Sermon: De soevereiniteit van God (Deel 9)

Gebed (vervolg)
#241NL

Given 01-Jun-96

description: (hide)

In dit negende deel van de serie over de soevereiniteit van God benadrukt John Ritenbaugh opnieuw dat gebed geen dictaat is aan een weerbarstige God, maar juist een manifestatie van onze houding van afhankelijkheid en behoefte. Gebed is een werktuig of middel dat we gebruiken om in overeenstemming met Gods wil te komen, ons aan Zijn doel met ons over te geven in de aanwezigheid van de meest rechtvaardige, onveranderlijke, positieve en verheffende houding in het gehele universum. We moeten in nederigheid dicht tot God naderen (Jacobus 4:10, 1 Petrus 5:5-7), onze tekortkomingen, onvolkomenheden en noden belijden (terwijl we Gods soevereine grootheid erkennen) en nederig Zijn beslissing accepteren. Nederigheid in gebed brengt onderwerping en gehoorzaamheid voort die uiteindelijk resulteren in verheerlijking en eer.


transcript:

Vandaag ga ik weer verder met de serie preken over Gods soevereiniteit. Vandaag krijgt u binnen deze serie het tweede deel van een miniserie over gebed. In de vorige preek over soevereiniteit en gebed zagen we, dat het doel van gebed niet was om God van gedachten te doen veranderen, ook niet om iets nieuws onder Zijn aandacht te brengen. Als we denken dat we Gods gedachten kunnen veranderen, ontkennen we Zijn vermogen tot vooruitkijken, tot het hebben van overzicht, Zijn wijsheid, maar ook Zijn goedheid. U herinnert zich nog wel dat ik een groot deel van die preek baseerde op een aanhaling uit The Christian Worker. Hier volgt dan nog eens die aanhaling.

"De gebeden van Gods heiligen zijn het aandelenkapitaal in de hemel, waardoor Christus Zijn grote werk hier op aarde uitvoert. De heftige pijnen en de geweldige krampen op aarde zijn het resultaat van deze gebeden. De aarde wordt veranderd, totaal omgekeerd. Engelen komen krachtiger in actie, vliegen sneller en het beleid van God krijgt duidelijker vorm als de gebeden overvloediger en efficiënter zijn."

Laten we de aandacht even op slechts één punt richten. Krijgt Gods handelwijze duidelijker vorm door menselijke wezens? Wie trekt er aan de touwtjes? Als we hierover nadenken, gaan we zien dat dit de indruk wekt, dat God geen plan had, of zat te slapen, of door andere zaken was afgeleid. Misschien moeten we wel tot de conclusie komen dat Hij in de war is geraakt door allemaal onsamenhangende gebeurtenissen, of dat Hij op een of andere manier de aansporingen van Zijn kinderen nodig heeft om moed te krijgen weer verder te gaan. Dit klinkt [voor mij] als de moderne manier van kinderopvoeding. In ieder geval wordt het belang van de mens met betrekking tot gebed en het doel van het leven aanzienlijk groter gemaakt dan het is.

Hier aan het begin van deze preek wil ik Psalm 121 lezen en wel helemaal. Dit is de Psalm waaraan het oude paarse boek het lied "Naar de bergen verhef ik mijn blik" ontleende.

Psalm 121:1-8 - Een bedevaartslied. Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen? 2 Mijn hulp is van de HERE, die hemel en aarde gemaakt heeft. 3 Hij zal niet toelaten, dat uw voet wankelt, uw Bewaarder zal niet sluimeren. 4 Zie, de Bewaarder van Israël sluimert noch slaapt. 5 De HERE is uw Bewaarder, de HERE is uw schaduw aan uw rechterhand. 6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. 7 De HERE zal u bewaren voor alle kwaad, Hij zal uw ziel bewaren. 8 De HERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid.

Er wordt in vers 1 over "bergen" gesproken. Liefhebbers van profetie hebben ongetwijfeld de neiging om dat symbolisch te willen opvatten, dus dat te zien als naties of volkeren. Toch is dat hier niet de bedoeling. Dit woord betekent hier precies wat het zegt. Het betekent "bergen". De Psalm beeldt een pelgrim uit op weg naar waar het leven hem brengen zal. Voor ons betekent dat, dat we pelgrims zijn op weg naar het Koninkrijk van God. De berg stelt een plaats voor die onzekerheden met zich meebrengt; grote angsten voor iemand die op weg is naar een plaats, waar hij niet eerder is geweest, een plaats waar rovers, bandieten en dergelijke, zich verborgen kunnen houden, onverwacht te voorschijn kunnen komen en je alles kunnen ontnemen, misschien zelfs je leven. Hier komt dus die pelgrim aan, hij nadert een moeilijke, stress voortbrengende situatie waar hij doorheen moet, voordat hij op de plaats van bestemming kan komen. Hij kijkt op naar die bergen en vraagt zich af: "Vanwaar zal mijn hulp komen?" Als we dit eenmaal beseffen is die Psalm heel duidelijk en ook heel geruststellend. De Psalm geeft mij zeker niet de indruk dat God aan het dagdromen is en niet weet wat er zich in ons leven afspeelt. Wij zijn de "appel" van Gods oog. Hij is ook geen ouder die wordt afgeleid door andere zorgen, waardoor Hij Zijn kinderen verwaarloost. Hij weet PRECIES wat er gebeurt, voortdurend, elke dag, elke minuut en elke seconde. Hij voert Zijn taak uit. Zoals de Psalm zegt: Hij slaapt niet. Zijn ogen zijn altijd open. Hij neemt Zijn verantwoordelijkheden zeer serieus.

Ik merkte in die preek ook op dat God ons niet vrijuit laat gaan in zaken die met Zijn doel te maken hebben. Maar soms, gemeente, laten we ons door onze menselijke natuur bedriegen en gaan we denken dat we vrijuit zijn gegaan in een bepaalde zaak, terwijl God alleen maar geduldig is en ons ruimschoots de tijd geeft tot bekering te komen en weer op het juiste spoor te komen. In Prediker 8 staat een aantal verzen die hiermee te maken hebben. We gaan opnieuw naar die verzen kijken om een basis te leggen voor de preek van vandaag.

Prediker 8:10 - Eveneens zag ik, hoe goddelozen begraven werden en (de rust) ingingen, terwijl zij die recht gehandeld hadden, van de heilige plaats moesten weggaan en in de stad vergeten werden. Ook dit is ijdelheid.

Voordat we verdergaan, wil ik het eerst even hebben over dat woord vergeten, want dat is eigenlijk niet precies wat het Hebreeuws bedoelt. De meeste manuscripten spreken over prijzen. Met andere woorden: "De goddelozen werden begraven en men prees hen [in lofredenen, enzovoort] bij hun begrafenis — de gemeenschap prees hen. Dat lijkt nogal vreemd dat de goddelozen geprezen worden, maar gemeente, dat is de realiteit. Zo gaat dat in het leven. De goeden sterven en niemand heeft er weet van. Het zal iedereen een zorg zijn. Dat zegt ook Jesaja in hoofdstuk 56. Nu verder in Prediker 8 met vers 11. Dat is min of meer een uitleg.

Prediker 8:11 - Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen.

Ze denken dat ze vrijuit kunnen gaan.

Prediker 8:12-14a - Daar een zondaar honderdmaal kwaad doet en toch lang leeft. Nochtans weet ik, dat het de godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen; 13 de goddeloze daarentegen zal het niet welgaan en hij zal zijn levensduur niet verlengen als de schaduw, omdat hij voor God niet vreest. 14 Er is een ijdel ding, dat op aarde geschiedt: er zijn rechtvaardigen, wie het gaat naar de verdienste der goddelozen.

Met andere woorden de rechtvaardigen krijgen dat wat eigenlijk de goddelozen verdienen. Daartegenover zijn er ook goddelozen die krijgen wat de rechtvaardigen verdienen. We zouden denken dat de rechtvaardigen lof zouden ontvangen, geëerd zouden worden, maar zo gaat het er in de wereld niet aan toe. De wereld heeft het eigene lief, daarom staat alles op zijn kop. Het probleem hiermee voor ons is, gemeente, dat wij beïnvloed worden door dat denken. We gaan denken zoals de wereld denkt; daarom gaan we ook handelen zoals de wereld doet; we zondigen dus en het schijnt dat er niets gebeurt. Er komt geen bliksem uit de hemel. De donder weerklinkt niet. God laat Zich niet horen. Het schijnt dat er geen straf op volgt en we denken dat we vrijuit gaan. Toch is dat niet waar. En wel omdat God Zijn taak uitvoert; ons leven na onze bekering is anders dan dat van de wereld. God houdt ons veel nauwlettender in de gaten vanwege wat er op het spel staat. Het kan erop lijken dat we in iets vrijuit gaan, of dat God er zelfs mee instemde, of dat het Hem niets uitmaakte. Maar gemeente, als we gezondigd hebben en we bekeren ons niet, dan zal onze zonde ons nog in dit leven weten te vinden. Mensen in de wereld kunnen vrijuit gaan. Sociologen zeggen ons dat we het vandaag de dag in de kranten kunnen lezen, dat misdaad loont. Dat is zo overduidelijk, zo openlijk kenbaar: misdaad loont ... omdat Gods wraak niet over hen komt. Maar ik garandeer u, gemeente, als u hetzelfde doet als zij doen, dan zal Gods wraak u treffen, omdat God bezorgd over u is, omdat Hij u liefheeft. Voor mensen in de wereld geldt: het is hun tijd nog niet. Kijk opnieuw naar de verzen 12 en 13.

Prediker 8:12-13 - Daar een zondaar honderdmaal kwaad doet en toch lang leeft. Nochtans weet ik, dat het de godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen; 13 de goddeloze daarentegen zal het niet welgaan en hij zal zijn levensduur niet verlengen als de schaduw, omdat hij voor God niet vreest.

God handelt met ons in termen van eeuwig leven, in termen van eeuwigheid. "Zijn levensduur verlengen" duidt op "eeuwig leven". Die mensen gaan dus naar het graf en dat is alles. Mogelijk is het dat, voor altijd. Ze hebben dan hun kans gehad. Het kan ook zijn dat God hen opwekt in de tweede opstanding, misschien ook wel niet. Dat ligt in Gods hand. We zullen altijd moeten erkennen dat God met ons in termen van eeuwigheid handelt en daarom worden we zeer nauwgezet in de gaten gehouden. Hij wil ons niet vrijuit laten gaan. Het kan zijn dat Hij geduldig is en dat Hij de straf een hele tijd uitstelt, maar die straf zal komen, tenzij we ons bekeren. Zelfs als we ons bekeren, kan er toch een straf volgen. David bekeerde zich na zijn zonde met Bathseba en toch volgde er een straf. David had voor de rest van zijn leven een rampzalig gezinsleven. Dat was de straf voor zijn zonde. We hebben het hier dus over iets absoluuts, omdat God altijd Zijn taak uitvoert.

We moeten de gedachte dat God alleen maar een mens is, maar dan wel één met wat meer mogelijkheden, uit ons hoofd bannen. Hij is God. Hij is geen mens. Het vermogen van Gods denken gaat dat van ons zover te boven, dat het geen zin heeft beide met elkaar te vergelijken. We kunnen alleen de vergelijking toepassen die Hijzelf ons heeft gegeven en zelfs die is moeilijk te begrijpen. Hij zegt dat Zijn gedachten hoger zijn dan onze gedachten, evenals de hemel ver boven de aarde is. Gods gedachten liggen "geheel buiten ons zicht".

Er is een spreuk die zegt dat "het volk zonder openbaring (in het Engels wordt het woord 'vision' gebruikt) verwildert". Deze spreuk is door God geïnspireerd. Hij zorgde ervoor dat dit werd opgeschreven om een leidend principe te zijn in ons leven, daar het een principe is waarnaar ook Hij leeft. Hij weet waar Hij naar toe gaat. Hij weet dat in feite heel erg goed, want Hij weet het einde reeds vanaf het begin. Ook heeft Hij de macht en de wijsheid om Zijn visie precies zo tot stand te doen komen als Hij deze van te voren reeds zag. Laat deze wetenschap eens actief worden in uw leven en in uw relatie met God. Hij weet waar Hij met u naar op weg is. Jezus zei: "Ik ga om u een plaats te bereiden." Hij bedoelde dat individueel en niet algemeen, zoals dit vers laat zien. We gaan daar nu niet dieper op in. We moeten dus bedenken, dat als we bidden, er voor God geen enkele reden is van gedachten te veranderen; dit wegens de eenvoudige reden dat Zijn plannen werden bepaald onder invloed van een perfecte goedheid en een niet-falende wijsheid. Het is nodig dat wij mensen van gedachten veranderen, omdat wij zo kortzichtig zijn en niet in staat zijn op de juiste wijze te voorzien wat er tijdens de looptijd van een project wel kan gebeuren. Bij God is dat niet zo. Een benadering in denken die we op mensen zouden toepassen is dus niet geschikt voor toepassing op God, omdat Hij geen vergissingen begaat en omdat Hij Zich altijd bewust is van wat er gebeurt. Jezus zei ons dat als we tot God bidden, Hij reeds weet waaraan we behoefte hebben. Het hoofddoel van gebed is dan ook niet God van gedachten te doen veranderen, omdat wat Hij uit een bepaalde situatie wil laten voortkomen, altijd juist is.

Laten we nu naar Jeremia 10 gaan om nog meer toe te voegen aan dit begrip van onze benadering van God in gebed.

Jeremia 10:23 - Ik weet, o HERE, dat het niet aan de mens staat zijn weg te kiezen, noch aan een man om te gaan en zijn schreden te richten.

Hoe goed denkt u dat ons advies voor God zal zijn? Onze gebeden dienen van dit begrip te getuigen, opdat we God in de juiste houding zullen benaderen.

Jeremia 10:24 - Tuchtig mij, HERE, doch naar recht; niet in uw toorn, opdat Gij mij niet te gering maakt.

Het doel van gebed is ons een nog grotere gelegenheid te geven om in harmonie te komen met wat God in een bepaalde situatie wil bereiken, om in harmonie te komen met Zijn wil, niet om God zover te krijgen dat Hij met ons meegaat. Onze bestemming is al vastgesteld. Toen Hij ons riep, was onze bestemming Zijn koninkrijk. Onze bestemming is een zoon van God te worden. Die bestemming staat al vast. Hij weet ook waar Hij ons in Zijn koninkrijk wil laten dienen. "Ik ga om u een plaats te bereiden." Hij heeft dat in gedachten.

Ouders, kijk vanuit dit opzicht ook eens naar uw methoden van kinderopvoeding. We moeten tijdens het opgroeien van onze kinderen, onze kinderen bestuderen en als we zekere afwijkingen zien optreden, dan moeten we hun natuurlijke, door God gegeven talenten en bekwaamheden in de juiste richting bijsturen, omdat kinderen dwaas zijn; zij willen niet die richting uitgaan zonder de sturing en bemoediging en geruststelling van hun ouders. Wij hebben de verantwoordelijkheid hen in die richting te sturen. God doet dat ook met ons.

Onze bestemming is vastgesteld door Gods roeping en Hij zal ons niets toestaan dat buiten dat doel ligt. We kunnen onze eigen gang gaan en ervoor kiezen te geloven dat God ons verzoek inwilligde, maar dat is niet hetzelfde. Hij stond ons gewoon toe te "doen wat we wilden". Hij willigde ons verzoek niet in en het gaan van onze eigen gang werkte waarschijnlijk niet mee en maakte misschien onze weg naar en voorbereiding op het Koninkrijk van God zelfs moeilijker dan het anders zou zijn geweest.

Dat God het einde reeds kent vanaf het begin, betekent niet dat iedere gebeurtenis in iemands leven al is bepaald en van tevoren vastgesteld. Geloof me [en ik denk dat u dit inderdaad gelooft], wij zijn in het gebruik van onze vrije wil heel vindingrijk om God voor uitdagingen te plaatsen in Zijn handelen ons op het spoor naar onze bestemming in Zijn koninkrijk te houden. Hij moet Zich op de hoogte houden van wat er zich in ons leven afspeelt, om ons voortdurend terug te dringen naar het juiste spoor, omdat wij afdwalen als we onszelf niet in de gaten houden, omdat deze wereld en wat daarmee samenhangt zo aantrekkelijk is voor de menselijke natuur; het is alsof een magneet ons in die richting trekt. Die combinatie, met onze vrije wil, houdt God dus wel bezig. Het helpt om Hem bezig te houden.

Gemeente, ik heb het hier over de gebeurtenissen in het leven die samenhangen met morele, ethische en geestelijke keuzes. Of we nu een rode of blauwe auto kiezen, maakt in moreel opzicht totaal niets uit, maar of we wel of geen auto kopen, of een andere dure aanschaf plegen, als de behoeften van het gezin duidelijk om iets anders vragen — dat is een totaal andere situatie. Die keus kan invloed hebben op ons karakter en daarom op onze bestemming. Gemeente, sommigen van ons zijn harde noten om te kraken. We zijn echt stijfkoppig, bevooroordeeld en hebben duidelijk onze eigen wil. Soms komt dit voort uit onwetendheid, maar vaker is de oorzaak trots en eigengerechtigheid; soms zo sterk dat er in feite wordt gekozen voor de poel des vuurs. Voor anderen geldt dat hun werken van een dusdanig slechte kwaliteit zijn dat hun werken zullen worden verbrand, maar zijzelf zullen genadiglijk worden behouden [1 Corinthiërs 3]. Daarnaast laat God duidelijk zien dat Zijn kinderen allemaal groeien in hun eigen tempo. Ik ben er zeker van dat we God echt voor uitdagingen plaatsen om omstandigheden tot stand te brengen die ons tot inkeer zullen brengen en ons ertoe brengen voor de juiste dingen in het leven te kiezen.

Met dit al blijft de vraag nog steeds overeind. Waarom zullen we bidden? Als God het allemaal al weet, waarom moeten we dan nog bidden? Als God vanaf het begin het einde al weet, waarom dan nog bidden?

Nogmaals, het doel van gebed [ik blijf dit almaar herhalen] is niet om God van gedachten te doen veranderen of Hem op de hoogte brengen van iets dat Hij nog niet weet. Het doel van gebed is ook niet God iets voor te schrijven. Het hoofddoel is om ons een extra manier te geven, een heel effectieve manier om met Zijn wil in harmonie te geraken. Als we in harmonie zijn met Zijn wil, dan zullen er dingen gaan gebeuren!

We zullen nu een serie schriftgedeelten lezen zonder daar veel commentaar aan toe te voegen. We beginnen in Efeziërs, hoofdstuk 2, vers 18, pal na het gedeelte waarin Paulus het heeft over heidenen en Joden. Hij zegt daar in vers 18:

Efeziërs 2:18 - Want door Hem [het offer van Christus] hebben wij beiden [heidenen en Joden] in één Geest de toegang tot de Vader.

Het onderwerp hier is gebed. We hebben toegang tot de Vader door gebed. Laten we nu naar de brief aan de Hebreeën gaan, hoofdstuk 4, vers 14.

Hebreeën 4:14-15 - Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden. 15 Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen.

Het resultaat of de aansporing is:

Hebreeën 4:16a - Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, ...

We hebben dus toegang tot de Vader door Jezus Christus, en ons wordt hier gezegd vrijmoedig tot Hem te gaan. Hij heeft het hier over gebed.

Hebreeën 4:16b - ... opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.

Hebreeën 10:19 - Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus.

Elk van deze verzen licht het doel van gebed weer iets verder toe. De toegang tot God ligt open en wij worden, door gebed, in de geest, rechtstreeks voor het aangezicht van God in de hemel gebracht. Gemeente, dit is geen illusie. Dit is niet iets mystieks. We hebben het over een geestelijke realiteit.

Hebreeën 10:20-22 - Langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees, 21 en wij een grote priester over het huis Gods hebben, 22 laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water.

Gebed brengt ons dus, door Jezus Christus, in aanraking met de meest positieve, rechtvaardige, onveranderlijke manier van denken die er in het gehele universum bestaat. Ik illustreerde dit in de vorige preek op een heel simpele manier, door ernaar te verwijzen hoe de manier van denken van mensen, waarmee we wat langer moeten doorbrengen ons beïnvloedt, ongeacht of die manier van denken positief of negatief is. Tenzij we weerstand bieden omdat wij mentaal zo sterk zijn, hebben we de neiging mee te gaan in de manier van denken van die ander. Als zo iemand ons na staat, in termen van relatie, wordt de invloed van zijn manier van denken versterkt. Wat gebeurt er echter als je niet in direct contact staat met de persoon die zo'n manier van denken heeft? Ik bedoel positief of negatief. Bijvoorbeeld u bent in een ander gebouw. Dan wordt u in het geheel niet beïnvloed. Waarom? Omdat u niet dicht genoeg bij hem in de buurt bent om ook maar te weten wat er aan de hand is. Zelfs als we, wat afstand betreft, in de buurt zijn, maar de relatie met de persoon die op die manier denkt is niet belangrijk, dan worden we er minder door beïnvloed. In ons denken kunnen we tegen zo iemand zeggen: "Je kunt me wat. Ik heb je niet nodig. Wat je doet interesseert me niet." In deze voorbeelden gaat het om de geest die deze mensen uitstralen, daardoor worden we beïnvloed, misschien wordt onze geest zelfs veranderd. Daarom weerspiegelen wij, als mens, de geest van Satan. Deze doortrekt onze omgeving. In het voorbeeld dat ik zojuist gaf zijn we altijd in zijn buurt, omdat zijn geest overal wordt uitgezonden. In die laatste serie verzen die we lazen, staat er: "laten wij toetreden", dat is dichterbij komen. Het gaat om de kwaliteiten van Gods geest. Hij wil heel graag dat wij die ook zullen hebben. Dit is één manier waardoor dat kan gebeuren, door letterlijk in de geest voor Zijn aangezicht te verschijnen. Daarom kunnen mensen bij God vandaan komen (na hun gebed) en zo vol vrede, vreugde en vertrouwen zijn. Of aan de andere kant getuchtigd bij Hem vandaan komen, omdat ze tot berouw zijn geleid, tot een intens schuldgevoel dat nodig is voor bekering. Bedenk alstublieft dat het voorbeeld niet bedoeld is om te laten zien dat we in termen van afstand dicht bij God moeten zijn, maar juist in termen van relatie. Dat is een hoofddoel van gebed. Het brengt ons in de nabijheid van de meest wonderbaarlijke, positieve, opbouwende manier van denken, waar we ooit ook maar in de buurt kunnen komen. Deze manier van denken is bemoedigend en inspirerend. Als we daar geen gebruik van willen maken, dan ontgaat ons het voordeel dat daarmee samenhangt.

Wat is het eigenlijk dat God, als we eenmaal bekeerd zijn, motiveert dicht tot ons te naderen? We kunnen zeggen "gehoorzaamheid", of ons op de juiste manier gedragen. Maar er is iets dat aan gehoorzaamheid voorafgaat en dat is een "manier van denken".

Laten we Jesaja 66 opslaan, een bekend schriftgedeelte.

Jesaja 66:1-2 - Zo zegt de HERE: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust? 2 Dit alles heeft immers mijn hand gemaakt en zo is dit alles ontstaan, luidt het woord des HEREN; op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft.

Deze woorden van God vergelijken Zijn wonen in een tempel [een gebouw] met wonen in een levend, menselijk wezen. Dat is echt 'dicht naderen tot'. Tot wie zal God zo dichtbij komen? De nederigen. Die houding fungeert als een magneet die Hem tot hen aantrekt.

We zullen opnieuw een serie schriftgedeelten lezen waarop ik niet echt zal ingaan, omdat ze vrij vanzelfsprekend zijn. Het eerste schriftgedeelte is uit de brief van Jacobus, hoofdstuk 4, vers 6.

Jacobus 4:6 - Maar Hij geeft dan ook des te grotere genade. Daarom heet het: God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.

Dit is een aanhaling van Spreuken 3, vers 34.

Jacobus 4:7-8a - Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden. 8 Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen.

Ziet u dat? Wat maakt indruk op Hem? Nederigheid! Als we in nederigheid tot Hem naderen, dan nadert Hij tot ons. Op die manier zijn de gebeden beter, effectiever.

Jacobus 4:8b-10 - Reinigt uw handen, zondaars, en zuivert uw harten, gij, die innerlijk verdeeld zijt. 9 Beseft uw ellende, treurt en weent; uw gelach moet veranderen in treurigheid, en uw vreugde in neerslachtigheid. 10 Vernedert u voor de Here, en Hij zal u verhogen.

De volgende verzen lijken hier heel veel op: 1 Petrus 5, de verzen 5 en 6. Petrus haalt dezelfde bron aan als Jacobus. Let op de overeenkomst, het advies.

1 Petrus 5:5a - Evenzo gij, jongeren, onderwerpt u aan de oudsten.

Werd onderwerping ook in de zojuist gelezen verzen genoemd? Zeer zeker.

1 Petrus 5:5b - Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.

Het is alsof Petrus zegt, dat als je iets van God gedaan wilt hebben, als je wilt dat Hij je dicht nabij is, als je Zijn leiding wilt, als je Zijn aansporing wilt, als je Zijn manier van denken wilt, als je goede dingen van Hem wilt ontvangen en dicht bij Hem wilt zijn, je jezelf moet vernederen.

1 Petrus 5:6 - Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd.

Waarom is nederigheid eigenlijk zo belangrijk? Nederigheid is zo belangrijk, omdat het de basis is voor gehoorzaamheid. Een andere manier om dit te zeggen is, nederigheid uit zich in gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid is het bewijs dat er nederigheid is. Nederigheid is een houding van vrijwillige onderwerping aan de wil van God en is een karaktereigenschap die niet alleen absoluut noodzakelijk is voor behoud, maar ook voor groei. Houd die gedachte vast! Het is niet alleen noodzakelijk voor behoud, maar ook voor groei, voor het getuige zijn van God, het verheerlijken van God en het ontvangen van eer van God. Combineer deze twee verzen met andere die we gaan lezen of kunnen gaan lezen [speciaal uit het boek Spreuken] en we zien dan een specifieke volgorde: Nederigheid, onderwerping, gehoorzaamheid, eer.

Laten we teruggaan naar het Oude Testament, naar dat schitterende hoofdstuk 8 van het boek Deuteronomium. Ik zeg 'schitterend', omdat God hier heel duidelijk laat zien waarom we zo lang op behoud moeten wachten, waarom ons leven een pelgrimstocht is, waarom we door problemen heen moeten. We lezen dus in vers 1:

Deuteronomium 8:1a - Heel het gebod, dat ik u heden opleg, zult gij naarstig onderhouden, [waarom?] opdat gij moogt leven en talrijk worden ...

Kijk in de marge. [Veel Engelse bijbels zijn voorzien van kanttekeningen in de marge.] Daar staat "toenemen" of "groeien". Zij hebben het toegepast op aantallen. Ik pas het individueel, persoonlijk, toe.

Deuteronomium 8:1b-2a - ... en het land binnengaan en in bezit nemen [het Koninkrijk van God — onze erfenis], dat de HERE uw vaderen onder ede beloofd heeft. 2 Gedenk dan heel de weg, waarop de HERE, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, [tijdens onze pelgrimstocht; met welk doel?] om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen [Om te zien uit welk hout we zijn gesneden, te weten wat er in ons zit.] ...

Geloven we Hem echt, of zijn het alleen maar mooie woorden? Hebben we echt karakter, geloof in actie, in termen van liefde?

Deuteronomium 8:2b-3 - ... ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden. 3 Ja, Hij verootmoedigde u, deed u honger lijden en gaf u het manna te eten, dat gij niet kendet en dat ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des HEREN uitgaat.

Deuteronomium 8:16 - Die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben, om u te verootmoedigen, u op de proef te stellen en u ten laatste wel te doen.

Hier is een belangrijke les voor ons allemaal, en wel: God laat ons zien waarom we dingen moeten ondergaan op onze weg naar het Koninkrijk van God. Hij noemt drie keer heel specifiek verootmoedigen en op de proef stellen. Het is allemaal met het doel dat het ten laatste in overeenstemming met Gods doel zal uitwerken. Breng dit in verband met wat we zojuist in Prediker 8 hebben gelezen. De goddeloze wordt in zijn dood geprezen. Het kan erop lijken dat ze een goed leven leidden, maar Salomo werd door God geïnspireerd te schrijven dat hun levensduur niet zal worden verlengd. God wil dat onze levensduur voor eeuwig wordt verlengd, daarom is Hij een stuk strenger voor ons dan voor hen, vanwege wat er op het spel staat en dat is heel wat. Het is nodig dat we worden verootmoedigd en op de proef gesteld, zodat uiteindelijk het juiste resultaat wordt bereikt. Nederigheid is absoluut noodzakelijk voor ons karakter en het bereiken van Zijn doel in ons leven.

Laten we nu eens kijken naar een andere serie verzen uit het boek Spreuken. Al deze Spreuken gaan over hetzelfde onderwerp. We beginnen in Spreuken 15, vers 33.

Spreuken 15:33 - De vreze des HEREN voedt op tot wijsheid, en ootmoed gaat vooraf aan de eer.

Er is een bepaalde volgorde waarin de goede dingen worden gedaan.

Spreuken 18:12 - Vóór de val is het hart van de mens hoogmoedig [trots, arrogant], maar ootmoed gaat vooraf aan de eer.

Dat is nogal duidelijk.

Spreuken 22:4 - Het loon van ootmoed — vreze des HEREN — [de vreze des Heren is het begin van wijsheid] is rijkdom, eer en leven [eeuwig leven].

Zonder nederigheid is er geen eeuwig leven. Het is echt uitermate belangrijk. En gebed is onontbeerlijk voor nederigheid. Ik ben nog steeds bezig met de opbouw van mijn betoog naar een bepaald punt, zodat we dit heel duidelijk gaan zien. Ootmoed gaat dus vooraf aan de eer, ootmoed gaat vooraf aan rijkdom, eer en leven. Ootmoed [nederigheid] is een voorwaarde om de zegeningen te ontvangen die alleen God kan geven; het type zegeningen dat ons zal voorbereiden op en toerusten voor ons dienen in Zijn Koninkrijk. Als we niet worden verootmoedigd, onderwerpen we ons niet. Als we ons niet onderwerpen, zullen we niet gehoorzaam zijn. Als er geen gehoorzaamheid is, is er geen voorbereiding. Zonder voorbereiding is er geen eer, geen verhoging, geen verheerlijking. We hebben dan voor niets geleefd. Het is een nutteloos leven geweest.

Hoe past dit nu eigenlijk binnen het onderwerp soevereiniteit en gebed? Ik denk dat we dit heel duidelijk kunnen gaan zien, als we er eens bij stilstaan om te onderzoeken wat we eigenlijk verondersteld worden te doen in gebed. Als we de Psalmen serieus bestuderen, ze analyseren, zien we dat vele Psalmen eigenlijk gebeden zijn. We gaan dan hun bestanddelen onderscheiden en zien waarom Jezus, in Mattheüs 6, een modelgebed gaf, de grote lijn van een gebed. Dat modelgebed is een analyse van de Psalmen, de gebeden die anderen uitspraken en die God liet opschrijven.

Ten eerste moeten we in gebed God eren. Dit moeten we doen als we bidden. Hij moet worden geëerd. "Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd." We moeten God erkennen in wat Hij is, dat Hij de Hoge en Verheven God is Die de eeuwigheid bewoont, de grote en ontzagwekkende Schepper, Vader, Voorziener, Genezer, Verlosser. Het is een erkenning van Zijn heerschappij en Zijn soevereiniteit, dat wij door Hem geschapen zijn en van Hem afhankelijk zijn; zo verootmoedigen we ons voor Zijn ontzagwekkende majesteit. Toen Jesaja God zag, viel hij voor dood op de grond, raakte hij volkomen buiten bewustzijn. Hij zag maar een kleine glimp van de Almachtige met een klein beetje van Zijn majesteit. Dat is een les voor ons. Als we bidden, moeten we dat doen in erkenning van Gods almachtige heiligheid en kracht.

Gebed moet ook de aanbidding zijn van God, omdat we ons voor Hem neerbuigen en Zijn grote naam aanroepen in erkenning van Zijn macht, Zijn onveranderlijkheid, Zijn wijsheid, barmhartigheid en genade. Bedenk dat in Jesaja 66, in een vergelijking tussen de tempel en een mens, God eigenlijk zegt: "Ik woon liever in een nederig mens dan in deze tempel die jullie hebben gebouwd." Is het niet interessant dat Jezus, toen Hij aan de tempel refereerde, zei: "Het is een huis voor gebed." Is een mens, waarin God woont, bedoeld als middel tot gebed? Dat kunt u maar beter aannemen! We moeten God in gebed aanbidden, Hem eren en aanbidden in gebed. Gebed is dus een verheerlijking van God, omdat we daarin onze afhankelijkheid tot uiting brengen; dit wordt nog versterkt omdat gebed een oefening is in geloof. En geloof verheerlijkt altijd God. Komt u niet voor Hem omdat u gelooft dat Hij bestaat? Dat is geloof. Komt u niet voor Hem omdat u gelooft dat Hij u hoort? Dat is geloof. Komt u niet voor Hem omdat u gelooft dat Hij u goede gaven wil geven, gaven die nodig zijn om in Zijn koninkrijk te kunnen komen? Dat is geloof. Gebed is dus het eren van God. Gebed is aanbidding van God. Gebed is een oefening in geloof. Begint u het te zien? Gebed is een geestelijke zegening voor ons daar het echt een uitermate belangrijk middel is voor onze groei in genade, omdat Gods zegen naar ons uitstroomt als gevolg van ootmoedigheid. Gebed is een dagelijkse, mondelinge oefening in het onszelf vernederen voor God doordat het ons dwingt toe te geven dat we menselijk zijn, tekortkomingen hebben, afhankelijk zijn, behoeften hebben. Gebed is een erkenning dat we niet in staat zijn volledig voor onszelf te zorgen. Zonder God sterven we. Is dat de manier waarop we leven? We hebben God nodig en alles wat Hij bereid is ons te geven. Als we de visie van het evangelie eenmaal hebben verkregen en gaan slagen te voldoen aan Zijn doelstellingen voor ons, gaan de gaven naar de nederigen stromen, omdat zij zich zullen onderwerpen aan Gods wil, als ze Gods wil kennen. En God openbaart Zijn wil aan hen die nederig zijn. Dat is ook een vorm van zegen voor hen.

Als we nu over God en Zijn grootheid denken en aan onze menselijkheid met al zijn fysieke, geestelijke en ethische zwakheden, kan het niet anders dan dat we gaan erkennen hoe onwetend we zijn, hoe kortzichtig, hoe zwak in karakter, hoe ongevoelig, hoe ongeïnteresseerd, hoe hard, bitter, klagend en zelfgericht. We hebben hulp nodig en de enige plaats waar we kunnen krijgen wat we werkelijk nodig hebben om te veranderen, is bij God. Gebed is dus het middel waardoor onze behoeften en onze ontoereikendheid, ons tot nederigheid brengen, omdat we het mondeling voor Hem erkennen. Dit werkt echter niet als we onze gebeden maar werktuigelijk uitspreken. Als we voor Hem verschijnen en zeggen [John zegt dit in een razend snel tempo]: "Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede ..." en daarna "Amen" zeggen, dan is er niet één enkele bewuste gedachte geweest over de werkelijke grootheid van God en hoe groot onze behoeften zijn. Een gebed op die manier uitgesproken, brengt niemand tot nederigheid. Ziet u wat voor flauwe kul het is om 50.000 "Wees gegroetjes" op te zeggen? Dat heeft absoluut geen betekenis. God wil gebed gebaseerd op een werkelijke erkenning van behoefte en de daarmee samengaande erkenning hoe groot Hij is. Die twee gaan samen, of we worden niet verootmoedigd. Hij laat ons dus nadenken over hoe groot Hij is, niet omdat Hij daar behoefte aan heeft. Hij heeft niet de behoefte dat Zijn ego wordt opgeblazen. Wij zijn degenen die er behoefte aan hebben te denken aan Zijn grootheid en onze verdorvenheid. Daarom zei Jeremia: "Ik weet dat het niet aan de mens staat zijn weg te kiezen." Hij beleed zijn behoeften. Zo'n gebed zal worden beantwoord en het werd beantwoord. Gebed brengt ons dus voor het aangezicht van God om Hem te eren, om Hem te aanbidden, om Hem te verheerlijken. Gebed dient ertoe om ons te verootmoedigen, als dagelijkse oefening om Zijn grootheid te erkennen en dat wij Zijn maaksel zijn.

Er is nog een ander gebruik voor gebed. God heeft het ook bestemd als middel om onze behoeften te leren kennen. Nogmaals, gebed informeert God niet over iets waar Hij geen weet van heeft, maar het is juist ontworpen als middel om Hem onze gevoelens, onze kennis, onze behoeften op te biechten. Met andere woorden het is van onze kant een erkenning, dat we zijn gaan inzien dat het ons aan een en ander ontbreekt, dat we daarom nodig hebben wat Hij heeft en ons wil geven, zodat we op Hem en Zijn Zoon kunnen gaan gelijken. Dat is de basis van alle antwoorden: "Zodat we op Hem kunnen gaan gelijken." Is dat niet wat God volgens 1 Thessalonicenzen aan het doen is, ons naar Zijn beeld scheppen? Gebeden die in dat patroon passen zullen zeker worden beantwoord. We lezen in 1 Thessalonicenzen 5, vers 17, een gebod: "Bidt zonder ophouden." Dat is kort en krachtig. Terwijl Hij dus weet wat we nodig hebben, wil Hij toch dat we vragen. Waarom dan toch? Omdat dat goed voor ons is. Laten we nog naar een ander schriftgedeelte kijken en wel Lucas 18, vers 1.

Lucas 18:1 - Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen [niet op te geven, vol te houden].

Lucas 11:9-11 - En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. 10 Want een ieder, die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden. 11 Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven?

Lucas 11:13 - Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?

Dat is interessant: "de Heilige Geest geven". Dus God heeft alles zo ontworpen dat we om Zijn gaven moeten vragen, dat we Hem eren in ons vragen, dat we Hem prijzen omdat zulke wonderbare zaken tot onze beschikking komen. Op dezelfde manier heeft Hij alles zo ontworpen dat we Hem moeten danken nadat Hij ons Zijn zegeningen heeft gegeven. Elk van deze punten is een stap in onze verootmoediging. Ik herinner me dat de heer Armstrong heeft gezegd dat hij bijna elk gebed begon met God te danken dat Hij God is en niet iemand anders. God heeft onze eer en lofprijzing niet nodig, want Hij heeft geen trots. Juist wij hebben het nodig dat we ons bewust zijn en dat besef levend houden dat we niets voorstellen; dat we, in vergelijking met Hem, onwaardig zijn. Als we ooit in Gods koninkrijk zullen zijn, is dat omdat we zijn gaan inzien wat nu wel werkelijk onze behoeften zijn; dat dit allemaal naar Zijn wil is en dat Hij de Enige is Die in die behoeften kan voorzien. Eer, lofprijzing en Hem vragen is een bewuste erkenning van onze afhankelijkheid van Hem; dit kan wonderen doen in het vernietigen van onze trots en ijdelheid en in het bemoedigen tot groei in nederigheid. Dit op zijn beurt leidt weer tot een intensere en grotere mate van overgave. In Jacobus 5, de verzen 15 en 16, zegt Jacobus:

Jacobus 5:15-16 - En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden. 16 Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt.

"Het gebed van een rechtvaardige vermag veel." Nogmaals, gebed is niet bedoeld om Gods doel te veranderen of om Hem te bewegen met nieuwe ideeën te komen. God heeft ingesteld dat we behouden worden door de prediking van het evangelie. Het is een middel tot behoud, evenzo is gebed een middel tot behoud. Zoals we zojuist in een aantal schriftgedeelten hebben gezien, is het Zijn wil dat we bidden. Ons wordt bevolen te bidden, daarom past gebed in Zijn ontwerp van de dingen die met Zijn doel samenhangen. Van het allereerste begin, voor de grondlegging der wereld, stelde Hij in dat Zijn kinderen tot Hem zouden bidden; dat dit een hoofdmiddel zou zijn tot groei en behoud. Gebed is daarom geen nutteloze exercitie, maar het behoort juist tot de middelen die God gebruikt om Zijn besluiten uit te voeren. Zijn besluiten [de uitspraken die Hij heeft gedaan over wat Hij zal doen — Zijn wil] zijn neergelegd in Zijn woord. Wij dienen dat te lezen, te geloven en ons wordt bevolen ze tot Hem te brengen, zodat Hij ze aan ons kan geven. Als we dus bidden om zaken die God reeds heeft besloten, dan gaat er iets gebeuren! Op dit gebied is gebed niet nutteloos. Toen Elia om regen bad, wist hij reeds dat het zou gaan regenen. Laten we dat eens opslaan. We hebben nog wel tijd. Hij wist dat het Gods wil was dat het zou gaan regenen.

1 Koningen 18:1 - Toen er geruime tijd verstreken was, kwam in het derde jaar het woord des HEREN tot Elia: Ga heen, vertoon u aan Achab, want Ik wil regen op de aardbodem geven.

Ziet u, God had er reeds toe besloten. Ziet u wat we hier boven tafel krijgen? God had het reeds besloten en toen Elia er om bad, ging het regenen! Het was Gods wil dat het gebeurde. Elia was iemand die dicht bij God leefde, hij kende Gods wil; maar ik wil dat we inzien dat dat hem er niet van weerhield God om regen te vragen. Snappen we dat? Zelfs ofschoon God heeft gezegd dat Hij iets zal doen, wil Hij toch dat we erom vragen. Hij wil dat we vragen, omdat Hij wil dat wij gaan inzien wat onze behoeften zijn. Hij wil dat we leren waar de enige bron is die daarin kan voorzien. Dat is Hij! Deze zaken brengen ons tot nederigheid. Nederigheid brengt onderwerping voort. Onderwerping brengt gehoorzaamheid voort. Gehoorzaamheid brengt eer, glorie en verheerlijking voort. "Op zulke mensen sla Ik acht, mensen die zich verootmoedigen." Ziet u, dat leidt tot het gebruik van de vrije wil op een manier die succes voortbrengt. Als we ons voor Hem verootmoedigen, blijven we op het pad van Zijn wil. Hij wil dus dat we iedere dag, enkele keren per dag, voor Hem komen en erkennen dat Hij God is, want het is goed voor ons dat we daardoor verootmoedigd worden.

Laten we nu Daniël 9 opslaan en in vers 1 beginnen te lezen:

Daniël 9:1-4a - In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der Chaldeeën ; 2 in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniel, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen. 3 En ik richtte mijn aangezicht tot de Here God om te bidden en te smeken, in vasten en in zak en as. 4 En ik bad tot de HERE, mijn God, en deed schuldbelijdenis en zeide: ... [enzovoort]

Een schitterend gebed! Waarom bad Daniël dat? Omdat Hij wist dat dat Gods wil was. De zeventig jaar waren bijna voorbij en daarom vroeg hij dus of God zijn belofte wilde vervullen. Evenals Elia wist hij dit van te voren en hij vroeg God dus om iets dat God reeds had besloten. We vinden een soortgelijk iets in Jeremia 29, vers 10. Daniël had hier naar gekeken.

Jeremia 29:10-11 - Want zo zegt de HERE: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen. 11 Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des HEREN, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven.

Zei Hij: "Bid niet, maak je toch niet druk om daarover te bidden, omdat het over zeventig jaar vanzelf zal gebeuren"?

Jeremia 29:12-13 - Dan zult gij Mij aanroepen en heengaan en tot Mij bidden, en Ik zal naar u horen; 13 dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart.

Ziet u dat? Is dat niet duidelijk? Als we God om iets vragen dat Hij wil geven, waartoe Hij reeds besloten heeft, dan zullen we wat beleven. Laten we nog een voorbeeld opslaan. Deze keer in Johannes 17. Dit heeft betrekking op onze Heiland; het is goed erop te letten, omdat Jezus hier ook in geloofde.

Johannes 17:5 - En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.

Hij wist dat God Hem zou opwekken en verheerlijken. Het was Gods wil dat dat zou gebeuren. Hij had dat reeds besloten; maar zelfs iemand die zo dicht bij God stond als Jezus Christus, vroeg er toch nog om. Dat is een heel goede les. Het werkt ook de andere kant uit. Ergens in het boek Jeremia zegt God tot Jeremia: "Probeer niet voor deze mensen te bidden." Hij zei dat Zijn geest gesloten was en dat Hij zulke gebeden niet zou [ver]horen. Die mensen zouden worden gestraft en het interesseerde Hem niet hoe sterk Jeremia een beroep op Hem zou doen, Hij zou niet antwoorden. Een soortgelijk iets gebeurde bij Mozes. Mozes deed een beroep op God en God sloot gewoon Zijn oren. "Vergeet het Mozes. Je zult het Beloofde Land niet binnengaan." En hij deed dat ook niet. Er zijn dus voorvallen waarbij Hij zulke dingen zei. Dat was Gods besluit. Hij is dus net zo bereid de dingen die Hij wil doen, te geven als wie dan maar ook.

Ik denk dat sommige van onze standpunten met betrekking tot gebed bijgesteld dienen te worden. Het overheersende idee van sommigen is dat we voor God komen en Hem om iets vragen, dat we willen, en dan verwachten we dat Hij het geeft. Maar gemeente, dit haalt God in feite neer. Dit veelvoorkomende geloof verlaagt God tot een knecht, onze knecht. Hij wordt dan zoiets als de geest in de fles, zoiets als "Uw wens is mijn bevel." Het past Hem om naar ons wensen te handelen. U weet wel, dat is de manier van "de geest in de fles"; hij doet naar ons wensen, doet waar wij plezier in hebben en vervult onze verlangens.

Nee gemeente, gebed is een komen voor God, Hem onze behoeften vertellen, onze weg aan Hem opdragen en het aan Hem overlaten ermee om te gaan zoals Hij het ziet. Dus als we bidden, leggen we onze behoeften voor aan God. Er is niets verkeerds mee om in detail te treden en ons geval voor te leggen zoals wij het zien; maar dan laten we het bij Hem, zoals Hij het het beste vindt en op Zijn tijd [Ik kan dit beter ook maar toevoegen. Weet u waarom?], omdat Hij reeds weet wat Hij eraan wil gaan doen. Hij wil zien wat wij eraan gaan doen. Ziet u, deze benadering maakt ons ondergeschikt aan Zijn wil, niet andersom. Een gebed behaagt Hem niet, tenzij de houding erachter getuigt van "niet mijn wil geschiede, maar Uw wil geschiede". Als God zo'n gebed van Zijn mensen verhoort [ik bedoel naar Zijn wil], dan doet Hij dit niet omdat zij Hem tot handelen aanzetten, maar omwille van Zijn eigen naam en Zijn soevereine wil. We kunnen dat door heel de Bijbel heen zien. "Ik doe dit niet voor jullie [zegt Hij], maar ik doe dit omwille van Mijn naam." Dat is Zijn doel.

Samenvattend, gebed is de manier en het middel dat God heeft vastgesteld om de zegeningen van Zijn goedheid naar Zijn mensen te communiceren. Zelfs ofschoon Hij Zijn zegeningen beloofd heeft en tot doel heeft gesteld, beveelt Hij toch dat we Hem zoeken. Gemeente, dit is zowel een privilege als een plicht. Hij verlangt er intens naar dat Zijn gedachten onze gedachten worden, omdat we dan daardoor het beeld van God gaan weerspiegelen. Veel van de communicatie van Zijn gedachten vindt plaats in gebed. Elk echt gelovig gebed dat ooit tot God werd gericht is beantwoord, maar niet altijd op de manier die wij het beste vinden.

Onthoud dat gebed een komen voor God is, het voorleggen van onze behoeften, daarna laten we het aan Hem over hoe Hij ermee om wil gaan. Heel vaak, gemeente, schijnt Zijn antwoord het tegengestelde te zijn van wat de mens het beste leek. Maar onthoud alstublieft het volgende uit deze preek: als we het echt aan God overlaten, dan weten we in ieder geval dat het Zijn antwoord was. Ik wil nog een interessant voorval doornemen, dat vermeld wordt in Johannes, hoofdstuk 11, te beginnen in vers 1.

Johannes 11:1 - Er was iemand ziek, Lazarus van Betanië, het dorp van Maria en haar zuster Marta.

Johannes 11:3 - De zusters dan zonden Hem bericht [omdat Lazarus ziek was]: Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek.

Let eens op de eenvoud van dit gebed, dit verzoek. "Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek." Ze vroegen Hem niet eens hem te genezen! Maar dat ligt er zeker in besloten. Bedenk dit: hier hebben we Jezus, Hij is God in het vlees. Hij denkt op Gods manier. Hoe zal God gaan reageren? Menselijk gesproken weten we heel goed dat Martha en Maria zeiden: "God, kom zo snel mogelijk hier. Kom onmiddellijk hier. Die broer van ons is ernstig ziek. Als U niet komt, gaat hij dood." Maar we lezen in vers 6.

Johannes 11:6 - Toen Hij dan hoorde, dat hij ziek was, bleef Hij daarop nog twee dagen ter plaatse, waar Hij was.

Hij vertrok niet eens. Het scheen Hem niets uit te maken, Hij lag er geen moment wakker van.

Johannes 11:11 - Zo sprak Hij en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, is ingeslapen, maar Ik ga daarheen om hem uit de slaap te wekken.

Lazarus was dood!

Johannes 11:17 - Toen Jezus dan aankwam, bevond Hij, dat hij reeds vier dagen in het graf lag.

We weten al dat Jezus hem uit de doden opwekte.

Johannes 11:40 - Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult?

God in het vlees reageerde op een totaal andere manier dan zij ongetwijfeld hadden verwacht. Werd God verheerlijkt in de manier waarop God reageerde? Veel meer, dan als het op hun manier was gegaan, omdat ze nu een getuigenis kregen. Lazarus was een van de weinige mensen in de geschiedenis die ooit uit de doden opstonden! Wat verheerlijkte God nu meer? Laten we hier iets van leren. God zal altijd reageren op een manier die Hem eer zal geven. Het is niet goed dat wij opgeblazen geraken. Dat werkt tegengesteld aan ootmoedigheid, is het niet? Het zou ons vernietigen. Nu nog een geweldig voorbeeld en wel van de apostel Paulus. In 2 Corinthiërs 12, vers 7, zegt hij:

2 Corinthiërs 12:7-10 - En ook om het buitengewone van de openbaringen. Daarom is mij, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen, een doorn in het vlees gegeven, een engel des satans, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen [dat ik niet opgeblazen zou worden]. 8 Driemaal heb ik de Here hierover gebeden, dat hij van mij zou aflaten. 9 En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome. 10 Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, smaadheden, noden, vervolgingen, benauwenissen ter wille van Christus, want als ik zwak ben, dan ben ik machtig.

Hier is weer een andere manier waarop God kan reageren. Als wij een aandoening zouden hebben als Paulus, zouden we ook willen dat die werd weggenomen. Maar God reageerde op een veel grotere behoefte van hem — de behoefte om Paulus nederig te houden. Misschien was Paulus wel in gevaar vanwege de vele gaven die hij had ontvangen. Hij zei in de eerste brief aan de Corinthiërs dat hij meer gaven had ontvangen dan zij allemaal. Hij was een ontzettend begaafde man, gaven die God hem had gegeven; misschien zag God daar wel een potentieel gebrek. Dat zal ongetwijfeld het geval zijn geweest. Paulus begon misschien wel wat opgeblazen te worden met die vele gaven. Dus zei God: "Nee, Paulus. Maar aan de andere kant, Paulus, zal Ik je voldoende kracht geven om door te gaan." Paulus moest dus werken en zijn aandoening verdragen, wetende dat hij elke dag voor God zou moeten komen en zeggen: "Geef me alstublieft de kracht voor vandaag." We mogen God vragen om ons dagelijks brood, datgene wat we elke dag nodig hebben. Dat is Zijn wil en Hij zal het geven. Dit voorbeeld is dus een manier waarop God kan antwoorden. Paulus, in zijn menselijkheid, had uiteraard graag gehad dat God hem volledig zou hebben genezen, maar God, in Zijn goddelijkheid, zei "Nee". Dat verheerlijkte God op de lange duur meer dan wanneer de aandoening van Paulus zou zijn weggenomen.

Nu nog een laatste gedachte. Is het waar dat we om zo te zeggen een blanco cheque hebben gekregen om God maar alles te vragen wat we willen? Het lijkt erop dat de Bijbel dat zegt. In Johannes 16:23 (Statenvertaling) staat er: "Al wat gij den Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven." Dat heeft Jezus echt gezegd. Maar, er staan een paar belangrijke woorden bij. Wat betekent het "te vragen in de naam van Jezus Christus"? We omzeilen dit meestal nogal heel snel door te zeggen dat het betekent te vragen "met Zijn autoriteit". Laten we dat eens wat verder uitwerken. Om God iets te vragen "in de naam van Jezus Christus", moet het in overeenstemming zijn met wat Christus is. In Christus' naam vragen, is vragen alsof Christus er Zelf om vroeg. Laat me dit nog eens anders zeggen. We kunnen dan alleen maar vragen om datgene waar Christus ook om zou vragen. Wat is vragen in Christus naam dus? Het is het opzij schuiven van onze eigen wil en de wil van God te aanvaarden. Christus Zelf zei bij drie verschillende gelegenheden, op drie verschillende manieren: "Ik doe altijd wat de Vader behaagt." We kunnen God dus alleen maar in overeenstemming met Zijn wil vragen. Ziet u, die paar woorden staan er niet voor niets bij. We hebben dus geen blanco cheque om God van alles te vragen. We kunnen Hem zeker wel vragen om dingen die mogelijk buiten Zijn doel liggen, die Hij ook zal geven. Maar als Hij zoiets doet, dan hebben ze totaal niets van doen met Zijn doel. Het wordt alleen maar gegeven om het ons aangenaam te maken, omdat Hij van ons houdt. Maar als we Hem dingen vragen die strijdig zijn met Zijn doel, dingen die ons karakter zouden kunnen aantasten en onze voorbereiding kunnen schaden, dan zal Hij die beslist niet geven.

Tenslotte, begrijp alstublieft dat deze twee preken beslist het onderwerp gebed niet uitputtend hebben behandeld. Het hoofddoel was ons te richten op Gods soevereiniteit en de relatie daarvan met gebed. In dat licht denk ik, dat we hieraan het concept moeten overhouden dat gebed God niet dicteert wat te doen, maar dat het een uiting is van onze houding van afhankelijkheid en behoefte. Omdat gebed een houding is van afhankelijkheid, onderwerpt degene die echt bidt zich aan Gods wil. Onderwerping aan Zijn wil betekent dat we er tevreden mee zijn dat Hij in onze behoeften voorziet in overeenstemming met Zijn soeverein behagen, terwijl wij daarbij aan onze medemens die onderwerping tonen in onze gehoorzaamheid.



Loading recommendations...