Sermon: Het garfoffer en 'deze zelfde dag'

#495NL

Given 07-Apr-01

description: (hide)

In deze opmerkelijke feestpreek verbindt John Ritenbaugh op een onontkoombare manier het verloop van de tijd van de gebeurtenissen samenhangend met het verbond met Abraham (juist op de dag af), het Pascha, de exodus, de nacht van waken en de paschamaaltijd van Christus met Zijn discipelen voorafgaand aan Zijn kruisiging, aan elkaar. Verbanden voor wat betreft de symbolen brood en wijn, de bekrachtiging van het verbond en de offeranden worden op overtuigende wijze aangetoond. De onterechte gevolgtrekking die sommigen maken ten aanzien van een garfoffer in Jozua 5, ziet het verbod over het hoofd om het graan van vreemdelingen te gebruiken (Leviticus 22:25), het gebod voor een gaaf offer (Leviticus 23:12) en het verbod om dieren te offeren voordat er vrede in het land heerste (Deuteronomium 12:11). Het garfoffer (Leviticus 23:15) wordt gebracht op de dag na de wekelijkse sabbat binnen de dagen der Ongezuurde Broden en niet op de sabbat die onmiddellijk daaraan voorafgaat als de jaarlijkse sabbat onmiddellijk daarop volgt.


transcript:

Ik heb ervoor gekozen om deze preek juist in dit weekeinde te geven, omdat het een herdenkingsweekend is. Ten eerste — en dat is het belangrijkste — is het de herdenking van Christus' kruisiging en begrafenis en daarna Zijn opstanding. Hoe belangrijk die gebeurtenis voor de gehele mensheid ook is, er zijn er nog veel meer, omdat juist in dit weekeinde ook andere belangrijke gebeurtenissen plaatsvonden of begonnen plaats te vinden.

Het is ook de herdenking van de gebeurtenissen die we in Genesis 14 en 15 vinden, toen God een verbond met Abraham maakte. Bovendien is het de herdenking van de gebeurtenissen uit Exodus 12 tot 14, toen Israël uit Egypte trok en aan zijn tocht door de woestijn begon. En tenslotte is het de herdenking van die gebeurtenissen die we in Jozua 5 vinden, toen Israël in het beloofde land aankwam.

De dingen die in Jozua 5 zijn vastgelegd gaan niet over het garfoffer. We zullen tijdens het verloop van de preek zien, dat de gebeurtenissen van Jozua 5 zijn vastgelegd om Gods trouw aan Zijn beloften te laten zien.

We gaan deze preek beginnen met Galaten 3:15-17 en daarna Galaten 3:26-29.

Galaten 3:15-17, 26 Broeders, ik spreek op menselijke wijze: zelfs het testament van een mens, dat rechtskracht verkregen heeft, niemand kan het ongeldig maken of er iets aan toevoegen. 16 Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus. 17 Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderd dertig jaar later is gekomen, maakt het testament, waaraan door God tevoren rechtskracht verleend was, niet ongeldig, zodat zij de belofte haar kracht zou doen verliezen. ? 26 Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus.

Dit laatste vers wordt — ongeacht de tijd waarin we leven — rechtstreeks tegen u en mij gezegd.

Galaten 3:26-29 Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. 27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. 29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.

Op dit moment wil ik alleen even de aandacht vestigen op de woorden "vierhonderd dertig jaar", omdat ook dit een belangrijke rol speelt in het laten zien van Gods trouw aan Zijn beloften. Met dat feit vastgesteld, zien we dat Gods trouw de reden is dat we in staat zijn gesteld Gods kinderen te worden.

Ik wil u attent maken op een alternatieve vertaling van Galaten 3:17. Deze staat in mijn Studiebijbel en ik wil u hiervan in kennis stellen, omdat het u zal helpen het belang te begrijpen van wat Paulus hier schrijft. Het is gewoon een zaak om de woorden in een iets andere volgorde te zetten zodat het meer overeenkomt met de manier waarop we vandaag de dag de dingen lezen. Paulus schrijft:

Galaten 3:17 (Vertaald naar de Studiebijbel van de heer Ritenbaugh): Ik zeg dit: de wet die vierhonderd dertig jaar later erbij kwam, kan het verbond dat eerder door God werd gesloten, niet ongeldig maken en daarmee de beloften krachteloos.

De sleutelwoorden zijn vandaag voor ons: verbond, gesloten, belofte en vierhonderd dertig jaar. De gebeurtenissen vastgelegd in Genesis 14 en 15 en Christus' kruisiging in het Nieuwe Testament kunnen worden beschouwd als "haakjes" die de gebeurtenissen van Exodus 12 en Jozua 5 omsluiten, als voorbeelden van Gods trouw.

Laten we Exodus 12:37-42 opslaan.

Exodus 12:37-42 Daarna trokken de Israëlieten op van Raämses naar Sukkot, ongeveer zeshonderdduizend man te voet, ongerekend de kinderen. 38 Ook trok een menigte van allerlei slag met hen mee; en kleinvee en runderen een zeer talrijke veestapel. 39 En zij bakten van het deeg dat zij uit Egypte hadden meegenomen, ongezuurde koeken, want het was niet gezuurd, omdat zij uit Egypte waren verdreven en niet hadden kunnen wachten en ook geen teerkost [voedsel] voor zich hadden bereid. 40 De tijd, dat de Israëlieten in Egypte gewoond hadden, was vierhonderd en dertig jaar. 41 En na vierhonderd en dertig jaar, juist op de dag af, gingen al de legerscharen des HEREN uit het land Egypte. 42 Een nacht van waken was dit voor de HERE, om hen uit het land Egypte te leiden. Dit is de nacht van waken ter ere van de HERE voor alle Israëlieten in hun geslachten.

Dit zijn krasse bewoordingen die stellen dat juist deze datum precies vierhonderd en dertig jaar na iets anders lag. We kunnen in de verzen het volgende opmerken: Israël verlaat Egypte; ongezuurde broden; en precies vierhonderd en dertig jaar later juist op de dag af ten opzichte van een eerdere gebeurtenis.

Ik zal u laten zien dat deze eerdere gebeurtenis in Genesis 14 en 15 staat. Wat daar in Genesis 14 en 15 is vastgelegd, is het verslag van Mozes over het door God sluiten van een verbond met Abraham. Israël verliet Egypte dus precies ? [en we zullen iets verder zien hoe precies] ? op de herdenkingsdag van die gebeurtenis. Dat juist op de dag af is 15 Abib — de eerste dag der ongezuurde broden.

Exodus 12:43-51 De HERE zeide tot Mozes en Aäron: Dit is de inzetting van het Pascha: geen enkele vreemdeling mag ervan eten. 44 Iedere slaaf, die door iemand voor geld is gekocht, mag er eerst van eten, wanneer gij hem besneden hebt. 45 Een bijwoner en een dagloner mogen er niet van eten. 46 In één huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niets uit het huis naar buiten brengen; geen been zult gij ervan breken. 47 De gehele vergadering van Israël zal dit vieren. 48 Maar wanneer een vreemdeling bij u vertoeft en de HERE het Pascha wil vieren, dan zal ieder van het mannelijk geslacht, die bij hem behoort, besneden worden; eerst dan mag hij naderen om het te vieren; hij zal gelden als in het land geboren. Maar geen enkele onbesnedene mag ervan eten. 49 Eénzelfde wet zal gelden voor de geboren Israëliet en voor de vreemdeling, die in uw midden vertoeft. 50 Alle Israëlieten deden aldus; zoals de HERE Mozes en Aäron geboden had, zo deden zij. 51 En op deze zelfde dag leidde de HERE de Israëlieten uit het land Egypte, volgens hun legerscharen.

Vers 51, waar staat "En op deze zelfde dag leidde de HERE de Israëlieten uit het land Egypte, volgens hun legerscharen", staat aan het einde van de paragraaf die in vers 43 begint. Dat betekent niet dat ze op "deze zelfde dag" werden besneden, maar veeleer dat dit vers terugverwijst naar vers 41: "En na vierhonderd en dertig jaar gingen ?"

Op dit punt [vers 51] van het verhaal over de gebeurtenissen die in Egypte plaatsvonden, hadden de mannen reeds het Pascha gegeten en daarom waren de mannen reeds besneden. Ze zouden het Pascha, dat aan het begin van hoofdstuk 12 plaatsvond, niet hebben kunnen eten tenzij ze besneden waren. Dit gedeelte, van vers 43 tot 51, is dus een herinnering aan een gebod dat eerder werd gegeven. Ze werden niet na het Pascha besneden om onmiddellijk daarna binnen enkele uren uit Egypte te vertrekken.

Laten we nu naar Genesis 14 gaan. Bedenk dat de gebeurtenissen waar we hier over gaan lezen, precies op de kop af vierhonderd en dertig jaar voor de Exodus uit Egypte plaatsvonden.

Genesis 14:18-20 En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. 19 En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, 20 en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.

Terwijl we door dit gedeelte van hoofdstuk 14 gaan en daarna verder in hoofdstuk 15 tot aan vers 17, verzoek ik u te letten op het verstrijken van de tijd terwijl we van de ene gebeurtenis naar de andere gaan. Terwijl we dit doen, verzoek ik u deze volgorde in gedachten te vergelijken met zowel het houden van het Pascha door Christus voorafgaande aan Zijn kruisiging en begrafenis, als de opeenvolging van gebeurtenissen waar de Israëlieten in Exodus 12 doorheen gingen. We zien dan dat er een groot aantal parallellen tussen deze dingen bestaat, parallellen die ze met elkaar verbinden.

We beginnen met iets dat we reeds hebben gelezen. In Genesis 14:18 bracht Melchisedek [Christus] brood en wijn. Bracht Christus ook geen brood en wijn die door Zijn discipelen genomen moesten worden? Het antwoord op die vraag ligt nogal voor de hand.

We staan hier aan het begin van een tijdlijn. In hoofdstuk 15 beginnen we met vers 1 en we lezen de eerste zes verzen.

Genesis 15:1-6 Hierna kwam het woord des HEREN tot Abram in een gezicht: Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild; uw loon zal zeer groot zijn. 2 En Abram zeide: Here HERE, wat zult Gij mij geven, daar ik kinderloos heenga en de bezitter van mijn huis, dat zal deze Damascener Eliëzer zijn. 3 En Abram zeide: Zie, mij hebt Gij geen nakroost gegeven, en nu moet een onderhorige mijn erfgenaam zijn. 4 En zie, het woord des HEREN kwam tot hem: Deze zal uw erfgenaam niet zijn, maar uw lijfelijke zoon, die zal uw erfgenaam zijn. 5 Toen leidde Hij hem naar buiten, en zeide: Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw nageslacht zijn. 6 En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid.

Hier komt de tweede stap in deze opeenvolging van gebeurtenissen. Na het voorval met "brood en wijn" vroeg Abraham om verduidelijking van zijn status bij God, omdat eerder, in Genesis 12, God indirect had gezegd dat Abrahams nageslacht talrijk zou zijn. Nadat Abraham om verduidelijking vroeg, gaf God de belofte en God gebruikt een illustratie gebaseerd op sterren. Opdat Abraham sterren kon zien, moest dit 's nachts gebeuren.

We gaan nu naar Exodus 12:5. Ik geloof dat u wel weet waar dit hoofdstuk mee begint.

Exodus 12:5-6 Een gaaf, mannelijk, éénjarig stuk kleinvee moet gij [voor het Pascha] nemen; gij kunt dit nemen van de schapen of van de geiten. 6 En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israël het slachten in de avondschemering.

Dit is één van die plaatsen waar het woord "avondschemering" de vertaling is van de Hebreeuwse woorden "ben ha arbayim." Deze woorden duiden erop dat de zon is ondergegaan, maar dat het nog een poosje licht blijft; in die tijd van het jaar was dat waarschijnlijk nog wel zo'n vijfenveertig minuten. Pas daarna zou het echt donker worden.

Melchisedek bracht Abraham brood en wijn. Wat we daarna in Genesis 15 tegenkomen, is het noemen van "sterren". Het is donker. Het Pascha vond plaats in die periode van licht voordat het donker werd. Dat was de tijd dat wij, bij onze viering, normaal het Pascha zouden eten, net in die periode dat de zon ondergaat. Qua tijd zitten we op dat moment. Tegen die tijd zien we sterren, is het donker. We zien dus dat de tijd voortschrijdt.

Laten we nu naar Johannes 13 gaan. Als we de kalender hieraan toevoegen, als ben ha arbayim plaatsvindt, dan eindigt 13 Abib en begint 14 Abib. De 14e is de dag van het Pascha. Dit is ongetwijfeld het moment waarop Melchisedek het brood en de wijn tevoorschijn haalde. Daarna kwam het visioen van Abraham, toen het donker was en de sterren aan de hemel stonden. Het is duidelijk op de 14e, want het is donker.

We gaan nu naar die tekst in Johannes 13.

Johannes 13:30 Hij nam dan het stuk brood en vertrok terstond. En het was nacht.

Het was donker. Dat was na de voetwassing. Dat was na het brood en de wijn. Ziet u dat de parallellen tussen Genesis 14 en 15, Exodus 12 tot 14 en het verslag van het evangelie over Christus' kruisiging tot ontwikkeling komen? Ze lopen allemaal parallel aan elkaar.

1 Corinthiërs 11:23 Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam,

Nacht. We hebben tot zover een perfecte overeenkomst. De tijdlijn beweegt. Het is na zonsondergang. We zitten nu in het donkere deel van de 14e.

Laten we nog eens naar Genesis 15 teruggaan.

Genesis 15:7-8 En Hij zeide tot hem: Ik ben de HERE, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land in bezit te geven. 8 En hij zeide: Here HERE, waaraan zal ik weten, dat ik het bezitten zal? 9 En Hij zeide tot hem: Haal mij een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif.

Dat betekent: "Tref voorbereidingen voor een offerande."

Genesis 15:10-17 Hij haalde die alle voor Hem, deelde ze middendoor en legde de stukken tegenover elkander, maar het gevogelte deelde hij niet. 11 Toen de roofvogels op de dode dieren neerstreken, joeg Abram ze weg. 12 Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel een diepe slaap op Abram. En zie, hem overviel een angstwekkende, dikke duisternis. 13 En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar. 14 Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna zullen zij met grote have uittrekken. 15 Maar gij zult in vrede tot uw vaderen gaan; gij zult in hoge ouderdom begraven worden. 16 Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol. 17 Toen de zon was ondergegaan, en er dikke duisternis was, zie, een rokende oven met een vurige fakkel, welke tussen die stukken doorging.

Zonsondergang is het begin van de 14e en qua tijd zijn we nu op weg naar het daglichtdeel van de 14e — de Paschadag. Als het daglicht aanbreekt vraagt Abraham om bewijs dat God de belofte ook zal nakomen. Hij krijgt de opdracht een offerande voor te bereiden, waarna hij deze profetie krijgt aangaande zijn nageslacht. Vers 12 laat zien dat deze handeling om een offerande voor te bereiden plaatsvindt tijdens het daglichtdeel van de 14e, omdat als we bij vers 12 aankomen de offerande volledig is voorbereid en de zon bezig is onder te gaan. Dat brengt ons dus aan het einde van de 14e. Heel interessant.

Velen vragen zich af waarom Christus tijdens het daglichtdeel van de 14e in de namiddag werd geofferd in plaats van aan het begin en schijnbaar meer in lijn met het Pascha. Werd het Paschalam niet aan het begin van de 14e geslacht, nadat ben ha arbayim was aangebroken? Dat was inderdaad zo. Daarom zijn er dus mensen die denken, omdat Hij ergens in de namiddag van de 14e werd geofferd, dat er iets verkeerds is. Neen! We hebben het antwoord hier in Genesis 15 voor ons staan; hier staat waarom Hij in de namiddag van de 14e werd geofferd in plaats van aan het begin van de 14e. Hier is dus het antwoord.

Net zoals het verbond der belofte met Abraham — waarover we hier in Genesis 14 en 15 lezen — werd gesloten door deze offerande die we Abraham hier zien brengen, zo voorziet ook het offer van Christus in het sluiten van het Nieuwe Verbond. Christus' offer moest — naar Gods besluit — in lijn liggen met het sluiten van het verbond der belofte met Abraham, niet met het Pascha. Het ligt qua tijd precies in lijn met Genesis 15.

Vers 12 zegt heel specifiek: "Toen de zon op het punt stond onder te gaan." Daarom vond deze offerande in Genesis 15, evenals Christus' offer, plaats in de namiddag. Wat gebeurde er heel laat in de namiddag bij Christus' kruisiging? Er viel een diepe duisternis. Hier in Genesis 15 viel er een diepe duisternis over Abraham. Bovendien viel er een grote angst op hem. Wat beeldt dat uit? Er zijn twee mogelijkheden.

Abraham kreeg door God een klein voorproefje te verwerken van de angst waarmee Christus te maken zou krijgen tijdens Zijn kruisiging en begrafenis. God joeg hem bijna een doodsangst op het lijf door een grote vrees in hem teweeg te brengen.

Het zou ook een voorloper van de duisternis en de aardbeving kunnen zijn, die tijdens Christus' kruisiging plaatsvonden.

Ik geef echter de voorkeur aan de eerste mogelijkheid, dat Abraham, als vader der gelovigen en de als nummer één vermelde voorvader van Jezus Christus, iets moest ervaren van waar Gods Zoon in het vlees zo'n vijftien- tot zeventienhonderd jaar later doorheen moest gaan.

Er is hier nog iets, iets dat niet zo erg opvallend is bij Christus' kruisiging. Abraham moest enige roofvogels wegjagen. Er staat dat toen die vogels op de dode dieren neerstreken, Abraham ze wegjoeg. Walgelijke vogels zijn in de bijbel het symbool van demonen. Dit geeft de indruk dat er een grote geestelijke veldslag plaatsvond, waarbij de demonen Christus beschimpten en belaagden, teneinde Hem zover te krijgen dat Hij opgaf terwijl Hij aan het kruis hing. We kunnen dat in enkele psalmen zien, waar staat dat iedereen Hem staat aan te gapen en Hem beschimpt.

Het waren niet alleen menselijke wezens. We kunnen begrijpen dat er ook demonen bij betrokken waren, die al het mogelijke deden Zijn moed en Zijn geestkracht te breken. Daarom moest ook Abraham daar iets van ervaren.

Er staat heel duidelijk dat God Jezus verliet. "Waarom hebt Gij Mij verlaten?" vraagt Christus, omdat Hij nu voor eerste keer in Zijn leven geheel en al alleen was; ook Abraham moest hier enigszins doorheen gaan — de grote angst en duisternis.

Waar brengt ons dat nu qua tijd? Het brengt ons aan het eind van de 14e. Misschien was een deel van die angst die Abraham moest ervaren, wel om zo te zeggen de vrees levend te worden begraven, in een graf te worden gelegd. Ik weet het niet. Er zijn dingen waarover we kunnen speculeren, maar dit is hier in de bijbel geplaatst, opdat wij zullen begrijpen waar Abraham doorheen ging en hoe dat parallel ligt aan waar Christus doorheen moest gaan. Het is zelfs een parallel in precies de dagen en precies de tijdstippen van de dag, terwijl de gebeurtenissen plaatsvonden.

Genesis 15:17 Toen de zon was ondergegaan, en er dikke duisternis was, ?

Het was nu donker. Welke tijd is dat? De Eerstgeborene, Christus, ligt in Zijn graf. Daarom zijn we qua tijd nu op 15 Abib. We zijn helemaal gekomen van ben ha arbayim, aan het begin van de 14e en zijn door al die gebeurtenissen, de een na de ander, van Genesis 15 heengegaan. En nu in vers 17 begint 15 Abib — de eerste dag der ongezuurde broden.

Of u het nu beseft of niet, ik zeg u, dat wat we hier in Genesis 15:17 zien, het officiële begin is van de nacht van waken [ook wel genoemd: De meest gedenkwaardige avond], niet Exodus 12, maar Genesis 15:17. Exodus 12 legt alleen maar één uitvoering vast van de eerste nacht van waken.

We gaan weer terug naar Exodus 12, naar vers 41.

Exodus 12:41 En na vierhonderd en dertig jaar, juist op de dag af, gingen al de legerscharen des HEREN uit het land Egypte.

Genesis 15:17 is het punt waar de periode van vierhonderd en dertig jaar begon. Die periode eindigde bij Exodus 12:41juist op de dag af. Dat was aan het begin van 15 Abib. Laten we dat opnieuw lezen.

Exodus 12:41 En na vierhonderd en dertig jaar, juist op de dag af, gingen al de legerscharen des HEREN uit het land Egypte.

Dan, aan het begin van vers 42, geeft God de officiële naam van het begin van de eerste dag der ongezuurde broden: "Het was een nacht van waken."

Exodus 12:42 Een nacht van waken was dit voor de HERE, om hen uit het land Egypte te leiden.

Het is beslist geen "dwaasheid van Armstrong", zoals sommige mensen het af en toe gewoon waren te noemen, waarmee ze hem beschimpten. Het is een nacht van heel grote betekenis voor de heilsgeschiedenis van Gods volk. De betekenis is dat, omdat de eerstgeborenen van de Egyptenaren gedood werden en omdat de nakomelingen van Abraham uit hun slavernij werden bevrijd en vrij waren uit Egypte te trekken, dat daarom de eerstgeborenen van Egypte een type werden van de Eerstgeborene, Jezus Christus — het offer voor onze zonden die ons tot slaaf van geestelijk Egypte maken. Er hebben al twee hoofdgebeurtenissen in de heilsgeschiedenis plaatsgevonden in de nacht van waken.

Laten we teruggaan naar Genesis 15.

Genesis 15:10, 17 Hij haalde die alle voor Hem, deelde ze middendoor en legde de stukken tegenover elkander, maar het gevogelte deelde hij niet. ? 17 Toen de zon was ondergegaan, en er dikke duisternis was, zie, een rokende oven met een vurige fakkel, welke tussen die stukken doorging.

In de tijd van Abraham werd een verbond af en toe gesloten door het voorbereiden van een offerande, deze in tweeën te snijden in precies twee gelijke helften. Daarna legden ze de stukken op de grond en degenen die het verbond sloten, moesten dan tussen de verdeelde dode lichamen doorlopen. Dit symboliseerde de ernst van hun bedoelingen met dit type verbond, omdat de verdeelde dode lichamen voorstelden wat er met hen zou gebeuren als zij hun eed niet hielden. Ze legden zich erop vast dat zij in tweeën gesneden zouden worden als ze hun woord zouden breken.

Niet ieder verbond werd op die manier gesloten, maar het was wel de manier waarop een heel belangrijk verbond werd gesloten. Ze stelden hun leven in de waagschaal. Als één van hen het verbond niet hield, dan was zijn leven het onderpand. Hij moest dat dan opgeven. Als ze er tussendoor waren gelopen, werden de dode lichamen verbrand, waarmee beider aanvaarding van het verbond werd gesymboliseerd.

Wat hier in dit geval interessant is, is dat we zien dat God de enige is die tussen de verdeelde dode lichamen doorgaat. Wat laat dit zien? Ten eerste Gods ernst met het nakomen van de verplichtingen van het verbond. Het laat ook zien dat God noch Abraham noch zijn nakomelingen aan dezelfde strenge eisen van het verbond hield als waaraan Hij Zichzelf hield. Deze belofte zou dus worden gehouden op basis van Gods genade en niet door het werk van de mens. Niemand kan aan de eisen van het verbond voldoen op basis van werken. Het is op basis van genade.

In vele gevallen in de bijbel wordt God door een rokende oven en een vurige fakkel gesymboliseerd. Specifiek in het Oude Testament laat God Zich vertegenwoordigen door het beeld van vuur: het brandende braambos; de vuurkolom in de woestijn. Het is heel goed denkbaar, dat terwijl Hij tussen de stukken doorging, het vuur ze verteerde. Dit bracht Zijn aanvaarding tot uiting. Het verbranden van de offerande met vuur duidt op "vuur uit de hemel", vanuit een onzichtbare bron. Whoem! Het kwam zomaar te voorschijn en veranderde het in een verkoolde massa. God heeft dat in het verleden meerdere malen gedaan. Toen de tabernakel werd gebouwd, stak God de eerste offerande aan. Toen de dienst der Levieten en het priesterschap van Aäron werden gewijd, ontstak God het offer; dat deed Hij ook hier. God verteerde het vanuit de hemel.

De 14e symboliseert dus het ratificeren van de belofte door een offerande en de 15e symboliseert wat er het resultaat van is, door het geven van een zichtbaar bewijs van Gods trouw terwijl de Israëlieten vrij het land uittrekken. Ziet u, Hij houdt Zijn belofte en hier is het bewijs.

Toen Israël Egypte verliet in de nacht van de 15e — de nacht van waken — markeerde dat het begin van de vervulling van de fysieke aspecten van die belofte. Er waren ras en genade. Abrahams nakomelingen verlieten Egypte met vele rijkdommen, net zoals de belofte had gezegd. Zo markeert Christus' offer het begin van de geestelijke vervulling.

Nu gaan we dit scenario combineren met de eerste vijf hoofdstukken uit het boek Jozua.

Jozua 5:10-12 Terwijl de Israëlieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, des avonds, in de vlakten van Jericho; 11 en zij aten, daags na het Pascha, van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroost koren, op dezelfde dag. 12 En het manna hield op, daags nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten. Dus hadden de Israëlieten geen manna meer, maar zij aten dat jaar van wat het land Kanaän opleverde.

Veel te veel mensen hebben alleen maar de gebeurtenissen hier in Jozua 5:10-12 gelezen, waarna ze een aannemelijk klinkende verklaring lezen en dan denken dat deze verklaring wel juist moet zijn. Maar die is niet juist. Er is hier veel meer aan de hand.

Ik heb verklaringen gelezen van sommige van de afsplitsingen die eigenlijk maar een paar paragrafen lang waren. Daarin legden ze uit hoe Pinksteren te tellen in die bijzondere jaren dat Pascha op een wekelijkse sabbat valt. Ik zeg u, dat die mensen hun gemeenten er geen goed mee hebben gedaan door met zulke korte uiteenzettingen te komen aanzetten.

Ik wil Richard Travers bedanken. Hij komt uit Clifton, Colorado, en hij hielp me een aantal verbanden te leggen die me erg hebben geholpen om deze gebeurtenissen, beginnend met Genesis 14, in volgorde te zetten. Hij maakte iets in me los, dat ik reeds wist, maar niet aan Jozua 5:10-12 had verbonden.

Haal u het land Kanaän voor de geest, of kijk naar een bijbelse kaart van Kanaän zoals het er uit zag toen de Israëlieten het vanuit het Sinaï-schiereiland naderden. Toen zij Kanaän, het beloofde land, naderden, kwamen ze vanuit het zuiden, omdat daar de Sinaï ligt. Die lag ten zuiden van Kanaän. Toen ze verder naar het noorden gingen en het land Moab bereikten, mochten ze daar niet doorheen trekken. De Moabieten waren verre verwanten van Israël. Ze waren neven van het Israëlitische volk. De Israëlieten maakten toen een scherpe bocht naar rechts en bogen ruwweg negentig graden af naar het oosten. Stel u maar een rondweg om een moderne stad voor.

Ze zitten dus op de rondweg en gaan naar het oosten. Toen ze ter hoogte van de oostelijke grens van Moab aankwamen, maakten ze een scherpe bocht naar links en gingen weer naar het noorden. Toen ze ter hoogte van de noordelijke grens van Moab aankwamen maakten ze weer een scherpe bocht naar links en gingen naar het westen. Toen ze die laatste bocht hadden gemaakt en naar het westen gingen, kwamen ze groepen Midianieten tegen en voerden ze oorlog tegen hen en ze versloegen ze allemaal.

Tegen de tijd dat ze de oostelijke oever van de Jordaan bereikten, waren ze al een heel eind binnen het oostelijke gedeelte van het beloofde land. Op dit punt benaderden de stammen Ruben, Gad en half Manasse Mozes om het land aan de oostelijke zijde aan hen toe te wijzen. Dat verzoek werd aanvaard onder voorwaarde dat hun legers met de rest van de Israëlieten zou meegaan totdat de westelijke zijde van het land was veroverd. Zij stemden daarmee in en hun vrouwen en kinderen begonnen zich dus aan de oostelijke zijde van de Jordaan te vestigen. U kunt dat allemaal vinden in Numeri 31 tot 33.

Aan het begin van dit gedeelte van de preek wil ik eerst naar Jozua 1 gaan om even in het kort te zien wat God van Jozua verlangde en wat Jozua op zijn beurt van de Israëlieten verlangde. Dit is belangrijk voor het goed begrijpen van de rest van het verhaal. In vers 7 spreekt God.

Jozua 1:7-8 Alleen, wees zeer sterk en moedig en handel nauwgezet overeenkomstig de gehele wet die mijn knecht Mozes u geboden heeft; wijk daarvan niet af naar rechts noch naar links, opdat gij voorspoedig zijt, overal waar gij gaat. 8 Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.

Laten we nu naar Jozua 8:35 gaan. De gebeurtenissen hier vonden plaats bij de berg Ebal en de berg Gerizzim. Hier herbevestigden ze het verbond.

Jozua 8:35 Er was geen woord van al hetgeen Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas aan de gehele gemeente van Israël en de vrouwen, de kinderen en de vreemdelingen, die met hen meegegaan waren.

Iedereen die daar was en het kon begrijpen, luisterde naar een preek van Jozua waarin hij de wet doornam en dit als een getuigenis aan de Israëlieten doorgaf.

Laten we nu naar Jozua 23:6-8 gaan. Jozua nadert het einde van zijn leven en zegt daar:

Jozua 23:6-8 Weest zeer standvastig in het onderhouden en volbrengen van alles wat geschreven staat in het wetboek van Mozes, opdat gij daarvan niet afwijkt naar rechts of links, 7 en u niet inlaat met deze volken, die nog bij u overgebleven zijn, de naam van hun goden niet belijdt of daarbij zweert, noch hen dient of u voor hen nederbuigt. 8 Maar de HERE, uw God, zult gij aanhangen, zoals gij tot op deze dag gedaan hebt.

Ik wil dat we allemaal zien, hoeveel ernst Jozua ermee maakt om acht te geven op de aansporing die God hem had gegeven, voordat ze zelfs maar de Jordaan naar de westelijke oever waren overgetrokken.

Laten we naar Jozua 1:10 gaan. We zullen nu weer een aantal stappen nemen die na elkaar in de tijd liggen, om te zien dat dit een parallel is aan wat we in Genesis 14 en Genesis 15 zagen en aan wat er bij Christus' kruisiging gebeurde. Het zijn ietwat andere gebeurtenissen, maar de tijdlijn is dezelfde.

Jozua 1:10-11 Toen beval Jozua de opzieners van het volk: 11 Gaat midden door de legerplaats en beveelt het volk aldus: bereidt u teerkost [voedsel], want binnen drie dagen zult gij de Jordaan hier overtrekken om bezit te gaan nemen van het land, dat de HERE, uw God, u tot een bezitting geven zal.

"Bereidt voedsel." Gemeente, waar kwam dit voedsel vandaan? Het kan geen manna zijn geweest, omdat manna niet bewaard kon worden. Ze moesten voedsel bereiden dat enige tijd bewaard kon worden. We kunnen speculeren. Het zou deels hebben kunnen bestaan uit vlees van geslachte dieren van de kudde die ze op hun reis door de woestijn bij zich hadden. Ik geloof niet dat we daar een discussie over zullen krijgen. Er zou wat vlees bij hebben kunnen zitten. Maar het zou ook het eerste beetje bewijs kunnen zijn dat de Israëlieten al oogstten en aten van de opbrengst van het land dat ze aan het veroveren waren. Welk land was dat? Het verslag zegt daar niets over. Het zou zeer zeker op dingen kunnen slaan van het beloofde land, omdat sommigen zich daar al aan de oostelijke zijde van de Jordaan aan het vestigen waren. Opnieuw, er wordt niets over gezegd, maar de vraag blijft.

Laten we nu naar Jozua 4 gaan. Dit is één van de punten die een rol speelt in de discussie over het garfoffer en wanneer dat plaatsvond.

Jozua 4:19 Het volk nu is uit de Jordaan opgeklommen op de tiende der eerste maand en zij legerden zich te Gilgal, aan de oostelijke grens van Jericho.

Dit vers geeft ons een aanwijzing over de datum. We naderen dezelfde serie dagen als in Genesis 14 en Genesis 15 en Exodus 12 en Christus' kruisiging. Jozua's bevel in Jozua 1:11 om voedsel te bereiden werd dus gegeven op 7 Abib, omdat ze in Jozua 4:19 zojuist de Jordaan waren overgestoken. Dat was de 10e dag. Wat gebeurde er op de 10e dag in Israël? Dat was de dag dat ze een lam uitzochten. In de serie gebeurtenissen voorafgaande aan Christus' kruisiging was de 10e dag de dag dat Hij Zijn triomfantelijke intocht in Jeruzalem maakte op de rug van een ezel. In zekere zin stak Hij toen Zijn eigen Jordaan over en het volk begon Hem aan te wijzen als het Lam dat zou worden geslacht.

Jozua 5:2-9 Te dien tijde zeide de HERE tot Jozua: Maak u stenen messen en besnijd de Israëlieten opnieuw, ten tweeden male. 3 Toen maakte Jozua zich stenen messen en hij besneed de Israëlieten op de Heuvel der voorhuiden. 4 Dit nu was de reden, waarom Jozua hen besneed: al het volk van het mannelijk geslacht, dat uit Egypte getrokken was, alle krijgslieden waren in de woestijn onderweg gestorven, nadat zij uit Egypte getrokken waren. 5 Want al het volk dat [uit Egypte] uitgetrokken was, was besneden geweest, maar al het volk dat geboren was in de woestijn onderweg na de uittocht uit Egypte, had men niet besneden. 6 Want veertig jaren zijn de Israëlieten door de woestijn getrokken, totdat het gehele volk omgekomen was, de krijgslieden, die uit Egypte getrokken waren, die naar de stem des HEREN niet gehoord hadden, aan wie de HERE gezworen had, dat Hij hun niet zou laten zien het land, waarvan de HERE hun vaderen gezworen had, dat Hij het ons geven zou, een land, overvloeiende van melk en honig. 7 Maar hun zonen heeft Hij in hun plaats gesteld; dezen heeft Jozua besneden, want zij waren onbesneden, omdat men hen onderweg niet besneden had. 8 Toen het gehele volk zich tot de laatste man toe had laten besnijden, bleven zij waar zij waren in de legerplaats, totdat zij hersteld waren. 9 En de HERE zeide tot Jozua: Heden heb Ik de smaad van Egypte van ulieden afgewenteld. Daarom noemt men die plaats Gilgal [dat betekent afgewenteld], tot op de huidige dag.

Hier krijgen we een handvat. Wanneer vond de besnijdenis plaats? Puur om logistieke redenen geloof ik (en dat is mijn eigen speculatie) dat dat op 11 Abib was, omdat het wel enige tijd kost om twee miljoen mensen de Jordaan te laten overtrekken. Toen ze eenmaal in het land waren, moesten ze zich enigszins verspreiden om een kamp op te zetten. Zij vestigden dat kamp in Gilgal, dat diverse kilometers ten westen van de Jordaan lag. Dus om logistieke redenen geloof ik dat de dag der besnijdenis minstens 11 Abib moet zijn geweest. Twee miljoen mensen of meer laten zich nu eenmaal niet zo snel verplaatsen.

De uitspraak over "afwentelen" in vers 9 is bijzonder intrigerend, omdat God hier officieel Israël's beschamende slavernij in Egypte van hen afwentelde — met andere woorden vergaf. Het stond hun nu vrij het land te beërven. We kunnen hier typen van zien van dingen die eerder gebeurden.

Herinnert u zich nog dat Mozes — na zijn veertig jarig verblijf bij Jetro — met zijn gezin op weg was naar Egypte? Wat gebeurde er onderweg? God hield hem tegen en dreigde Mozes te doden en Zippora nam snel een mes en besneed haar twee zonen.

Voordat Mozes God kon vertegenwoordigen, moesten zijn kinderen besneden worden. Hieruit kunnen we naar mijn mening opmaken dat Mozes besneden was, maar dat hij had nagelaten zijn eigen kinderen te besnijden. God zorgde er dus voor dat zij besneden werden.

Hier hebben we een herhaling daarvan. Voordat Israël God zelfs ook maar in het beloofde land kon vertegenwoordigen door ten strijde te trekken, vertegenwoordigde die besnijdenis een vorm van heiliging, het zette hen apart van de bevolking van het land. Een besneden, geheiligd leger zou God in de verovering van het land vertegenwoordigen.

Daarnaast stonden ze op het punt het Pascha te gaan vieren en Exodus 12 laat duidelijk zien dat men besneden moest zijn voordat men aan het Pascha kon deelnemen. Ze zijn nu dus gereed om aan het Pascha deel te nemen.

In het Nieuwe Testament is onze besnijdenis een besnijdenis van het hart. Het is het begin van het wegsnijden van de menselijke natuur, dat heiligt ons dan om God als Zijn getuigen en als Zijn zonen onder het Nieuwe Verbond te gaan vertegenwoordigen.

Zij die besneden werden, bleven in het kamp in Gilgal totdat ze genezen waren. Dit had geen invloed op het Pascha, omdat het Pascha toch een ritueel was dat thuis werd gehouden. We kunnen dat in Exodus 12 zien. Er is geen bewijs, absoluut geen enkel bewijs, dat God zorgde voor een wonderbaarlijke genezing van hen die besneden waren, aangezien Hij duidelijk zegt dat ze in het kamp bleven totdat ze genezen waren. De reden dat ik dit zeg, is dat sommigen in hun artikelen zeggen dat God hen op wonderbaarlijke manier genas. Dat voegen zij er aan toe. Het staat niet in de bijbel.

Er wordt niets specifieks gezegd over 12 en 13 Abib, maar die werden ongetwijfeld gebruikt om zich beter in Gilgal te vestigen, de plaatselijke gewassen te oogsten en het leeghalen van de plaatselijke voorraden van de opbrengst van het land in die omgeving. Verder vonden er ook nog de benodigde voorbereidingen plaats om het Pascha te houden.

Bedenk dat er nog steeds manna viel. Dan komen we bij Jozua 5:10-12 waar staat dat ze het Pascha hielden op de 14e dag van de maand, 's avonds, in de vlakten van Jericho.

Jozua 5:10 Terwijl de Israëlieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, des avonds, in de vlakten van Jericho;

Herinnert u zich de instructies uit Exodus 12 nog? Ze doodden de lammeren in de avondschemering direct na zonsondergang. Waar zitten we dan qua tijd op de dag? We staan dan pal aan het begin van de 14e, maar het was nog licht. Bedenk het volgende, dat alle Israëlieten tussen de veertig en zestig jaar oud, plus Jozua en Kaleb en hun gezinnen, het Pascha hadden meegemaakt, toen ze nog in Egypte waren. Zij wisten uit ervaring wat te doen. Daarnaast hadden ze ook nog de geschriften van Mozes om op terug te vallen. Daarom gingen ze, nadat de zon onder was, verder met het verbranden van alles wat er van de lammeren na het Pascha was overgebleven en, zoals daar wordt geboden, bleven ze tot de morgen in hun woningen.

We komen nu aan bij het morgendeel van de 14e. Wat deden ze tijdens het daglichtdeel van de 14e? Gewoon, wat ook wij doen op het daglichtdeel van de 14e. Wat hebt u gedaan? U bereidde dingen voor voor de 15e. U bereidde dingen voor voor de nacht van waken en het houden van de eerste dag der ongezuurde broden. De Israëlieten deden dat ongetwijfeld ook. Ze waren bezig met de laatste voorbereidingen daarvoor. Maar bedenk dat de Paschadag, de 14e, een voorbereidingsdag is en dat er daarom ook op die dag manna viel.

We moeten even Exodus 16:25-30 raadplegen, omdat daar instructies staan met betrekking tot het manna.

Exodus 16:25-30 Voorts zeide Mozes: Eet dit vandaag, want heden is het sabbat voor de HERE, vandaag zult gij het niet vinden op het veld. 26 Zes dagen zult gij het verzamelen, maar op de zevende dag is het sabbat; dan is het er niet. 27 Toen er dan ook van het volk op de zevende dag heengingen om wat te verzamelen, vonden zij het niet. 28 Daarom zeide de HERE tot Mozes: Hoelang weigert gij Mijn geboden en wetten te onderhouden? 29 Bedenkt, dat de HERE u de sabbat gegeven heeft; daarom geeft Hij u op de zesde dag brood voor twee dagen. Ieder moet op zijn plaats blijven; niemand mag zijn plaats op de zevende dag verlaten [om manna te zoeken]. 30 Toen rustte het volk op de zevende dag.

We staan nu voor een keus met betrekking tot wat er in Jozua 5 gebeurde. Viel er manna op de jaarlijkse feestdag — de 15e? De jaarlijkse feestdagen zijn sabbatten. Ze worden niet specifiek in Exodus 16 genoemd, maar per slot van rekening zijn het sabbatten en daarom zijn er op die dagen heilige samenroepingen. Ik geloof dat we in Exodus 16 een principe zien waaruit we kunnen opmaken dat er op geen enkele sabbat manna werd gegeven. Er werden op de voorbereidingsdag dubbele porties gegeven en het manna bedierf niet op een sabbatdag, of het nu een wekelijkse of jaarlijkse sabbat was.

Ik geloof dat God voor elke heilige samenroeping op dezelfde manier dezelfde zorg heeft om een getuigenis aan Zijn volk te geven, zodat er voor hen geen excuus zou zijn om te weten dat het een sabbat was. Daarom werd er op de 14e een dubbele portie gegeven. De dag eindigde en de 15e, de eerste dag der ongezuurde broden, begint. Wanneer begint de 15e? Die begint bij zonsondergang. Zonsondergang tussen de 14e en 15e is het begin van de nacht van waken. Qua tijd op de dag komt dit overeen met Genesis 15:17 en Exodus 12:40-42. Die twee liggen op de dag af precies vierhonderd en dertig jaar uit elkaar. En nu precies veertig jaar, op de dag af, na de uittocht uit Egypte, zijn Abrahams nakomelingen in Jozua 5 in het land aangekomen en houden de nacht van waken.

Let nu op wat er in Jozua 5:11 staat.

Jozua 5:11 en zij aten, daags na het Pascha, van de opbrengst van het land, ongezuurde broden [Waarom aten ze ongezuurde broden? Omdat dat hun geboden was. "Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten."] en geroost koren, op dezelfde dag.

Dit was op dezelfde dag als veertig jaar geleden! Waarom wordt dat gebruikt? "Dezelfde dag" wordt gebruikt om in Exodus 12:40-42 de aandacht te vestigen op de nacht van waken — de nacht die Gods trouw aan Zijn verbond met Abraham in herinnering brengt, en Christus' kruisiging en begrafenis voor onze zonden, en dus Israëls bevrijding van hun fysieke slavernij, en onze bevrijding vanuit onze geestelijke slavernij in deze wereld..

Begrijp dat de woorden "daags na" hier in Jozua 5:10-12 gewoon naar de volgende dag verwijzen, niet naar het daglichtdeel van dezelfde dag. De volgende dag begon met zonsondergang en dat is wanneer de nacht van waken wordt gehouden. Het houden van de nacht van waken is het begin van de dagen der ongezuurde broden. Het wordt duidelijk in Exodus 12:40-42 geboden dat de kinderen Israëls — de kinderen van Abraham — de nacht van waken moeten onderhouden. Voor deze groep mensen in Jozua 5 was die bewuste avond nog maar veertig jaar geleden. Dat was wat ze toen onderhielden — de nacht van waken — en dat is wat wij deze avond zullen gaan houden.

Is het sluiten van het verbond met Abraham en het uittrekken van de kinderen Israëls uit Egypte precies op de dag af vierhonderd en dertig jaar daarna niet een verdere bevestiging van Gods trouw?

Deze dingen die ik u heb gezegd, zijn waar. En tot op dit moment, in Jozua 5:10-12, zijn deze gebeurtenissen de meest belangrijke dingen die ooit op 15 Abib plaatsvonden. Ze vonden 's nachts plaats en ze moeten 's nachts als de 15e begint worden gehouden. Dat is vierentwintig uur na het begin van het houden van het Pascha op de avond daarvoor en minder dan vierentwintig uur na het einde van het houden van het Pascha op de morgen van de 14e. Ze aten dus reeds ongezuurde brood aan het begin van de 15e. Waar kwam dat vandaan? Dat kwam van het graan van het land. Ze hadden nog geen boerderijen. Het ongezuurde brood kwam vanuit het beloofde land.

Nu komen we tot de kern van de zaak. Dit is een preek die u thuis beslist nog eens nader moet bestuderen om wat precieser inzicht te krijgen in al die verschillende tijdstippen. Misschien moet u wel een schematisch overzicht maken om het beeld helder te krijgen.

Gemeente, als Israël al een garfoffer bracht, vertel me dan alstublieft wanneer ze dat deden. Jozua 5:11 zegt dat de Israëlieten van de opbrengst van het land aten op de dag na het Pascha. Op basis van de tijdlijn heb ik u laten zien, dat ze het aten vanaf het moment dat die dag begon, omdat zij en wij geboden zijn de nacht van waken te houden; dat is ook het moment waarop het eten van ongezuurde brood moet beginnen.

De Worldwide Church of God en diverse afsplitsingen beweren, dat het garfoffer werd gebracht tijdens het daglicht deel van de 15e. Wacht dan eens even! Ik maak u duidelijk dat ze ongezuurd brood aten toen de nacht van waken begon. Hun was bevolen het nachtdeel van de 15e te onderhouden. Dat is vóór het daglicht deel van de 15e. En ze ONDERHIELDEN die avond, omdat het een gedachtenis was van hun uittocht uit Egypte precies op de dag af veertig jaar geleden, maar ook omdat de nacht van waken de herdenkingsdag is van Gods sluiten van het verbond! 15 Abib richt zich op de nacht van waken, niet op het daglichtdeel, maar op de NACHT!

Als Israël de garf had bewogen tijdens het daglichtdeel van de 14e, die de dag van Pascha is en volgens het Worldwide Church of God scenario een wekelijkse sabbat, waarom maakt Jozua 5 daar dan geen melding van, daar het het allereerste garfoffer zou zijn dat ooit werd gebracht. Maar het wordt NIET genoemd, omdat ze het niet brachten. Ze moesten het niet brengen. Ze konden dat niet doen in overeenstemming met de wet. Jozua kon lezen en hij begreep wat God door Mozes had gezegd over de vereisten voor het garfoffer.

Hier volgt waarom:

De 15e is een sabbat en Leviticus 23:11 verbiedt duidelijk het brengen van het garfoffer op een sabbat. Daar staat dat het bewogen moet worden op de dag na een sabbat.

Het wordt niet genoemd omdat deze specifieke sabbat, volgens het Worldwide Church of God scenario, de Paschadag zou zijn geweest en Pascha, al wordt het in het evangelie van Lucas ook de eerste der ongezuurde broden genoemd, maakt schriftuurlijk geen deel uit van de dagen der ongezuurde broden en kwalificeert niet als de dag voorafgaande aan de dag waarop begonnen moet worden voor Pinksteren te tellen.

Het word niet genoemd, omdat ze absoluut geen garf konden bewegen, omdat er geen graan was dat volgens de wet als offer kon worden gebruikt. Het graan moest komen vanuit zaad dat zij hadden gezaaid. De vereisten voor alle offeranden vermelden specifiek dat er geen offeranden mochten worden gegeven vanuit de hand van een vreemdeling. Het moest worden gebracht door een besneden persoon — iemand die het verbond met God had gesloten.

Ik wil dit op het belachelijke af duidelijk maken. Stel u voor dat u een schaap had dat u wilde offeren als brandoffer en dat schaap zag er in alle opzichten goed uit, behalve voor wat betreft één ding. Het had slechts drie poten.

Was dat volgens de vereisten vastgelegd in Exodus en Leviticus een acceptabel offer? Absoluut niet! Waarom? Omdat het niet gaaf was. Waarom moesten die offeranden en het garfoffer volledig gaaf zijn? Omdat ze de zondeloze Christus symboliseerden, die afstamde van Abraham door Isaak, Jakob, Juda en David — die ALLEMAAL het verbond met God hadden gesloten. De vreemdeling had geen verbond met God gesloten en het ware Garfoffer, Christus, kon door niets worden vertegenwoordigd dan door hetgeen kwam uit de hand van het verbondsvolk Israël.

De Israëlieten in Jozua konden niet voldoen aan drie van de vereisten voor het garfoffer.

Het wordt niet genoemd, omdat Deuteronomium 12 het brengen van de vereiste dierlijke offers die moesten samengaan met het garfoffer, specifiek verbiedt totdat Israël vrede had in het land en de tabernakel en het koperen altaar waren opgebouwd in de plaats waar God Zijn naam had gevestigd. Aan die conditie kon pas zeven jaar later worden voldaan.

Het garfoffer is ook geen offer dat samenhang heeft met de dagen der ongezuurde broden. Het is een offerande die samengaat met Pinksteren. Zowel het garfoffer als Pinksteren zelf symboliseren een oogst. De dagen der ongezuurde broden beginnen door uiting te geven aan symbolen van Gods trouw aan Zijn belofte, maar als we door de dagen der ongezuurde broden heengaan verandert de symboliek snel in het uitkomen uit de zonde om aan ons deel van het verbond te voldoen. De dagen der ongezuurde broden voorzien voor wat betreft Pinksteren slechts in een steunpunt om met tellen te beginnen.

Er zijn mensen die beweren dat het garfoffer tijdens de dagen der ongezuurde broden moet worden gebracht om te voldoen aan Gods plan van zevenduizend jaar, wat volgens hen door de dagen der ongezuurde broden wordt uitgebeeld. Maar die redenering deugt niet, er zit een ernstige fout in die redenering.

Laten we Openbaring 20:5 opslaan. Wordt Jezus niet verondersteld aan het einde van de zesduizend jaar terug te keren, en is er daarna niet het millennium — de laatste periode van duizend jaar van Gods plan die in Openbaring 20:5 begint?

Openbaring 20:5, 7 De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. ? 7 En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten,

De duizend jaren zijn tot een einde gekomen. Wat gebeurt er dan? De tweede opstanding! En hoe lang duurt het oordeel na de tweede opstanding? Naar ons beste weten is dat ongeveer honderd jaar. Daardoor gaat Gods plan al zo'n zevenduizend plus honderd jaar in beslag nemen, niet zevenduizend. En pas nadat die zevenduizend jaar voorbij zijn zal de overgrote meerderheid van de mensheid behoud aangeboden krijgen en geoordeeld worden naar hun werken. Dat past niet bij de theorie van de mensen die beweren dat Gods plan tot zevenduizend jaar beperkt is en symbolisch door één kalenderweek wordt weergegeven en dat daarom het garfoffer binnen die ene specifieke week moet vallen.

In tegendeel, als het garfoffer af en toe buiten de dagen der ongezuurde broden valt, laat dat juist zien dat Gods plan om de mensheid te oogsten langer duurt dan zevenduizend jaar en hoop op behoud biedt aan de gehele mensheid.

Er zijn mensen die zeggen, dat we om het op de juiste manier te doen, precies moeten navolgen wat er met Christus gebeurde in de week dat Hij werd gekruisigd. Ook in dat denken zitten fouten.

Moeten we dan in alles Jezus exact navolgen? Denk eens over het volgende. In Johannes 7 staat duidelijk dat Jezus pas op het midden van het loofhuttenfeest naar Jeruzalem ging. Betekent dat dat ook wij ieder jaar opnieuw moeten wachten om naar het loofhuttenfeest te gaan tot het al half voorbij is? Dat is toch belachelijk!

Weer terug naar het garfoffer. Welke symboliek komt er tot uiting in Christus' dood, begrafenis, opstanding en het op zondag aanvaarden van het garfoffer?

  • Zijn aanvaarding als het garfoffer vond op zondag plaats.
  • De sabbat die daaraan voorafging, viel ook binnen de dagen der ongezuurde broden.
  • Die zondag was geen heilige dag sabbat.
  • Hij lag drie volle dagen en volle nachten in het graf.
  • In de loop van de vierde dag werd Hij voor God bewogen.

Kunnen we elk willekeurig deel van de symboliek dat niet van toepassing is er uit gooien? Denk daar eens over na. Kunnen we, in het licht van de kalender en het feit dat Pascha kan vallen op maandag, woensdag, vrijdag of sabbat, zeggen dat er ieder jaar opnieuw consequent aan iedere symbolische kwalificatie kan worden voldaan? Onmogelijk!

Ik deed een beetje onderzoek. Tussen 1901 en 2000 viel Pascha slechts in 30% van de gevallen op woensdag. Dat betekent dat in 70% van de gevallen de preciese manier waarop alles gebeurde in de week dat Christus stierf, werd begraven, werd opgewekt en voor God werd gebracht, niet kan worden nagedaan. Proberen de symboliek aan te passen om af te dwingen dat het garfoffer binnen de dagen der ongezuurde broden valt, is het streven van een dwaas. Dat gaat niet! Dat is onmogelijk! Symboliek is geen wet. Symboliek is een interpretatie en kan sterk variëren, terwijl wet constant is; daarom is Leviticus 23:11 een wet.

Gemeente, het huidige standpunt van hen die geloven dat het garfoffer altijd binnen de dagen der ongezuurde broden moet worden gebracht, is ten enenmale verkeerd! Hun gehele scenario is gebaseerd op veronderstellingen die door de Schrift bewezen worden onjuist te zijn. Er staat absoluut niets in Genesis 14 en 15, Exodus 12, Leviticus 23, of Jozua 5, of de verslagen in de evangeliën van Christus' kruisiging en begrafenis, dat duidt op een Pascha dat op sabbat valt. Dat is de basisveronderstelling van hen die achter het scenario van de Worldwide Church of God staan. Het heeft geen bijbelse basis.

Jozua volgde strikt de wet zoals God hem sterk aanspoorde te doen. Jozua 5 kan absoluut niet worden gebruikt om een scenario op te stellen waarin Pascha op sabbat valt, wat door de Worldwide Church of God en diverse afsplitsingen wordt gedaan. Het brengen van het garfoffer op de eerste dag der ongezuurde broden kan in het geheel niet op de bijbel worden gebaseerd. Het is alleen maar een veronderstelling.

Als ik mag gissen, dan zou ik suggereren — en dit is alleen maar een suggestie — dat die drie gebeurtenissen (in Genesis 14 en 15, Exodus 12 en Jozua 5) precies dezelfde opeenvolging van dagen hadden als er was tijdens Christus' kruisiging, waarbij Pascha op woensdag viel. In alle vier gevallen viel Pascha (mijn suggestie) dus op woensdag.

Ongeacht of mijn suggestie juist is, de Church of the Great God telt Pinksteren op de juiste manier. Pinksteren valt dit jaar niet op 27 mei, maar op 3 juni. Houdt het dus vol vertrouwen op die datum als die aanbreekt.



Loading recommendations...