier als de bijbel David openbaart. We zien God in een groot aantal omstandigheden, waarin wordt geopenbaard wat Hij is door de manier waarop Hij handelt en reageert. Hij noemt Zichzelf ook met de namen die de omstandigheden over Hem openbaren. Als we dus die naam tegenkomen, brengt die ook een aspect van Zijn karakter in ons denken naar boven. Op die manier geeft Hij ons dus een tweeledige Openbaring van Zichzelf.
Namen van God
Eén van Gods namen is "Schepper". David schijft:
Psalm 8:2-5 O HERE, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde, Gij, die uw majesteit toont aan de hemel. 3 Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, uw tegenstanders ten spijt, om vijand en wraakgierige te doen verstommen. 4 Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt: 5 Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?
Andere [Engelstalige] vertalingen gebruiken woorden, zoals "glorierijk", "majesteitelijk" en "te bewonderen" in plaats van "heerlijk" om de gevoelens tot uitdrukking te brengen die ontstaan bij het mediteren over hoe God door de hemelen die Hij schiep wordt geopenbaard! De hemel vol sterren die zich voor het oog van David uitstrekt, is een etalage van de ontzagwekkende en spectaculaire majesteit van God.
In een commentaar op vers 2 staat er in de Soncino Commentary dat Gods majesteit "boven de hemelen wordt gerepeteerd" [in het Engels: rehearsed]. Rehearse kan betekenen "herhalen" of "in detail vertellen". David vertelt ons dat God de hemelen heeft voorzien van een ontzagwekkende luister om het denken van de mens erop te richten over het bestaan, de majesteit en de uitnemende eigenschappen van de Schepper na te denken. Deze gedachte impliceert ook dat Hij even majesteitelijk is in het Zich demonstreren op aarde als Hij dat is in de hemelen. Wat voor uitnemende eigenschappen zien we op aarde en in de hemel? Macht, orde, schoonheid, liefhebbende voorzienigheid, wijsheid, rede, logica en een veelomvattend denken.
David wilde met deze Psalm ons denken richten op Gods grootheid en de onbelangrijkheid van de nietige mens. Die ontzagwekkende, majesteitelijke, glorierijke God verheerlijkt Zichzelf echter in de mens! Hij heeft hen gekozen die de wereld als zwak en dwaas beschouwt ons om Zijn glorie en Zijn naam te appreciëren en te respecteren.
In vers 2 gebruikt God twee namen voor Zichzelf: "HERE" van YHWH, degene die bestaan in Zichzelf heeft, de Eeuwige; de naam die God vaak gebruikt als Hij Zijn verbondsrelatie met ons benadrukt. "Here" is van Adonim, een meervoudige titel die duidt op eigenaarschap in dit geval is Hij de eigenaar van de gehele schepping!
Beide namen worden van tijd tot tijd met andere woorden gecombineerd om nog specifiekere beschrijvingen van Hem te geven. De naam die het meest wordt gecombineerd en herkend is YHWH. Hier volgt een korte lijst van enkele van die combinaties:
YHWH-Jireh De HERE zal erin voorzien Genesis 22:14.
YHWH-Mekaddishkem De HERE heiligt Exodus 31:13.
YHWH-Nissi De HERE is mijn banier Exodus 17:15.
YHWH-Roi De HERE, onze herder Psalm 23:1.
YHWH-Ropheka De HERE, onze genezer Exodus 15:26.
YHWH-Shalom De HERE, onze vrede Richteren 6:24.
YHWH-Shammah De HERE is aldaar Ezechiël 48:35.
YHWH-Zidkenu De HERE, onze gerechtigheid Jeremia 23:6.Psalm 23 een bijbelgedeelte dat door meer mensen als hun favoriete bijbelgedeelte wordt genoemd dan enig ander is een korte uiteenzetting van deze acht namen van God! Al verschijnen de namen niet echt in de verzen, toch is de implicatie van deze acht manieren waarop God ons dient wel aanwezig. Vers 1 laat Gods leiding (Roi) en voorzienigheid (Jireh) zien. Vers 2 spreekt erover, dat Hij ons vrede geeft (Shalom) en vers 3, dat Hij ons herstelt (Ropheka) en ons naar gerechtigheid leidt (Zidkenu). Vers 4 herinnert ons eraan hoe God met ons is (Shammah). En tenslotte in vers 5 bemoedigt (Nissi) Hij ons en zalft of heiligt (Mekaddishkem) Hij ons.
Namen openbaren wat God doet
Psalm 18, een andere Psalm die door David werd geschreven, brengt zijn begrip tot uitdrukking dat Gods namen en titels Zijn karakter, eigenschappen en vormen van dienen van ons beschrijven. Deze Psalm begint met:
Psalm 18:2 Hij zeide: Ik heb U hartelijk lief, HERE, ...
Daarna volgt een stortvloed van namen, die openbaren hoe David de vele manieren waarop God binnen zijn leven werkte, ervoer: als de kracht van zijn leven, het fundament en zekerheid, de bron van ieder goede en volmaakte gave, zijn verdediger en de hoorn van zijn heil, waarop hij vertrouwde.
Als we in ons leven iets nodig hebben, doen we dan niet hetzelfde? Zoeken we niet iemand op met een bepaalde titel (automonteur, loodgieter, naaister) en een naam (reputatie) om aan die behoefte te voldoen? Als we een timmerman nodig hebben, roepen we niet de hulp van een tandarts in. Op dezelfde manier moeten we God zoeken als we hulp nodig hebben op terreinen waarin Hij Zijn macht, wijsheid, vaardigheid en bereidheid om te helpen, heeft laten zien. Hoe kunnen we dat echter doen, als we niet weten wat Hij kan doen? Dat moeten we ontdekken!
Exodus 33:9-23 handelt over een tijd van ontmoediging en twijfel in Mozes' leven volgende op het voorval met het gouden kalf. Mozes vraagt God om geruststelling door hem Gods heerlijkheid te laten zien (vers 18).
Exodus 33:19-20 Hij nu zeide: Ik zal mijn luister aan u doen voorbijgaan en de naam des HEREN voor u uitroepen: Ik zal genadig zijn, wie Ik genadig ben, en Mij ontfermen, over wie Ik Mij ontferm. 20 Hij zeide: Gij zult mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven.
We weten niet zeker waar Mozes aan dacht toe hij vroeg Gods heerlijkheid te mogen zien. Hij wilde waarschijnlijk Gods heerlijke en stralende glans en vorm zien. God ging daar tot op zekere hoogte in mee, maar Hij gaf Mozes iets meer dan hij verwachtte in feite iets totaal onverwachts. Terwijl Hij hem voorbijging, gaf Hij een preek over Zijn naam, het derde gebod!
Exodus 34:5-8 En de HERE daalde neder in een wolk, stelde Zich daar bij hem en riep de naam des HEREN uit. 6 De HERE ging aan hem voorbij en riep: HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, 7 die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; maar (de schuldige) houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht. 8 Mozes knielde haastig ter aarde, boog zich neder.
God diept elf eigenschappen uit: HERE (YHWH), God (El), de Barmhartige, de Genadige, de Lankmoedige, de Machtige, de Goedertierene, de Trouwe, Degene die goedertierenheid bestendigt, Degene die vergeeft en Degene die tuchtigt.
God geeft Mozes niet zo zeer een visioen van Zijn macht en majesteit, maar van Zijn liefde, hoe Hij ten opzichte van Zijn schepping staat. De werkelijke heerlijkheid van God ligt in Zijn karakter, Zijn natuur, in het bijzonder ten opzichte van Zijn verwekte kinderen. Zijn namen zijn kentekenen van Zijn natuur, herinneringen van wat we kunnen verwachten dat Hij zal doen als we in geloof leven.
Nog een Openbaring van God
Normaal kunnen we God niet zien of zo dicht bij Hem zijn als Mozes; we zijn dus afgesneden van een rechtstreekse Openbaring van Hem. Daarenboven is wat we weten afkomstig van geschriften die oorspronkelijk in het Hebreeuws waren geschreven en in het Nederlands, soms niet al te duidelijk, zijn vertaald. Dit kan ons tastend, zoekend naar begrip achterlaten. God heeft echter in nog een Openbaring voorzien, een duidelijkere, zodat we in het geheel niets missen in vergelijking met hen die Hebreeuws begrijpen.
Mattheüs 11:25-27 Te dien tijde hief Jezus aan en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. 26 Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U. 27 Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren.
Johannes 1:14, 18 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. ... 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.
Tenslotte maakt Johannes 14:6-10 deze Openbaring heel, heel duidelijk:
Johannes 14:6-10 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. 7 Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien. 8 Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg. 9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? 10 Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken.
Mozes vroeg de zichtbare heerlijkheid van God te mogen zien en Hij riep Zijn naam letterlijk uit. Jezus zegt: "Als u het denken en de natuur van God wilt zien, als u Zijn houdingen wil zien, kijk dan naar Mij." God openbaart Zichzelf en maakt ons Zijn heerlijkheid bekend door het leven, werken en spreken van Jezus van Nazaret als Hij ons verstand door Zijn Heilige Geest opent.
Jezus is "de weg", omdat Hij de enige is uit de gehele mensheid, die niet door de zonde werd aangetast, en die een intieme kennis heeft van God. God kennen hangt af van onze kennis van de waarheid over Jezus. Hij laat de weg zien die we moeten gaan, de richting en manier van leven en van omgaan met elkaar. Dit is precies de kennis die Jezus geeft. Als we in onbekende steden de weg vragen, raken we door het antwoord vaak verward omdat we niet met die stad bekend zijn. Maar als we Jezus om de richting vragen, zegt Hij: "Kom, volg Mij en Ik zal zorgen dat u er komt."
Het kan zijn dat sommige mensen de waarheid onderwijzen, maar Hij is de belichaming van de waarheid; Hij is "de waarheid". Iemand kan wiskunde onderwijzen en het kan zijn dat zijn karakter geen invloed heeft op zijn onderwijs. Maar als iemand morele waarheid onderwijst, dan is karakter van het grootste belang. Het op de juiste manier houden van het derde gebod draait om het kennen van de waarheid over God en Zijn weg.
Colossenzen 1:15 en 2:9 behoren tot de sterkste uitspraken in de bijbel over de goddelijke natuur van Jezus:
Colossenzen 1:15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping,
Colossenzen 2:9 want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk;
Niet alleen dat Hij gelijk is aan God en Hem weerspiegelt, maar Hij openbaart ook God aan ons omdat Hij God is. Hij is volledig heilig en heeft de autoriteit om de wereld te oordelen.
We kunnen niet duidelijker zicht hebben op God dan door naar Christus te kijken. Hij is de volledige Openbaring van God aan de mens. Hij is de volledige uitdrukking van God in een menselijk lichaam. Hij is uniek: God werd mens, waarbij Hij Zichzelf dezelfde beperkingen van tijd en ruimte oplegde als die andere mensen hebben.
Hij had iedere gelegenheid om tijd te verspillen, ziek te worden, overdadig te eten en te zwaar te worden, te drinken en een kater te krijgen, in boosheid "over de rooie te gaan", of anderen aan te vallen als iemand in Zijn ijdelheid prikte. Hij had bitter kunnen worden doordat Hij werd verworpen of depressief als de dingen niet op Zijn manier verliepen. Hij had kunnen werken of spelen met een intense wedijver om "koste wat het kost" te winnen. Hij werd met de dood geconfronteerd, zowel de Zijne als die van geliefde anderen. Hij had kunnen gaan denken dat "alles tegen Hem was".
De evangeliën laten zien dat God op dezelfde manier het hoofd moest bieden aan het leven als de overige mensen. Nu kunnen we werkelijk zien wat voor karakter God heeft. Jezus' leven geeft ons kennis uit de eerste hand over wat de ware manier van leven is en staat ons toe met Hem samen te werken in het bereiken van Zijn doel. Onder veel andere dingen zien we God onderwijzen, genezen, Zijn leven geven, in liefde corrigeren, Zijn kudde beschermen en geduldig advies geven.
Eeuwig leven
Jezus' gebed aan de vooravond van Zijn kruisiging geeft ons hierin een belangrijk inzicht:
Johannes 17:3, 6a, 11b, 26 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. ... 6 Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. ... 11 ... Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij. ... 26 en Ik heb hun uw naam bekend gemaakt en Ik zal hem bekend maken, opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen.
Hij verwijst in dit korte en uitzonderlijk belangrijke gebed drie keer naar Gods naam. Die naam vertegenwoordigt datgene waaraan Hij Zijn leven besteedde om ons over God te openbaren. Hij bewaart ons door Zijn naam zowel door ons vertrouwen in wat die betekent als onze gehoorzaamheid aan hoe deze laat zien dat we moeten leven.
Hij definieert eeuwig leven als "God kennen". "Kennen" suggereert een heel intieme relatie, net zoals een man en vrouw binnen het huwelijk intiem zijn (Genesis 4:1). Het duidt op een kennis op basis van ervaring, niet een theoretische kennis. In Amos 5:4 roept God uit:
Amos 5:4b ... Zoekt Mij en leeft.
Hij zegt: "Keert u tot Mij en Mijn manier van leven; zoekt ernaar Mij te kennen", niet "Zoekt naar Mij", omdat Hij Zichzelf reeds aan ons heeft geopenbaard. Hij zegt: "Zoekt ernaar Mij te kennen door op dezelfde manier als Ik te leven." Op die manier wordt het Hem door ervaring kennen tot een intiem kennen van Hem. Hij zal met zulke mensen wandelen (Amos 3:3).
Aionis, het woord dat met "eeuwig" is vertaald, heeft minder van doen met levensduur (al hoort dat er wel bij) dan met de kwaliteit van het leven. Leven zonder dat er een einde aan komt behoeft nog niet goed te zijn. Zou iemand voor altijd willen leven met de kwaliteit van leven van een demon? Echt eeuwig leven is het leven van God. Dat bezitten betekent nu iets ervaren van de luister ervan omdat het wordt geleefd en zijn heerlijke vrucht voortbrengt.
Psalm 9:11 voegt daaraan toe:
Psalm 9:11 Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o HERE.
Zij die uit geloof leven, vertrouwen niet in hoe Hij wordt genoemd, want dat zou alleen maar bijgeloof zijn. Hun geloof is in wat Hij is, Zijn natuur en karakter, die zij hebben ervaren door ernaar te streven op Zijn manier te leven.
Gods naam dragen
Gelet op de grote nadruk die de bijbel op Gods naam legt, heeft Mattheüs 28:19-20 wonderlijke maar toch ook ontnuchterende consequenties voor ons:
Mattheüs 28:19-20 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. 20 En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
Bij de doop worden wij ondergedompeld in de naam van de Vader. We dragen nu die naam en alles wat dat impliceert! Als zonen van God, dragen we de naam van onze Vader. "God" is onze geestelijke familienaam!
Leven wij in overeenstemming met die naam? "Wandelen" wij zoals God zou wandelen als Hij ons leven zou leiden, zodat we de reputatie van Zijn naam niet bezoedelen? Het derde gebod gaat over de kwaliteit van ons persoonlijk getuigenis in alles wat de naam die we dragen vertegenwoordigt; net zoals dat voor mensen van toepassing is.
Salomo schrijft:
Spreuken 22:1 Een goede naam is verkieslijker dan veel rijkdom, gunst is beter dan zilver en goud.
Een goede naam kan het meest waardevolle bezit van iemand zijn. Hoe vaak geeft God niet "omwille van Mijn naam" op als de reden dat Hij handelt? Hij stelde gewoon Zijn reputatie als God veilig! Salomo voegt hier later nog aan toe:
Spreuken 30:7-9 Twee dingen vraag ik van U, onthoud ze mij niet, voordat ik sterf: 8 houd valsheid en leugentaal verre van mij, geef mij armoede noch rijkdom, voed mij met het brood, mij toebedeeld; 9 opdat ik, verzadigd zijnde, U niet verloochene en zegge: Wie is de HERE? noch ook, verarmd zijnde, stele en mij aan de naam van mijn God vergrijpe.
Uit Jesaja 43 kunnen we een interessant inzicht opdoen aangaande onze verantwoordelijkheid betreffende Gods naam:
Jesaja 43:6-7, 10-12 Ik zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde der aarde, 7 ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb. ... 10 Gij zijt, luidt het woord des HEREN, mijn getuigen, en mijn knecht, die Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat Ik dezelfde ben; vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn 11 Ik, Ik ben de HERE, en buiten Mij is er geen Verlosser. 12 Ik heb verkondigd, verlost en doen horen, en ben geen vreemde onder u; gij toch zijt mijn getuigen, luidt het woord des HEREN, en Ik ben God.
Wij die Gods naam dragen zijn getuigen dat onze God God is. Wat maakt ons leven bekend over God? Als wij die Zijn naam dragen, niet in overeenstemming met de reputatue van die naam leven, dan overtreden we het derde gebod en ontheiligen we Gods naam. We heiligen of ontheiligen Gods naam door ons gedrag, ongeacht welk deel van ons lichaam de fout ingaat. Dit gebod test de kwaliteit van ons getuigenis. Het verandert huichelarij van slechts "een vals getuigenis geven" in afgodendienst waarvoor God de overtreder niet onschuldig houdt, want Hij ziet wat de mens in zijn oordeel kan ontgaan.
Niet nodig achter een naam aan te jagen
Veel mensen besteden hun leven aan het achter een naam aanjagen, een naam die hun eer en bekendheid zal geven. Ze willen dat mensen hen in verband brengen met een universiteit van "naam", een sportteam van "naam" of een bedrijf van "naam". Ze willen kleding dragen met een "naam" op het label, in een auto rijden die "naam" heeft of trouwen met iemand uit een familie van "naam". Maar de grootste naam die iemand mogelijk kan dragen moet ongevraagd tot ons komen. Johannes schrijft:
1 Johannes 3:2a Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods ...
En hij herinnert ons aan ons privilege dat we die naam mogen dragen. Bedenk dat aan wie God veel geeft, Hij van hem ook veel zal verlangen.
Chrysostomus (circa 347-407 na Christus) instrueerde ouders hun kinderen bijbelse namen te geven. Hij zei hun het kind tijdens het opgroeien verhalen te vertellen over de persoon wiens naam het droeg, om het iets mee te geven waaraan het met zijn leven moest beantwoorden. Gemeente, wat een ontzagwekkende naam geeft God ons om met ons leven aan te beantwoorden!
Is dit een paradox? We weten dat om God te "zien", we moeten zijn als Hij is. Van nature denken we, dat we om zo te zijn als Hij, we Hem eerst moeten zien! God zegt: "Nee!" Als we Hem als mens van vlees en bloed zouden zien, dan zouden we ofwel onze nieuwsgierigheid bevredigen of zo onder de indruk komen van Zijn volmaaktheid in heerlijkheid dat we zouden opgeven. Gods weg is de beste. Hij heeft ervoor gekozen Zijn doel voor de mens middels geloof uit te werken.
2 Corinthiërs 5:7 want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen.
Hij openbaart wat Hij is door Zijn namen en door het leven van Jezus Christus. Door geloof kunnen we Hem door Zijn Geest nabootsen.
Maleachi 3:16-17 bemoedigt ons in deze tijden van beproeving:
Maleachi 3:16-17 Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden. 17 Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient.
Filippenzen 4:8 onderwijst ons na te denken over al wat waar is en waardig, rechtvaardig, rein, beminnelijk, welluidend, deugdzaam of lof verdient. Dit zijn de dingen die God in Zijn gehele wezen is. De mensen van Maleachi 3:16-17 mediteerden over Zijn naam, zodat ze Hem konden nadoen en prijzen en deze dingen met elkaar konden delen. Zij keken uit naar Gods goede hand op elk terrein van hun leven.
Dit gebod staat als een bolwerk tegen ijdele ontheiliging, bewuste godslastering, het huichelachtig spreken met twee tongen en lege religiositeit. Al kunnen deze aan het oordeel van mensen ontsnappen, God waarschuwt dat Hij ze ziet en zulke mensen niet onschuldig zal houden. We kunnen dit voorkomen door een leven dat bouwt aan de reputatie van Zijn grote naam.
David schrijft:
Psalm 34:2-4 Ik wil de HERE te allen tijde prijzen, bestendig zij zijn lof in mijn mond. 3 In de HERE beroeme zich mijn ziel; laten de ootmoedigen het horen en zich verheugen. 4 Maakt met mij de HERE groot, en laat ons tezamen zijn naam verheffen.
Edgar Guest schreef het gedicht: Uw naam. Dit gedicht illustreert onze verantwoordelijkheid ten opzichte van het dragen van Gods naam.
[Noot van de vertaler: Bij de vertaling van dit gedicht is er alleen op gelet dat de inhoud zo goed mogelijk onder woorden werd gebracht. Er is niet geprobeerd er in het Nederlands weer een gedicht van te maken.]
Je kreeg het van je vader. 't Was het beste dat hij had te geven.
Verheugd gaf hij het je. Het is van jou zolang je leeft.
Je kunt het horloge dat hij je gaf, verliezen en daarvoor een ander in de plaats krijgen.
Maar bedenk, dat als je in verzoeking komt, voorzichtig te zijn met zijn naam.
Die was onbezoedeld op de dag dat hij je die gaf, een waardige naam om te dragen.
Toen hij die van zijn vader kreeg, was het een eervolle naam.
Door de jaren heen droeg hij die met trots, hij voldeed aan de verwachtingen van zijn vader.
En die naam was zuiver en onbezoedeld toen hij hem aan jou overdroeg.
Hij heeft je heel veel gegeven waar hij niet echt waarde aan hecht.
Hij heeft gezien dat je allerlei speelgoed kapotmaakte in de dagen dat je een kleine jongen was.
Je hebt het mes dat hij je gaf, verloren, en je hebt heel wat spelletjes incompleet gemaakt.
Maar je zult je vader nooit pijn doen als je voorzichtig bent met zijn naam.
Die is van jou om altijd, zolang je leeft, te blijven dragen.
Die is van jou om misschien eens in de verre toekomst aan een andere jongen te geven.
En je zult daarbij glimlachen zoals je vader een glimlach waarin iedereen kan delen,
als je hem een zuivere en goede naam geeft om te dragen.