Sermon: Christus kennen (Deel 4)

Het nastreven van volkomenheid door opoffering
#275NL

Given 01-Feb-97

description: (hide)

In deze afsluiting van de serie over het kennen van Christus benadrukt John Ritenbaugh door het gebruik van metafoors ontleend aan atletiekwedstrijden dat wij evenals de apostel Paulus onszelf onder discipline moeten brengen (1 Corinthiërs 9:25-27), geconcentreerde inspanningen moeten leveren (Filippenzen 3:12-14) en met volharding moeten lopen (Hebreeën 12:1-4) om onze beloning of functie te verwerven (niet om behoud te verwerven zoals sommige leraren die tegen de wet zijn, ten onrechte hebben beweerd). Heiliging is het langste, moeilijkste en meest meedogenloze deel van het bekeringsproces – een tijd waarin van ons lijden en zelfopoffering wordt verlangd – een tijd van voortdurende oorlogvoering tussen onze menselijke natuur en overgave aan God. We zetten door, omdat (1) God van ons verwacht dat we die inspanning leveren, en (2) de prijs wordt toegekend aan hen die dat doen.


transcript:

Laten we beginnen met Hebreeën 6 op te slaan.

Hebreeën 6:1 Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God.

Ons richten op het volkomene, op volwassenheid, op volledigheid, is misschien wel het onuitgesproken onderwerp van praktisch elke preek die wordt gegeven. Ik zeg "onuitgesproken", omdat de spreker gewoonlijk niet aan het begin van zijn preek zegt: "Vandaag ga ik spreken over 'ons richten op het volkomene'"; maar aan de andere kant is iedere preek erop gericht ons in die richting te doen gaan.

Het Griekse woord dat hier met volkomen is vertaald kan op ieder van de drie genoemde manieren worden vertaald. Het kan worden vertaald met volwassenheid, het kan worden vertaald met volledigheid, of zoals de NBG-vertalers verkozen met volkomene. In deze context is volwassenheid vermoedelijk het beste wegens hetgeen Paulus in de vier of vijf eraan voorafgaande verzen schreef, de verzen aan het einde van hoofdstuk 5. Maar zelfs dat — ik bedoel dat wat hij aan het eind van dat hoofdstuk schreef — geeft ons nog geen juist begrip, omdat de onvolwassenheid van deze mensen er niet in lag dat ze nog maar kort in de kerk waren, ook lag het probleem niet in onwetendheid, omdat deze brief [Hebreeën] elders laat zien dat er een tijd was waarin ze het veel beter hadden gedaan dan ze het deden in de tijd dat deze brief geschreven werd. Het ontbrak hun dus niet aan theologische kennis. Het probleem lag in het feit dat ze slechte beslissingen namen — onvolwassen beslissingen met als doel het lijden te vermijden dat een juiste beslissing met zich mee zou brengen. Het lag er niet aan dat ze het niet wisten. Ze veronachtzaamden het nemen van juiste beslissingen, zoals Paulus aan het begin van de brief heel duidelijk maakte. Ze boden weerstand aan de leiding van God.

Er is nog iets interessants in dit vers te vinden en dat is, dat er in het Grieks niet staat, zoals in de NBG: "Laten we ons richten op het volkomene ...", er staat letterlijk: "Laten we ons laten voortdragen naar het volkomene ..." Paulus bedoelde hen hiermee te vermanen. Het was tegelijkertijd ook bedoeld als bemoediging en aansporing. Het duidt erop dat ze voortgedragen dienden te worden, ofwel in beweging gebracht te worden door een overweldigende kracht, als ze er maar de toestemming voor wilden geven. Dit is erg interessant, omdat we hier de ontwikkeling van een verantwoordelijkheid gaan zien, net als andere verantwoordelijkheden die ons worden opgelegd — zoals besnijdenis.

U zult zich nog wel herinneren dat toen we door de serie over de Verbonden gingen, we lieten zien dat besnijdenis deels een verantwoordelijkheid was van God en deels een verantwoordelijkheid van ons. Er zijn plaatsen te vinden waar God zegt dat Hij ons hart zal besnijden. Aan de andere kant zegt Hij ook: "Besnijdt uw harten". We gaan nu hier iets soortgelijks zien in de context van volwassen worden, in de context van volledig worden, in de context van volkomen worden. "Laten we ons laten voortdragen naar het volkomene ..." Met andere woorden Paulus impliceert hier, dat er, als we het juiste doen, een kracht zal zijn die ons voort zal dragen in de richting die we willen.

In het volgende vers dat we gaan lezen, zullen we een tegenstelling gaan zien. We gaan dat vers lezen om heel duidelijk te laten zien dat wij ook betrokken zijn in dat proces van gaan naar het volkomene — een proces waarin het leeuwendeel door God wordt gedaan, maar ook wij spelen er een belangrijke rol in. Deze mensen boden weerstand om dus niet voortgedragen te worden, waarschijnlijk uit angst. De strekking van de instructie die hier in Hebreeën 6:1 wordt gegeven is dus, dat Paulus het niet heeft over een persoonlijke inspanning, maar veeleer de verantwoordelijkheid om je aan die overweldigende kracht over te geven. Het duidt er ook op dat deze overgave niet iets is dat maar één keer gebeurt, maar voortdurend zonder onderbreking. Houdt dit in gedachten. We kunnen dat afleiden uit iets wat ik zojuist nog heb gezegd, dat er een tijd was dat deze mensen het beter deden en dat hun overgave aan deze kracht niet een voortdurend iets was. Nu veronachtzaamden ze hun verantwoordelijkheid en ze gaven zich niet over en werden zodoende niet gedragen in de richting van volwassenheid.

Laten we nu nog eens terug gaan naar dat gedeelte in Filippenzen 3, waarop ik tenminste drie of vier preken heb gebaseerd (de verzen 10 en 11). We gaan vandaag beginnen met vers 12. Dit vers volgt pal op de hielen van vers 10, waarop ik de huidige serie over lijden en het brengen van offers heb gebaseerd, en het aandeel dat deze hebben in het leren kennen van God. Ik denk dat we door deze serie gaan begrijpen dat Paulus schreef, dat we betrokken zijn bij een proces dat leidt tot wat hij "het volkomene" noemt.

Filippenzen 3:12-15a Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben. 13 Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, 14 maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. 15 Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn.

In wat hij zegt zijn ook wij inbegrepen.

Filippenzen 3:15b En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren;

Hij zegt in vers 13 dat hij het nog niet gegrepen heeft, of bereikt heeft, of vat gekregen heeft op de volmaaktheid van het doel waarvoor hij was gegrepen door Christus, waarvoor Christus vat op hem had gekregen, maar dat hij (vers 14) naar het doel jaagde; daarna spoort hij ons in vers 15 aan dezelfde gezindheid te hebben.

Nu weer terug naar vers 12 en het woord grijpen. Het Griekse woord hiervoor is ontleend aan de atletische spelen — eigenlijk een hardloopwedstrijd. Het heeft hier de betekenis van het op een gretige manier uitoefenen van een grote krachtsinspanning om iets te grijpen, er vat op te krijgen. Het heeft de betekenis van een vorm van grijpen die meestal wordt gebruikt in samenhang met autoriteiten zoals de politie, als we zeggen dat de politie de misdadiger heeft gegrepen, erop duidend dat de politie hem te pakken heeft en hij nu in hun macht is. Paulus zegt dat hij datgene waarvoor hij is gegrepen nog niet heeft gegrepen, zodoende heeft hij dus nog geen vat op dat waarvoor Christus vat op hem heeft gekregen. Christus had hem dus stevig in Zijn greep, maar Paulus had nog geen stevige greep op datgene waar hij naar jaagde.

Nogmaals hetzelfde vers, volmaakt betekent volledig maken, het eindpunt volledig bereiken door het bereiken van het vastgestelde doel. Dit is alweer een zinsspeling op een hardloopwedstrijd. Er is een nauwe verwantschap tussen deze verzen (12 tot 15) en 1 Corinthiërs 9:24-27. Laten we die verzen nog eens lezen:

1 Corinthiërs 9:24a Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, ...

Filippenzen 3:12-15 is ontleend aan renbaan terminologie, evenals deze verzen hier.

1 Corinthiërs 9:24a Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen [alle lopers gaan van start], doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? ...

In Filippenzen 3 wordt ook over de prijs gesproken.

1 Corinthiërs 9:24b-26a ... Loopt dan zó, dat gij die behaalt! 25 En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst [controle over zichzelf, zichzelf in bedwang houdend, gedisciplineerd] zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. 26 Ik loop dan [dat is de manier waarop Paulus loopt] ook niet maar in den blinde ...

Hij zwalkt niet alle kanten uit. Hij zegt dat toen hij in deze race van start ging, hij rechtstreeks op het doel afging, niets kon hem daarvan weerhouden. Hij liet zich op geen enkele manier afleiden en van de koers brengen.

1 Corinthiërs 9:26b ... en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat.

Paulus was geen schaduwbokser. Hij was bloedserieus met betrekking tot de verantwoordelijkheid om in deze race te lopen.

1 Corinthiërs 9:27 Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.

Deze woorden mijn lichaam tuchtigen hebben dezelfde strekking als iemand een blauw oog slaan of verwonden. Hij gebruikt heel erg levendige taal om ons te laten zien hoe erg hij zichzelf disciplineerde, zelfs tot op het punt van erop losbeuken of verwonden. Het gebruik van beide woorden is ontleend aan de Istmus spelen, die erg leken op de Olympische spelen. Ik kom eigenlijk tot de conclusie dat Paulus ze bij gelegenheid moet hebben bijgewoond. Het enige verschil tussen 1 Corinthiërs 9 en Filippenzen 3 is de nadruk. In 1 Corinthiërs 9 ligt de nadruk op de discipline die Paulus zichzelf oplegde tijdens het lopen van de race. In Filippenzen 3 ligt de nadruk op de krachtsinspanningen, waarbij hij iedere spier tot het uiterste belast tijdens het lopen van de race. Hij probeert de finish te bereiken.

In beide gevallen maakt Paulus duidelijk dat we moeten begrijpen dat we continu geconcentreerd dienen te zijn op het bereiken van het doel, niet alleen als de race van start gaat, maar hij past dat zelfs ook toe op de voorbereidingen voor de race. We moeten dus niets toestaan onze aandacht te laten afleiden van een specifiek en duidelijk gedefinieerd doel. Paulus had ongetwijfeld een enkelvoudig doel. Hij was in die zin doelbewust, dat kenmerkte zijn gehele leven vanaf het moment dat hij werd geroepen. Zijn doel was Christus te winnen en in Hem de volmaaktheid. Hier laat hij zijn volledig geconcentreerd-zijn en zijn uitoefenen van een voortdurende, grote krachtsinspanning zien om dat doel te bereiken.

Als we deze woorden lezen dan krijgen we het beeld dat dit hem heel wat offers moet hebben gekost, offers van zaken die hij veel liever had gedaan. 2 Corinthiërs 11 geeft ons een aardig beeld van enkele van de dingen die hij moest ondergaan als gevolg van het uitvoeren van zijn verantwoordelijkheid. Alleen al door dit te lezen word ik ontmoedigd als ik eraan denk wat hij allemaal moest meemaken — dat hij diverse keren stokslagen ontving. Ik geloof dat het vijf keer was. Hij werd eens gestenigd en voor dood achtergelaten. Hij bracht ook eens — na schipbreuk — een etmaal in volle zee door, zich vastklampend aan een of ander wrakstuk om drijvend te blijven. Hij was voortdurend in gevaar tijdens zijn reizen — wegens rovers en bandieten, mensen die hem zouden beroven en misschien nog wel meer zouden aandoen. Maar wetende dat dit hem allemaal kon overkomen, ging hij toch door en bleef rechtstreeks op het doel afgaan dat God hem in zijn leven had gegeven.

Dit is ook van belang voor iets anders. Laten we nu Hebreeën 5 opslaan en ik wil daar juist die verzen lezen en aan Christus verbinden, die ons doen begrijpen dat het lijden dat God van ons verlangt een doel heeft, dat het niet maar toeval is, zoals we soms geneigd zijn te denken. We moeten begrijpen dat het belangrijk is voor onze volmaaktheid, ons volledig zijn, onze volwassenheid.

Hebreeën 5:7-8 Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst, 8 en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden,

Hieruit kunnen we begrijpen dat er meer verbonden is aan gehoorzaamheid dan alleen maar overgave. Er zijn in Filippenzen 3 aanduidingen van lijden en het volmaakt worden door het lijden tijdens een race, door de test die in de renbaan wordt ondergaan. Laten we onszelf daar eens in verplaatsen. God verlangt van elk van ons een race te lopen, dat zullen we zo zien. Maar voordat we verder gaan, opdat we niet al te ontmoedigd worden, begrijp dat het woord volmaakt, of volmaakt gemaakt niet betekent "absoluut zonder fouten zijn", de manier waarop we normaal over volmaakt denken. Het betekent veeleer volledig gemaakt worden, doen kwalificeren of geschikt gemaakt. Al die woorden die ik u heb gegeven zijn synoniemen voor dat ene Griekse woord volmaakt.

Ik kan het waarschijnlijk als volgt illustreren en daarmee laten zien hoe dit woord op ons van toepassing is en waarom het belangrijk is dat we allemaal begrijpen dat we elk onze eigen race lopen, we lopen elk op onze eigen baan; we moeten onze baan niet vergelijken met de baan die een ander loopt. We zouden kunnen zeggen dat een kruiskopschroevendraaier perfect geschikt is voor een kruiskopschroef, maar dat betekent niet dat die schroevendraaier niet rammelt of dat er geen enkel plekje roest op zit. We kunnen echter wel zeggen dat de schroevendraaier gemaakt was om die taak uit te voeren en daarom werkt hij in dat opzicht perfect.

Zo ook met ons, wij worden niet allemaal voorbereid voor precies dezelfde taak in het Koninkrijk van God. Er zijn algemene bewoordingen. We zullen koningen en priesters zijn, maar we zullen ook deel uitmaken van een regering en een regering kent vele functies en verantwoordelijkheden. Christus zei dat Hij een plaats voor ons zou bereiden.

Het is nogal duidelijk dat we geen koningen zullen zijn op dezelfde manier als de oorspronkelijke twaalf apostelen. Die functies zijn al bezet. Davids functie is bezet. Ik ben er zeker van dat Abrahams functie en ook die van Mozes al bezet is, evenals die van de profeten uit het verleden, maar ook die van Paulus. Er zijn algemene bewoordingen die op ieder van toepassing zijn, maar iedereen loopt zijn eigen race. Dat is heel belangrijk om te begrijpen.

In deze zelfde brief aan de Filippenzen zegt God dat Hij zal volbrengen waaraan Hij begint. Maar vergeet niet wat er in Hebreeën 6:1 staat: "Laten we ons laten voortdragen ..." We moeten God toestemming geven opdat Hij Zijn scheppend werk in ons kan doen. Die wondermooie brief aan de Hebreeën werd geschreven om die les duidelijk te maken. Deze mensen gingen achteruit, omdat ze nu — wat precies de omstandigheden waren weten we niet — niet langer de juiste beslissingen namen, omdat ze — daar ben ik zeker van — bang waren om de offers te brengen die met de juiste beslissingen gepaard zouden gaan. Ze liepen daardoor het gevaar om niet voorbereid te worden op het Koninkrijk van God. Ze gedroegen zich dus kinderlijk.

Alle ouders weten hoe kinderen in elkaar zitten. Gewoonlijk werken ze niet echt hard aan iets. We koppelen de manier waarop ze aan iets werken aan hun onvolwassenheid. Paulus schreef over zo'n onvolwassenheid van de Hebreeën. Ze verloren hun doel uit het oog en de wereld werd al maar groter en groter in hun ogen (hun focus verschoof).

Laten we nu Hebreeën 12:1-4 lezen.

Hebreeën 12:1 Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt.

Hier hebben we alweer een vergelijking gebaseerd op een wedloop. Het verschil is dat deze vergelijking is ontleend aan een veel langere race — een marathon.

Hebreeën 12:2 Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.

Denkt u dat het kruis hier een toespeling is op lijden? Denkt u dat het kruis hier wordt genoemd als toespeling op het brengen van offers? Dan hebt u gelijk. Iedereen die aan een marathon deelneemt moet offers brengen als hij wil winnen — zijn eigen race wil winnen. In deze race is het geen wedstrijd tegen andere mensen, maar is het een wedstrijd tegen jezelf om de finish te bereiken.

Hebreeën 12:3-4 Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt. 4 Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde.

Paulus prikt hier echt de zeepbel door. Zij meenden dat ze al heel wat moesten doorstaan en hij zegt dat dat niet zo is. Het belangrijkste verschil tussen deze woorden en Filippenzen 3 en 1 Corinthiërs 9 is dat de wedstrijd een veel langer parcours heeft en daarom volharding vereist. Filippenzen 3 gaat over een geconcentreerde krachtsinspanning en 1 Corinthiërs 9 gaat over het disciplineren van het lichaam. We hebben dus een redelijk compleet beeld van wat Paulus hier in woorden voor ons schilderde. We hebben dus te maken met discipline, we hebben te maken met geconcentreerde inspanning en volharding. Al deze woorden hebben een soortgelijke betekenis en toepassing, maar elk van hen bevat ook een verschil in nuances voor wat betreft betekenis en toepassing. Paulus gebruikt ze echter allemaal om naar hetzelfde doel te verwijzen en dat is boven wat we nu zijn uit te stijgen en volmaakt te worden, te worden als Christus — Hem te leren kennen.

Nu weer terug naar Filippenzen 3. We gaan opnieuw door die verzen heen, maar deze keer wil ik dat we duidelijker gaan zien wat er in zijn gedachten omging, toen hij Filippenzen 3 schreef. Ik wil dat we dit in verband zien met zijn deelhebben aan het lijden van Christus. Ik wil ook dat we dit zien in het licht van iets anders, en wel de roep die, of het onderwijs dat, zich richt tegen "een geloof van werken".

Iedereen die een race loopt weet dat hij er hard aan moet werken. Hier hebben we de apostel die door de wereld ervan beschuldigd wordt [misschien is beschuldigd niet het juiste woord] ... die door de wereld aangehaald wordt, die zijn naam en zijn onderwijs koppelt aan "geen werken". Voor mij is dat geen correcte interpretatie van Paulus, als ik let op alles wat we tot nu toe hebben gezien. Hij disciplineerde zichzelf, hij leverde een geconcentreerde inspanning en hij liep met volharding. Vers 12 is in dit opzicht belangrijk om te zien wat hij in gedachten had. Hij zegt midden in dat vers "maar ik jaag ernaar". Dat betekent dat hij erachter aan rent. Hij liep er niet maar wat achteraan te treuzelen, nee hij leverde een geweldige inspanning. Hij joeg erachter aan, hij zette druk op de ketel, of zoals de Living Bible zegt: ... [ik vind dat nogal ironisch, omdat als er ooit een Bijbel was die "tegen werken" is dan is het deze wel] ... "ik werk ernaar ...". Ik vind dat heel amusant.

Ik denk dat we nu wel inzien dat de apostel Paulus zichzelf had overgegeven aan de macht die hem voortdroeg. Dat vereist het nemen van de juiste beslissing en daarna de besteding van tijd en energie. In het licht van de vergelijking van het lopen van een wedloop met zijn beelden van mensen die zich inspannen een doel te bereiken, wordt heel wat werk verricht — heel wat tijd en energie besteed. Beroepsatleten werken. In dat opzicht, als ze hun plaats binnen een professioneel team willen behouden — het maakt niet uit of dat nu Amerikaans football is of basketbal, die mannen moeten zich echt inspannen, want er zit hun voortdurend iemand op de rug, ofwel de coach of iemand anders die eropuit is hun plaats binnen het team over te nemen.

De reden dat Paulus naar dit doel toewerkte is om te grijpen, vat te krijgen op precies datgene waarom Christus vat op hem had gekregen. Hij identificeert dit opnieuw als volmaakt, maar hij zegt ook in vers 13 dat hij nog niet volmaakt is.

Er is bijna geen duidelijker uitspraak van Paulus te vinden, dat hij begreep dat God veel meer verlangt en doet dan alleen maar ons behouden. Als God er alleen maar op uit zou zijn ons te behouden, waarom zou Paulus dan, één van de belangrijkste leraren binnen de nieuwe kerk, waarom zou hij dan zulk soort dingen schrijven over hoeveel inspanning hij moest leveren? Het is zinloos om zoveel onderwijs over werken te geven en te laten zien dat hij niet alleen maar werkte, maar hij liet zien wat veel mensen zouden beschouwen als iets dat tot het uiterste is doorgevoerd (extremisme). Ik weet zeker dat als het Protestantisme van vandaag in staat zou zijn de apostel Paulus in levende lijve te observeren, ze hem zouden beschuldigen iemand te zijn die geloofde in "een religie van werken". Ik weet dat absoluut zeker.

De brief aan de Filippenzen werd zo'n vijfentwintig jaar na de bekering van Paulus geschreven, of zoals de wereld zou zeggen nadat hij was behouden, en toch was hij nog niet volmaakt. En ten tijde van het schrijven van die brief, spande hij er zich nog steeds voor in. Dat zou ons iets moeten zeggen. Hij spande zich niet alleen in, hij zei ook dat hij het zelfs nog niet gegrepen had.

Laat me dit wat duidelijker maken. Paulus zei hier niet dat hij er niet zeker van was dat hij behouden zou worden, maar veeleer bevestigde hij dat nadat God ons heeft geroepen, ons tot berouw en bekering heeft gebracht, onze zonden heeft vergeven door het bloed van Christus en ons Zijn Geest heeft gegeven — dat er daarna nog steeds een menselijke verantwoordelijkheid ligt om te werken aan het bereiken van Gods doel en zoals Paulus het zag, er hard aan te werken. Op het moment dat God die dingen doet, is rechtvaardiging uitgevoerd, maar heiliging is nog maar net begonnen. Heiliging kost de meeste tijd en voor de overgrote meerderheid van ons is dat het moeilijkste deel van Gods scheppende werk in ons. In deze periode vindt ook het merendeel van het lijden en brengen van offers plaats. Bedenk dat ik al vele malen heb gezegd dat dit een gezamenlijke inspanning is, waar zowel God als wij bij zijn betrokken. Het is niet iets dat we gratis krijgen. In feite kunnen we wel zeggen dat het het duurste iets is dat we ooit zullen verwerven.

Let nog eens op het werk, de energie en de offers die werden gebracht in die drie vergelijkingen die aan het begin van de preek werden gegeven. Het streven om vat te krijgen op volmaaktheid zal er de oorzaak van zijn dat we moeten lijden en offers brengen. Tezelfdertijd moeten we ook in gedachten houden dat zonder dat lijden en die offers er geen prijs zal zijn, geen beloning, geen behoud — geen beloning in die geweldige roeping in Christus Jezus.

Laten we nu een schriftgedeelte opslaan waarover u verbaasd zult zijn dat ook daar het woord volmaakt voorkomt. Dit gaat over de rijke jongeling die naar Christus kwam en zei: "Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?"

Mattheüs 19:21 Jezus zeide tot hem: Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij.

Ik wil dat u hier op let. Laten we dit heel zorgvuldig lezen. Ik zal het heel langzaam doen, zonder uitleg, maar let erop: "Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit ... [het brengen van offers, de bereidheid tot lijden] en gij zult een schat ..."

Het lijden en het brengen van offers wordt verbonden aan het geven van de schat, niet behoud, zoals we zullen gaan zien.

Mattheüs 19:22-29 Toen de jongeling (dit) woord hoorde, ging hij bedroefd heen, want hij bezat vele goederen. 23 Jezus zeide tot zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u, een rijke zal moeilijk het Koninkrijk der hemelen binnengaan. 24 Wederom zeg Ik u, het is gemakkelijker, dat een kameel gaat door het oog van een naald dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat. 25 Toen de discipelen dit hoorden, waren zij zeer verslagen en zeiden: Wie kan dan behouden worden? 26 Jezus zag hen aan en zeide: Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. 27 Daarop antwoordde Petrus en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles prijsgegeven [opgegeven, opgeofferd] en zijn U gevolgd; wat zal dan ons deel zijn? 28 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten. 29 En een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven.

"Indien gij volmaakt wilt zijn ..." De jongeling vond de kosten verbonden aan volmaakt zijn een te groot offer. Jezus ging daarna dieper in op de omstandigheid dat rijkdom de tendens in zich heeft ons te beïnvloeden zodat we minder bereid zijn het op te geven voor zaken van grotere waarde. In het boek Spreuken staat, dat "de rijkdom van een rijk iemand hem dient tot een sterke muur" — ofwel, daarin ligt zijn zekerheid.

De discipelen wisten reeds genoeg om te begrijpen dat het brengen van offers een hoofdrol speelde in Jezus' onderwijs van dat moment. Dit gaf voedsel aan hun zorg of er wel voldoende compensatie zou zijn voor de offers die zij zich getroostten. Daarom zeiden ze: "Wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd." Jezus reageerde onmiddellijk door hun te laten zien dat God uitermate vrijgevig is. Maar Hij maakt het ook duidelijk dat die offers niet gekoppeld zijn aan eeuwig leven, maar veeleer aan de beloning. In het onderwijs in deze verzen wordt het brengen van offers gezien als een investering voor een toekomstige beloning. De functies die deze mannen volgens Jezus zouden krijgen, waren gekoppeld aan het alles prijsgeven. Eeuwig leven wordt eraan toegevoegd. Kijk maar: "... en het eeuwige leven erven." Behoud komt voort uit genade. Het wordt niet verdiend. Maar de functies die een beloning waren, waren gekoppeld aan het alles prijsgeven.

Het wordt nu wel duidelijk, denk ik, dat Paulus zijn race niet ging lopen als de haas in de fabel over De schildpad en de haas. Paulus had niet de benadering jegens zijn verantwoordelijkheid dat hij er zeker van was te winnen ongeacht wat hij deed. Zoals u wellicht weet deed de haas onderweg tijdens de race een dutje. Hij was zo zelfverzekerd, dat hij lekker ging liggen en een dutje deed. Terwijl hij sliep haalde de schildpad hem in en ging als eerste over de finishlijn.

Er zit een moraal in dat verhaal. Daarom stel ik de volgende vraag. Hoevelen van ons hebben onze geestelijke race gelopen zoals de haas? Ik zal het antwoord geven: Wij deden dat allemaal! Iedereen van ons heeft onze race zo gelopen. Ik kan dat zeggen op basis van de autoriteit van de Bijbel, omdat God in de gelijkenis in Mattheüs 25 laat zien dat in de eindtijd alle maagden in slaap vielen! In de meest kritieke tijd uit de geschiedenis vielen wij in slaap! Hoe lopen wij nu onze race? Hier wordt een bruidegom beschreven die op het punt staat te arriveren en minstens de helft van hen hoort de roep [dat de bruidegom komt] en ontwaakt. Echt gemeente, het is de hoogste tijd voor ons om wakker te worden, net als Paulus in Romeinen 13 zei, "want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen".

Nu weer naar Filippenzen 3. Paulus zegt daar in vers 14: "Maar één ding doe ik ..." Als wij zouden tellen, zouden we de dingen die hij aan elkaar verbindt als twee delen van één handeling, waarschijnlijk als twee dingen tellen. Hier vinden we in Gods Woord advies met betrekking tot één of twee factoren die we moeten doen om de geestelijke race te winnen. Dit zijn dingen die gedaan moeten worden als we dezelfde toewijding hebben in het volbrengen van Gods doel, als Paulus had. "Vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt."

Begrijp dit in samenhang met de concentratie waar het hier over gaat. In het leven van alledag kunnen afleidingen rampzalig zijn. Ik werd hier nogal hardhandig aan herinnerd toen ik sinds een jaar weer in Los Angeles was, op die drukke drie- en vierbaanssnelwegen waar bijna bumper aan bumper wordt gereden met snelheden van zo'n 100 km per uur. Op die snelwegen kun je 100 km per uur rijden en alles wat er nodig is, is een moment van afleiding om uit je rijstrook te raken en boem! — vijf, tien, vijftien auto's kunnen binnen luttele seconden op elkaar knallen; en dat kan het einde zijn, zo maar even afgeleid zijn door iets wat je uit een ooghoek ziet in het verkeer, of in de auto; je draait je hoofd, raakt uit de koers en botst. Auto-onderdelen vliegen alle kanten uit en misschien ook wel delen van mensen.

Toen ik nog in de staalfabriek werkte, werd ons vaak verteld — ik bedoel echt vaak, dat het hoogste percentage van de ernstige ongelukken tijdens twee perioden van de dag plaatsvond — net voor de lunch en net voor het einde van de dagelijkse werktijd. De reden is duidelijk. De mannen hadden hun gedachten niet meer volledig bij hun werk, omdat ze al vooruitkeken naar de lunchtijd, naar een beetje rust of naar het naar huis gaan. Ze waren met hun gedachten niet meer volledig bij hun werk en soms is er in de staalfabriek niet meer nodig, net als in het drukke verkeer — en je wordt tot gehakt gemaakt. We werden er dus voortdurend aan herinnerd om dat niet te doen, omdat ze ons niet erg graag dood zagen gaan. Misschien was hun reden in principe van financiële aard, maar desondanks was het een goed advies om in het bijzonder vlak voor lunch en einde werktijd de gedachten goed bij het werk te houden.

Ze schreven die ongevallen toe aan het afgeleid worden. Ook voor ons zijn er allerlei afleidingen. De meeste zijn geen tijdelijke zaken, maar soms kan een tijdelijk iets onze aandacht voor heel lang vasthouden. Dingen zoals Jezus duidelijk maakte: het najagen van rijkdom, of het najagen van bepaalde dingen. We kunnen hier moderne varianten aan toevoegen, zoals teveel nadruk op sport, op kleding, op fysieke aantrekkelijkheid. Jezus noemde deze dingen allerlei kwade verlangens die opkomen en het woord verstikken. Hij bedoelde niet dat die dingen in zichzelf zondig waren, maar als we toelaten dat ze onze aandacht opeisen, worden ze kwade dingen, omdat ze ertoe bijdragen dat we het doel gaan missen.

Bedenk wat Paulus zei in Hebreeën 12:1: "Laten we afleggen alle last die ons zo licht in de weg staat." Het is interessant dat Paulus in 1 Corinthiërs 9:24 schreef: "Loopt dan zo, dat gij die [de prijs] behaalt. Loop niet al bedenkend wat anderen zullen doen of niet doen, maar wees geconcentreerd op je eigen lopen, omdat je je eigen race loopt." Het is gewoon een manier om te zeggen dat we onszelf discipline moeten opleggen, ons op onze loop moeten concentreren, omdat afleiding ons zal hinderen. Laat niet toe dat je je door andere deelnemers aan de race laat afleiden.

Het andere deel van Paulus' opdracht is te vergeten hetgeen achter ons ligt. Dit zegt in feite: "Kijk niet terug naar wat geweest zou kunnen zijn of wat geweest is." Hij zegt niet terug te kijken op dat deel van de race dat al gelopen is. Denk eens aan een deelnemer aan een race. Als hij omkijkt, zal hij zeker snelheid verliezen, hij kan uit de koers geraken, tegen een andere renner oplopen. Er zijn allerlei dingen die kunnen gebeuren als de renner zijn ogen niet langer op het doel dat hij probeert te bereiken, gericht houdt. Dus, kijk niet om! Jezus zei: "Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en omkijkt, is geschikt voor het Koninkrijk van God." Hij zei ook ... [waarschijnlijk is dat wel het meest uitgesproken voorbeeld in de Bijbel van iemand die omkeek] ... "Gedenk de vrouw van Lot." Het verleden is voorbij. Er kan niets meer aan gedaan worden. Het kan niet worden verbeterd. Het kan niet worden veranderd. Niets dat ermee samenhangt kan verbeteren wat reeds heeft plaatsgevonden.We leven in het heden en kijken altijd vooruit naar de toekomst. Als we terugkijken is dat een hindernis voor ons.

Ik wil hier nog één ding uit halen. Geestelijk houdt dit in dat we alles wat in het verleden ligt met opzet uit ons denken bannen. Dit woord uitbannen is nogal interessant, omdat één commentator zelfs zover ging te beweren dat dit niet alleen maar betekent het verleden naar de achtergrond te duwen, maar zelfs het te vernietigen. Weet u hoe hij daarbij kwam? Door de geschiedenis van Sodom en Gomorra. God vernietigde Sodom en Gomorra. Lot werd gered, maar Lots vrouw keek om en werd veranderd in een zoutpilaar. Dat is een levendige illustratie.

Het globale plaatje dat Paulus hier schildert, is dat hij streeft naar een onweerstaanbare vooruitgang naar perfectie en ik geloof dat Paulus hier een vasthoudendheid aan de dag legde die voor bijna iedereen die tot Christus wordt geroepen een enorme uitdaging is om te imiteren. Ik ben ervan overtuigd dat hij God echt behaagde. Juist voor ons die hier in de eindtijd leven, in deze overwegend protestantse maatschappij, zal dat een hele dobber zijn. We zijn zo gehersenspoeld door de valse leer dat God er alleen maar op uit is ons te redden, dat we vrij eenvoudig zijn af te leiden. We nemen behoud als vanzelfsprekend aan — we hebben het reeds in bezit, we hebben het al gemaakt — en we vergeten alles over het feit dat Gods schepping in ons nog bij lange na niet volledig is; deze vereist onze medewerking en we moeten ons aan Hem onderwerpen zodat Hij werkelijk in ons kan scheppen. Werken hebben dus niets van doen met behoud, maar hebben alles van doen met Gods scheppende werk om Zijn schepping in ons te voltooien, zodat we voorbereid zullen zijn op Zijn koninkrijk, op de taak die Hij ons in Zijn gezin wil laten vervullen. Was Paulus een dwaas om daar zo hard aan te werken, om zo geconcentreerd te zijn, om een manier van leven tot stand te brengen waaraan hij nooit kon voldoen? Waarom zouden wij hetzelfde doen? Daar zijn twee fundamentele redenen voor en nummer één is dat God het verwacht.

Laten we nu 2 Petrus 3 opslaan.

2 Petrus 3:14 Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting [Christus' wederkomst], onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede,

Dat klinkt alsof Petrus het volkomen eens is met Paulus.

2 Petrus 3:17a Geliefden, daar gij het nu van tevoren weet, ...

We zijn op de hoogte (gewaarschuwd) van de wederkomst van Christus en de oprichting van het Koninkrijk van God.

2 Petrus 3:17-18 Geliefden, daar gij het nu van tevoren weet, weest op uw hoede, dat gij niet, door de dwaling der zedelozen [de protestantse maatschappij om ons heen] medegesleept, afvalt van uw eigen standvastigheid [in het lopen van de race]; 18 maar wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als tot de dag der eeuwigheid.

In vrede duidt erop dat we het zekere gevoel, de tevredenheid hebben die voortkomt uit het weten dat we de inspanning hebben geleverd om ijverig te zijn.

Onbevlekt betekent zonder verspilling of zwelg- en schranspartijen, die zo gewoon zijn in de wereld om ons heen; onberispelijk te zijn.

Petrus verlangt dus van ons dat we een intense inspanning leveren om moreel zuiver te zijn.

Weest op uw hoede duidt op voorkomen dat je wordt afgeleid en uit de koers raakt. Laat je niet meevoeren.

De nadruk in dit gehele hoofdstuk ligt op stabiliteit. Wees standvastig.

Daarna zegt hij "groei" [was op].

Hebt u er ooit naar gekeken als een gebod van God? Er staat niet groei als dat mogelijk is. God verwacht dat we groeien. Hij draagt ons dat op. En gemeente, dat gebeurt in het christen-zijn niet bij toverslag, evenmin als in het wereldse leven. Eén commentator zei dat het christen-zijn lijkt op fietsen. Als je niet in beweging blijft, val je. Ik heb gehoord dat de heer Armstrong zei, dat er in het christen-zijn geen "stilstaan" bestaat. Als we niet vooruit gaan, zullen we achterwaarts worden gedreven. Hij zei ook dat je zelfs stilstaand achter zult raken op iedereen als je alleen maar probeert te behouden wat je hebt bereikt.

Ik heb ook een dienaar eens horen zeggen dat als je jezelf vijftien jaar geleden evalueerde en nu weer, op precies dezelfde manier, tegen de wereld, als je jezelf vergeleek met de wereld, dan ben je in feite achteruit gegaan, omdat de wereld is achteruit gegaan. Er bestaat geen "stilstand" in het christen-zijn en het winnen van de race. Vraagt God teveel? Vragen wij teveel van onze kinderen, als we verwachten dat ze groeien in het naar school gaan — groeien in kennis, groeien in begrip, groeien in wijsheid, groeien in volwassenheid? Beschouwen wij ons als ouders te veeleisend als we van onze kinderen verwachten dat ze groeien? Nee, God vraagt niet teveel. Hij verwacht dat we groeien. Maar evenals onze kinderen op school inspanning moeten leveren, zo moeten ook wij inspanning leveren op deze school om ons voor te bereiden op datgene wat God wil dat wij doen in Zijn koninkrijk. Hij vraagt niet teveel van ons.

Punt nummer één is dus: Ons wordt opgedragen te groeien; God verwacht dat van ons. Nummer twee is even belangrijk. Dat is dat de prijs waar Paulus over sprak in Filippenzen 3 alleen maar wordt uitgereikt aan hen die dit doen. Dit is zo logisch dat het eenvoudig is te begrijpen. Krijgt een kind dat naar school gaat en niets doet toch zijn diploma? Het krijgt die beloning niet. Het krijgt die prijs niet. Bij God gelden dezelfde principes. God vraagt niet teveel van ons. Het lopen van onze race kan moeilijk zijn, maar de prijs is er ook naar! We behoren dankbaar te zijn dat het zo moeilijk is, dat Hij zoveel vertrouwen in ons stelt dat Hij bereid is ons op een parcours te laten lopen dat heel, heel moeilijk is. Voor ons lijkt het er soms op dat we aan een hordenloop deelnemen en niet zomaar de nodige baantjes lopen.

Laten we nu 2 Timotheüs 4 opslaan.

2 Timotheüs 4:6-7a Want wat mij aangaat, reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. 7 Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ...

Paulus bracht de race tot een goed einde — en hij wist dat!

2 Timotheüs 4:7b-8 ..., ik heb het geloof behouden; 8 voorts ligt voor mij gereed de krans [niet eeuwig leven, maar een beloning] der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.

Wat Paulus hier zegt is interessant, omdat hij zegt: "... reeds word ik als plengoffer geofferd". Het is in het Grieks interessant, omdat Paulus zichzelf hier uitbeeldt als een plengoffer. Elk brandoffer dat werd gebracht ging samen met een spijsoffer en ook een plengoffer. Alsof God een maaltijd werd aangeboden: er was dus graan en vlees en wijn. Het plengoffer bestond uit wijn. Het plengoffer bestond uit ongeveer een liter wijn; het werd uitgegoten aan de voet van het altaar als deel van het brandoffer. In feite was het de laatste handeling die deel uitmaakte van het offer — net als wij gewoonlijk aan het eind van de maaltijd drinken: koffie, thee of melk, wat het dan ook maar mag zijn. Het gebeurde niet in één grote gulp, maar beetje voor beetje. Een beetje hier, een beetje daar, tijdens het verloop van het offer. Maar het laatste deel, de laatste afsluitende handeling, was het uitgieten van het restant dat in de kan was achter gebleven. Paulus gebruikt hier een mooi beeld. Paulus was het plengoffer en dat beeldt uit dat een levend offer stapje voor stapje gedurende iemands leven wordt gegeven en uiteindelijk loopt het laatste deel geleidelijk weg, net als uit een kan de laatste druppels vallen — hij is dan volledig op het altaar uitgegoten.

Weet u wat Paulus bedoelt als hij hier in vers 8 spreekt over "voorts"? Het betekent dat er nu nog maar één ding overblijft, of als gevolg hiervan; en het enige dat overbleef was het geven van de krans, omdat hij de goede strijd had gestreden, omdat hij de race had volbracht, omdat hij het geloof had behouden. Ik ga dit nu lezen uit de West Translation. Dat is een interessante vertaling, omdat hij de woorden in het Engels bijna in dezelfde volgorde plaatst als in het Grieks. Denk nog eens terug aan het begin van deze preek en aan de inspanning en dergelijke, omdat deze serie verzen als volgt begint:

2 Timotheüs 4:6-8 (Vertaald naar de West Translation) De wanhopig inspannende, zeer pijnlijke wedstrijd gekenmerkt door zijn schoonheid van technieken heb ik als een worstelaar tot aan het einde toe gevochten en momenteel geniet ik van die overwinning. Mijn race als renner heb ik beëindigd en momenteel rust ik uit bij het doel. Het geloof, aan mijn zorg toevertrouwd, heb ik als een soldaat veilig bewaard door voortdurende waakzaamheid en ik heb het weer afgeleverd bij mijn Leidsman en vandaar is voor mij weggelegd de overwinnaarskrans der gerechtigheid die de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal, en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad, en daarom hun liefde daarop hebben gericht.

Wat doet u met mensen of dingen die u liefhebt? U besteedt uw leven er aan. Vielen de volgende woorden u ook op? Wanhopig, zeer pijnlijk, inspannend, worstelaar, gevochten, renner, tot het einde toe, soldaat, voortdurende waakzaamheid, daarom. Elk van die woorden is vervuld van energie en gekoppeld aan beloningde krans der rechtvaardigheid. En hij was tevreden omdat hij wist dat hij de vereiste inspanning had geleverd.

We gaan nu naar Mattheüs 25. We gaan vandaag niet meer terug naar Filippenzen 3. Daar hebben we voldoende aandacht aan besteed.

Mattheüs 25:24-30 Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. 25 En ik was bevreesd [Grieks: wegens angst nam hij verkeerde beslissingen] en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen; hier hebt gij het uwe. 26 En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? 27 Dan hadt gij mijn geld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben. 28 Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. 29 Want aan een ieder, die heeft [volbracht, dat is de race gelopen en tot een goed einde heeft gebracht], zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. 30 En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.

Verwacht God dit? We kunnen er beter maar van overtuigd zijn dat Hij verwacht dat we ons inspannen. We hebben heel wat redenen om er zo hard aan te werken als we maar kunnen, en misschien zelfs proberen de apostel Paulus te evenaren, zoals hij ons aanspoort te doen. Onthoud dus deze twee factoren: 1) God verwacht dat we ons inspannen, en 2) de prijs gaat naar hen die dat doen.

Laten we — nu we aan het einde van deze serie preken komen — nog naar een paar erg bekende schriftgedeelten gaan.

Romeinen 12:1-2 Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke [geestelijke] eredienst. 2 En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.

Efeziërs 5:1-2 Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, 2 en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk.

De standaard is te wandelen in het leven [de liefde], zoals Christus ons heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven.

We zijn — sinds we zijn geroepen en ons hebben bekeerd — betrokken bij een manier van leven waarvan het leidend principe is te streven naar het volkomene. Behoud staat vast door het werk van Christus, maar Gods scheppende inspanningen in ons zijn nog maar net van start gegaan en zijn in feite nog maar in het stadium van onderpand. Het is nodig dat we streven naar het volkomene. In Amos 4 spoort God ons aan Hem te zoeken en te leven! Leef, omdat als Hij ons in onze zonden ziet, we al zo goed als dood zijn. Want het loon der zonde is de dood en Hij verlangt van ons om uit datgene dat de dood veroorzaakt te komen — zover als ons dat mogelijk is. Zonde heeft als vrucht de dood en Hij wil dat we daaruit komen. Daaruit bestaat het streven naar het volkomene. Het is het komen uit de zonde. En of we ooit het volkomene bereiken is niet het punt waar het om gaat. Misschien is het zelfs niet interessant, omdat we toch tijd tekort komen. Of Christus komt weer, of we sterven. Maar het is veel belangrijker dat als we bezig zijn naar het volkomene te jagen, dat er zich een bepaalde geestelijke instelling ontwikkelt die de oorzaak zal zijn dat we bij de opstanding veranderd zullen worden. Dan zullen we doorgaan om op die manier te leven omdat de geest erop is getraind op die manier te denken en te handelen.

Nu nog een paar verzen uit de psalmen. We zullen daar een patroon herkennen.

Psalm 86:5a Want Gij, o Here, zijt goed ...

Psalm 100:5a want de HERE is goed, ...

Psalm 104:28 geeft Gij hun die, zij zamelen op, opent Gij uw hand, zij worden met goed verzadigd;

Psalm 106:1a Halleluja. Looft de HERE, want Hij is goed, ...

Dit is een vaak herhaalde uitspraak, in het bijzonder in de psalmen. Dit is de Persoon die we moeten imiteren, naar Wiens beeld we worden geschapen, en Hij wordt beschreven als goed.

Wat heeft dit nu vandoen met lijden en het brengen van offers en het streven naar het volkomene? Wel gemeente, het streven naar het volkomene is afgeleid van Gods doel. Hij is perfect. Hij is heilig, Hij is transcendent [dat betekent: wat aan het zijn als zodanig toekomt en dus alle soorten en klassen te boven gaat] in karakter, wijsheid, liefde, genade, toorn, dat geldt voor elk aspect van Zijn persoon. Hij is goed en Hij schept de mens naar Zijn beeld en Jezus zei: "Als u Mij hebt gezien, dan hebt u de Vader gezien." Met andere woorden Hij was een perfecte afspiegeling — dat betekent dat als de Vader mens zou worden, Hij op dezelfde manier zou leven als Christus, en wij dienen hen te imiteren. We moeten hen navolgen als geliefde kinderen, zoals Paulus zei. En: "Hij is goed."

U herinnert zich nog wel dat ik in een vorige preek zei, dat God van niemand verlangt iets op te offeren dat goed is. Let hier nu eens op. Jeremia 17:9 zegt dat het hart bedrieglijk is, boven alles, en verderfelijk slecht. De Hebreeën hadden geen woord dat overeenkomt met ons woord verstand, zij gebruikten dus het hart als symbool van het centrum van het menselijke kennen en de menselijke emoties — zijn intellectueel centrum. Zij zeggen hun hart. Wij zeggen verstand, denken. "Het denken van de mens is arglistig boven alles en verderfelijk slecht. Wie zal het kennen?"

Brengt een verderfelijk slecht denken iets goeds voort, zoals God goed is? Dat is absoluut onmogelijk. Binnen de context van die verzen zou verderfelijk slecht beter vertaald kunnen worden met ongeneeslijk ziek. Met andere woorden zelfs God kan daar niets aan doen. Het kan niet genezen worden. Hij moet ons een nieuw hart, een nieuw denken geven. Hij moet ons er één geven dat goed is — en dat is hetgene waarmee en waardoor we moeten werken. Waar ik op uit ben is te laten zien waar het brengen van offers en lijden in het spel komen, want Galaten 5 laat ons zien dat deze twee diametraal tegenover elkaar staan: het menselijk denken en Gods Geest staan diametraal tegenover elkaar en ze zijn in oorlog met elkaar. Ze strijden als het ware voortdurend binnenin ons. We zitten er middenin en wij moeten de keuzes maken in welke richting we zullen gaan.

Paulus zei dat we de keus konden maken voortgedragen te worden door de grote kracht van God die God ons heeft gegeven — voortgedragen worden naar het volkomene, of we kunnen de keus maken aan de menselijke natuur toe te geven. Het lijden komt als we de menselijke natuur ontzeggen wat het graag wil doen en net als een vierjarig verwend jochie vecht het met hand en tand, het zanikt, het huilt, het is eropuit ons te doen denken dat dit het ergste is dat ooit is gedaan. Het beweegt hemel en aarde om zijn zin te krijgen. Vertel mij wat.

Is het brengen van offers om goed te zijn zoals God goed is, te moeilijk om op te brengen? Verlangt het van ons dat we iets opgeven dat goed is? Onmogelijk! De menselijke natuur denkt dat ze goed is, maar God denkt daar heel anders over. Het is iets kwaads dat eropuit is ons te verstikken. Elke oorlogvoering gaat gepaard met lijden. Het conflict van deze oorlog die voortdurend in ons woedt tussen de keus ons aan onze menselijke natuur te onderwerpen of ons over te geven aan God, is de oorzaak van ons lijden. In laatste instantie zal het vervolging voortbrengen, omdat als we meer op God gaan lijken, de wereld ons meer en meer zal gaan haten. Maar de keus ons aan God over te geven is in laatste instantie de oorzaak van het brengen van offers en het lijden.

Laten we nu afsluiten met Romeinen 7, waar Paulus dit voor ons bevestigt.

Romeinen 7:15, 18a Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik. ... 18 Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont.

Echt absoluut geen goed. En dat is nu precies hetgene wat God wil dat we opgeven. Hij verlangt niet van ons dat we dingen opgeven die goed zijn.

Romeinen 7:18b Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet.

We gaan in de richting van goedheid, niet ervan weg.

Romeinen 7:21-22, 24-25a Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig; 22 want naar de inwendige mens verlustig ik mij [dat was in zijn denken] in de wet Gods, ... 24 Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? 25 Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!

Dat is de grote kracht waar Paulus in Hebreeën 6 op doelde toen Hij zei: "Laten we voortgedragen worden naar het volkomene."

Ons deel hierin is erg klein. In werkelijkheid behoeven we alleen maar de juiste keus te maken en de eerste onzekere stappen te zetten om het te gaan doen — en God voorziet in de rest. Maar de menselijke natuur moet worden opgeofferd en dat brengt lijden met zich mee.

Dus dit proces en zijn vruchten van lijden en het brengen van offers is in het geheel niet ongebruikelijk. Elk groot doel, elk project dat de moeite waard is, zal hetzelfde resultaat voortbrengen, namelijk het brengen van offers en lijden. Als we verlangen en doen, of verlangen iets te zijn dat werkelijk groot is, dan zullen we ons werkelijk daaraan toewijden en elke prijs betalen die nodig is om het te bereiken. Paulus zei in 1 Corinthiërs 9 dat anderen dit voor een wereldlijke krans doen. Wij moeten het doen voor de beloningen die samengaan met het eeuwige leven.



Loading recommendations...