Feast: De vreze des Heren (Deel 4)

#9814NL

Given 12-Oct-98

description: (hide)

In dit laatste deel van de serie over "De vreze des Heren" waarschuwt John Ritenbaugh ons dat we voorzichtig moeten zijn opdat we niet bedrogen worden te denken dat uitgesteld oordeel terwijl we doorgaan te zondigen, betekent dat God die zonde accepteert. Uitgesteld oordeel betekent niet dat er geen oordeel komt. We zullen absoluut oogsten wat we zaaien. Het is uiterst noodzakelijk dat we ons hoeden voor naïviteit, onvolwassenheid, onwetendheid, zorgeloosheid en onachtzaamheid in het omgaan met Gods woord. Geestelijk is vrees de eerste verdedigingslinie, die ons ervan weerhoudt Gods naam te ontheiligen, waardoor het beeld van de Heer bezoedeld zou worden; deze vrees beschermt ons ook tegen pijn en/of dood. Als we iets kostbaar achten, zullen we het behoeden en met ons leven beschermen. Anders dan het verdraaide concept van genade dat veel protestantse denominaties leren, bevordert echte genade de juiste soort vrees en respect voor God, en dient dan als de essentie en kracht achter een leven van gehoorzaamheid. De vreze des Heren is (overeenkomstig het principe van wederkerigheid) de sleutel tot Gods zegen.


transcript:

De vorige preek in deze serie handelde over één van de dramatische en gewelddadige oordelen van God aan de beginperiode van de nieuwtestamentische kerk, namelijk de terechtstelling van Ananias en Saffira. Hun dood had een ijzingwekkende overeenkomst met die van Nadab en Abihu. Deze laatsten stonden natuurlijk onder het Oude Verbond. Maar het duidt erop dat er Eén was Die beide oordelen uitvoerde overeenkomstig gelijksoortige principes.

We zagen ook dat er een genadige reden is, waarom Hij niet over iedereen op precies dezelfde manier het oordeel velt.

Een oordeel hangt ongetwijfeld af van een aantal factoren, maar de mate en de nabijheid van blootstelling aan de heerlijkheid van God speelt een hoofdrol. Bedenk hoe geduldig God was in de dagen van Eli en zijn zonen, Chofni en Pinechas. Er staat dan ook in:

1 Samuël 3:1 De jonge Samuël was in de dienst des HEREN onder toezicht van Eli. Nu was in die dagen het woord des HEREN schaars; gezichten waren niet talrijk.

Bovendien staat er ook nog dat het gezichtsvermogen van Eli slecht was. Ik ben van mening dat dat duidt op tweeërlei uitleg. De ene dat zijn ogen letterlijk slecht waren, zodat hij bijna blind was, en de tweede dat hij zijn geestelijk bevattingsvermogen stapje voor stapje verloor, waardoor hij zijn zonen niet de leiding kon geven die zij nodig hadden. God wachtte dus geduldig voordat Hij het oordeel aan deze twee mannen voltrok.

Uit deze omstandigheden kunnen we een principe afleiden. Jezus zei: "Wie veel is gegeven, van hem zal veel worden gevraagd." Daarom werden zij aan wie veel was gegeven en die er daarna — vlak na de openbaring van Gods heerlijkheid — een potje van maakten, zoals Ananias en Saffira, of Nadab en Abihu, zonder pardon terechtgesteld, omdat zij getuige waren geweest van een indrukwekkende openbaring van Gods heerlijkheid. Voor Nadab en Abihu was die openbaring dat God de tabernakel met Zijn aanwezigheid vervulde. Voor Ananias en Saffira bestond die openbaring uit de gebeurtenissen op Pinksteren, toen God Zijn geestelijke tempel vulde met Zijn Heilige Geest en Zijn woning in Zijn mensen betrok.

We zagen dat principe ook in:

Prediker 8:10-12 Eveneens zag ik, hoe goddelozen begraven werden en (de rust) ingingen, terwijl zij die recht gehandeld hadden, van de heilige plaats moesten weggaan en in de stad vergeten werden. Ook dit is ijdelheid. 11 Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen, 12 daar een zondaar honderdmaal kwaad doet en toch lang leeft. Nochtans weet ik, dat het de godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen.

Ik las die verzen ook uit Het Boek, een paraphrase, waar Salomo dit op heel eenvoudige wijze neerschreef, heel gemakkelijk te begrijpen.

Prediker 8:10-12 (Het Boek) Ik heb gezien hoe goddeloze mensen eervol werden begraven en zij, die keurig leefden, de heilige stad Jeruzalem moesten verlaten en in de stad vergeten werden. 11 Een onmogelijke zaak! Omdat God zondaars niet onmiddellijk straft, denken vele mensen dat zij rustig kwaad kunnen doen. 12 Maar ook al blijft een mens, na honderd keer te hebben gezondigd, gewoon leven, toch weet ik heel goed dat zij die God vrezen beter af zijn.

Omdat God met ons niet zo zichtbaar en dramatisch oordeelt als met hen, moeten we voorzichtig zijn, dat we onszelf niet bedriegen door te denken dat het oordeel is uitgesteld, terwijl we doorgaan met zondigen en dat God daarom blijkbaar onze zonden accepteert. We moeten altijd in gedachten houden dat uitgesteld oordeel niet betekent dat er geen oordeel komt.

Zo zien we een andere duidelijk geformuleerde uitspraak in Galaten 6, vers 7, waar Paulus schrijft:

Galaten 6:7 Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.

Dat zijn principes die we allemaal heel goed begrijpen, maar toch is het voor de menselijke natuur zo gemakkelijk om in een bepaald patroon te vervallen en te denken, dat God dat heeft geaccepteerd ongeacht wat Hij doet.

Het is interessant om te beseffen dat het woord dat is vertaald met "spotten" meer een synoniem is van het woord beetnemen of te slim af zijn.

Dwaalt niet. U kunt God niet beetnemen of te slim af zijn!

Ik maak me niet bezorgd dat u probeert God beet te nemen of te slim af te zijn. Ik denk niet dat dat uw bedoeling is. Maar ik wil dat we ons van dat principe bewust zijn, omdat ik bang ben, dat we misschien naïef, onvolwassen, onwetend, onzorgvuldig en onachtzaam zijn in onze omgang met Gods Woord. We zouden een oordeel over onszelf kunnen afroepen, als we onzorgvuldig of onachtzaam het idee gaan koesteren, dat we op enigerlei manier door God zijn geaccepteerd, omdat Hij niet duchtig tegen ons tekeer gaat.

Paulus zegt hier dat het loon der zonde nog steeds de dood is, God is nog steeds aan het oordelen. Hij is echter vreselijk geduldig met ons en werkt onvermoeibaar aan ons om ons meer en meer op Hemzelf te doen gelijken, zodat er vrede en eenheid tussen ons kan zijn.

Aan het begin van de vorige preek lazen we Spreuken 8, het begin van vers 13, waar staat:

Spreuken 8:13 De vreze des HEREN is het kwade te haten.

Laten we nu naar Spreuken 3, vers 7, gaan. Ik zal u een aantal andere verzen laten zien, die dat ondersteunen door in feite hetzelfde principe onder woorden te brengen. Dit is een vaak toegepast principe in de Bijbel.

Spreuken 3:7 Wees niet wijs in eigen ogen, vrees de HERE en wijk van het kwaad.

Spreuken 16:6 Door liefde en trouw wordt de ongerechtigheid verzoend, door de vreze des HEREN wijkt men van het kwaad.

We zagen dat de vreze des Heren in Spreuken 8:13a als een eenvoudig principe werd weergegeven. Op ongeveer dezelfde manier worden liefde en zonde in 1 Johannes 3:4 en 1 Johannes 5:3 onder woorden gebracht. Maar net als liefde en zonde toch iets ingewikkelder zijn dan 1 Johannes onder woorden brengt, zo is het ook met de vrees voor God. Er is iets in de vrees voor God dat verder gaat dan elke uitdrukking daarvan. De beste vorm die ik kan bedenken is, dat de vrees voor God altijd samengaat met een onrustig makende spanning. Door die spanning voelen we ons niet helemaal op ons gemak.

Deze eenvoudige uitdrukkingen brengen alleen maar onder woorden wat er uiteindelijk gebeurt, omdat men lief heeft, zondigt of God vreest. Of men houdt de geboden, overtreedt de geboden, of wijkt van het kwade. Maar in het werkelijke leven van alledag ontdekken we, dat voornamelijk door onze menselijke natuur, liefde, zonde en het kwade haten — zelfs het kwade definiëren — een zaak wordt van duizenden nuances.

Bijvoorbeeld president Clinton vraagt: "Wat bedoelt u met 'alleen'?" Of: "Laten we 'is' definiëren. Wat bedoelt u met 'is'?"

Zo werkt de geest van de mens om die spanning kwijt te raken en zich behaaglijk te voelen, door het op een manier te definiëren die de mens in een bepaalde mate het gevoel geeft, dat hij goed doet terwijl hij kwaad doet.

De hele wereld redeneert op deze manier. Maar waar het ons in het bijzonder om gaat is Israël en natuurlijk de Kerk van God.

De boodschap die ik op de openingsavond had willen geven, was bedoeld om met grote stappen door Jesaja 1, 2 en 3 te gaan. Laten we nu naar Jesaja 2 gaan.

(Hebt u opgemerkt hoeveel aanhalingen er uit het boek Jesaja zijn geweest op dit Feest? Ik weet niet of dat een bepaalde betekenis heeft, maar er zijn heel veel aanhalingen uit Jesaja geweest.)

Ik wil iets uit dit hoofdstuk aanhalen, omdat dit hoofdstuk bekend staat om wat God zegt te gaan doen omwille van de zonden van Israël. We beginnen in Jesaja 2, vers 17:

Jesaja 2:17 Dan wordt de verwatenheid der mensen neergebogen en de trots der mannen vernederd, en de HERE alleen is te dien dage verheven.

Dit verwijst naar de Dag des Heren en de tijd na de Dag des Heren.

Jesaja 2:18 En de afgoden zullen volkomen verdwijnen.

Waarom hebben we voor onze bekering een verkeerd idee van God? Omdat God ons is onderwezen op basis van menselijke tradities! Maar God zegt: "Wie is gelijk aan God? Met wie wilt u Mij vergelijken?" We moeten de vrees voor God aanleren. Dat begint niet totdat Hij Zichzelf aan ons openbaart. Dan kunnen we beginnen Zijn Geest en Zijn wil te begrijpen op een manier die voor die tijd niet mogelijk was. Alle afgoden zullen dan langzaam maar zeker uit ons leven worden verwijderd — één tegelijk, of soms een heel stel tegelijk — de afgoden die een juist begrip van God in de weg staan. Daar heeft Hij het hier over — de menselijke afgoden vernietigen; dat kunnen steden zijn, of technologie of zelfs de mens zelf. Daarom zegt Hij in de verzen 19 tot 21:

Jesaja 2:19-20 Dan kruipt men in de spelonken der rotsen en in de holen van de grond voor de verschrikking des HEREN en voor de luister zijner majesteit, wanneer Hij opstaat om de aarde te verschrikken. 20 Te dien dage zal de mens zijn zilveren en gouden afgoden, die hij zich gemaakt had om zich daarvoor neer te buigen, ...

Let erop hoe specifiek dit is: "... om zich daarvoor ..." Iedere afgod die we hebben gemaakt door de tradities van de mens, moet verdwijnen uit ons leven, voordat we een juist concept kunnen hebben van God en voordat de vrees voor God juist zal zijn en volledig in harmonie met wat Hij wil.

Jesaja 2:20-21 ... om zich daarvoor neer te buigen, voor de ratten en de vleermuizen werpen, 21 bij zijn vlucht in de rotsholten en in de bergspleten vanwege de verschrikking des HEREN en de luister zijner majesteit, wanneer Hij opstaat om de aarde te verschrikken.

Hij wil dat we Hem vrezen, Hem alleen. Hij zal die vrees in ons tot stand brengen door wat daartoe dan ook maar nodig is. Als Hij ons moet bang maken tot ons haar wit wordt en we sidderend op de grond liggen, dan zal Hij dat doen! Als ik het over "wij" heb, bedoel ik "u en mij", Zijn kinderen.

Hij wil ons niet echt in zo'n positie brengen, maar Hij is in staat ons in zo'n positie te brengen. Hij illustreert hier, dat Hij dit de wereld gaat aandoen om de wereld zo ver te krijgen, dat ze Hem gaat vrezen. Wij zijn allemaal bang voor pijn! We krimpen ervoor ineen! Daardoor trekt God onze aandacht! Het komt eraan. Eerst de verdrukking, daarna zal Hij de aarde verschrikkelijk laten schudden, op en neer laten bewegen.

Kijk eens naar Jesaja 59. Daar wordt iets van hetzelfde principe aan de orde gesteld. Dit is in het bijzonder van belang, omdat het iets is dat voornamelijk op de leiders van Israël is gericht. Misschien is het alleen maar gericht op de hoogste regeringsinstanties — het instrument om "gerechtigheid" in de Verenigde Staten tot stand te brengen — het rechterlijke apparaat. Hij zegt daar in de verzen 4 tot 8 en 16 tot 19:

Jesaja 59:4 Er is niemand die een gegronde aanklacht indient, en niemand die naar waarheid richt; zij vertrouwen op ijdelheid, spreken valsheid, gaan zwanger van moeite...

Denk eens aan onze huidige president. Tenminste zeven maanden is hij al bezig een web van leugens te spinnen, zodat hij niet openlijk voor het publiek zal behoeven toe te geven dat hij ze heeft voorgelogen.

Jesaja 59:4-5 ... en baren onheil 5 Zij broeden eieren van giftige slangen uit ...

Dit hele gebeuren zal nadelig voor hem zijn, alhoewel ik persoonlijk geloof dat hij het zal overleven. Maar God is nog niet gereed met Zijn oordeel. Ik geloof, dat deze man deze positie bekleedt om iets van Gods wil uit te voeren en hij vernietigt op zeer bekwame manier het laatste restje van vertrouwen, dat de mensen misschien nog in de regering hadden.

Jesaja 59:5 Zij broeden eieren van giftige slangen uit en weven spinnewebben.

U weet wat er gebeurt met een insect dat in een web terecht komt. Het komt er helemaal in vast te zitten en raakt geheel verstrikt, het kan er niet meer uitkomen en dan wordt het door de spin gedood.

Jesaja 59:5-8 Wie van hun eieren eet, zal sterven; als er een ingedrukt wordt, berst er een adder uit. 6 Hun webben deugen niet tot kleding, en met hun maaksels kunnen zij zich niet bedekken; hun maaksels zijn maaksels van boosheid, en gewelddaden zijn in hun handen. 7 Hun voeten snellen naar het kwade en haasten zich om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn onheilsgedachten, verwoesting en verderf zijn op hun wegen. 8 De weg des vredes kennen zij niet, en er is geen recht in hun sporen; zij gaan langs kronkelpaden; niemand die ze betreedt, kent vrede.

Nu verder in vers 16:

Jesaja 59:16-19 Hij zag, dat er niemand was [Er waren geen leiders waarop men kon bouwen.], en Hij ontzette Zich, omdat niemand tussenbeide trad. Toen bracht zijn arm Hem hulp en zijn gerechtigheid ondersteunde Hem; 17 Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des heils was op zijn hoofd; Hij bekleedde Zich met wraak als met een gewaad en Hij hulde Zich in ijver als in een mantel. 18 Naar de daden zal Hij vergelden [Hier is weer wederkerigheid aan het werk!]: grimmigheid aan zijn tegenstanders, vergelding aan zijn vijanden; aan de kustlanden zal Hij vergelding doen. 19 En men zal vanwaar de zon ondergaat de naam des HEREN vrezen en vanwaar zij opgaat zijn heerlijkheid, want Hij komt als een onstuimige rivier, door de adem des HEREN voortgezweept.

De strekking van deze verzen is heel duidelijk. God zal tegen deze mensen gaan optreden, omdat ze Hem niet vrezen. Dan zullen ze Hem gaan vrezen. Als ze Hem vreesden, zouden ze God niet op die manier bejegenen.

Waar wij het over hebben met betrekking tot de vreze des Heren, loopt van enerzijds pure afschrikking tot anderzijds een diepe, blijvende en met respect vervulde verering. Het proces of de verandering van het ene uiterste naar het andere is hetzelfde als de verandering in houding van een vijftienjarige jegens zijn ouders. Hij denkt dat ze de domste mensen zijn die er bestaan. Ze zijn ouderwets. Ze weten niet van de hoed en de rand. Het bestaat niet dat zij over wijsheid beschikken. Ze zij niet helemaal goedsnik. Ze weten niet wat er zich allemaal afspeelt. Ze zijn niet modern! Ze zijn niet bij de tijd. Ze dragen ouderwetse kleding. Hun ogen zijn niet meer zo scherp. Ze zijn nogal onbeholpen in alles wat ze doen. Bovenal is hun denken helemaal uit de pas met deze tijd. Maar tegen de tijd dat ze zo'n 25 jaar oud zijn, is het geheel anders. Hun ouders zijn bijdehand geworden. Ook wijs en verstandig. De ouders zijn niet zoveel veranderd. Het kind is gegroeid in zijn vrees, zijn respect voor zijn ouders. Ziet u, de ervaring heeft hem zijn lesje geleerd en hij begint te beseffen dat het advies en de raad — de wijsheid — die zij gaven toen hij vijftien was, eigenlijk gewoon gezond verstand was en dat hij het eigenlijk had moeten opvolgen. Op deze manier gaan wij ook met God om.

Dus deze vrees zal niet altijd hetzelfde zijn, maar deze zal altijd gepaard gaan met een zekere mate van spanning.

Of deze vrees nu de vorm van afschrikking heeft, of een diepe, blijvende verering — wat dan ook de interpretatie onder de gegeven omstandigheden mag zijn — ze is de eerste verdedigingslinie. Ze weerhoudt ons ervan Gods naam te ontheiligen, het beeld van de kerk te schaden en ze beschermt ons tegen pijn en dood. Ze maakt het mogelijk dat geloof, hoop en liefde tot volledige ontwikkeling komen.

Daar is een eenvoudige reden voor. De zonde (het kwaad) scheidt ons van God. Zoals we zojuist zagen doet de vreze des Heren ons wijken van het kwaad. Als we afstand nemen van het kwaad, ziet God dat Hij wordt gerespecteerd en zal Hij tot ons naderen. Wederkerigheid in actie.

Jesaja 66:2 Op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft.

Nu nog een andere practische manier waarop vrees goede vrucht voortbrengt.

Er zijn een aantal woorden die qua betekenis of gebruik aan elkaar verwant zijn. Het kan zijn dat ze niet exact hetzelfde betekenen, maar ze liggen dicht genoeg bij elkaar dat we ze zonder probleem kunnen uitwisselen en elkaar afhankelijk van de omstandigheden kunnen laten vervangen. We noemen dit synoniemen.

Bezorgdheid, vrees, respect en eerbied liggen vrij dicht bij elkaar. Ontzag ligt er ook dichtbij, in het bijzonder bij eerbied, maar niet zo dicht als vrees en respect. Eren en verheerlijken liggen weer iets verder weg, maar hebben nog steeds een duidelijke relatie, omdat de wens te eren en te verheerlijken direct gekoppeld is aan het vrezen van God. Want dat willen we dan door de vrees voor God voortbrengen.

Nu naar 1 Petrus 3, vers 7, een gedeelte over het huwelijk:

1 Petrus 3:7 Desgelijks gij, mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook medeërfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.

We lezen het woord eer. Weet u wat dit woord in het Grieks betekent? Het ligt dicht bij de Nederlandse betekenis, maar het betekent letterlijk "waarde hechten aan". Eren betekent waarde hechten aan.

Even enkele bladzijden terug naar 1 Petrus 1, vers 19:

1 Petrus 1:19 Maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.

Ziet u het woord eer in dit vers? Ja zeker, u zag het! Welk woord denkt u dat er werd vertaald met een woord dat synoniem is met het Griekse eer? Het is het woord kostbaar. Dat is hetzelfde woord! Het enige verschil is de context, daarom werd er een ander Nederlands woord gebruikt om het Griekse woord weer te geven.

Kostbaar duidt duidelijk op het hechten van waarde aan, of niet? Veel duidelijker dan het woord eren. Voordat we verder gaan, laten we even aandacht schenken aan deze instructies van Petrus. Als u God werkelijk vreest, mannen, is uw vrouw dan kostbaar voor u? Als uw vrouw kostbaar is in uw ogen, zult u haar eren, omdat u grote waarde aan haar hecht; menselijk gezien misschien wel het meest waardevolle dat u in de wereld hebt.

Nog een andere vraag. Wat doet u — wat is uw houding — jegens de dingen die u kostbaar vindt, omdat u er waarde aan hecht? Het is van geen enkel belang hoe een ander erover denkt. Hoe denkt u over de dingen die u kostbaar vindt?

Heren, dit is één van de fundamenten van een goed huwelijk. Waarom? Omdat dat waar u waarde aan hecht, dat wat u kostbaar vindt, daar zult u goed voor zorgen. U zult bezorgd zijn dat het niet wordt beschadigd. U wilt niet verliezen wat u kostbaar vindt. Als u een diamant hebt, een robijn, een parel, een siersteen, of wat dan ook — of het nu gevoelswaarde heeft of echte financiële waarde omdat het heel wat geld heeft gekost, u zult er zich van overtuigen dat er zorgvuldig mee wordt omgegaan. U zult het op de veiligste plaats opbergen, omdat u het niet wilt kwijtraken. Waarom wilt u het niet kwijtraken? Omdat u bang ben het te verzliezen!

Bezorgdheid...zorg...vrees...kostbaar...eren...verheerlijken: allemaal verwante woorden. En zoals God hier door Petrus laat zien, is het één van de belangrijkste sleutels tot een gelukkig en geslaagd huwelijk, dat een man zijn vrouw eert, omdat hij zo'n grote waarde aan haar hecht. Hij zal alles doen wat in zijn macht ligt, om het haar naar de zin te maken. Hij zal haar van de juiste kleding voorzien, ervoor zorgen dat ze er goed kan uitzien, voldoende heeft te eten, dat ze zonodig hulp heeft in het huishouden. Wat het ook kost, hij zal het geven voor die vrouw aan wie hij zo'n grote waarde hecht, omdat hij haar vreest. Niet haar kracht, maar hij heeft zo'n respect voor haar, dat hij uiteindelijk, als de omstandigheden dat nodig maken, zijn leven voor haar zou geven evenals Jezus Christus dat deed.

Van het huwelijk is het geen grote stap naar een relatie met God.

Welke waarde hecht u aan uw relatie met God? Welke waarde hecht u aan het privilege om door Jezus Christus in Gods troonzaal te mogen komen en Hem aan te spreken als uw Vader? Welke prijs bent u bereid te betalen? Hoe waardevol is het dat uw zonden worden vergeven? Hoe waardevol is het ontvangen van de Heilige Geest? Te weten wat het ware evangelie is? Hoe waardevol is het dat u uw leven in die richting kunt wenden? Hoe waardevol is het om in grote hoop vooruit te kunnen kijken? Om een lichaam te hebben dat nooit ziek wordt, dat altijd over voldoende energie beschikt? Over een geest te beschikken die kan denken met de snelheid van het licht? Om antwoorden te hebben! Een geest die in staat is informatie en kennis op te nemen met de snelheid van het licht. Hoe waardevol zijn al die dingen voor u?

We zijn bang datgene te verliezen, waar we waarde aan hechten. En omdat we bang zijn het te verliezen — omdat er altijd een bepaalde spanning met de relatie samengaat — doen we alles wat we maar kunnen, om ervoor te zorgen dat de relatie prachtig, warm, goed, groeiend en open blijft.

Er zit nog een andere kant aan. Als er een positieve kant is, is er ook een negatieve kant. We kunnen dit lezen in Hebreeën 10, vers 19 en volgende.

Hebreeën 10:19-21 Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, 20 langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees, 21 en wij een grote priester over het huis Gods hebben.

Misschien moeten we zeggen: "Sela". Denk er eens over na! God wil ons niet alleen in Zijn nabijheid, maar Hij vraagt ons met volle vrijmoedigheid bij Hem binnen te komen, maar daarbij altijd te onthouden dat de gave die ons daartoe in staat stelt, het bloed — het lichaam — is van Jezus Christus!

Hebreen 10:22-23 Laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water. 23 Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw.

Als we waarde hechten aan deze relatie, gaan we doen wat Paulus hier zegt te doen. We gaan daar aan vasthouden. We laten onszelf niet toe af te wijken van wat we duidelijk begrijpen Zijn wil te zijn. Onderhoud Zijn geboden. Praat met Hem, bid tot Hem, roep tot Hem uit, lees Zijn woord, bestudeer Zijn woord. Onderzoek het van alle kanten, rafel het uiteen en kom zover dat u het gaat begrijpen.

Hebreen 10:24-25 En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. [Nu komt de waarschuwing!] 25 Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.

Heeft hij het hier over de sabbat? Over de Heilige Dagen? Over het bijeenkomen van het gezin? Elkaar aansporen tot liefde en goede werken? Bemoedigen, aansporen, elkaar op zachte, vriendelijke wijze vermanen? Al het mogelijke doen om de relatie met God in stand te houden, omdat we er zoveel waarde aan hechten? Dat we dit laten zien in ons verlangen om onze broeders en zusters lief te hebben en te dienen? We hebben het hier over de vrees voor God, omdat dit is wat de vrees voor God in iemand uitwerkt! Het brengt ons dichter tot elkaar. Het drijft ons niet uiteen. Omdat we God respecteren, doen we alles wat in onze macht ligt om de relatie met Hem en met elkaar te bevorderen.

Hoeveel mensen, gemeente, beschouwen zichzelf nu als "thuiszitters"? Zij overtreden dit gebod! Ik weet niet wat de reden is, maar ze kunnen zich verraden voelen, misschien vertrouwen ze niemand meer. Maar er komt een tijd dat ze daarvan af moeten en terug moeten komen en die opoffering moeten maken. Als zij God vrezen, zullen ze dat doen.

Darryl schreef een artikel "Ik hou van bestuur!" John Ritenbaugh houdt daar ook van. Ik houd er niet van het uit te oefenen, maar zonder bestuur wordt er niet met alle zaken goed omgegaan. Er moet bestuur zijn om de kerk zijn werk te laten doen. Deze mensen gebruiken zulk soort onderwerpen als excuus. Maar de kern van de zaak is, dat er geen vrees is voor God. Laten we verder gaan.

Hebreen 10:26-28 Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over [waarom?], 27 maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren. 28 Indien iemand de wet van Mozes terzijde heeft gesteld, wordt hij zonder mededogen gedood ...

Dat doet de rillingen door je lijf gaan! Er is geen genade meer als iemand op dit punt aankomt, waar het hem niet langer kan schelen!

Hebreen 10:28-29 ... op het getuigenis van twee of drie personen. 29 Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal hij verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, ...

God zegt: "Waar is Mijn eer?" God heeft er volledig het recht toe dit te vragen! God zegt: "Waar is het respect voor wat Mijn Zoon deed door de kracht van Mijn geest?" We hebben het hier over godslastering, de zonde tegen de Heilige Geest — het werk dat door God via Zijn geest werd gedaan door Jezus Christus.

Hebreen 10:29 Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal hij verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft?

Als God ziet dat we zo lichtvaardig omgaan met Zijn Zoon, of met Zijn vergeving, of het voorrecht toegang tot Hem te hebben, of de gave van Zijn Heilige Geest, of het één zijn met Jezus Christus in Zijn kerk, of te weten van Zijn sabbat, is het dan verwonderlijk dat Hij op gelijke wijze reageert (wederkerigheid) en Zich terugtrekt? Hij komt niet waar Hij niet welkom is!

Er is ook een goede kant aan verbonden. God stelt hen die Hem vrezen iets wonderlijks in het vooruitzicht. Maleachi 3, de verzen 16 en volgende:

Maleachi 3:16-17 Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander [Ik vraag me af waar ze het over hadden. De conclusie is nogal duidelijk. Ze praatten over wat zij waardevol vonden. Dat komt voort uit hun hart], ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden. 17 Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. [Het Engels heeft het over: "op de dag dat Ik mijn juwelen creëer ..." Daar hecht Hij grote waarde aan, dat is kostbaar voor Hem.] En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient.

God zal hen die Hem vrezen, omdat ze zo'n grote waarde aan de relatie hechten — alle wonderlijke dingen die Hij voor ons heeft gedaan en nog voor ons zal doen — op gelijkwaardige manier behandelen (wederkerigheid).

Er zal een eindeloze reeks van geestelijke zegeningen zijn. Weet u wat dat is? Het is de geest van genade.

Omdat we zijn opgegroeid in een Protestantse cultuur, zit er in ons denken een verkeerd begrip van genade. Dit is veroorzaakt doordat er teveel nadruk is gelegd op de goedheid van God en geen acht werd geslagen op de vrees voor God. Als de leer van de liefde van God niet in balans is met een begrip van de vrees voor God, ontstaat een verkeerd begrip. De kans op fouten in dit begrip neemt dan dramatisch toe. We kunnen heel gemakkelijk ongebalanceerd geraken, als we God gaan beschouwen als een grote, lekker zachte, donzige bal, waar we comfortabel tegenaan kunnen schurken.

Maar in Romeinen 11, te beginnen in vers 20, schrijft Paulus:

Romeinen 11:20 Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. [Dan volgt een waarschuwing!] Wees niet hoogmoedig, maar vrees!

God is geen lekker zachte, donzige bal! Wie is als Hij? God zegt: "Met wie wilt u Mij vergelijken?" We leren Hem stapje voor stapje kennen. We kennen Hem nog lang niet volledig. We hebben nog heel wat te leren.

Romeinen 11:21 Want indien God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Hij zal ook u niet sparen.

Oei! We hebben het hier over Iemand met volmaakt onderscheidingsvermogen! Hij is alwetend — Hij weet wat er aan de hand is. We kunnen Hem niet te slim af zijn. Hij weet!

Romeinen 11:22 Let dan op de goedertierenheid Gods en zijn gestrengheid: over de gevallenen gestrengheid, maar over u goedertierenheid Gods, indien gij bij de goedertierenheid blijft; anders zult ook gij weggekapt worden.

Er moet balans zijn. Beide zijn nodig. Zowel de vrees voor God als de liefde van God zijn nodig om een evenwichtig begrip en een evenwichtige benadering van God te hebben en ook van het leven.

In de kerk van de eerste eeuw ontstond er op een gegeven moment een onevenwichtige benadering. Herinnert u zich nog wat Paulus schreef in Romeinen 6, de verzen 1 en 2?

Romeinen 6:1-2 Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? 2 Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?

Deze mensen misbruikten de genade van God. Zij hadden een verkeerd begrip van genade gekregen. De een of ander kwam met het idee, dat hoe meer je zondigde, hoe meer God werd verheerlijkt! Het zou beter zijn als Hij een betere, grotere, vaker voorkomende gelegenheid had om te vergeven! Dat is onzin, maar toch begonnen ze dat te denken. Het schijnt mij dat sommigen van onze (vroegere) broeders in dezelfde richting gaan in hun denken. Ze zullen het niet op die manier zeggen, maar het komt er wel op neer. Daarom schrijft Paulus in vers 14:

Romeinen 6:14 Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.

Ja, gemeente, er is altijd een spanning verbonden aan de vrees voor God, die gecombineerd gaat met geloof en hoop in God en liefde tot God. De vrees zit erin om die spanning erin te houden, om ons ervan te weerhouden "eigen" met Hem te worden, waardoor we Hem en Zijn weg en Zijn macht als vanzelfsprekend gaan aannemen. Die vrees is er ook om de andere aspecten te ondersteunen zodat ze niet verdraaid worden.

In Hebreeën 12, vers 28, lezen we:

Hebreeën 12:28 (Statenvertaling) Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen [let er eens op wat hij zegt], laat ons de genade vast houden [De volgende zin, die vind ik van belang!], door dewelke wij welbehagelijk Gode mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. [In de NBG luiden die laatste woorden: "... met eerbied en ontzag" (ontzag is een synoniem van vrees)]

We hebben genade nodig om vrees, de juiste vrees, te hebben. Paulus' conclusie volgt er onmiddellijk op. De reden dat we genade nodig hebben, zodat we God op een acceptabele manier met verering en goddelijke vrees dienen is:

Hebreeën 12:29 Want onze God is een verterend vuur.

De spanning is altijd aanwezig!

In zijn meest eenvoudige vorm is genade gunst. Meestal wordt de gedachte van onverdiende gunst eraan gekoppeld. Gunst impliceert zegeningen, gaven. Daarom zei ik, dat er een constante stroom van gaven van de Vader komt. Een algemenere term voor die gaven is genade. De gaven worden door het woord genade niet gespecificeerd. Maar het woord genade betekent zegeningen, gunst die ons wordt toebedeeld.

De bijbel gebruikt het in de betekenis van gaven. We hebben allemaal gaven van Gods geest ontvangen om onze taak in de kerk uit te voeren. Overwinnen is één van die taken. De kerk opbouwen, de kerk versterken, is ook een taak.

Als genade als dekmantel voor zonde wordt gebruikt, zal God dat beschouwen als het verachten van het offer van Zijn Zoon, en die mensen zullen in de poel des vuurs worden geworpen. Genade bedekt inderdaad onze zonden, maar het is geen dekmantel voor wat we zijn. God verwacht dat we veranderen — overwinnen — daarom geeft Hij ons genade.

Hebreeën 12:28 (Statenvertaling) ... laat ons de genade vast houden, door dewelke wij welbehagelijk Gode mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid.

Genade stelt ons daartoe in staat! Genade is de kern van de kracht achter een leven in gehoorzaamheid. Door genade worden ons de gaven gegeven die ons in staat stellen een godvrezend leven te leiden. Die gehoorzaamheid, het zich voegen naar Hem, is het bewijs dat we genade en behoud hebben ontvangen. Het was een handeling van genade, een gave, dat God ons riep. Het was een gave dat Hij ons tot bekering leidde. Het was genade dat Hij ons Zijn geest gaf. Het was genade dat Hij het evangelie aan ons openbaarde, zodat we de hoop konden zien die we nodig hebben. Het was genade dat Hij ons Zijn liefde gaf, zodat we deze aan anderen kunnen doorgeven. Daarom is behoud door genade! Het is allemaal het werk van God.

Denk hier eens over na! Moeders: Komt de baby in de baarmoeder uit zichzelf tot stand? Hij wordt tot leven gebracht — er vindt een verwekking plaats, gevolgd door groei in de baarmoeder, door wat God deed en voortgaat te doen! Hij schiep en Hij houdt het gehele universum in stand door het woord van Zijn kracht. Onze geestelijke verwekking, groei en geboorte in het Koninkrijk is bijna geheel het werk van God. Als ik zeg "bijna geheel", bedoel ik te zeggen dat het enige dat wij moeten doen is ons overgeven, ons ter beschikking stellen! Want het gehele proces is genade. Hij geeft ons geloof door Zichzelf aan ons te openbaren. Hij geeft ons het evangelie waarvan geloof een vrucht is. Het gaat almaar door.

"Laat ons de genade vasthouden...", zodat we God kunnen vrezen.

We zouden God nooit vrezen, tenzij Hij Zichzelf openbaarde. We zouden wel iets over Hem weten, maar waarschijnlijk zou het meeste daarvan leugens zijn, verkeerde ideeën.

Gemeente, al deze dingen werken samen om ons naar Zijn beeld te vormen en zo een relatie op te bouwen.

Laat ik dit nog eens vanuit een andere hoek benaderen, zodat we een ander facet gaan begrijpen.

Herinnert u zich wat Jesaja zegt in hoofdstuk 40, vers 18?

Jesaja 40:18 Met wie wilt gij God vergelijken en welke vergelijking op Hem toepassen?

We lijken op God in onze gedaante, ons uiterlijk, maar we lijken niet op Hem in ons denken, onze houding, ons gedrag. Maar we worden ook op deze gebieden naar Zijn beeld geschapen. Zo is er momenteel dus een proces gaande. Wij worden omgevormd.

Ongelukkigerwijs is onze houding jegens zonde soms nogal luchthartig. Ons begrip van de pijn op lange termijn en de gewoonten die erdoor ontstaan, is nogal beperkt. Ieder die voortdurend zondigt, of uiterst onvoorzichtig is, of niet bekeerd, zal doorgaan met zondigen, tenzij de vrees voor God hem op de een of andere manier doet veranderen.

Er staan enkele angstaanjagende verzen in het boek der Psalmen. Ik wil Psalm 50 met u lezen. Ik wil deze Psalm met u lezen, omdat deze in het bijzonder gericht is tot de heiligen — tot hen die een verbond met God zijn aangegaan. Het is een sterke aansporing om na te denken over onze relatie met Hem. Hij zegt aldus:

Psalm 50:1-2, 5 De God der goden, de HERE, spreekt en roept de aarde vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat. 2 Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in lichtglans. ... 5 Vergadert Mij mijn gunstgenoten, [Voor't geval het niet doordringt, zegt Hij het nog eens op een andere manier.] die met Mij het verbond sluiten met offers.

Dat zijn u en ik. Wij geven ons leven aan God. Dit bespreek ik met mensen tijdens hun dooponderhoud, opdat zij volledig begrijpen dat God ons leven verlangt in ruil voor vergeving van zonden — ons leven zoals het wordt geleefd, wordt dan een levend offer. Op die manier zijn we een verbond met Hem aangegaan door een offer. Nu vers 7:

Psalm 50:7 Hoor nu, mijn volk, en Ik wil spreken, Israël, en Ik wil tegen u getuigen: God, uw God, ben Ik.

Dit klinkt als de vraag: "Waar is Mijn respect van Mijn mensen?" Nu verder met vers 16:

Psalm 50:16 Maar tot de goddeloze zegt God: ...

Ik geloof dat dit slaat op de goddelozen binnen de kerk, mensen die broederlijk met ons omgaan. Misschien zijn dit heiligen die God de rug hebben toegekeerd. Ik weet niet precies wie die goddelozen zijn, maar daar het gericht is tot de kerk, is het mijn sterke overtuiging, dat zij die een verbond met God zijn aangegaan — binnen de kerk — maar zich van Hem afkeren, erbij behoren.

Psalm 50:16-21 Maar tot de goddeloze zegt God: Wat hebt gij mijn inzettingen op te tellen, en neemt mijn verbond in uw mond, [Dat maakt het duidelijk genoeg tot wie Hij spreekt. Het zijn mensen die nog in de kerk zijn.] 17 hoewel gij de tucht haat, en mijn woorden achter u werpt? [Deze mensen beven niet voor Gods woord.] 18 Indien gij een dief ziet, dan houdt gij het met hem, met overspelers is uw deel. 19 Uw mond laat gij in boosheid gaan, uw tong koppelt bedrog aaneen; 20 gij zit en spreekt tegen uw broeder, gij werpt smaad op de zoon van uw moeder. [U moet hier goed over nadenken. Maken wij ons persoonlijk aan deze dingen schuldig, al is het er maar één? Roddel? Praatjes?] 21 Dit hebt gij gedaan en Ik heb gezwegen; [Uitgesteld oordeel is geen afstel van oordeel. Omdat het vonnis tegen de goddeloze niet snel wordt voltrokken ...] gij beeldt u in, dat Ik geheel en al ben als gij. Ik wil u berispen en het u onder het oog brengen.

Met wie wilt u God vergelijken? Deze mensen maakten een afgod van zichzelf. Zij maakten een afgod, gebaseerd op hun idee van God, in plaats van open te staan voor het feit dat God niet echt leek op wat zij in gedachten hadden.

Psalm 50:22 Verstaat dit toch, gij, die God vergeet, opdat Ik niet verscheure, zonder dat iemand redt.

Is er aan de vrees voor God een zekere spanning verbonden? Oh, zeker!

U kunt dit in uw notities neerschrijven: Maleachi 1, te beginnen in vers 6 en doorgaand tot Maleachi 2, vers 10. Bedenk bij het lezen daarvan, dat het boek Maleachi in alle opzichten de indruk wekt, dat het aan de eindtijd kerk is geschreven, in het bijzonder aan de priesters en wij, gemeente, zijn een koninkrijk van priesters! God is daar bezorgd over de kwaliteit van de offers die we Hem brengen. Daar bedoelt Hij mee de manier waarop we leven. Het offer van ons leven is een levend offer elke dag opnieuw.

Hier hebben we een sterke beschuldiging tegen hen, die boven allen, beter zouden moeten weten en beter zouden moeten handelen. We willen onszelf toch niet toelaten God te verwaarlozen tijdens de vervulling van onze verantwoordelijkheden in het dagelijks leven?

In Deuteronomium 5, vers 29, lezen we:

Deuteronomium 5:29 Och, hadden zij steeds zulk een hart om Mij te vrezen en om al mijn geboden te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen voor altoos wel mocht gaan!

Vrees en de geboden onderhouden, vrees en wijken van het kwaad zijn in Gods woord onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Het is de eerste verdedigingslinie of -aanval, omdat het de reactie neerslaat. Als we God respecteren, hebben we een goede kans dat we op de juiste manier zullen handelen.

Herinnert u zich nog de tekst, waarin werd gezegd dat de vreze des Heren de sleutel is die de toegang tot Gods schatten ontsluit? Ik zal u een reeks teksten geven die dit overtuigend aantoont. Iedereen zou dit met een concordantie kunnen doen. Hierdoor wordt de vreze des Heren direct verbonden met al de vele, vele zegeningen die u wilt hebben.

Spreuken 14:27 zegt, dat (in het Engels staat: the secret of the Lord) het geheim van de Heer — het geheim van Zijn verbond — bij hen is die Hem vrezen. Inzicht en begrip van wat Hij doet, van wat Zijn overeenkomst met ons behelst, van wat Zijn relatie met ons is, gaat naar hen die Hem vrezen.

Spreuken 9:10 zegt in andere bewoordingen, dat de vreze des Heren het begin is van kennis.

Psalm 34:8 zegt, dat de engel des Heren gelegerd is om hen die Hem vrezen. Hoevelen van u willen dit? Zijn bescherming en Zijn veiligheid?

Psalm 34:10 zegt, dat zij die God vrezen niets tekort zullen komen. Dat betekent niet dat we alles zullen hebben wat we willen. Maar Hij belooft te voorzien in de behoeften van hen die Hem vrezen.

Psalm 33:18 zegt, dat als we Hem vrezen, we Zijn voortdurende aandacht zullen hebben.

Psalm 103:11 zegt, dat zij die Hem vrezen goedertierenheid zullen ontvangen.

Psalm 111:5 zegt, dat Hij voedsel geeft aan hen die Hem vrezen.

Psalm 115:11 zegt, dat Hij de hulp en het schild is van hen die Hem vrezen.

Psalm 145:19 zegt, dat Hij de wens vervult van hen die Hem vrezen en dat Hij hen verlost.

Hier is nog een goeie: Spreuken 15:16 zegt, dat Hij gemoedsrust geeft aan hen die Hem vrezen.

Spreuken 19:23 zegt, dat Hij voorziet in verzadiging voor hen die Hem vrezen.

Spreuken 22:4 zegt, dat rijkdom en eer komen door nederigheid en de vreze des Heren.

Ik wil nu nog lezen Psalm 128, de verzen 1 tot 6.

Psalm 128:1-6 Welzalig ieder die de HERE vreest, die in zijn wegen wandelt, [Let op de vergelijking: God vrezen is hetzelfde als in Zijn wegen wandelen. Als u in Zijn wegen wandelt, wijkt u van het kwade.] 2 want gij zult eten de opbrengst van uw handen; welzalig gij, het zal u welgaan. 3 Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok binnen in uw huis; uw zonen als olijfscheuten rondom uw dis. 4 Zie, zo zal de man gezegend worden, die de HERE vreest. 5 De HERE zegene u uit Sion, opdat gij het goede van Jeruzalem moogt zien al uw levensdagen, 6 en opdat gij uw kindskinderen moogt zien. Vrede zij over Israël.

Nu nog een paar afsluitende opmerkingen over de vreze des Heren:

De vrees voor God is op geen enkele manier onvolwassen. Sommigen leren ten onrechte dat de vrees voor God wordt vervangen door de liefde van God. Nee, nee en nog eens nee! We hebben ze allebei nodig.

Die vrees moet aanwezig en werkzaam zijn, evenals liefde, hoop en geloof. Ze werken allemaal tezamen.

De vreze des Heren loopt uiteen van pure afschrikking tot een diepe, blijvende, met respect vervulde verering.

Het principe van wederkerigheid werkt erin.

We hebben deze vrees niet van nature. Deze moet worden aangeleerd! Leren over God is een proces dat het hele leven doorgaat. En de vrees groeit met het toenemen van de kennis.

De vreze des Heren is hetzelfde als onderwerping aan Hem. Het is hetzelfde als wijken van het kwaad. Het is hetzelfde als Hem vereren. Het is iets dat we moeten zoeken.

We zullen eindigen met de volgende schriftgedeelten.

Spreuken 2:1-5 Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart, 2 zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, 3 ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; 4 indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, 5 dan zult gij de vreze des HEREN verstaan en de kennis Gods vinden.

Spreuken 1:7 De vreze des HEREN is het begin der kennis; ...

Prediker 12:13 Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen.



Loading recommendations...