Sermon: Hoe helpt God ons? (Deel 2)

#770BNL

Given 19-Apr-06

description: (hide)

John Ritenbaugh bevestigt, nadat hij de overeenkomsten en verschillen tussen de pelgrimstocht van het oude Israël en het Israël van God heeft samengevat, dat het Gods bedoeling is dat we voorwaarts gaan; Hij spoort ons aan voort te gaan en weerhoudt ons ervan terug te gaan naar het geestelijke Egypte. God heeft altijd overvloedig voorzien in onze behoeften, zelfs al hebben wij Zijn geduld op de proef gesteld door voor beproevingen te bezwijken. God heeft ons belangrijke hulpmiddelen gegeven, zoals Zijn geschreven woord (waarheid) en Zijn Heilige Geest. De beproevingen waar we doorheengaan maken deel uit van Zijn voorzienigheid, waardoor Hij ons nederig maakt en vast kan stellen wat ons echt motiveert. God geeft Zijn kinderen niet alleen waarheid, Hij stelt ons in staat die te begrijpen en te gebruiken, waardoor we voorbereid worden op het Koninkrijk van God en gesterkt worden dit te bereiken. Jezus, als onze Hogepriester, is in staat om voortdurend te voorzien in wat er nodig is. Voor wat betreft de waarheid is er geen plaats voor neutraliteit in ons leven. Het is niet goed genoeg om alleen maar rein te zijn. We kunnen geen geloof maken van het benadrukken van wat we niet kunnen doen. We kunnen niet stilstaan; het kwaad kan worden overwonnen, maar het kan niet worden vernietigd. De beste manier om kwaad te vermijden is goed te doen. Als we uit gewoonte goeddoen, wordt het moeilijk te zondigen.


transcript:

De titel van mijn preek op de eerste Heilige Dag was "Hoe helpt God ons?" Ik gebruikte Israëls bevrijding uit hun slavernij in Egypte om overeenkomsten en verschillen te laten zien met onze bevrijding, en van beide zijn er diverse. Ik zal u nu direct vier overeenkomsten geven.

Nummer 1: Zowel zij als wij zijn bevrijd uit slavernij.

Nummer 2: God doet praktisch alles om die bevrijding tot stand te brengen, terwijl wij praktisch niets doen. Alles wat er op dat moment van ons wordt verlangd is geloven. Dat wordt zelfs van Israël gezegd.

Nummer 3: Als we eenmaal vrij zijn, is dat het begin van een pelgrimstocht met een duidelijk doel in gedachten, maar geen specifieke route.

Nummer 4: Op de pelgrimstocht voorzag God in al hun behoeften, en Hij voorziet ook in al onze behoeften.

Eén belangrijk verschil is dat zij werden bevrijd uit een fysieke slavernij, terwijl onze slavernij een geestelijke is. Dit ene verschil maakt alle verschil in de wereld uit inzake wat God doet om aan onze behoeften tegemoet te komen, omdat onze pelgrimstocht niet geografisch is, maar veeleer een reis op weg naar geestelijke, morele en emotionele volwassenheid.

Mijn preek op de wekelijkse sabbat was nog een stap om enkele van de bijzonderheden van onze reis te zien, omdat die een belangrijk deel liet zien van waaraan we in slavernij zijn, en dat is een bedrieglijk hart gevormd onder invloed van Satan, deze wereld en onze eigen persoonlijke ervaringen.

We zagen een heel klein stukje van de bedrieglijkheid van het hart in Gods beschrijving van zijn zelfgerichtheid. Die zelfgerichtheid moet worden overwonnen, als we ooit volwassen willen worden en in Gods Koninkrijk zijn, eeuwig werkend onder de Vader en de Zoon in het verder uitwerken van hun plannen voor de rest van Gods schepping.

In die preek op de wekelijkse sabbat zagen we vier gebieden die betrekking hebben op deze serie preken: (1) Het hart is niet alleen arglisting boven alles, maar zelfs ongeneeslijk. Het kan niet worden hersteld. Dat is Gods oordeel. (2) We zagen 19 uitdrukkingen van zelfgerichtheid van dit bedrieglijke hart. (3) We zagen de reden waarom God verlangt dat we de uitingen van de menselijke natuur overwinnen, en (4) We kregen vier werktuigen of disciplines te zien die ons tijdens onze pelgrimstocht kunnen helpen overwinnen.

Die vier werktuigen — de werktuigen van lijden — werden genoemd:

Uitstel van voldoening
Aanvaarding van verantwoordelijkheid
Toewijding aan waarheid
Balans of wijsheid in het gebruik van deze disciplines
Het gebruik van deze vier werktuigen, samen met Gods Heilige Geest, is nodig, omdat God bevolen heeft dat er een nieuw hart in ons moet worden gevormd, en omdat Hij ons tot volmaaktheid leidt (we zouden kunnen zeggen 'tot geestelijke volwassenheid') ter voorbereiding om met Hem in Gods Familie-koninkrijk samen te werken. We kunnen daaruit zien dat onze groei een samenwerken is met God, mogelijk gemaakt door geloof in waarheid.
In deze preek gaan we Israëls pelgrimstocht, die een parallel is van de onze, verder volgen en zien hoe God voorziet in wat we nodig hebben om — bevrijd van onze slavernij — onze bestemming in Zijn Koninkrijk te bereiken. Een van onze grootste behoeften is waarheid, en ik wil dat we inzien en appreciëren hoe belangrijk datgene waarin God voorziet, is voor ons behoud.
We beginnen in Exodus 13:20-22 en gaan daarna verder met Exodus 14:19-20.

Exodus 13:20-22 Zo braken zij van Sukkot op en legerden zich in Etam, aan de rand der woestijn. [Dit gebeurde voordat ze door de Schelfzee trokken.] 21 De HERE ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan. 22 Zonder ophouden bleef de wolkkolom des daags en de vuurkolom des nachts aan de spits van het volk.

Eén ding dat we hier moeten opmerken is dat hun bewegen, toen ze eenmaal uit Egypte vertrokken, een voortdurende activiteit was. Dat is het beeld dat we verondersteld worden te krijgen. We zijn dag en nacht betrokken bij het christen-zijn. Er is geen vakantie, geen tijd om even af te haken, om het zo te stellen. We zien daar een heel duidelijk beeld dat God Zijn volk dag en nacht, ononderbroken, naar het beloofde land leidt.

Exodus 14:19-20 Toen verliet de Engel Gods, die vóór het leger van Israël uitging, zijn plaats en ging achter hen aan; ook verliet de wolkkolom haar plaats aan hun spits en ging achter hen staan. 20 Zo kwam zij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten in, — en de wolk was duisternis, maar tegelijk verlichtte zij de nacht — zodat de een de ander niet kon naderen, de gehele nacht.

God werkt nog steeds volgens de manier waarvan Hij ons een type gaf in de ervaringen van Israël. Voor ons is het niet anders. De toepassing zou enigszins verschillend kunnen zijn, omdat wij geestelijk zijn bevrijd en op een geestelijke reis zijn, maar God is ook daarin de Leider en de Gids. Met Israël ging iedereen, in één opzicht, als groep naar één plaats. Met de kerk gaan we ook allemaal naar dezelfde plaats; echter God werkt met ons niet alleen in termen van een groep, Hij werkt ook individueel met ons. Daarom is voor ons binnen de kerk, niet ieders weg precies dezelfde zoals dat voor Israël het geval was, omdat Hij niet alleen een Familie-koninkrijk schept, maar Hij ontwikkelt in ons ook bepaalde karakteristieken voor Zijn Koninkrijk. Met ons wordt dus op een veel persoonlijker manier gewerkt dan met de Israëlieten het geval was.

Merkte u op, dat in dit voorbeeld in Exodus 14, Hij Zich niet alleen tussen de Israëlieten en de Egyptenaren opstelde om Israël te beschermen, maar dat Hij Israël ook verhinderde in enige andere richting te gaan dan voorwaarts door de ontsnappingsroute die Hij beschikbaar had gesteld? Er was slechts één richting die Hij hun toestond te gaan. Dit werd vrij goed getoond in de film "De tien geboden". De wind begon te waaien en Mozes (gespeeld door Charlton Heston) raakte opgewonden en geagiteerd, maar God zei in essentie: "Blijf daar niet staan. Doe iets! Ga voorwaarts!" Mozes nam dus zijn staf en er ging een en ander gebeuren.

Als u daarover nadenkt en over wat ik u de vorige keer vertelde over het doortrekken van de Schelfzee, dan ziet u dat wat Cecil B. DeMille in die film tot uitdrukking bracht maar heel beperkt was in vergelijking met wat God feitelijk deed. Dat pad moest kilometers breed zijn, zodat tweeënhalf of drie miljoen mensen in één nacht konden doortrekken. Ze staken massaal over. Het was geen parade langs Fifth Avenue. Ze stoven min of meer naar de andere kant van de Schelfzee.

Wat ik u wil doen begrijpen is, dat God ten gunste van ons werkt, niet alleen als Hij leidt, maar ook als Hij ons verhindert om naar Egypte terug te gaan. Sommigen van die mensen wilden alweer teruggaan. Zoals Richard deze morgen in zijn preek zei, ze trokken uit Egypte, maar ze kregen Egypte nooit uit hun denken. Het verlangen om in slavernij te zijn werkte feitelijk nog steeds in hen en bracht de zuurdesem voort die hen wilde terugleiden, als ze daar de gelegenheid toe kregen.

God werkt ten gunste van ons, houdt ons op het juiste spoor en doet ons voorwaarts gaan. Soms komen we uit zwakheid in opstand. We begeven ons op de terugweg, maar uit deze analogie die Hij ons hier geeft, weten we dat Hij eraan zal werken ons ervan te weerhouden terug te gaan. We kunnen erop rekenen dat Hij trouw zal zijn om te proberen ons daarin tegen te houden. Vanwege Zijn geduld krijgen we hierdoor de tijd om door ervaringen met God de kracht van geloof te ontwikkelen. Hoe vaak God dit voor ons heeft moeten doen, zullen we misschien nooit weten. Maar het feit dat Hij (in deze parallel waarin Hij voorziet) laat zien dat Hij dit soms doet, verleent kracht aan 1 Corinthiërs 10:13 en verzekert ons ervan dat Hij dit vrij vaak doet.

Ik wil Psalm 78:14-27 gaan lezen, omdat dat vandoen heeft met Gods voorzienigheid, maar er is meer bij betrokken dan op het eerste gezicht blijkt.

Psalm 78:14-27 Hij geleidde hen met een wolk des daags en met vurig licht de ganse nacht; 15 Hij kliefde rotsen in de woestijn, en drenkte hen rijkelijk met watervloeden; 16 Hij deed beken vloeien uit de rots en water neerstromen als rivieren. 17 Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen, zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste; 18 zij verzochten God in hun hart door spijze te vragen naar hun lust; 19 zij spraken tegen God, zij zeiden: Kan God een dis aanrichten in de woestijn? 20 Zie, Hij sloeg de rots, dat er water vloeide, en beken stroomden; zou Hij ook brood kunnen geven, of vlees verschaffen aan zijn volk? 21 Daarom werd de HERE, toen Hij het hoorde, verbolgen, en een vuur ontbrandde tegen Jakob, ook verhief zich toorn tegen Israël, 22 omdat zij in God niet geloofden en op zijn hulp niet vertrouwden. 23 Toen gebood Hij de wolken daarboven en opende de deuren des hemels; 24 Hij deed manna tot spijze op hen regenen, en schonk hun hemelkoren; 25 brood der engelen at ieder, Hij zond hun teerkost tot verzadiging. 26 Aan de hemel deed Hij de oostenwind opsteken, en voerde door zijn sterkte de zuidenwind aan; 27 Hij deed vlees op hen regenen als stof, gevleugeld gevogelte als het zand der zeeën;

Ik wil u hier attent maken op de overvloed aan voedsel, water, leiding en correctie waarin God voorzag. God is niet vrekkig in de dingen waarin Hij ons voorziet.

Nogmaals. Ik wil dat u terugkijkt naar wat ik u heb voorgelezen uit dat artikel over de reusachtige hoeveelheden waarin Hij voor tweeënhalf miljoen of meer mensen moest voorzien: 1.500 ton voedsel per dag dat in de vorm van manna werd gegeven; 50 miljoen liter water per dag. Dat is een ontstellend grote hoeveelheid. Als Hij water uit een rots moest laten stromen, dan staat er in deze psalm zelfs dat het water stroomde als rivieren. Er kwam niet een klein stroompje uit. Het was een krachtig spuitende bron, een watervloed.

Om uw verbeelding nog eens een beetje te laten werken, bedenk dat we het hebben over tweeënhalf miljoen mensen. We hebben het over een gebied dat minstens zo groot is als Mecklenburg County, wat beslist geen kleine provincie is. Volgens de kwartiermeester zou er 2.000 vierkante kilometer nodig zijn om een kamp voor tweeënhalf miljoen mensen op te zetten.

Ik wil het voorval waarbij Hij hen van kwakkels voorzag onder de aandacht brengen. Er staat dat Hij een oostenwind liet opsteken. Ik wil dat u iets begrijpt van de overvloed die God aan Zijn volk geeft. Dit heeft wat later meer betekenis voor ons in termen van voedsel. Beseft u dat er staat dat de kwakkels de legerplaats overdekten, maar in Numeri 11 staat dat ze twee ellen hoog boven de grond lagen. Weet u hoeveel twee ellen is? Dat is zo'n 90 cm hoog, als we de kleine el van 45 cm nemen. Ik weet niet of ze twee ellen hoog lagen over de gehele 2.000 vierkante kilometer, maar dit geeft u een vrij goede indruk hoe overvloedig Hij reageerde op die mensen om zorg voor hen te dragen, om voor hen te voorzien.

Een ding dat hier niet wordt genoemd, maar dat heel vaak op andere plaatsen wordt genoemd, is dat God met een reusachtige overvloed aan geduld handelde met hen en hun opstandigheid, hun hardnekkigheid en hun stijfkoppigheid. Toen Evelyn en ik thuis waren, zocht zij een vers op in Openbaring 6:10. Daar staat dat de mensen die gestorven zijn (martelaren) en onder het altaar liggen, in het visioen dat Johannes kreeg, dag en nacht tot God uitriepen: "Hoe lang duurt het nog, o God, voordat U onze dood wreekt?" Laten we dat eens omdraaien. Hoe vaak zei God: "Hoe lang, o mens, blijft u nog weigeren u te onderwerpen?" Hij had ze alle tweeënhalf miljoen in een oogwenk kunnen vernietigen. Eens zei Hij Mozes: "Ga opzij. Ik zal met een nieuw volk beginnen voortkomend uit u, en Ik zal deze mensen eenvoudigweg vernietigen." Maar Hij deed het niet.

Hoe vaak hebben we Hem teleurgesteld? Hoe vaak hebben we Hem onze zwakheden laten zien? Hoe vaak hebben we ons bewust aan verleidingen blootgesteld, en Hij vernietigde ons niet, maar ging desondanks genadig verder met het in onze behoeften voorzien, omdat Hij er zeker van is dat Hij in ons, met onze hulp, een nieuw hart kan scheppen.

Pal na het voorval met het gouden kalf in Exodus 32 was Mozes enigszins neerslachtig. Hij was depressief. Hij had behoefte aan bemoediging en God zei hem dus: "Ik zal u Mij van achteren laten zien. Blijf daar in die spleet van de rots staan en Ik zal langs u lopen."

Exodus 34:5-6 En de HERE daalde neder in een wolk, stelde Zich daar bij hem en riep de naam des HEREN uit. [God gaf een preek over Zichzelf aan Mozes.] 6 De HERE ging aan hem voorbij en riep: HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw,

Het eerste dat Hij over Zichzelf in relatie met de Israëlieten, zei, ging over Zijn barmhartigheid, Zijn genade, Zijn geduld. Ik zocht een aantal andere plaatsen op waar God soortgelijke dingen zegt over hoe genadig Hij is jegens Israël, in het verdragen van hun hardnekkigheid en stijfkoppigheid. Een voorbeeld daarvan is te vinden in 2 Koningen.

Als u denkt aan de manier waarop God met Israël handelde en de manier waarop Hij met u en mij handelt, sta er dan bij stil dat de inzet voor ons zoveel groter is dat er geen vergelijking mogelijk is. Zij gingen slechts naar een fysieke erfenis. Die van ons is geestelijk en gaat gepaard met eeuwig leven. De standaards voor ons zijn uitzonderlijk veel hoger. God verwacht toewijding van ons (in de mate dat we in staat zijn te begrijpen) aan de ontzagwekkende hoop die voor ons ligt, aan wat Hij bereid is ons te geven. Hij heeft jegens ons dus met buitengewoon geduld gehandeld, omdat, gemeente, we heel veel lijken op onze voorouders.

Er zijn twee andere dingen die ik hier wil doorgeven. In Psalm 78 noemt Hij specifiek twee andere dingen: (1) Hij liet water uit de rots komen, en (2) Hij voorzag hen dagelijks van voedsel — uiteraard doelend op het manna. Ik denk dat u heel goed weet dat Jezus in beide gevallen zei dat Hij voedsel voor ons was. In Efeziërs 5:26 is water een symbool van de Heilige Geest, en door het wassen met het woord worden we gereinigd. Hier hebben we dus de parallel voor u en mij.

God handelt geestelijk op overvloedige wijze met ons in termen van Zijn Heilige Geest, en met voedsel, dat voedsel is het woord van God. Er wordt dus voor ons gezorgd, maar dat is geestelijk. Wij moeten van Christus eten, die het woord van God is, en Hij beschrijft Zichzelf als de personificatie van waarheid. Bedenk dat Gods woord waarheid is, en beide dingen waarin Hij voorziet — water en voedsel — zijn symbolen van voeden, sterken, steunen en groei teweegbrengende types van de waarheid.

De boodschap van Psalm 78 voor u en mij is dat God even overvloedig voorziet in onze behoeften als Hij dat deed voor die tweeënhalf miljoen Israëlieten, ja, zelfs nog overvloediger. Wat Hij ons geeft is veel waardevoller voor het doel waar we naar toegaan dan het voor hen was. Zij aten en ze dronken en ze stierven in de woestijn.

Alles waarvan Hij ons voorziet vindt met weinig problemen plaats binnen de omstandigheden van het leven waarin Hij ons laat terechtkomen, of waarin we door onze eigen keuzes terechtkomen. In Deuteronomium 8:1-3 kijken we naar het einde van hun tocht door de woestijn.

Deuteronomium 8:1-3 Heel het gebod, dat ik u heden opleg, zult gij naarstig onderhouden, opdat gij moogt leven en talrijk worden en het land binnengaan en in bezit nemen, dat de HERE uw vaderen onder ede beloofd heeft. 2 Gedenk dan heel de weg, waarop de HERE, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, [Waarom?] om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden. 3 Ja, Hij verootmoedigde u, deed u honger lijden en gaf u het manna te eten, dat gij niet kendet [erop duidend dat ze daar niet eerder mee kennis hadden gemaakt] en dat ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des HEREN uitgaat.

God laat ons doelbewust beproevingen ondergaan om ons van onze trots te zuiveren. Daarom wordt hier verootmoediging genoemd. Waarom moet dit zo zijn? Omdat onze trots worstelt om Hem te weerstaan en Hij doet het om onze trouw te testen, zodat Hij zal weten dat er op ons gebouwd kan worden dat we verantwoordelijk en trouw zullen zijn. Begrijp dat beproevingen die moeilijkheden met zich meebrengen, deel uitmaken van Gods voorzienigheid. Hij zal ons daarvan voorzien. Deed Hij dat ook niet voor onze vader Abraham? Hij gaf Abraham één geweldige beproeving! "Dood Isaak. Breng hem ten offer."

Niet veel mensen hebben door zoiets moeten heengaan. We kunnen er zeker van zijn dat Hij Abraham ook andere heel moeilijke beproevingen gaf. Die zijn gewoon niet opgetekend. Aan wie veel gegeven is, van hem zal veel worden vereist. Er is praktisch niemand die zo'n relatie met God had als Abraham, daarom kunnen we weten dat God die man werkelijk op de proef stelde, en ook Isaak, en ook Jakob. Hun tests waren heel wat moeilijker dan die van ons. En die van David ook. God bracht hem in moeilijke situaties omdat die man geroepen was tot één van de hoogste verantwoordelijkheden waarmee men in het Koninkrijk van God beloond kon worden, of die in het Koninkrijk van God weggegeven konden worden. We weten dat David als koning van Israël rechtstreeks onder Jezus Christus zal staan. De beproevingen van die man waren moeilijk in vergelijking met die ons gegeven worden.

Waarom geeft Hij die beproevingen? Dat maakt deel uit van onze voorbereiding, maar ik wil u één heel belangrijke reden geven. God wil zien wat ons motiveert. Is dat geloof in Hem, of is het de voldoening aan eigen verlangens? Denk nogmaals aan Abraham en zijn beproeving met Isaak. Het was zo gemakkelijk geweest om te voldoen aan zijn gevoelens voor Isaak door hem niet ten offer te brengen, maar hij gebruikte zijn geloof en trok de juiste conclusie. Hij deed wat juist was en bewees daarmee aan God dat hij vertrouwd kon worden. Ik denk dat Abraham ook een geweldig zware taak zal krijgen in het Koninkrijk van God. Hij moest een uiterste test het hoofd bieden. Misschien niet de uiterste test, maar een uiterste test — een vreselijk zware test.

Laten we dat schriftgedeelte opslaan dat ik reeds enkele keren noemde, 1 Corinthiërs 10:13.

1 Corinthiërs 10:13 Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking [test, beproeving] te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen [toelaten], dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt.

Het lezen van dit vers behoort een bemoediging te zijn, te weten dat God grenzen heeft gesteld aan onze ervaringen, evenals Hij dat met Job deed. In het geval van Job zei Hij Satan: "Je kunt zover gaan en niet verder." God plaatst hetzelfde soort omheining ook om ons in onze verzoekingen. U doet dat ook, gemeente, met uw kinderen. U probeert zeker te stellen dat uw kind niet te diep bij iets betrokken raakt. U komt iedere keer weer tussenbeide om zeker te zijn dat ze niet ergens in terecht komen dat ze niet aankunnen en hen in gevaar brengt, misschien zelfs in levensgevaar. God zit niet anders in elkaar. Hij kent ons veel beter dan wij onszelf. Hij kent ons veel beter dan wij onze kinderen kennen. We kunnen zover gaan en niet verder; Hij geeft ons dus kracht om de situaties aan te kunnen.

Het is interessant dat het hoofdwerkwoord in deze zin in de voltooid tegenwoordige tijd staat, wat erop duidt dat de verzoekingen waaraan Paulus denkt, blijvende omstandigheden zijn en geen spontane tijdelijke tests. Het zijn geen kleine, populaire ondervragingen, maar iets dat een bepaalde tijd zal duren voordat het weer verdwijnt.

In de meeste gevallen is er niets nieuws of ongewoons aan de ervaringen van het leven waar we doorheengaan. In feite kunnen we voor onze bekering ook met soortgelijke omstandigheden te maken hebben gehad, omdat — zoals Paulus zei — ze gebruikelijk zijn voor de mens. Het verschil nu is dat we Gods woord hebben waardoor de vorm en het resultaat van die ervaringen veranderd kunnen worden.

Misschien is het belangrijkste element in deze paar zinnen in vers 13 wel, dat de belofte van Gods trouw wordt overgebracht. Al zijn alle mensen ontrouw, God is Zijn kinderen nooit ontrouw. Nooit en te nimmer. Hij voorziet altijd in een uitweg.

Laat me u een levendig voorbeeld geven van Gods geduld, van Zijn genade, in een heel interessante situatie. Neem in overweging wat er met Lot gebeurde. Hij is een levendig voorbeeld van Gods genade. Hij ging doelbewust in het zondige Sodom wonen, waarbij hij zichzelf en zijn gezin in gevaar bracht. Maar God voorzag toch in een ontsnappingsroute voor hem, zijn vrouw en ook zijn kinderen, en toen dat achter de rug was, beloonde hij God door dronken te worden en in twee achtereenvolgende nachten incest te plegen met zijn twee samenzwerende dochters. En toch, aan het eind van het boek, noemt Petrus hem rechtvaardig. Ik denk dat we alleen maar kunnen veronderstellen dat Lots denken veranderde. Maar weet u, God zag wat er in hem zat en daarom redde Hij hem. Ondanks de moeilijke omstandigheden waar Lot zichzelf in bracht, bleef God toch geduldig en genadig met hem werken.

De belangrijkste gave waar God ons van voorziet, is Zijn woord, Zijn waarheid. Laten we iets van de waarde daarvan begrijpen. Laten we Johannes 6:63 opslaan. Dit is echt een gedeelte vol met kostbaar onderwijs.

Johannes 6:63 De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven.

Woorden zijn geest in die zin dat ze niet fysiek zijn. Ze vormen de essentie van de communicatie van het ene denken met het andere. Of dat nu Gods denken is of dat van een ander mens, het is eenvoudig de essentie van de communicatie van het ene met het andere denken. Het geluid van woorden dringt tot ons denken door, maar er is niets fysieks mee verbonden, behalve het verstand en wat het verstand met die woorden doet, maar de woorden zijn geest. Er zit daarbinnen geen kabouter die de dingen behandelt.

In het denken zit de onzichtbare niet-fysieke essentie van de communicatie. Woorden zijn de belangrijkste werktuigen die ons in staat stellen te denken, en ze zijn geest (zoals Jezus in dit vers zegt), omdat ze ons onderwijzen betreffende hoe iets te doen, of hoe iets niet te doen. Op basis van woorden kunnen we ontwerpen en bouwen, en zelfs andere werktuigen maken om ons vermogen te versterken. Woorden — geest — geven ons keuzes. Ze stellen ons in staat te handelen, of niets te doen; weinig of veel te doen; dingen op de juiste of op de verkeerde manier te doen; te geloven of niet te geloven; lief te hebben of te haten. Woorden laten ons zien hoe we onderscheid kunnen maken. Geest laat ons zien hoe we onderscheid kunnen maken.

Ik denk dat we in staat moeten zijn in te zien dat de twee sleutelelementen die op ons betrekking hebben en dit werktuig (het woord) waarmee God ons in dit alles voorziet, de volgende zijn:

De communicatie van Zijn denken naar dat van ons is waarheid. Alles wat we op de radio en de televisie, enzovoort, horen, is niet waar. Alles wat we in communicatie met andere mensen horen is niet waar. Maar de communicatie van God naar ons denken is waar. Daar kan absoluut op worden vertrouwd. Die is getrouw, omdat God getrouw is.

Het tweede element dat absoluut noodzakelijk is willen die woorden waardevol voor ons zijn, is dat we ze moeten geloven. Waarheid stelt in staat tot het maken van juiste keuzes en dat is omdat waarheid plus geloof de waarschijnlijkheid dat we de juiste keuzes maken in sterke mate doet toenemen. We zullen dat niet altijd doen, zelfs al is die ons gegeven, maar het doet de waarschijnlijkheid dat we de juiste keuzes maken in sterke mate toenemen.

Johannes 6:27-29 Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. 28 Zij zeiden dan tot Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? 29 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft.

Het belangrijkste doel van Christus' verkondiging en Zijn werk is dat we Hem geloven. Hij is het Woord. Hij is waarheid. De mens heeft dit boven alles nodig — de waarheid om mee te werken en te geloven. Als ik het in echt eenvoudige woorden mag zeggen: Begrijpt u dat deze hele knoeiboel begon met een leugen? Daarom zei Jezus dat Satan "een leugenaar van den beginne" was. Vanaf die tijd tot nu toe is er een strijd gaande in het menselijk denken over wat waarheid is. Wij hebben er de beschikking over. Geloven we die? Dat is waar het om draait. God zond dus Christus om het fundament te leggen om de dingen te ontwarren voor straks in de Wereld van Morgen zonder de vrije wil van de mens weg te nemen.

Er staat hier een eigenaardige openbaring, omdat de joden Jezus' gebruik (in vers 27) van het woord "werk" in fysieke zin opvatten. Zij wilden dus aan het werk gaan. Toen Jezus echter met Zijn opmerking betreffende geloof (in vers 29) reageerde, reageerde Hij geestelijk, en daarmee impliceerde Hij dat geloof een werk is. Het volgende is hier eigenaardig aan: Als geloof een werk is, hoe kan behoud dan door genade komen? Is er hier een tegenstelling? Staat er niet dat behoud een vrijwillige gave van God is? De bijbel zegt dat duidelijk in Efeziërs 2:8. Behoud is dus een gave van God, maar de mens moet God werken teruggeven die het resultaat zijn van geloof.

Efeziërs 2:8-10 zegt dat behoud een vrijwillige gave van genade is, maar als we in vers 10 aankomen, vermeldt God dat we werken moeten doen, waartoe wij tevoren bereid zijn. Als we deze twee samenvoegen, gaat dit proces begrijpelijk worden.

Laat me het op de volgende manier illustreren. De wortels van een reusachtige Redwoodboom zijn diep in de aarde verzonken en ze doen heel wat werk om veel van het leven van de boom te ondersteunen door water en mineralen als voeding voor de boom aan de grond te onttrekken. Maar de wortels brengen het water en de mineralen niet voort. Het water en de mineralen zijn reeds als gave in de bodem en worden dan gebruikt om hun werk te doen. Dit is een heel eenvoudige illustratie; zo is het ook met geloof. Het is een gave die we niet alleen vrijelijk mogen gebruiken, maar ons wordt bevolen deze te gebruiken, opdat er goddelijke werken worden voortgebracht.

Iets eerder noemde ik de beperkte vrije wil van de mens. Waarom noemde ik die? Omdat zolang de onbekeerde mens met blindheid is geslagen, hij beperkt is in het maken van keuzes binnen het kader van zijn slavernij. Dit beperkt in sterke mate datgene wat de mens in termen van geestelijke dingen kan doen.

Mattheüs 13:10-16 En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen? 11 Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven. 12 Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft [de onbekeerden], ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. 13 Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. 14 En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; 15 want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen. 16 Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen.

Als men God gelooft, wordt het heel duidelijk dat God selectief is in wie Hij roept. We zouden kunnen zeggen dat Hij een vorm van geboortebeperking op Zijn gezin toepast. Hij bouwt Zijn koninkrijk in stappen, in fases, en iedere keer dat er een stap wordt gezet, wordt de volgende stap groter in termen van met wie Hij handelt. Ik denk dat u begrijpt dat als het tijdperk van de kerk eenmaal voorbij is, en Jezus Christus terug is op aarde, dat dan tijdens het Millennium de bekering van het grootste deel van de wereld zal tot stand komen. Maar dat wordt alleen maar bereikt als alle eerstelingen er zijn om Jezus Christus in dat werk te ondersteunen. Daarom onthoudt God hun die nog niet bekeerd zijn, het vermogen om te kunnen begrijpen.

Hier in Mattheüs 13 wordt beschreven dat de onbekeerden, inclusief wij voor onze bekering, eenvoudigweg God of Zijn manier van leven niet konden zien. Dat moet op wonderbaarlijke wijze worden geopenbaard! Dit betekent niet dat de onbekeerden helemaal geen geestelijke waarheid kunnen begrijpen. Dat kunnen ze wel en soms kunnen ze er heel wat van begrijpen, maar ze kunnen niet het hele pakket leerstellingen samenvoegen om daarmee tot het juiste, ware begrip te komen. God geeft dat aan de zwakken van de wereld. Dat is een gave van Hem. Voorziet Hij in wat nodig is, of niet? Hij doet dat zeer zeker.

De vorige keer haalde ik van Paulus een schriftgedeelte uit Romeinen 1:18-20 aan. Ik wil dat opnieuw lezen. Let erop hoe deze blindheid inwerkt op het denken van sommige mensen, niet van iedereen, maar van sommige.

Romeinen 1:18-19 Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden [of veeleer onderdrukken], 19 daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard.

Dat is een verbazingwekkende uitspraak, maar in de context waarin Paulus hier schrijft, beperkt hij dit tot één bijzonder gebied, en dat zien we in vers 20.

Romeinen 1:20 Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben.

De reden dat ik dit schriftgedeelte opnieuw wilde lezen is, dat ik u wilde zeggen dat de mensen niet alleen blind zijn, maar dat die blindheid samengaat met een vijandschap tegen God. Als ze alleen maar blind waren, zouden ze niet doen wat ze doen.

Zoals hier staat, onderdrukken ze feitelijk de waarheid zodat anderen die in het geheel niet zullen zien. Een van de meest gebruikelijke manieren daartoe is de evolutietheorie. Die is echt onwerkelijk, omdat geloven in de evolutietheorie geweldig veel geloof vereist, maar dat is geloof in de verkeerde dingen. Dat is geloof in een theorie en niet in God Zelf. Het feit dat de aarde is geschapen ligt er dik bovenop en toch wordt die waarheid onderdrukt. Dat is vijandschap in actie — vijandschap tegen God [Romeinen 8:7].

Ik ga u iets voorlezen dat met ditzelfde onderwerp samenhangt. Het is ontleend aan The Expositor's Bible Commentary (een protestants commentaar), volume 8, pagina 465. Het maakt deel uit van een lang commentaar op Mattheüs 22:40, waar Jezus de twee grote geboden noemt — liefde tot God en liefde tot de naaste. We begrijpen hieruit dat de man die de vraag "Wat zijn de twee grote geboden van de wet?" stelde, in feite Jezus op de proef stelde om te zien wat Hij voor reactie zou geven.

Het is evenzo onwaarschijnlijk dat Jezus een beroep doet op deze twee geboden om de noodzaak van formele trouw aan alle andere wetten af te schaffen, waarmee Hij dan de rabbijnse benadering van de wet geheel zou opgeven en misschien zelfs het gebod der liefde een soort hermeneutische canon zou maken voor de interpretatie van de gehele oudtestamentische wet. Dit gezichtspunt is in de een of andere vorm heel populair.

Hier stop ik alweer. Ik ben nog niet echt klaar met de aanhaling, maar ik wil er zeker van zijn dat u begrijpt wat ze zeggen. Zij zeggen dat het idee dat Jezus alle wetten afschafte, behalve deze twee grote geboden, in theologische kringen heel populair is. The Expositor's Bible Commentary is het daar niet mee eens.

Er wordt beweerd dat deze radicale interpretatie van Jezus' antwoord nodig is om betekenis te geven aan het feit dat deze confrontatie een test is, maar de test kan op andere manieren worden uitgelegd, en het feit dat Jezus' tegenstanders Hem testen vereist in geen enkel opzicht dat Zijn antwoord radicaal is, evenmin als dat met de verzen 22 tot 33 het geval is. De tekst biedt geen enkel positief houvast om dit gezichtspunt te ondersteunen. Daarvoor zal een beter bewijs gevonden moeten worden. Moo [een auteur] heeft er terecht op gewezen dat er geen enkel geval in de evangeliën te vinden is, waarbij liefde als basis fungeert om een gebod af te schaffen. (De twisten over de sabbat vormen hierop geen uitzondering, daar de zorg voor de medemens als een belangrijke factor wordt erkend binnen de sabbatswet zelf.)

Drong het tot u door wat dit protestantse commentaar zegt? Ik zal het heel duidelijk zeggen. De auteur zegt dat het houden van de sabbat een handeling van liefde is, en dat Jezus nergens in de evangeliën enige wet afschaft, laat staan het sabbatsgebod.

Waarom ging ik hier op in? Omdat hierdoor een andere vraag naar boven komt, waarop we een antwoord nodig hebben. Houden ze, ondanks dat men dit weet, de sabbat, zelfs al erkennen ze technisch dat Jezus deze niet afschafte? Ze kijken de waarheid recht in het gezicht en ze verwerpen die. Dit bedoel ik met de blindheid waarmee de mens geslagen is voordat God zijn verstand opent. Er zit echter nog meer aan vast. Het is feitelijk niet alleen blindheid, het is vijandschap tegen God. Dat is ongelooflijk. Ik geloof dat The Expositor's Bible Commentary samengesteld is door Baptistische kringen.

Ik hoop dat u gaat inzien wat voor wonder ons is overkomen, waar God ons van heeft voorzien en dat we werkelijk de relatie die Hij voor ons heeft opengesteld, gaan waarderen.

2 Corinthiërs 3:12-17 Nu wij zulk een verwachting hebben, treden wij met volle vrijmoedigheid op, 13 geheel anders dan Mozes, die een bedekking voor zijn gelaat deed, opdat de kinderen Israëls geen blik zouden slaan op het einde van hetgeen moest verdwijnen. 14 Maar hun gedachten werden verhard. Want tot heden toe [de 50-er jaren na Christus, toen Paulus dit schreef] blijft dezelfde bedekking over de voorlezing van het oude verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij slechts in Christus verdwijnt. [Paulus zegt dat als Christus in ons leven komt, Hij de blindheid verwijdert.] 15 Ja, tot heden toe ligt, telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt, een bedekking over hun hart, 16 maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking [de blindheid] weggenomen. 17 De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid.

Waarom noemde hij in die context vrijheid? Omdat als men waarheid gelooft en ernaar handelt, men uit zijn slavernij wordt bevrijd, de slavernij die men over zichzelf heeft gebracht door zijn eigen weg die op dat moment juist scheen, te volgen.

Wat betekent dit voor ons binnen het kader van deze preek? Het betekent dat God Zijn kinderen niet alleen waarheid geeft, Hij stelt ons ook in staat deze te begrijpen en te geloven, en daarna deze te gebruiken. Hebben wij gaven ontvangen, of niet?

Denkt u er ooit aan hoe klein de Kerk van God sinds de tijd van Christus is geweest? Zelfs Jezus refereerde naar de kerk, naar Zijn volgelingen, als "de kleine, kleine kudde". In het Grieks staat het verkleinwoord tweemaal. Die kudde is niet alleen klein, hij is echt klein vergeleken met die miljarden mensen die hebben geleefd, in het bijzonder van de tijd van Christus tot op heden. Miljarden en miljarden mensen, en uit al die mensen heeft God ons gekozen om ons denken te openen voor datgene dat we het hardst nodig hebben om mee te werken om ons leven op dezelfde plaats te laten eindigen waar Gods plan eindigt. Hij geeft ons niet alleen de waarheid door een wonder, Hij zet iets in onze hersenen om waardoor we die gaan begrijpen. We gaan die dan niet alleen begrijpen, maar we geven ons er daarna ook graag aan over om die te gebruiken.

We gaan naar Johannes 1:12. Dit staat in de introductie op het evangelie naar Johannes, pal nadat Jezus is geïntroduceerd en enkele andere opmerkingen van Johannes om aan te duiden wie Jezus is, en wat er voorheen was en nu is.

Johannes 1:11-12 Hij kwam tot het zijne [Zijn eigen stam Juda — de joden], en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. [Zij verwierpen Hem en brachten Hem ter dood.] 12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht [autoriteit of het recht] gegeven om kinderen GODS te worden, hun, die in zijn naam geloven;

Dit maakt deel uit van de gave die ons gegeven is. Daarom begrijpen wij en anderen niet. Zeker ons begrip is niet volledig, maar we gaan steeds meer begrijpen als we God voortdurend zoeken. Er komt dag aan dag weer een klein beetje bij, evenals voedsel ons lichaam binnengaat en schijnbaar verdwijnt, maar desondanks brengt het groei en kracht voort. Het onderhoudt het leven. Hetzelfde geldt voor Gods woord gecombineerd met wat ons gegeven is om ons te sterken tot volharding om het Koninkrijk van God binnen te gaan, omdat we niet alleen waarheid krijgen, we krijgen ook andere gaven die ons in staat stellen rechtstreeks gebruik te maken van Gods waarheid in ons leven.

Johannes 14:15-17 Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. 16 En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, 17 de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.

Johannes 14:26 maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.

Johannes 16:13 doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.

Let op "de Geest der waarheid". Waarheid bestaat uit woorden. De gepersonifieerde waarheid is Jezus Christus. Het gepersonifieerde woord is Jezus Christus. Het is geen wonder dat Hij zei: "Ik kom tot u." Hij is de Trooster. Hij is de Geest der waarheid. Hij is de Parakletos. Dat is het Griekse woord dat vertaald is met "Trooster". Dat betekent "iemand die te hulp geroepen is om raad te geven, te helpen [zoals een advocaat raad geeft]". Deze Geest der waarheid is Jezus Zelf.

Wat deed Jezus in relatie met de apostelen? Hij openbaarde waarheid. Wat deed Hij nog meer? Als zij de waarheid niet begrepen, gaf Hij hun begrip, is dat niet zo? Dat deed Hij zeer zeker. Hij was Degene die drieënhalf jaar bij hen was. Hij was dus ook Degene die in hen zou zijn nadat Hij was opgewekt en weer een geestelijk Wezen was.

Ik wil dat we begrijpen dat Hij, als onze Hogepriester, tot op de dag van vandaag deze verantwoordelijkheden uitvoert. Hij gaat in ons leven met deze dingen door. Hij is bij ons op onze pelgrimstocht, evenals Hij dat was in de wolk, van waaruit Hij Israël leidde en hen in die tijd voorzag in wat ze nodig haden. In dit specifieke opzicht is er niets veranderd. Hij is met ons. Hij is in ons. Dat is voor mij een geruststellende gedachte, omdat Hij dit eerder heeft gedaan. Daardoor weet Hij wat Hij moet doen en wat voor raad Hij ons moet geven.

Laten we nu Hebreeën 7:24-27 opslaan. Bedenk dat Jezus de Hogepriester is.

Hebreeën 7:24 doch Híj heeft, juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan.

Let op de woorden "dat op geen ander kan overgaan". Hij doet nog steeds dezelfde dingen als met de apostelen in hun tijd. Het enige dat er veranderd is, is Zijn geografische positie. God heeft Hem de verantwoordelijkheid gegeven om ons naar het beloofde land te brengen. Hij werkt daartoe geestelijk in ons leven. Hij bekleedt een priesterschap dat op geen ander kan overgaan.

Hebreeën 7:25-27 Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie [ons dus] door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. 26 Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven; 27 die niet, gelijk de hogepriesters, van dag tot dag eerst offers voor zijn eigen zonden behoeft te brengen en daarna voor die van het volk, want dit laatste heeft Hij eens voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf ten offer bracht.

Hebreeën 9:24 Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen;

Het is interessant dat mensen in de natuurwetenschappen altijd naar waarheid uitkijken om de mens te ontlasten van zijn fysieke beperkingen [slavernij], zoals het saaie werk in het huishouden of de traagheid van voortbeweging. De mens kijkt uit naar diverse bronnen van energie om snelheid, kracht en volmaaktheid te bereiken voor wat hij dan ook maar doet. Op die gebieden is veel vooruitgang geboekt, maar wat zou er gebeuren als de mens na de ontdekking van wetenschappelijke waarheden die hem geopenbaard werden, er nooit gebruik van zou maken? Van welk saai werk zouden ze ontheven worden? Welke slavernij aan traagheid zou er nog steeds zijn in ons reizen? Die waarheden zouden nergens toe dienen.

Dezelfde principes zijn van toepassing op geestelijke waarheden. Ze worden gegeven, geopenbaard om ons te versterken en ons in staat te stellen het Koninkrijk van God zo goed mogelijk voorbereid binnen te gaan. Zoals we in Filippenzen kunnen lezen, is Hij in staat om voortdurend in al onze behoeften te voorzien. Denk eraan wat dat in relatie met de Israëlieten betekent, om veertig jaar te voorzien in voedsel voor tweeënhalf miljoen mensen, evenals water en brandhout in een woestijngebied, zodat zij konden koken. Hij kan voor ons zorgdragen.

Waarom bent u hier? Omdat u het evangelie gelooft en dat evangelie gaf te kennen waartoe u bent geboren en wat de hoop, vanuit Gods perspectief gezien, voor de mensheid is.

Romeinen 10:14-17 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? [Denk hieraan in termen van onbekeerde mensen. Denk hieraan in termen van u en mij.] Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? 15 En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? [We zien een opeenvolgende reeks waar Paulus hier doorheengaat.] Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen. 16 Maar niet allen hebben aan het evangelie gehoor gegeven. Want Jesaja zegt: Here, wie heeft geloofd wat hij van ons hoorde? 17 Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.

Iedereen heeft vertrouwen in iets, maar alleen een heel kleine groep mensen heeft vertrouwen in Gods waarheid en gelooft deze. Zo is het altijd al geweest. Jesaja schreef wat hij schreef omdat hij gefrustreerd en depressief raakte. Hij hielp die mensen, hij gaf hun de woorden des levens en ze beloonden hem volgens de legendes door hem doormidden te zagen. Als ik mijn feiten juist heb was dat in de lengte. We kunnen beslist zeggen dat God hun denken niet opende, zelfs al stond hun de waarheid ter beschikking. Die twee moeten hand in hand gaan.

Dat is een van de verschillen tussen ons en Israël. Zij hoorden het evangelie. Dat staat klip en klaar in Hebreeën 4:1-2, maar God stelde hen niet in staat om het te begrijpen. Hij gaf ons dat vermogen wel. Dat werd mogelijk gemaakt door een wonder dat God persoonlijk in uw denken tot stand bracht. Waarderen we dat?

Een van de dingen die dat heeft gedaan, gemeente, is dat als we het geloven en deze gaan gebruiken, het ons scheidt van onze familie op een manier die ons bijna voor een raadsel stelt, maar dat is precies wat Jezus zei: "Heilig hen door Uw waarheid." Waarheid die wordt geloofd en gebruikt brengt scheiding teweeg. God heeft daarin voorzien. Hij heeft ons onze vrije wil niet ontnomen. Die hebben we nog steeds, maar er is iets aan toegevoegd, dat het voor ons mogelijk maakt ons leven op een manier te gebruiken waarop anderen dat niet kunnen. Dat is iets dat werkelijk nederig maakt.

Daarom zei Paulus in 2 Corinthiërs 4:7: "Maar wij hebben deze schat in aarden vaten." Ik weet niet hoe dit uit te leggen. Dit maakt zo nederig. Wij hebben iets waarin engelen begeren een blik te slaan en zij kunnen dat niet bevatten. "Waarom zou God dat ooit voor hen doen?" is waarschijnlijk de manier waarop zij denken, maar ze zijn desondanks goede dienaren van God en ze werken ten behoeve van ons. Maar u kunt er wegens Satans manier van denken zeker van zijn, dat hij — zoals wij zeggen — daardoor wordt verteerd. Hij ziet het op een totaal andere manier en hij raakt er geheel door van streek.

Laten we hierover nog iets bekijken, omdat dat min of meer goed is. Herinnert u zich het onderwerp van Romeinen 10:14-17, waar Paulus het woord "prediken" gebruikte? Paulus zegt in 1 Corinthiërs 1:18:

1 Corinthiërs 1:18 Want het [prediken van het] woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods.

Wat een gave!

1 Corinthiërs 1:21 Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven.

Nog iets dat nederig maakt. De meeste mensen, in Romeinen 1, kennen God niet. Daarom doen ze wat ze doen in het onderdrukken van de waarheid.

Er is nog een schriftgedeelte dat ik wil opslaan voordat we ermee stoppen. Het is een van de schriftgedeelten waar Richard zijn preek van vandaag mee begon, alleen zal ik de versie van Lucas gebruiken. Hij gebruikte die van Mattheüs. Wat we ontvangen hebben, plaatst een last op ons, een verantwoordelijkheid.

Lucas 11:23-28 Wie met Mij niet is, die is tegen Mij en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit. 24 Zodra de onreine geest van de mens is uitgevaren, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, en als hij die niet vindt, zegt hij: Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik ben uitgevaren. 25 En als hij komt, vindt hij het geveegd en op orde. 26 Dan trekt hij heen en neemt zeven andere geesten mede, bozer dan hij zelf; en zij komen binnen en wonen daar. En het wordt met die mens in het einde erger dan in het begin. 27 En het geschiedde, toen Hij deze dingen sprak, dat een vrouw uit de schare haar stem verhief en tot Hem zeide: Zalig de schoot, die U heeft gedragen, en de borsten, die Gij hebt gezogen. 28 Maar Hij zeide: Zeker, zalig, die het woord Gods horen en het bewaren.

Dat is bijzonder interessant. Het is een levendige illustratie die ons in principe twee dingen zegt. Ten eerste, dat er in ons leven geen ruimte is voor neutraliteit. Dat is op u en mij gericht. We kunnen niet neutraal zijn. Daarom zei Jezus: "U bent of voor Mij of tegen Mij." Er is geen middenweg, en natuurlijk wil Hij dat we voor Hem zijn, met Hem zijn, Hem toegewijd zijn, Hem liefhebben. Er is geen ruimte voor neutraliteit.

Ten tweede, het is niet goed genoeg om alleen maar schoon te zijn; dat wil zeggen vergeven te zijn; onze vrijheid verkregen te hebben. Om het allerbeste van deze wonderbaarlijke gelegenheid die ons gegeven is, te maken, moeten onze inspanningen gericht zijn op toevoegen aan wat we zijn, op groei.

De Living Bible zegt in vers 25: "schoon en leeg". De Amplified Bible zegt: "schoongeveegd en versierd". De New American Standard zegt: "schoon en op orde gebracht". En een andere commentator die ik erop nasloeg, suggereerde: "leeg en gereed om een nieuwe bewoner te ontvangen". Die man begreep werkelijk waar het om draaide.

Het Grieks dat hier is gebruikt, duidt op een ijdel iemand die er goed uit kan zien, maar in vers 27 en 28 zien we een interessante reactie daarop door een toeschouwster. De manier waarop Christus antwoordde was een heel vriendelijke terechtwijzing door een vergelijking die Hij maakte, waarin Hij zei dat het gehoorzamen van God buitengewoon veel belangrijker is dan de opmerking die zij maakte. Wat zij zei kwam neer op een soort compliment voor Maria, Jezus' moeder. God koos gewoon haar te gebruiken. Zij had daarin geen keus. Die opmerking gaat alleen maar af op uiterlijk vertoon, zoals het bijwonen van diensten van de kerk, of praten over een stevig gevecht in plaats van er echt krachtig aan werken om vorderingen te maken, God naar beste vermogen te gehoorzamen. Dat is waar Christus opuit is.

De persoon in Jezus' illustratie in de verzen 24 tot 26 heeft feitelijk toegelaten dat hij slechter af is, nadat hij door Christus' offer de zuurdesem was kwijtgeraakt, van zijn slavernij af was. Daarna stond hij stil en deed niets meer met wat hem gegeven was.

De wetenschap leert dat de natuur een hekel heeft aan een vacuüm. Als het ene ding weggaat, komt er iets anders voor in de plaats, en de persoon in deze illustratie heeft zijn verdediging totaal veronachtzaamd en daarom voelde de demon zich vrij om niet alleen terug te gaan, maar ook anderen die erger waren dan hij, uit te nodigen met hem mee te gaan, omdat er in die man niets was dat hen kon weerstaan. Hij stond daar alleen maar met de waarheid en deed er niets mee.

Jezus' waarschuwing hier is: "Er is een oorlog gaande! Kom in beweging of anders word je slachtoffer." Er is geen neutraliteit. Satan is in oorlog met God. Satan is in oorlog met alles dat op God betrekking heeft. Wij zijn Gods kinderen en Satan en zijn mede-demonen hebben het op ons gemunt.

Aan het eind van deze serie zijn er drie waarheden die we moeten begrijpen.

Nummer 1: We kunnen geen religie of manier van leven baseren op wat we niet kunnen doen en daar de nadruk op leggen.

Denk daar over na. Alles wat God van ons verlangt, kunnen we doen. Een benadering op basis van wat we niet kunnen doen is niet productief en brengt door een schuldig geweten gegarandeerd neerslachtigheid voort. Dat zal geen gelukkig leven worden, omdat veel van de vreugde van Gods weg voortkomt door dingen tot stand te brengen. We weten dat we aan de winnende hand zijn.

Nummer 2: We kunnen niet stilstaan.

Het is niet goed genoeg dat God het kwade uit ons verwijdert. Er moet iets goeds voor in de plaats komen. Dat is iets waaraan wij ons moeten aanpassen. Het kwade kan worden overwonnen, maar het kan niet worden vernietigd. Zolang Satan in de buurt is en we behept zijn met de menselijke natuur, zullen we daar altijd enigszins aan onderworpen zijn. We zullen altijd een mate van spanning hebben, omdat die natuur nog steeds in ons is. Er moet dus een nieuwe stuwkracht in ons leven komen en die stuwkracht is het dienen van Christus, of anders gezegd, zoals Christus het onder woorden bracht, God behagen. We moeten ons deze schitterende gelegenheid niet laten ontglippen.

Nummer 3: De beste manier om het kwade te vermijden is goed te doen. Maak gebruik van de waarheid.

Begrijpt u dat als we "goeddoen", het heel moeilijk wordt te zondigen? We veranderen daardoor. Met de hulp van God worden we goed door ons leven te vullen met liefelijke dingen. We hebben gehoord in welke geur God behagen schept. Het liefelijkst in Zijn ogen is de schoonheid van heiligheid: kinderen die op Hem lijken.

In algemene zin moeten we ernaar streven zelfgerichtheid te vervangen door God-gerichtheid en daarbij Gods waarheid te gebruiken. Ledigheid is een fatale ziekte. Dus gemeente, we moeten de werktuigen van lijden ter hand nemen door de problemen aan te pakken — die werktuigen zullen ons in staat stellen te overwinnen.

Ik denk dat dit een mooi punt is om te stoppen. Dank u voor uw aandacht en ik hoop dat het resterende deel van de laatste dag Ongezuurde Broden voor u allen goed mag zijn.



Loading recommendations...