Sermon: Genade, ongezuurd brood en de Heilige Geest

#504NL

Given 02-Jun-01

description: (hide)

In deze preek waarschuwt John Ritenbaugh dat we mogelijk een ietwat onvolledig begrip van de symboliek van het eten van ongezuurde broden kunnen hebben, waarbij we het belang van ons aandeel in het heiligingsproces overdrijven. Egypte is minder een symbool van zonde dan van de wereld of de plaats van onze slavernij. Zuurdesem vertegenwoordigt die elementen van de wereld die we achter moeten laten - symbolisch iedere last die onze geestelijke groei belemmert. Symbolisch eten we ongezuurd brood vanwege wat God heeft gedaan - niet wat wij hebben gedaan. Ongezuurd brood eten symboliseert het volgen van God, waarbij zonde wordt vervangen door het doen van daden van gerechtigheid. Gods totale betrokkenheid in het gehele heiligingsproces maakt het onmogelijk dat iemand van vlees en bloed zich in Zijn aanwezigheid kan beroemen.


transcript:

Het onderwerp van deze preek begint chronologisch in de dagen der Ongezuurde Broden. Ik doe dit omdat er bij sommigen een misverstand bestaat dat ik aan de orde wil stellen. Het heeft veel vandoen met de vraag of we Gods Heilige Geest op de juiste manier gaan gebruiken. Ik wil dit verduidelijken, omdat we het grootste deel van onze tijd in de kerk vast hebben geloofd dat de dagen der Ongezuurde Broden het uitkomen uit zonde vertegenwoordigen en dat we daarom ongezuurd brood eten.

Dat is slechts gedeeltelijk waar, omdat dat niet het hele verhaal is. Dit onderwerp heeft dus rechtstreeks betrekking op iets dat God over ongezuurd brood heeft gezegd — niet het Feest [der Ongezuurde Broden], maar "ongezuurd brood".

Dit misverstand werd Evelyn het eerst duidelijk en zij bracht het onder mijn aandacht toen we het garfoffer bestudeerden (niet dit jaar, maar een aantal jaren geleden). Het kwam naar boven, omdat een groot deel van het betoog van de Worldwide Church of God — betreffende vanwaar het tellen naar Pinksteren te beginnen — is gebaseerd op de symboliek van het uit de zonde komen. Andere groepen houden tot op de huidige dag nog aan deze gedachte vast. Maar het eten van ongezuurd brood heeft alleen maar indirect een relatie met het uit zonde komen. Het heeft echter een directe relatie met iets geheel anders. Het eten van ongezuurd brood wordt door God bedoeld om direct te dienen als herinnering aan iets dat vaak over het hoofd wordt gezien en dat heel, heel belangrijk is voor ons behoud. We gaan daarom beginnen in Exodus 13, waar God de volgende uitspraak doet:

Exodus 13:3, 7-9 Toen zeide Mozes tot het volk: Gedenkt deze dag, waarop gij uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want met een sterke hand heeft de HERE u daaruit geleid. Daarom mag niets gezuurds gegeten worden. ... 7 Ongezuurde broden zullen gedurende de zeven dagen gegeten worden; er mag zelfs niets gezuurds bij u gezien worden, ja, in uw gehele gebied mag er geen zuurdeeg worden gezien. 8 En op die dag zult gij uw zoon uitleggen: Dit is ter wille van wat de HERE mij heeft gedaan bij mijn uittocht uit Egypte. 9 Het zal u zijn als een teken op uw hand en als een herinnering tussen uw ogen, opdat de wet des HEREN in uw mond zij; want met een sterke hand heeft de HERE u uit Egypte geleid.

Het houden van de eerste dag Ongezuurde Broden, tezamen met het gedurende zeven dagen eten van ongezuurd brood, wordt door God bedoeld als herinnering aan wat Hij voor ons heeft gedaan. Denk daar eens over na. Dat is precies wat Hij hier zegt. Ik heb dat niet bedacht. Ongezuurd brood dient ons te herinneren aan wat Hij heeft gedaan om ons uit te brengen.

Dit geldt in het bijzonder voor de eerste dag Ongezuurde Broden, omdat we tegen die tijd in ons bekeringsproces, om zo te zeggen, nog in het geheel niets hebben overwonnen. Let erop dat dit heel persoonlijk is. Let op vers 8:

Exodus 13:8 En op die dag zult gij uw zoon uitleggen: Dit is terwille van wat de Here mij heeft gedaan bij mijn uittocht uit Egypte."

Het gaat hier over "mij" en "mijn". Het is niet het gehele Israël. Het is "mij" en "mijn".

Dit komt geheel overeen met Johannes 6:44, waar staat:

Johannes 6:44 Niemand (geen enkele persoon) kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage."

Ieder wordt persoonlijk, specifiek en individueel uit Egypte gebracht. We begrijpen echter dat dezen (als ze allemaal individueel worden geroepen) ook een groep vormen. We zien dan ook dat de taal in vers 14 van ditzelfde hoofdstuk verandert naar ons. Dus van "mij" en "mijn" naar "ons" — van de individuele persoon naar de gezamenlijke groep.

Waarom eten we dus ongezuurd brood? Daar zal deze preek over gaan. Maar wat we eerst moeten gaan begrijpen, is dat dit was omwille van wat God doet. Er is nog een ander bewijs hiervoor en wel in vers 3. Dat stukje bewijs is een leesteken in het midden van het vers. Daar staat:

Exodus 13:3a (Statenvertaling) Verder zeide Mozes tot het volk: Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welken gijlieden uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want de HEERE heeft u door een sterke hand van hier uitgevoerd; ...

Het laatste deel van de zin wordt van het voorgaande deel gescheiden door een 'puntkomma'. In de KJV gebeurt dit via een 'dubbele punt'. In de NBG zijn het twee aparte zinnen. In Greene's Literal Translation ook, maar in de daar ook gedrukte Hebreeuwse tekst staat een 'puntkomma'. Een 'puntkomma' duidt op een samenhang waardoor de twee delen van de zin niet in aparte zinnen kunnen worden ondergebracht. Die samenhang is dat het voorgaande de reden is, namelijk wat de Here deed. Zoals we zullen zien, hebben ook wij daar ons deel in. Maar we zullen gaan zien dat wij daar alleen maar deel aan hebben omwille van wat God doet. Wij zouden er geen deel aan kunnen hebben als God niet deed wat Hij doet — het voorbereidende werk.

Hij wil niet dat wij gedenken wat wij doen, maar wat Hij doet! Dat zet de dingen in de juiste volgorde en dat is erg belangrijk. Dit sluit ook goed aan bij de uitspraak van Paulus — en natuurlijk bij die van God zelf in Maleachi: "Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat." Het laat zien dat de roeping persoonlijk is, onderscheid makend tussen de een en de ander. Wij zijn hier omwille van Gods aandeel in onze roeping. Zonder dat, zouden we hier niet zijn.

De dagen der Ongezuurde Broden gaan over overwinnen. Ze gaan echter hoofdzakelijk over het overwinnen dat God doet. God overwint Satan. God overwint de wereld. God overwint zonde. Het gaat niet over ons overwinnen, behalve dan in indirecte zin. De dagen der Ongezuurde Broden en het eten van ongezuurd brood moet in deze context worden begrepen, anders ontgaat ons heel veel van wat ons behoud eigenlijk wel betekent. Dingen betreffende behoud moet de juiste prioriteit worden toegekend, anders zal onze menselijke natuur ons aandeel in dat proces gaan overdrijven. Zo creëren we onbedoeld een geloof van "werken".

We moeten eens nadenken over de analogie van het uitkomen van Israël uit Egypte. Hoeveel moesten de Israёlieten overwinnen om vrij te worden? Hun aandeel bestond er alleen maar uit heel sterk te geloven dat God door Mozes werkte, op basis daarvan een lam voor te bereiden, Pascha te houden, 's nachts in hun huizen te blijven, de volgende dag bij Raämses te verzamelen, en daarna het land uit te lopen toen het signaal werd gegeven in beweging te komen. Hoeveel overwinnen was er voor hen bij? Er was een bepaalde mate van overwinnen, maar beslist niet veel. Als we hier verder doorheengaan wordt het heel duidelijk waarom Paulus zei: "Door genade zijt gij behouden ... niet door werken." We zullen dit langzaam aan steeds duidelijker zien worden als we verder gaan.

Toen ze Egypte verlieten, verlieten ze toen ook de zonde? Dat is iets anders dat in deze preek ook duidelijk zal worden gemaakt. Verlieten zij de zonde? Nee, dat deden ze niet. Wat ze wel verlieten was de plaats van hun slavernij.

Exodus 13:3a Toen zeide Mozes tot het volk: Gedenkt deze dag, waarop gij uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; ...

Daar kwamen ze uit. Ze kwamen uit de plaats van hun slavernij (diensthuis). We hebben lang begrepen dat de uittocht een analogie is van iemands geestelijke bekering — speciaal de vroegste fasen van die bekering. Een groot deel van deze preek zullen we dus besteden aan het doornemen van de analogie en aan het eind van de preek zullen we uitkomen bij Pinksteren. We gaan hiermee beginnen in het boek Prediker. Ik geloof dat ik in mijn preek van morgen door Prediker 3 zal gaan en dit punt in meer detail zal behandelen. Maar vandaag wil ik alleen maar iets uit vers 11 aanhalen.

Prediker 3:11 Alles heeft Hij [God] voortreffelijk gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun [doelend op de mensheid in het algemeen] hart gelegd, zonder dat de mens van het werk dat God doet, van het begin tot het einde, iets kan ontdekken.

Die woorden "de eeuw in hun hart" duiden erop dat de mens een idee heeft van "eeuwigheid". Hij heeft de mens een vaag besef van eeuwigheid in het hart gegeven. Vóór onze bekering hadden we allemaal wel enig besef van God. Voor sommigen van ons was dat besef een stevig verankerd geloof. In sommige gevallen was er een stevig verankerd en vurig geloof. Tot op zekere hoogte werd het in ons leven ook in praktijk gebracht. Maar ik denk dat voor de overgrote meerderheid der mensen dat besef vaag is, agnostisch en zelfs atheїstisch. Soms is er zelfs een antagonisme tegen God en religie in het algemeen.

Maar hoe vaag en verkeerd het besef bij ons ook was, er was iets waar God bij kon aangrijpen om een bruggenhoofd op te zetten voor een relatie. Meestal is iemands besef afgeleid van de schoonheid, de onmetelijkheid, de orde en de veelzijdigheid van de schepping — zodat zo iemand (bijna intuїtief) weet dat er meer bij het leven betrokken is dan we kunnen zien. En we gaan over onszelf denken in termen van onsterfelijkheid. (Ziet u: "Hij heeft hun een besef van eeuwigheid gegeven.") En we redeneren dat er echt meer betrokken is bij het leven dan wat we zien.

Maar zo'n besef van God — alleen maar gebaseerd op de schepping — geeft ons geen zekere richting waarin te gaan. We worden dus nogal gemakkelijk meegesleept door het tij der gebeurtenissen — totdat God in Zijn genade op wonderbaarlijke manier in onze geest gaat werken zodat we serieuzer over Hem, over het leven en over de eeuwigheid gaan denken.

Ik ging hier doorheen omdat er in de geest van de Israëlieten in Egypte een zekere mate aanwezig was van wat ik zojuist heb beschreven. Dat was zo'n 350 jaar na Abraham. Bedenk dat God zei dat ze 400 jaar in Egypte, niet hun eigen land, zouden doorbrengen. Dat is bijna net zo lang als er blanken zijn geweest in wat nu de Verenigde Staten van Amerika is. Dat is een lange tijd. En we kunnen zien aan wat er in de maatschappij plaatsvindt, dat het Amerikaanse volk zijn besef hiervan verliest — de dingen die hun zijn verteld, het idealisme, het patriottisme — van de mensen die in 1776 en later in 1788-89 de regering vormden.

Zo waren de Israёlieten in Egypte. Ze waren de dingen niet totaal vergeten, maar ze raakten ze stapje voor stapje verder kwijt. Zo ging hun leven in hun slavernij zijn hopeloze gang — zelfs bij tijden roepend tot God, in omstandigheden waar ze geen grip op hadden. Ze kreunden onder de last van het alledaagse leven, zonder te weten (op het moment dat ze kreunden) dat God al begonnen was de stappen te nemen die voor hun bevrijding nodig waren.

Exodus 3:7-8 En de HERE zeide: Ik heb terdege gezien de ellende van mijn volk, dat in Egypte is, en hun gejammer over hun drijvers gehoord, ja, Ik ken hun smarten. 8 Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honig, naar de woonplaats van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten.

God erkende hun problemen. Het is interessant op te merken hoe God achter de schermen werkt — buiten het gezicht van degenen die Hij heeft verkozen om mee te werken. Het is interessant dat er in deze verzen drie werkwoorden zijn die met elkaar samenhangen. En als we ze letterlijk vertalen, komt het op het volgende neer: God keek [Hij nam dus in beschouwing, dacht erover na]. God hoorde. En God kende [Hij was erg betrokken].

De meeste van deze mensen, daar ben ik zeker van, wisten niet meer van de beloften gedaan aan Abraham. Maar God had dit allemaal van te voren gepland. Maar zij hadden er totaal geen idee van dat Hij in hen geїnteresseerd was. Bedenk dat dit werd opgeschreven nadat het was gebeurd. Mozes kijkt terug en Mozes wist natuurlijk (op dat moment) wat er destijds in het hoofd van God omging. In feite had God Mozes op dat moment al voorbereid om degene te zijn die hen uit hun slavernij zou leiden. En ze hadden niet het flauwste idee dat dit allemaal gebeurde. En wij hadden dat ook niet — toen we werden geroepen.

Let op de bewoordingen in deze verzen, zoals in vers 7: "Ik heb terdege gezien de ellende van Mijn volk." Het is interessant dat Hij hen reeds "MIJN volk" noemt. Hij noemde hen niet "MIJN volk" omdat zij Hem liefhadden, maar omdat Hij hen liefhad en reeds actief aan hun leven deelnam. Dus vanaf het allereerste begin, als we dit toepassen op onze roeping, hebben we te erkennen wie het initiatief neemt, wie de gids is, wie voorziet in wat nodig is, wie de leiding heeft, wie het antwoord heeft op alle vragen.

De redding van Israël was al begonnen. Toch zou het nog weken duren voordat Israël ook maar enig idee zou krijgen van Gods betrokkenheid. En toen ze dat uiteindelijk doorkregen, was het enige dat ze moesten doen: ermee instemmen om de eenvoudige dingen die Hij gebood, te doen. Toen ze er eenmaal van hoorden, hoorden ze de woorden die we zojuist gelezen hebben. En uiteraard hoorden ze die via Mozes.

Exodus 6:1-2 Voorts sprak God tot Mozes en zeide tot hem: Ik ben de HERE. 2 Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met mijn naam HERE [YHVH] ben Ik hun niet bekend geweest.

Wat Hij hier aankondigt is dat de relatie zal gaan veranderen. YHVH is de naam die Hij gebruikt om aan te duiden dat er "een relatie is opgebouwd".

Exodus 6:3-7 Niet alleen heb Ik mijn verbond met hen opgericht om hun het land Kanaän te geven, het land hunner vreemdelingschap, waar zij als vreemdelingen vertoefd hebben; 4 maar ook heb Ik de klacht der Israëlieten gehoord, die door de Egyptenaren tot slaven gemaakt zijn, en Ik heb gedacht aan mijn verbond. 5 Zeg derhalve tot de Israëlieten: Ik ben de HERE, Ik zal u onder de dwangarbeid der Egyptenaren uitleiden, u redden van hun slavernij en u verlossen door een uitgestrekte arm en onder zware gerichten. 6 Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn, opdat gij weet, dat Ik, de HERE, uw God, het ben, die u onder de dwangarbeid der Egyptenaren uitleid. 7 En Ik zal u brengen naar het land, waarvan Ik gezworen heb het aan Abraham, Isaak en Jakob te zullen geven, en Ik zal het u geven tot een bezitting, Ik de HERE.

Zij hoorden het evangelie zoals het op hen van toepassing was. Zij hoorden fantastisch goed nieuws. Het was ook goed nieuws voor hen totdat Farao de duimschroeven een beetje aandraaide. Toen veranderde hun vreugde in vervolging en lijden. We moeten er echter wel op letten dat dit allemaal stappen waren. God begon een onderscheid te maken tussen Israël en Egypte. Er vond een heiliging plaats die moeilijk was te dragen voor hen met wie God werkte. Dit onderscheid ging verder en werd tijdens de plagen in feite steeds duidelijker. Maar laten we eerst eens letten op de reactie van Israël toen ze dit "goede nieuws" hoorden. Dat staat in vers 8:

Exodus 6:8 Toen sprak Mozes aldus tot de Israëlieten, maar zij luisterden niet naar Mozes uit ongeduld en wegens de harde slavernij.

Ze waren sceptisch en cynisch. De omstandigheden waarin ze verkeerden, waren te werkelijk en te machtig om hun enige hoop te laten. Dus waren ze het niet eens met dat fantastische nieuws, omdat ze het niet geloofden. Gelukkig was God barmhartig en geduldig en vastbesloten. Zo zien we dat ze uiteindelijk moeizaam begonnen te accepteren dat Mozes een dienaar van God was, en begonnen ze ook de boodschap te accepteren — dit gebeurde stapje voor stapje terwijl de plagen over Egypte en over hen kwamen. Ze begonnen in te zien — door die plagen — dat wat hij zei waar was. Er kon op worden vertrouwd. Het zou gebeuren. En toen vond er een belangrijk iets plaats.

Exodus 8:22 [God zei tot Mozes ...] Maar op die dag zal Ik het land Gosen, waar mijn volk verblijf houdt, uitzonderen, dat daar geen steekvliegen voorkomen; opdat gij weet, dat Ik, de HERE, in het land ben.

Israël onderging de plaag van het bloed. Ze leden onder de plagen der kikvorsen en der muggen. Maar nu deed God iets dat de scheiding (de heiliging) heel duidelijk maakte. Let op dat woord — heiliging. Dat is een heel belangrijk woord. Hun werd getoond dat zij anders waren dan anderen. Zij waren anders dan de Egyptenaren. God behandelde hen anders dan de Egyptenaren.

"Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat." Evenals God Jakob reeds apart zette van Ezau in de baarmoeder, voordat ze ook nog maar iets hadden gedaan — zo zet Hij ook nu de Israëlieten apart van de Egyptenaren. Zo zette Hij ook ons apart van de wereld. De vierde plaag kwam niet over de Israëlieten in Gosen, alhoewel hij wel kwam over de Egyptenaren in de rest van het land. Aldus werd de heiliging van Israël op dat moment heel duidelijk — dat hielp hen te begrijpen dat God inderdaad voor hen aan het werk was.

Ze zouden al heel snel dat beetje geloof dat zo ontstond, nodig hebben. Tot zo ver hadden ze nog maar weinig beslissingen behoeven te nemen betreffende hun redding. Toch liep in feite alles lekker op rolletjes. Meestentijds deden ze heel weinig behalve toezien wat er allemaal gebeurde. Het leek er wel een beetje op dat ze toeschouwers waren bij een toneelspel. Zelfs ondanks dat hun leven op dramatische wijze werd beїnvloed, hadden ze zelf weinig gedaan om hun vrijheid te bewerkstelligen. God had praktisch alles gedaan. Maar toen de tiende plaag naderde, moesten ze uiteindelijk gaan beslissen of ze actieve deelnemers zouden worden. En dat is ons allemaal overkomen. Er komt een tijd dat de druk in ons denken zo groot wordt, dat we iets moeten gaan doen.

Exodus 12:2-3, 5-7 Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn. 3 Spreekt tot de gehele vergadering van Israël als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin. ... 5 Een gaaf, mannelijk, éénjarig stuk kleinvee moet gij nemen; gij kunt dit nemen van de schapen of van de geiten. 6 En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israël het slachten in de avondschemering. 7 Vervolgens zal men van het bloed nemen en dit strijken aan de beide deurposten en de bovendorpel, aan die huizen, waarin men het eet.

Toen ze dit deden, was het de eerste keer dat er van hun kant een echte betrokkenheid aan de orde kwam — meer dan alleen maar mentaal instemmen met wat Mozes zei en wat ze zagen gebeuren in het land Egypte. Wat ze hier deden kwam neer op het aanvaarden van het bloed van Jezus Christus voor de vergeving van zonden. Het symboliseert bescherming tegen de dood, door een vergeving die van God Zelf afkomstig is.

Begrijp dit goed: bekering wordt NIET gesymboliseerd in de analogie totdat Israël Egypte echt verliet. Laten we dat eens bekijken. Vertegenwoordigt Egypte zonde? Alleen maar indirect! Bedenk dat ik eerder zei dat Egypte de plaats van slavernij is. Het is de plaats waar, of de toestand waarin, we onze zonden begaan. In deze analogie is zonde iets dat we achterlaten als we het bloed van Jezus Christus accepteren en er van weg gaan lopen.

Wat liet Israël in Egypte achter dat zonde vertegenwoordigt? Bedenk dat zonde iets is waarvan je je afwendt en wat je achterlaat, terwijl je voortgaat in het leven. Iedere Israёliet die uittrok vertegenwoordigde 400 jaar verblijf in Egypte. Alhoewel ze slaven waren, woonden ze in wat (in Genesis 47:6) het beste deel van Egypte wordt genoemd. God gaf hun het allerbeste. We weten van de instructies voor het Pascha dat ze in huizen woonden. In vers 3 wordt in de Statenvertaling "huis" genoemd (NBG: gezin).

Vers 13 zegt:

Exodus 12:13 En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij zijt.

Vers 22 luidt:

Exodus 12:22 Daarna zult gij een bundel hysop nemen en in het bloed in een schaal dopen, en van het bloed in die schaal strijken aan de bovendorpel en aan de beide deurposten; niemand van u zal de deur van zijn huis uitgaan tot de morgen.

Ze hadden bezit. Ze woonden in het beste deel van Egypte. Eigenlijk moet ik waarschijnlijk zeggen: "het beste deel van Egypte voor hen". Ze hadden huizen. Maar dat was niet alles wat ze hadden, omdat ze verscheidene generaties lang van elkaar hadden overgeёrfd — allerlei meubilair (tafels, stoelen, schilderijtjes, en dergelijke). Maar toen ze uittrokken, was alles wat ze meenamen dat wat ze op hun rug konden dragen, of wat gemakkelijk op een kar kon worden voortgetrokken — in het bijzonder als ze niet de beschikking hadden over een lastdier. Ze moeten heel wat van hun bezittingen hebben achtergelaten.

Laten we met dat in het achterhoofd onszelf eens inbeelden dat we moeten vluchten naar een plaats van veiligheid. Wat zouden we dan meenemen? Hoogstwaarschijnlijk alleen maar die dingen waarvan we vinden dat die absoluut noodzakelijk zijn. Misschien zoveel als we in 1 of 2 koffers konden stoppen. Twee voor onze vrouw, twee voor onszelf en misschien twee voor elk van de kinderen die iets kunnen dragen. We zouden alles wat echt iets voor ons betekent in iets wegbergen dat we kunnen dragen.

Ze vertrokken in haast. We begrijpen dat wel. Ze trokken vrij snel uit toen het uiteindelijk zover was. Ongetwijfeld hadden ze van tevoren over een en ander nagedacht. Ik bedoel over wat ze zouden meenemen. Maar als meer dan twee miljoen mensen uittrekken, trekken ze niet weg in trucks met oplegger. Ze vertrekken met het minimum dat essentieel is, en misschien nog een paar dingen extra. Dat wat ze achterlieten vertegenwoordigt zonde. Als we het bloed van Jezus Christus aanvaarden en we beginnen uit te trekken, moeten we de dingen van "de oude mens" achterlaten (de dingen van het oude leven in geestelijk Egypte) en alles wegdoen tot we het minimaal noodzakelijke overhouden.

Hebreeën 12:1-2 Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde [Dat moest Israël doen. Ze moesten symbolisch "alle last en de zonde" afleggen.], die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. 2 Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.

Werkelijk berouw laat niet toe dat we veel van wat we zijn met ons mee blijven dragen. God dwingt ons dus te kiezen wat werkelijk "geestelijke bagage" is, opdat onze bagage geen last wordt op onze weg. Sommigen van ons maken niet de voortgang die zou moeten, omdat ze nog te veel van de wereld met zich mee dragen. Nu terug naar Exodus 3 — we gaan een vers lezen dat we al eerder hebben gelezen, maar deze keer wil ik een ander aspect belichten.

Exodus 3:8 Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honig, naar de woonplaats van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten.

Dit vers leert ons drie dingen die God voorstelde te doen: (1) Hij stelt voor Zijn volk uit de hand der Egyptenaren te bevrijden. (2) Hij zal hen uit het land Egypte voeren. (3) Hij zal hen in het Beloofde Land brengen. We moeten nooit vergeten dat wij hierbij zijn betrokken! We moeten deze analogie dus ook altijd op onszelf toepassen. God belooft ons dezelfde dingen; stelt dezelfde dingen aan ons voor. Maar wie voerde al die dingen in deze analogie uit? Terug naar Exodus 12.

Exodus 12:31-33 Toen ontbood hij [Farao] des nachts Mozes en Aäron en zeide: Maakt u gereed, gaat weg uit het midden van mijn volk, zowel gij als de Israëlieten; gaat, dient de HERE, zoals gij gezegd hebt. 32 Neemt ook uw kleinvee en uw runderen mee, zoals gij gezegd hebt; maar gaat! En wilt ook mij zegenen. 33 De Egyptenaren drongen eveneens sterk bij het volk aan, om het snel uit het land te laten gaan, want, zeiden zij, wij sterven allen.

Hier zien we de uitvoering van het eerste voorstel. Ze werden bevrijd door het woord van hun eigen overheersers.

Exodus 12:40-42 De tijd, dat de Israëlieten in Egypte gewoond hadden, was vierhonderd en dertig jaar. 41 En na vierhonderd en dertig jaar, juist op de dag af, gingen al de legerscharen des HEREN uit het land Egypte. 42 Een nacht van waken was dit voor de HERE, om hen uit het land Egypte te leiden. Dit is de nacht van waken ter ere van de HERE voor alle Israëlieten in hun geslachten.

Dus ze trokken 's nachts uit, op de eerste dag Ongezuurde Broden. Het eerste voorstel en ook het tweede is in uitvoering — om hen uit het land Egypte te voeren. We moeten hier goed op letten, omdat dit een feit is. Toen ze Egypte op de eerste dag Ongezuurde Broden verlieten, waren ze er al uit. Waarom is dat belangrijk? Als God onze zonden vergeeft, zijn die zonden echt vergeven. Ze spelen dan geen rol meer. Ze liggen achter ons. Ze blijven niet zeven dagen lang achter ons aan slepen. Ze waren al uit Egypte!

Ze kwamen in één dag uit het letterlijke Egypte, het bewoonde land — niet in zeven dagen. Maar ze waren nog steeds binnen de landsgrenzen van Egypte. Ze waren dus al direct uit Egypte (het bewoonde gebied) en het was bijna geheel het werk van God dat ze daar uit kwamen. Egypte is NIET het symbool van zonde. Egypte is het symbool van de wereld. Het is de plaats, de cultuur, waar zonde wordt begaan. En toen ze hun reis uit Egypte eenmaal begonnen, waren ze niet langer van de wereld, zelfs ofschoon ze letterlijk nog steeds in de wereld waren. Hetzelfde geldt voor ons.

Niet toen ze Christus accepteerden (dat is, toen ze het lam doodden), kwamen ze uit de wereld, maar toen ze echt in beweging kwamen om weg te trekken van de plaats van hun slavernij. Waarom is dat zo? Of beter, hoe komt dit tot uiting? Hoe komt dit tot uiting in de analogie? Dat kunnen we lezen in Exodus 13.

Exodus 13:17-18, 21-22 Toen Farao het volk had laten gaan, leidde God hen niet op de weg naar het land der Filistijnen, hoewel deze de naaste was; want God zeide: Het volk mocht eens berouw krijgen, wanneer zij in strijd gewikkeld werden, en naar Egypte terugkeren. 18 Daarom liet God het volk zwenken, de woestijnweg op naar de Schelfzee. Ten strijde toegerust trokken de Israëlieten op uit het land Egypte. ... 21 De HERE ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan. 22 Zonder ophouden bleef de wolkkolom des daags en de vuurkolom des nachts aan de spits van het volk.

Wat zeg ik hier nu precies? Het komt tot uiting in het volgen van God. Toen ze echt begonnen te lopen, achter God aan. Zij deden enkele stappen, zou je kunnen zeggen, toen ze een lam uitkozen en het doodden en het Pascha hielden. Maar de analogie laat heel duidelijk zien dat pas als we God echt gaan volgen er sprake is van bekering. Dan onderwerpen we ons aan Hem, openlijk en duidelijk zichtbaar.

Laten we het nog even samenvatten. Ze begonnen met het slachten van een lam. Daarna lieten ze het merendeel van hun bezittingen achter. Ze begonnen toen aan hun reis met hun oog gevestigd op de vuurkolom bij nacht en de wolkkolom bij dag. Dit beeldde uit dat ze niet langer de wereld volgden — maar nu gehoorzaam waren aan God. Tot op dat punt had God praktisch alles gedaan. Maar ons deel bestaat uit gehoorzaamheid voor wat betreft het kleine beetje dat wij moeten doen. De combinatie van deze dingen brengt ons uit de wereld.

God maakt dit heel duidelijk.

Exodus 19:4 [Hij zegt: ...] gij hebt gezien, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen gedragen en tot Mij gebracht heb.

Besef goed, gemeente, dat God ons geen enkele ruimte geeft om ons op de borst te kloppen! In dit opzicht hebben we niets om trots op te zijn. We zullen aan het einde van deze preek een vers aanhalen uit het Nieuwe Testament dat dit heel duidelijk maakt. Tot op dit punt kunnen we uit deze analogie begrijpen, dat we nooit uit de wereld zouden komen, tenzij God ons erop voorbereidde (en de weg voorbereidde) zodat we kunnen uittrekken. We gaan hierdoor langzamerhand begrijpen waarom Paulus die uitspraak deed in Efeziёrs 2 — dat we Zijn maaksel zijn! God is de Schepper.

Laten we nu eens naar ongezuurd brood kijken. Zolang we al in de kerk zijn, is ons onderwezen dat Egypte een type van zonde is en dat het eten van ongezuurd brood het uitkomen uit de zonde uitbeeldt. Ik ben even schuldig als anderen aan dat onderwijs. Maar tegelijkertijd wil ik benadrukken dat het niet geheel verkeerd is — maar het is ook niet totaal juist. Egypte is in de eerste plaats een type van de wereld (niet zonde). God laat niet zien dat Israël uit zonde komt, maar dat het er reeds uit is zodra ze Hem beginnen te volgen. In één dag, in één ogenblik, beschouwde Hij hen als eruit gekomen.

Gezuurd brood zou te omvangrijk zijn geweest om mee te nemen en het zou te lang hebben geduurd om te rijzen — want ze moesten zich haasten. Hij laat dus zien dat er snelle actie nodig is. Als God eenmaal begint, wil Hij dat wij snel in actie komen om Hem te volgen. Daarom was het gezuurde iets dat ze achter moesten laten. In dit opzicht hadden we het in het verleden bij het rechte eind. Zuurdesem is inderdaad een type van zonde.

We zien in Exodus 13:3, 6-10 ongezuurd brood in de context van het verhaal. In vers 3 staat dat we ongezuurd brood moeten eten omwille van wat God heeft gedaan. We gaan dingen aan elkaar koppelen met het gehele plaatje van de uittocht — in het bijzonder de dingen die op de eerste dag Ongezuurde Broden plaatsvonden — namelijk Gods uitspraak dat Hij ons uitleidde en dat het Israëls gehoorzaamheid was in het volgen van de vuurkolom die hen in staat stelde uit te trekken. Dat is de context waarbinnen ongezuurd brood aan de orde wordt gesteld.

Ongezuurd brood beeldt NIET in de eerste plaats het uitkomen uit de zonde uit. Israël kwam uit Egypte. Eten van ongezuurd brood beeldt uit wat God als eerste deed en pas daarna dat wij Hem volgden. Ons aandeel in het volgen van Hem is gehoorzaamheid.

Laat ons het volgende niet ontgaan: God beeldt in het handelen van Israël uit (in een beeld van woorden, in een voorbeeldles) wat gerechtigheid is. Wat is gerechtigheid? We voeren daden van gerechtigheid uit als we God volgen. Dat is gerechtigheid. Zo eenvoudig is het. Als we God volgen, als we de dingen doen zoals God dat van ons verlangt, dan is dat gerechtigheid. En hier volgt wat dan belangrijk is. ALS iemand de gerechtigheid doet, zal hij niet zondigen. Het is dan bijna onmogelijk om te zondigen. Wat belangrijk is, is waar de nadruk op wordt gelegd. De nadruk van het eten van ongezuurd brood ligt niet op het komen uit iets, maar veelmeer op iets doen dat juist is!

U zult zich nog wel herinneren dat ik in het verleden diverse keren heb gezegd dat het grote verschil tussen Jezus en de Farizeeën was, dat de Farizeeën gerechtigheid zochten door het vermijden van zonde. Jezus zondigde niet omdat Hij "weldoende" rond ging. Het is de mate van nadruk die hier belangrijk is. We zien een tegenstelling tussen de positieve en de negatieve benadering. Dat is het punt waar het om draait.

U zult zich ook nog wel herinneren dat verscheidene jaren geleden (voor een bepaalde tijd) ons werd geleerd dat we niet elke dag tijdens het Feest [der Ongezuurde Broden] ongezuurd brood behoefden te eten, maar dat als we ervoor kozen brood te eten dat het dan ongezuurd moest zijn. Dat was voor een bepaalde tijd het onderwijs, toen het met de kerk bergafwaarts ging. Laten we dat eens tot het uiterste doorvoeren. Wat als iemand geen enkele dag ongezuurd brood wilde eten tijdens het Feest? Het gebod zegt: "U zult het zeven dagen eten." Begrijpt u wat dat betekent? De praktische toepassing hiervan is dat God zegt dat we alle dagen van ons leven moeten zoeken naar gerechtigheid! Elke dag — niet alleen maar tijdens de dagen der Ongezuurde Broden.

Maar de dagen der Ongezuurde Broden dienen als herinnering om deze dingen in de juiste context te blijven zien. Het eten van ongezuurd brood is praktisch het beeld van het doen van gerechtigheid. We zondigen dus niet, omdat we gerechtigheid doen. We zijn niet "rechtvaardig" alleen maar door het in alle opzichten vermijden van zonde. We moeten daarentegen op een actieve manier God volgen. Dan zullen we niet zondigen. In zekere zin behoeven we ons dan ook geen zorgen over zonde te maken — als we dezelfde benadering hebben als Jezus, omdat we dan zo druk bezig zijn te doen wat juist is dat, zoals ik reeds zei, het bijna onmogelijk is te zondigen (als we inderdaad het juiste doen). Daar hebben de dagen der Ongezuurde Broden betrekking op. Inderdaad, we komen uit zonde. Maar wat belangrijk is, is HOE we uit zonde komen. We komen eruit door een actieve benadering. We volgen God alle dagen van ons leven. Paulus zei het als volgt:

1 Corinthiërs 5:8a Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid ...

Het woord reinheid duidt op "oprechtheid van hart". Het woord reinheid (in de Statenvertaling 'oprechtheid') betekent "niet gemengd" — niet een beetje van de wereld en een beetje van God. Hij zei dus: "zonder een gemengde benadering van het leven te hebben".

1 Corinthiërs 5:8b ..., maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.

Bedenk altijd dat de dagen der Ongezuurde Broden in herinnering brengen wat God deed om ons van onze slavernij te bevrijden. Dat is het beginpunt. Het eten van ongezuurd brood symboliseert dus wat Israël deed om Gods leiding te aanvaarden en Hem uit Egypte en door de woestijn te volgen. Dat is gerechtigheid. We hebben zo dus een tweezijdige benadering van de betekenis van ongezuurd brood: (1) Het herinnert ons aan wat God deed zodat wij deze manier van leven kunnen hebben. (2) Het symboliseert het volgen van God en het op actieve manier doen van gerechtigheid — dat het doel van ons leven te maken. Niet alleen maar hier en daar het ontwijken van zonden, maar veeleer de juiste en goede dingen doen. Dan begint zonde uit ons leven te verdwijnen.

We komen dus inderdaad uit. Maar het is het resultaat van de juiste dingen doen — niet alleen maar zonde ontwijken. Het is gerechtigheid doen. Het is het volgen van God. Het is de dingen op Gods manier doen. En als we dat doen, zullen we niet zondigen. Het eten van ongezuurd brood is dus een jaarlijkse, geconcentreerde inspanning voor de duur van zeven dagen om ons denken en onze aandacht te richten op Gods onderwijs in gerechtigheid — opdat we in harmonie met Hem kunnen leven, zoals Hij ons leidt en inzicht geeft in ons leven. Het elke dag eten van ongezuurd brood tijdens de dagen der Ongezuurde Broden is GEEN last. Het is een herinnering dat het volgen van Gods weg gedurende alle dagen van ons leven cruciaal is in onze voorbereiding op het Koninkrijk van God.

Normaal gesproken vinden we Gods manier om de dingen te doen beschreven in Zijn woord. Wat zal het resultaat zijn als we het ook zo gaan doen? Wat zal dan het resultaat zijn? Ik kan u garanderen dat het volgende zal gebeuren, omdat Jezus in Johannes 17:17 het volgende zegt:

Johannes 17:17 Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.

Als we Gods woord gehoorzamen — als we Hem expliciet volgen — zullen we van de wereld afgescheiden worden. Dat is wat het woord "heiligen" betekent. Christus vraagt dus: "Zet ze apart. Maak het verschil [tussen hen en de wereld] duidelijk." Als we gehoorzaam zijn aan het zuivere, niet bevlekte woord van God, worden we geheiligd voor gebruik door God. Gods woord volgen brengt scheiding voort. Laten we dat koppelen aan wat Jezus in Mattheüs 10 zei, omdat er absoluut geen mogelijkheid is om de afscheiding van de wereld te stoppen, indien we de waarheid gaan volgen.

Mattheüs 10:34-39 Meent niet, dat Ik [Christus spreekt] gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. 35 Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; 36 en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. 37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; 38 en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig. 39 Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.

Als God in iemands leven komt, komt er met het verloop der tijd een scheiding tussen zijn verleden en zijn heden en toekomst. Dat kan niet worden tegengehouden. De enige manier waarop het kan worden gestopt is door naar Egypte terug te gaan. Dan worden we er weer "één" mee.

Er staat dat Israël uitkwam met een verheven hand — alsof ze overwinnaars waren. Het is heel waarschijnlijk, dat toen u zich bekeerde, u anderen probeerde te vertellen over uw diepgaande begrip en uw gevoelens ten aanzien van de dingen die u [nu] begreep. Maar toen u dat deed, deelden zij niet in uw geloof en uw gevoelens. Ook dat is te lezen in Exodus 13.

Exodus 13:14 En wanneer uw zoon u later zal vragen: Wat betekent dat? dan zult gij tot hem zeggen: Met een sterke hand heeft de HERE ons uit Egypte, uit het diensthuis, geleid.

Hij deed dat niet voor die anderen en daarom begrepen ze het niet. Hij bracht hen niet uit! De enigen die — tot op zekere hoogte — "het bevatten" waren de Israëlieten. Zo zijn ook de enigen die "het" geestelijk zullen gaan "bevatten", degenen die God roept.

Exodus 13:18 Daarom liet God het volk zwenken, de woestijnweg op naar de Schelfzee. Ten strijde toegerust trokken de Israëlieten op uit het land Egypte.

God leidde hen op een ordelijke manier. We kunnen geen orde hebben, tenzij er ook een zekere mate van autoriteit is en instemming met die autoriteit. Tot op dat moment waren ze in harmonie met God. We zien dus dat dit niet te vergelijken is met het "uitgaan van de school" waarbij ieder zijn eigen weg gaat. Er was een doel in wat er gebeurde. Hij had hen niet zomaar voor de lol bevrijd. Er was een serieus en ordelijk doel waarnaar toe werd gewerkt. En op dat moment waren ze bereid Zijn leiding te accepteren.

Het was dus Gods bedoeling Zijn volk te leiden. We zagen in de verzen 21 en 22 (die we reeds gelezen hebben) dat Hij voortdurend aanwezig was. Dringt dat tot ons door? Hij is ook aanwezig bij ons! Hij voert ons niet het land uit om ons daarna als een baksteen te laten vallen. Zijn leiderschap en hulp is altijd aanwezig. In vers 17 wordt heel duidelijk gemaakt dat God zorgzaam was in Zijn zorg voor hen, met name in het kiezen van de te volgen route. Hij koos er één, die alhoewel moeilijk, er één was die alle mogelijkheden bood om te slagen.

Het is hier goed te bedenken dat Hij hen niet alleen ontwikkelde, maar dat Hij Zichzelf ook groot maakte in hun ogen — zodat hun vertrouwen op Hem zou toenemen. Er zijn minstens twee zaken waarin God direct betrokken is, die belangrijk zijn. En Hij zal dezelfde dingen voor ons doen. Hij kiest de weg die wij in ons leven hebben te gaan. Ik kan u garanderen dat die waarschijnlijk vrij moeilijk zal zijn. Ik kan ook heel dogmatisch zijn over waarom Hij het op die manier doet. Hij wil ons iedere mogelijke kans op succes geven. En tegelijkertijd wil Hij in onze ogen groot worden gemaakt, zodat wij — naarmate onze kennis toeneemt — voortdurend meer op Hem gaan steunen (in geloof en vertrouwen), omdat wij Hem in ons leven zien werken.

Wij zouden heel natuurlijk de kortste route van Egypte naar het Beloofde Land de beste vinden, is 't niet? "Kom laten we het vlug achter de rug hebben." Maar daarentegen met God, als we in geloof leven, is de kortste weg tussen twee punten niet altijd de beste. Gods weg is NIET de natuurlijke weg. Begrijp dat alstublieft. De natuurlijke weg is om de menselijke natuur te volgen. God laat ons niet de natuurlijke weg gaan.

In deze wereld bestaat de weg naar succes heel vaak uit het overtreden van Gods geboden. Er wordt gelogen, bedrogen, gestolen, sex voor het huwelijk bedreven, overspel gepleegd. Er wordt gedaan wat nodig is om te winnen. Maar op die manier zullen we NOOIT in het Koninkrijk van God komen, omdat dat de weg van de wereld is. Verdraaien, bederven, jezelf zo goed mogelijk voordoen. Maar Gods weg is je uiterste best doen om te geven, te dienen, in geloof op te offeren — uit gehoorzaamheid aan God. Dat is de echte weg naar succes, omdat dat de manier is waarop Hij in elkaar zit! Hij bepaalt wat de standaards zijn voor succes.

Exodus 14:1-2 De HERE sprak tot Mozes: 2 Zeg tot de Israëlieten, dat zij teruggaan en zich legeren voor Pi-hachirot, tussen Migdol en de zee; recht tegenover Baäl-Sefon zult gij u legeren, aan de zee.

Op dat moment bevonden ze zich precies op de grens van Egypte; nog één stap en ze zouden er (om zo te zeggen) geheel buiten staan. God liet hen echter naar rechts afbuigen en naar het zuiden gaan. Dit voerde hen rechtstreeks naar een kloof waarin ze opgesloten zouden geraken, waardoor het voor Farao gemakkelijk zou lijken hen weer terug te voeren. Maar daar is voor ons een belangrijke les aan verbonden. Zelfs als het natuurlijke instinct ons zegt dat Gods weg niet zal werken, moeten we toch geloof beoefenen en gehoorzamen — ongeacht de "kwalijke consequenties" die schijnbaar net boven de horizon uitkomen. Soms lijkt het dat God ons rechtstreeks in een rampzalige toestand leidt. En dat doet Hij ook. God is er werkelijk goed in om rampzalige gebeurtenissen te scheppen.

Psalm 106:7-8 Onze vaderen in Egypte sloegen geen acht op uw wonderen, zij gedachten niet aan uw talrijke gunstbewijzen, doch waren weerspannig bij de zee, bij de Schelfzee. 8 Maar Hij verloste hen om zijns naams wil, om zijn kracht bekend te maken.

God zal dat beslist doen. Hij zal Zichzelf voor ons groot maken — als we Hem dat toestaan door ons geloof te beoefenen.

Psalm 78:38-39 Maar Hij, de barmhartige, verzoende de ongerechtigheid en verdierf niet; Hij wendde menigmaal zijn toorn af en wekte zijn volle grimmigheid niet op; 39 Hij gedacht, dat zij vlees waren, een ademtocht, die vervliegt en niet wederkeert.

Zou Israël het zonder God ooit "hebben gered"? Zou Israël het zonder Gods genade ooit "hebben gered"? Helemaal niet! Als we Exodus 14 zouden lezen, zouden we zien dat er een bepaalde tijd was waarin Mozes het volk moest kalmeren — hij moest er heel wat aan doen om hen te hergroeperen. We kunnen in Hebreeёn 11 echter iets heel interessants lezen.

Hebreeën 11:29 Door het geloof zijn zij [de Israëlieten!] door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaars, toen zij het ook beproefden, verzwolgen werden.

Kunnen we ons dat voorstellen? Ondanks al hun klagen, ondanks al hun angst die ze toonden bij de Rode Zee toen ze wisten dat Farao achter hen aankwam ... Ze stonden op het punt om naar Egypte terug te gaan — om op te geven. Maar God laat zien dat ze door geloof door de Rode Zee trokken! Er gebeurde hier dus iets geweldig goeds. Alles was niet verloren. Israël groeide. Ondanks alles liepen ze tussen twee watermuren door. Dat moet een indrukwekkend iets zijn geweest: om water te zien dat ver boven je hoofd uit torent, daar tussendoor op droog land te lopen, waarbij schijnbaar niets het water tegenhield.

Het eerste waar wij aan zouden kunnen denken is dat moed hen hiertoe in staat stelde. Ja, er was inderdaad moed voor nodig, maar ook geloof. We weten dat ook de Egyptenaren moed hadden. Ze stormden achter hen aan, maar zij hadden geen geloof en het water doodde hen. Het verschil tussen Israël en Egypte begon groter en groter te worden. Israël groeide.

Ze gingen dus niet alleen maar door de zee. Tegen deze tijd waren Gods eerste twee doelstellingen bereikt: hen uit Egypte voeren en hen te bevrijden. Hier kwam dus volledige bevrijding tot stand. Israël was bevrijd uit Egypte. Zo gaan we ook begrijpen waarom Paulus schreef wat hij in Efeziёrs 2:8 schreef. Behoud (bevrijding) is door genade door geloof.

Efeziërs 2:8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God. [Dit betekent dat geloof een gave van God is.]

Israël kreeg geen behoud omdat zij een lam offerden, of alleen maar vanwege hun gehoorzaamheid. Ze kregen het door wat God deed. Hun behoud was een gave aan hen — door genade.

1 Corinthiërs 10:1-2 Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, 2 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee,

Die gebeurtenis op de laatste dag Ongezuurde Broden symboliseert de doop. De doop is het begraven van de oude mens — de mens die uit Egypte kwam. De doop is tegelijkertijd een verklaring van ons geloof in het offer van Jezus Christus, een belofte om ons leven in onderwerping aan God te leven; het is tevens een reiniging om ons voor te bereiden op het ontvangen van de Heilige Geest. Alhoewel ons in de voorbereidende doopgesprekken wordt gezegd "de kosten te tellen", stelt onze kennis van God nog niet zo veel voor.

In werkelijkheid gaan we op dat moment een verbond aan met God over dingen die we niet zien. Dat vergt heel wat geloof, omdat we niet weten wat er in de toekomst verscholen ligt. We weten niet op welke weg God ons zal leiden. We kunnen er wel vrij zeker van zijn dat Hij ons niet de weg zal laten gaan die ons wel aanstaat. Dat is het patroon. Hij zal ons echter beslist de weg laten gaan die het beste voor ons is. En niemands "weg" zal precies dezelfde zijn.

In principe zullen ze op elkaar lijken. Bedenk echter dat God Schepper is. Boven dit alles uit is Hij bezig om iedereen voor te bereiden om in de tempel te passen die in het Koninkrijk van God zal worden opgericht. Hij is bezig om ons in die tempel te laten passen. Iedereen heeft dus niet alleen een specifieke en individuele roeping. Iedereen heeft een specifieke en individuele "weg" te gaan, daarbij werkend met de scheppende inspanningen van Gods kant om ons zover te krijgen. Ieders "woestijn" komt dus overeen, maar is toch tegelijkertijd verschillend.

Dit bereidt het toneel voor voor de gebeurtenissen van Exodus 20. God verzamelde hen toen allemaal aan de voet van de berg Sinai om hun de wet te geven. Die gebeurtenissen in Exodus 20 hebben een parallel in Handelingen 2. Handelingen 2 is de werkelijkheid waarvan Exodus 20 een schaduw was. In Lucas 24:49 zei Jezus tegen de discipelen dat ze "in Jeruzalem moesten blijven, omdat ze kracht zouden ontvangen."

Hij herhaalde deze opdracht aan hen na Zijn opstanding, vlak voor Zijn hemelvaart, in Handelingen 1:4, 5 en 8. "Blijf hier wachten. Jullie zullen kracht ontvangen."

Ik geef nog enkele schriftgedeelten die we hieraan kunnen toevoegen. We zijn nu aangekomen bij het ontvangen van de Heilige Geest. Johannes 14:16-17; Johannes 16:13; 1 Corinthiёrs 2:10-12. Hij geeft ons in die verzen een aantal aspecten van die hulp en die krachten. Deze zullen onder andere bestaan uit: een Trooster, een Geest der waarheid. (We hebben waarheid nodig.) We zullen een Gids ontvangen.

In de woestijn wordt er aan ons karakter gewerkt. Hier komt Efeziёrs 2:10 in beeld. "WE ZIJN ZIJN MAAKSEL." God is de Schepper. "Geschapen in Christus Jezus" — de tempel, het lichaam van Christus. "Om goede werken te doen die God tevoren bereid heeft." In de woestijn neemt dus de intensiteit van onze werken, de hoeveelheid van onze werken en het belang van onze werken allemaal een paar stapjes toe — zodat we voorbereid kunnen worden om Hem voortdurend te volgen.

We moeten goed begrijpen (in 1 Corinthiёrs 12:6-7) dat de Geest van God ons "als onderpand" wordt gegeven. We ontvangen slechts een deel. Ons is een onderpand gegeven en de volheid ervan zal ons pas na de opstanding uit de doden ten deel vallen. Maar hij is met een doel "als onderpand" gegeven! Hij is niet alleen gegeven om ons kracht te geven en te versterken ter voorbereiding op het Koninkrijk van God. Hij is gegeven tot het welzijn van allen. Dat staat daar geschreven. Tot welzijn van allen! De gaven en krachten die erbij horen dienen met anderen te worden gedeeld.

Ik wil gaan eindigen door op dit ene punt te concentreren. Als mens, kunnen we evenmin als Christus dat kon, iets van onszelf doen. Ik zeg "evenmin als Christus", omdat Hij Zijn discipelen heel duidelijk zei: "Van Mezelf kan ik niets doen. De Vader die in Mij woont, Hij doet de werken." Voor ons geldt hetzelfde. Jezus zei ons: Ík ben de wijnstok. Gij zijt de ranken. Zonder Mij kunt gij niets doen." De reden dat ik dit zeg is de volgende: Zoals we reeds zagen, het was GOD (en wat Hij deed) waardoor de Israëlieten uit Egypte kwamen. Zo is het ook GOD die ons uit ons persoonlijk Egypte leidt. Dat stopt nooit! Dit principe gaat altijd maar door. Het is GOD die ervoor zorgt dat wij veilig door onze reis door de woestijn zullen komen. En hoe doet Hij dat? Hij doet dat op precies dezelfde manier als Hij ons aan het begin uit Egypte leidt.

Hij zal ons scheppen zodat wij daardoor in staat zijn te doen wat er gedaan moet worden om de reis door de woestijn te doorstaan. Sta eens even stil bij en denk eens goed na over deze simpele illustratie. Wat er ook maar geschapen is (denk bijvoorbeeld aan een machine), het kan alleen maar doen wat de "schepper" ervan (de uitvinder) erin heeft gelegd. Wij zijn Gods schepping. Wij kunnen alleen maar doen wat Hij in ons heeft geschapen en waartoe Hij ons in staat stelt.

Deed Hij dat ook niet met de Israëlieten in Egypte? Het was wat Hij deed — het scheppen van de omstandigheden, de hele periode door, hun geloof gevend en wat er ook maar meer nodig was om hen eruit te krijgen. Hetzelfde proces ging almaar door tijdens hun tocht door de woestijn! Ik zal daar nu niet in detail doorheen gaan. Ik zal slechts de Reader's Digest versie geven. Hij gaf hun manna. Hij gaf hun water. Hij bestreed hun vijanden. Hij gaf hun de wolk boven hen. Hij gaf hun de vuurkolom bij nacht. Hij gaf hun de aanwijzingen, het patroon, voor de tabernakel. Hij gaf hun de offeranden. Hij gaf hun een leider. Hij gaf hun de kennis. Hij gaf hun alles wat nodig was!

1 Corinthiërs 15:27-28 [Dit is het opstandingshoofdstuk!] Want alles heeft Hij aan zijn voeten onderworpen. [Die tijd komt eraan.] Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderworpen is, is blijkbaar Hij uitgezonderd, die Hem alles onderworpen heeft. [Wie onderwierp alles onder Christus? De Vader!] 28 Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.

Laat me de bewoordingen hier iets veranderen. "Dat God voor iedereen groot gemaakt mag worden — dat Hij alles is voor iedereen." De tijd komt dat alles in de schepping zal worden teruggeplaatst op zijn juiste positie en prioriteit. Wanneer dat gebeurt, zal God alles zijn voor iedereen.

Dat zijn we nu nog maar aan het leren. Daarom onderwijst de bijbel dat behoud door genade komt. Alles wat we nodig hebben, wordt ons gegeven en wordt in ons geschapen — zodat we in staat zijn te doen wat gedaan moet worden. God zal dan de ALLERHOOGSTE zijn in een voltooid plan — en een geheel universum dat geordend is in overeenstemming met Zijn wil.

Ik gaf deze preek over dit onderwerp om twee redenen. De eerste is dat Ik Gods aandeel in ons behoud wilde verheerlijken (groot maken). Net als de analogie laat zien dat Hij ons uit Egypte leidt, zo brengt Hij ons ook in het Beloofde Land. En net zo zeker als Hij hun voorzag van elke "gave" die nodig was om hen eruit te leiden, zo voorziet Hij ook in elke "gave" die nodig is om ons erin te krijgen.

1 Corinthiërs 1:26, 29 Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. [Waarom?] ... 29 opdat geen vlees zou roemen voor God.

Niemand kan iets verheerlijken van wat wij ook maar doen in relatie met Gods werk. Let nu op vers 30. Denk nog eens aan de uitspraak "alles in allen". Laten we die uitspraak toepassen op vers 30.

1 Corinthiërs 1:30a Maar uit Hem [de Vader] is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God ...

Let erop hoe alles in de richting van de Vader wijst. (Niet alleen onze positie als zoon van God, maar zelfs Jezus Christus.) Uit Hem zijt gij in Christus Jezus. Zonder hetgeen de Vader doet, zouden we niet in Christus zijn.

1 Corinthiërs 1:30-31 Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, 31 opdat het zij, gelijk geschreven sta


Loading recommendations...