Sermon: Hoeveel zuurdesem accepteert God?

Zonde afleggen is een individuele verantwoordelijkheid
#823BNL

Given 09-Apr-07

description: (hide)

John Ritenbaugh denkt erover na dat hij 29 jaar geleden een versie van deze boodschap gaf in Columbia, South Carolina (een tijd die toevallig samenviel met de tijd waarin een door de staat benoemde bewindvoerder aan het roer stond in Pasadena, het hoofdkwartier van de Worldwide Church of God), en hij zegt dat de oorspronkelijke boodschap ontworpen was om de vraag te beantwoorden "Hoeveel zuurdesem zou God toelaten om de kerk, de maatschappij of een individu binnen te dringen voordat Hij stappen gaat ondernemen om dat te corrigeren?" Zuurdesem kan symbolisch vals onderwijs voorstellen, zoals in de verstikkende tradities van de Farizeeën, het scepticisme van de Sadduceeën, en het secularisme van Herodes, die alle een dodelijk cynisme en pessimisme voortbrachten. Met geweldige verdraagzaamheid en geduld hield God nauwlettend de aangroeiende verdorvenheid van een volk (tot iedere gedachte volledig doortrokken zou zijn van kwaad) in het oog voordat Hij tussenbeide kwam. Wij hebben eveneens geen inzicht hoeveel zonde God in de kerk of in ons eigen leven zal tolereren voordat Hij op strenge wijze zal tussenbeide komen. Het onkruid en het koren (zonde en gerechtigheid, ketterijen en waarheid, of onbekeerd en bekeerd) moeten naast elkaar bestaan tot de oogst wanneer de vruchten duidelijk zichtbaar zullen zijn. In die tijd zal er een scheiding en oordeel plaatsvinden, dan zal het goede onderscheiden worden van het kwade. Ondertussen zal de vervolging die we nu ondergaan, God duidelijk laten zien waar onze loyaliteit ligt.


transcript:

Over het centrale onderwerp van deze preek heb ik eerder een preek gegeven in Columbia, South Carolina, en wel onmiddellijk na de dagen der Ongezuurde Broden in 1978. Pas enkele uren geleden werd het me duidelijk dat dat bijna op de dag af 29 jaar geleden is, en volgens E.W. Bullinger duidt "29" op "vertrek", en vertrek uit slavernij en zonde is het thema van de dagen der Ongezuurde Broden. Voor mij is dit gewoon weer een heel klein stukje extra bewijs dat "iemand" zo af en toe over mijn schouder meekijkt om iets tot stand te brengen.

In die tijd, in 1978, ervoer de Worldwide Church of God een periode van relatieve rust nadat Garner Ted Armstrong uit de kerk was gezet en na Herbert Armstrongs hartstilstand in augustus 1977.

Maar niemand besefte dat de rechterlijke macht van de staat Californië in het begin van januari 1979 een grote, ongrondwettige aanval op de kerk zou beginnen, waardoor een strijd van een jaar ontstond, die pas eindigde toen de wetgevende macht van Californië in actie kwam om een einde te maken aan wat zich langzamerhand ontwikkelde tot een belangrijk public relations debacle voor de staat.

Er werden beschuldigingen geuit, voornamelijk gericht op het karakter van de heer Armstrong, waarin werd beweerd dat er omvangrijke bedragen aan geld werden gestolen, die door niets vermoedende mensen over de gehele wereld werden bijeengebracht. Een door de rechtbank tot curator benoemde rechter werd in feite tot hoofd van de kerk gebombardeerd en hij zou heel wat geld verdienen als de staat de zaak zou winnen.

Er werden accountants aangetrokken om de financiële procedures te onderzoeken en werkelijk alles wat met de administratie van hoe de kerk met geld omging te maken had. Het onderzoek ging schijnbaar almaar door zonder dat één van de beschuldigers ook maar iets van belang ter staving van zijn beschuldigingen kon vinden in de gang van zaken binnen de kerk. In feite liepen de tenlasteleggingen min of meer met een sisser af zonder dat er, voorzover ik weet, enige verontschuldiging werd aangeboden voor het verdacht maken van iemands reputatie, en zonder dat er ooit enige financiële genoegdoening werd gegeven voor de schade die de staat bij de kerk had aangericht.

Het gevolg van deze onterechte aanval bleef in het denken van zowel leden als niet-leden hangen. De beschuldigingen deden de kerk in het denken van de oppervlakkige waarnemer overkomen alsof ze van zonde was doortrokken, alsof de gehele organisatie niets meer was dan een groot bedrog. De verzameling leerstellingen kwam vreemd over op de meeste oppervlakkige waarnemers onder het publiek, maar volledig verkeerd en bedrieglijk voor hen die een ernstig religieus zwak hebben.

Binnen de kerk waren er ook twee algemene gezichtspunten. De ene was, dat de kerk inderdaad van zonde doortrokken was en dat de aanval van de staat een gerechtvaardigd signaal was om wakker te worden. De tweede was, dat al was er ongetwijfeld enige zonde aanwezig, omdat de menselijke natuur zo in elkaar zit, de aanval een ongerechtvaardigde aanval was, uitgevoerd door een machtige vijand.

Ik weet dat ik tot de laatste groep behoorde. Ik wist genoeg over religieuze en wereldlijke geschiedenis om met betrekking tot religie — elke religie, maar in het bijzonder de christelijke religie — te weten dat het geweld van de aanvallen bijna geheel ongerechtvaardigd was. De aanval op de Branch Davidians in Waco, Texas, is hier voor mij een voorbeeld van.

Diverse maanden nadat de aanval begon, werd het welbekend dat de aanval in feite was teweeggebracht door ontevreden leden vanuit de kerk. Ontevreden leden zijn in het geheel niet uitzonderlijk, zoals we in Richards preek duidelijk hebben gezien in 1 Corinthiërs, maar in het bijzonder geldt dat voor mensen met een geest van partijdigheid.

Tezelfdertijd was ik me er ook van bewust dat het feit dat de kerk werd vervolgd, niet noodzakelijkerwijs betekent dat de kerk van zonde doortrokken was. Was de kerk in de eerste eeuw doortrokken van zonde toen de Joden, geleid door Saulus van Tarsus, haar op gewelddadige wijze aanvielen?

Laten we Handelingen 8:3 opslaan. Dit gebeurde pal na de steniging van Stefanus.

Handelingen 8:3 En Saulus verwoestte de gemeente, en hij ging het ene huis na het andere binnen en sleurde mannen en vrouwen mede, en hij leverde hen over in de gevangenis.

Handelingen 9:1-2 En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren, ging naar de hogepriester, 2 en vroeg van hem brieven naar Damascus voor de synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van die weg waren, zou vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen.

Er staat niet dat hij iemand vermoordde, maar ik denk dat hij hen die onder zijn autoriteit stonden, met heel veel energie en passie aanspoorde. Hij ging dus naar Damascus. Weet u dat het een voettocht is van zo'n 250 kilometer van Jeruzalem naar Damascus? Het was die man echt ernst! Hij geloofde werkelijk in het Farizeïsme, het geloof waarnaar hij in die tijd leefde.

Waren de pasgeboren baby Jezus en Zijn ouders van zonde doortrokken, toen ze om aan de vervolging van Herodus te ontkomen naar Egypte moesten vluchten? In het geheel niet. Alleen maar dat iemand vervolgd wordt, wil nog niet zeggen dat hij zondigde.

In die preek in 1978 draaide het voor mij om de vraag: Hoe ver zou God toestaan dat binnen de kerk zonde tot ontwikkeling zou komen, voordat Hij op een drastische manier zou ingrijpen? Hoeveel zuurdesem staat God toe voordat Hij in woede uitbarst, of iets vrij rampzaligs doet?

Zoals we reeds gaan zien, wil vervolging niet zeggen dat God boos is. Maar aan de andere kant weten we ook dat vervolging even zo goed op zonde kan duiden. Er is dus een juist oordeel nodig en het is goed dat we geduldig zijn in het tot een oordeel komen.

We gaan terug naar de oorsprong waar God de vernietigende kracht van zonde laat zien. We gaan daarvoor naar Leviticus 2:7-11.

Leviticus 2:7-11 Indien uw offergave een spijsoffer uit de pan is, dan zal het van fijn meel met olie bereid worden. 8 En gij zult het spijsoffer, dat hieruit bereid is, de HERE brengen; men zal het tot de priester brengen en deze zal het naar het altaar dragen. 9 En de priester zal het gedenkoffer van het spijsoffer opheffen en het op het altaar in rook doen opgaan, als een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE. 10 En wat overblijft van het spijsoffer, is voor Aäron en zijn zonen, als het allerheiligste van de vuuroffers des HEREN.
11 Geen spijsoffer, dat gij de HERE brengt, zal gezuurd bereid worden, want van zuurdeeg noch honig zult gij iets als een vuuroffer voor de HERE in rook doen opgaan.

Zowel honing als zuurdeeg zijn van zichzelf normaal en goed voedsel. De symboliek die deze twee echter met zich meedragen, is in deze context belangrijk, omdat beide, als zij door het meel gemengd zijn, een gistende, verdervende werking hebben, of daaraan bijdragen. God onderwijst ons dus wat zonde doet. Zonde verderft. Zonde bezoedelt hen die het begaan. Misschien zegt de definitie van de Interpreter's Dictionary of the Bible, onder het artikel "zuurdesem", wat meer als we begrijpen hoe ruimdenkend de Interpreter's Bible en de Interpreter's Dictionary of the Bible normaal zijn. De Interpreter's Dictionary of the Bible definieert zuurdesem in het artikel "zuurdesem" als "iedere substantie die aan deeg wordt toegevoegd en gisting teweegbrengt". "Iedere substantie" is vrij conservatief.

De zuurdesem waar hier naar wordt verwezen is in feite een schimmel die de koolhydraten in het meel afbreekt, en als deze zich door het deeg verspreidt, produceert het een gas dat er de oorzaak van is dat het deegmengsel opzwelt. Honing versnelt dit volledig natuurlijke proces. Honing en zuurdesem zijn dus een perfecte combinatie om uit te beelden wat zonde bij de mens teweegbrengt. Zonde drukt trots uit en zonde brengt meer zonde voort.

Begrip van wat de hele batterij aan offeranden vertegenwoordigt, kan ons daarbij heel wat helpen. Ze beschrijven allereerst en vooral op beknopte wijze het offer van een leven van dienstbaarheid dat Jezus aan God en de mens bracht. Zijn leven bestond uit het voortdurend brengen van een levend offer, dat als model diende voor ons om na te volgen. Zijn leven was als het ware geheel toegewijd aan dit proces, brandde hier geheel in op, werd hier geheel door verteerd. God laat ons in deze offeranden zien, wat de standaard is van wat in onze dienst aan Hem aanvaardbaar is. Dat is een vrij hoge standaard om naar te leven. Dit is de reden, dat als we gerechtvaardigd worden ons de gerechtigheid van Christus toegerekend moet worden. Als dat niet het geval zou zijn, zouden we nooit aanvaardbaar worden voor God.

Het gebod dat het offer geen zuurdesem en honing mocht bevatten, voegt belangrijk begrip toe; zodoende wordt het door deze instructies voor de offeranden duidelijk dat het leiden van een leven waarin verborgen zonde aanwezig is — symbolisch zuurdesem en honing en de daarmee samengaande verontreinigende trots, terwijl we zogenaamd ons leven wijden aan de dienst van God en de mensheid — onaanvaardbaar is. We hebben het hier over huichelarij. Zo'n leven komt duidelijk neer op huichelarij en God kijkt dwars door de leugen heen. Misschien is de enige die wordt bedrogen, de huichelaar die het offer brengt. Anderen zouden het kunnen zien.

Tijdens de dagen der Ongezuurde Broden wordt de fysieke uitwerking van honing en zuurdesem op meel gebruikt om duidelijk de geestelijke effecten van zonde op een leven zoals het word geleid, uit te beelden.

Als we de volgende verzen lezen, wil ik dat u zich het commentaar van de Interpreter's Dictionary of the Bible's te binnen brengt — "iedere substantie die aan het mengsel wordt toegevoegd en gisting teweegbrengt".

Marcus 8:14-21 En zij hadden vergeten broden mede te nemen, en behalve één brood hadden zij niets bij zich in het schip. 15 En Hij gebood hun, zeggende: Ziet toe, wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en de zuurdesem van Herodes. 16 En zij spraken erover onder elkander, dat zij geen broden hadden. 17 En toen Hij dat bemerkte, zeide Hij tot hen: Waarom spreekt gij erover, dat gij geen broden hebt? Verstaat gij nog niet en begrijpt gij niet? Hebt gij een verhard hart? 18 Hebt gij ogen en ziet gij niet; hebt gij oren en hoort gij niet? 19 En herinnert gij u niet, toen Ik de vijf broden brak voor de vijfduizend, hoeveel manden vol brokken gij hebt opgeraapt? En zij zeiden tot Hem: Twaalf. 20 En bij de zeven voor de vierduizend, hoeveel korven vol brokken gij hebt opgeraapt? En zij zeiden: Zeven. 21 En Hij zeide tot hen: Begrijpt gij nóg niet?

We zullen hieraan iets uit het boek Mattheüs toevoegen, zodat dit duidelijker wordt. In Mattheüs 16 wordt precies hetzelfde voorval beschreven.

Mattheüs 16:6 Jezus zeide tot hen: Ziet toe en wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën.

Mattheüs 16:11-12 Hoe begrijpt gij niet, dat Ik u niet van broden sprak? Maar wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. 12 Toen zagen zij in, dat Hij hun niet gezegd had zich te wachten voor de zuurdesem [der broden], maar voor de leer der Farizeeën en Sadduceeën.

Deze verzen voegen een dimensie toe aan ons begrip betreffende zuurdesem. Door middel van Jezus' instructie zouden we moeten kunnen inzien dat zonde — zuurdesem — niet beperkt is tot het feitelijk overtreden van een der tien geboden. Het is niet slechts beperkt tot iets dat met de wet te maken heeft.

Hij gebruikte het algemene woord "leer". Leer kan in dit geval worden opgevat als het onderwijs ontleend aan de Farizeeën, de Sadduceeën en Herodes, die ook genoemd wordt. Dit kan worden toegeschreven aan hun mondelinge of schriftelijke instructie, of van wat men zou kunnen leren van hun voorbeeld en de vrucht van het leven dat ze leidden. Met andere woorden Jezus zegt dat verkeerd onderwijs zonde is. Het is van zichzelf zuurdesem en er hoeft geen andere handeling bij betrokken te zijn.

Hetzelfde geldt voor een slecht voorbeeld. De reden hiervan is, dat hetgeen waarin men onderwezen wordt, zoals bij formeel onderwijs, of door een voorbeeld, en wat men daarna gelooft, de basis wordt van de houdingen en het gedrag dat men feitelijk tentoonspreidt in de activiteiten van het leven. Zo iemand werd door het onderwijs gezuurd, werd door het voorbeeld gezuurd. Zo iemand geloofde dat dit de juiste weg was om te gaan, en boem! Het eerste wat men ziet is, dat zo iemand zondigt in zijn gedrag, gezuurd door verkeerd onderwijs.

Verkeerd onderwijs is de vruchtbare voedingsbodem die zonde voortbrengt en zonde verspreidt, en is dus zonde. Het is onderwijs dat het doel van de waarheid mist. Jezus onderwijst dus dat alles wat iemand overhaalt kwaad te doen, zuurdesem is. Hij begint Zijn onderwijs dus met een heel sterk gebiedende wijs. Hij zei: "Kijk uit! Wees waakzaam voor kwade invloeden."

Wat voor kwade invloeden waren er in hun cultuur waarvoor zij ontvankelijk zouden kunnen zijn? Bij de Farizeeën was dat hun traditionalisme. Zij volgden hun tradities. Zij schoven Gods geboden terzijde om hun eigen geboden te kunnen gehoorzamen. Dat was traditioneel voor hen en zij zouden daar niet mee breken.

Wat te zeggen van de Sadduceeën? Er worden opmerkingen over hen gemaakt. Bijvoorbeeld, zij geloofden niet in de opstanding der doden, maar er komt iets aan het licht. Er komt een slechte kwaliteit aan het licht. Dat was hun scepticisme. Zij geloofden nergens in, tenzij het in de Torah stond. Ik weet niet of de Torah iets zegt over een opstanding. Dat staat in ieder geval wel in andere delen van de Bijbel. Zij geloofden niet in de opstanding, zij waren daar sceptisch over.

Wat te zeggen van Herodes? Dat was wereldlijkheid. Hij was de kampioen van een wereldlijke manier van leven.

Weet u dat er een karakteristiek is, die christenen in de Bijbel laten zien? Dat is interessant. Dat is pessimisme. Christenen hebben de neiging om alles van de slechte kant te zien en daardoor houden ze God buiten beeld. Alles zou in feite van de positieve kant bekeken moeten worden, maar pessimisme en twijfel zijn altijd in hun denken aanwezig. "Zal God werkelijk tussenbeide komen?" "Zal Hij werkelijk voorzien?" Ik ben er zeker van dat zulk soort dingen de bron waren van een groot deel van het murmureren van Israël, maar dit is ook duidelijk aanwezig in de nakomelingen van de Israëlieten, zelfs in bekeerde mensen.

Farizeeën en Sadduceeën vertegenwoordigen instructie uit religieuze bronnen, en Herodes uit wereldlijke bronnen.

Er staat nog iets interessants in dit gedeelte van Marcus 8 en Mattheüs 16. Dit is min of meer verborgen in het Nederlands, maar volgens commentatoren is het in het Grieks heel duidelijk. Weet u hoe sterk de Farizeeën en de Sadduceeën van elkaar verschilden? Voor wat betreft dit punt voegde Jezus hen samen alsof ze één waren. Ze waren allebei hetzelfde, en niet alleen dat, ook Herodes werd eraan toegevoegd. Wat een combinatie! Wat een trio! Wat een drie-eenheid — de Farizeeën, de Sadduceeën en Herodes!

Weet u wat ze allemaal gemeenschappelijk hadden? Ze waren anti-God. In Jezus' denken waren ze allemaal één in de zin dat ze anti-God waren, ondanks de façades die de Farizeeën en de Sadduceeën zouden kunnen opwerpen. Ze waren allemaal verenigd in hun anti-God levensstijl. Daarom gaat Jezus in Zijn onderwijs rechtstreeks naar de kern van de zaak hoe zuurdesem deel van ons gaat uitmaken. Als we jong zijn, zijn we praktisch hulpeloos tegen de aanvallen ervan, omdat deze van alle kanten op ons afkomen. Ze komen vanuit de wereld. Ze komen via de radio, via de televisie, via films, via onze vrienden, via de school. Ze hebben voortdurend invloed op ons. We zien de voorbeelden in onze kameraden, en in de oudere mensen om ons heen die we respecteren. En allemaal zijn ze, evenals de Sadduceeën, de Farizeeën en Herodes, onbewust één in hun anti-God benadering.

De tijd dat kinderen het meest ontvankelijk zijn, is de tijd waarin de kwaliteit van de houding van de ouders en hun manier van kinderopvoeding van het grootste belang is om hen de juiste richting te doen uitgaan. "Zoals de tak gebogen wordt, zo groeit de boom." En ouders kunnen het eerst een poging doen om hun kind de juiste richting te doen uitgaan, met de juiste houdingen en de juiste instructie en het juiste voorbeeld.

Als we echter ouder worden, komt de last van verantwoordelijke bezorgdheid en daarmee het beschermen van onszelf tegen wat er in ons denken kan komen, stapje voor stapje steeds meer en zwaarder op ieder individu te vallen. Dit bereidt de weg voor voor de tijd dat God ons in Zijn kerk roept om ons op Zijn Koninkrijk voor te bereiden.

Laten we Leviticus 23:17 opslaan. Tussen twee haakjes, gisteren was het de dag van het garfoffer en we zijn nu reeds op de tweede dag in het tellen naar Pinksteren. U zult straks inzien waarom ik dit vermeldde.

Leviticus 23:17 Uit uw woonplaatsen zult gij twee beweegbroden meebrengen; uit twee tienden efa fijn meel zullen zij bereid worden, gezuurd zullen zij gebakken worden, eerstelingen voor de HERE.

In deze instructie betreffende Pinksteren zien we dat de kerk door middel van twee broden wordt uitgebeeld; beide broden bevatten zuurdesem. Ze waren opgezwollen. Het is heel waarschijnlijk dat het ene brood hen vertegenwoordigde die in het Oude Testament bekeerd waren, en het andere brood vertegenwoordigde de mensen onder het Nieuwe Verbond die ook gezuurd waren. Op deze manier kijken we naar een beeld van Gods heel jonge kerk. In feite wordt er specifiek gezegd "eerstelingen".

We komen er nu aan toe om heel specifiek te zijn over datgene waar die broden op duiden. Zij worden symbolisch getoond met zuurdesem. Ik zal deze uitspraak op dit moment niet gaan bewijzen, omdat ik weet dat u weet dat het waar is. Mijn vraag voor de rest van deze preek is: "Hoeveel zuurdesem?"

Tussen twee haakjes, die broden gingen nadat ze bewogen waren, niet op het altaar. Ze werden aan de priesters gegeven. God nam niets van die broden tot zich, zoals het verbranden op het altaar zou aangeven. Ze werden dus bewogen. Hij aanvaardde ze en zei: "Hé jongens, hier heb je wat te eten."

Hoever laat God de zonde zich in de wereld ontwikkelen? Hoever laat Hij dit toe in de kerk en hoever in het individu voordat Hij zegt: "Dit is genoeg!" en om zo te zeggen er een eind aan maakt? Hoe vaak helpt Hij en komt Hij tussenbeide in het leven van hen die zondigen? En toch zouden we Zijn genade en Zijn geduld op koppige wijze kunnen testen, omdat we de aanpassingen niet snel maken, als we het al doen. Laten we eens een kijkje gaan nemen in sommige dingen die in Gods woord voorkomen. Ik weet dat u hiermee bekend zult zijn, maar laten we er naar kijken vanuit het gezichtspunt van Genesis 15:16.

God stelt een verbond met Abraham voor en Hij zegt Abraham wat er met zijn nakomelingen zal gebeuren. Hij zegt Abraham dus in vers 15: "Maar gij zult in vrede tot uw vaderen gaan; gij zult in hoge ouderdom begraven worden."

Genesis 15:16 Het vierde geslacht [Abrahams nakomelingen] echter zal hierheen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol.

Het duidt er duidelijk op dat de Amorieten reeds zondigden, en dat God hun land reeds had bestemd het land van Israël te worden, maar de tijd die Hij daarvoor vaststelde, was de tijd dat de ongerechtigheid, de zondigheid, van de Amorieten zijn piek zou bereiken, dan zou Hij hen als het ware uit de weg ruimen, waarbij Hij de Israëlieten zou gebruiken om Zijn oordeel uit te voeren.

Dat vers geeft duidelijk aan dat de ongerechtigheid der Amorieten binnen Zijn doel nog niet zo erg was dat hun het land ontnomen moest worden. Het ziet ernaar uit dat God een tijd voor alles vaststelt, nietwaar? Hij waakt. Hij observeert. Hij evalueert. Hij komt tot besluiten en in veel gevallen is de beslissing: "Nog niet", maar de ketel pruttelt en komt steeds meer aan de kook.

Genesis 6:5-7 Toen de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, 6 berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. 7 En de HERE zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.

Genesis 6:11-12 De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. 12 En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven.

Om een klein beetje een duidelijker beeld te krijgen, wil ik dat u eerst let op het woord "groot" in vers 5. Het betreffende Hebreeuwse woord komt meer overeen met het Nederlandse woord "menigvuldig" zoals in de Statenvertaling, of in moderner Nederlands "overvloedig". Met andere woorden de boosheid vermenigvuldigde zich. Dat ging niet stapje voor stapje. Het was zover gekomen dat het exponentieel toenam.

Hieraan wordt nog toegevoegd het woord "overleggingen". Dit duidt op het "vormen van gedachten", of "impulsen" of "neigingen". Al wat er in hun denken opkwam was op boosheid gericht. Het beeld op dit punt is, dat de mens geheel sensueel was in die mate dat elke gedachte, elk doel, elk verlangen en elk motief op ongeneeslijke manier verdorven was, blijkbaar zonder dat er nog maar iets goeds in het mengsel zat.

Breng deze uitspraken in uw denken in verband met Paulus' commentaar in 2 Timotheüs 3:1, waar hij zegt dat in de eindtijd "zware tijden zullen komen, want de mensen zullen zelfzuchtig zijn". Voer dat terug naar Genesis en we vinden de oorzaak van het probleem dat zich hier in Genesis 6 aan het ontwikkelen was: dat was dat elke gedachte was gericht op de prikkeling en de vervulling van persoonlijke verlangens. Iedereen was erop gericht zichzelf te behagen.

Zei Jezus niet dat de tijd waarin Hij zal terugkeren, als de dagen van Noach zou zijn? Koppel dit aan 2 Timotheüs 3:1 en we kunnen gaan inzien waar deze aarde en dit gedrag op uit zullen draaien. We zullen zover komen dat iedereen volledig gericht is op de bevrediging van zichzelf — iedereen, met uitzondering van hen wier hart op de juiste manier op God is gericht. Het schijnt hier in Genesis 6 alsof er geen enkele pauze is, geen enkel moment om eens ernstig na te denken over een of andere rechtvaardige handeling.

De nadruk in de context als geheel ligt erop dat het zo slecht was, dat alleen een nieuw begin in staat zou zijn de zaak weer op het rechte spoor te zetten. En dat was dus wat God deed. Ik zeg dit om ons die denken dat de dingen nu slecht zijn, eraan te herinneren dat het nog erger zal worden voordat het beter wordt. Is dat geen opwekkend nieuws? Het was zó slecht en toch kwam God, die de macht had om op elk willekeurig moment tussenbeide te komen, pas 120 jaar later tussenbeide. Hij is zo geduldig dat het ongelooflijk is.

Het verderf bleef toenemen totdat, daar ben ik zeker van, God ervan overtuigd was dat er een onuitwisbare indruk in het denken van hen die toen leefden, was ontstaan, dat er absoluut geen hoop was dat ze ooit in staat zouden zijn hun problemen op te lossen. En dat Hij er daarnaast van overtuigd was, dat ze na hun opstanding, Zijn ingrijpen om hen uit de ellende van het leven in zo'n wereld weg te nemen, nederig zouden opvatten als een handeling van barmhartigheid. Hun denken werd beschermd, zodat ze niet zo verdorven raakten als het geval had kunnen zijn, waardoor bekering voor hen onmogelijk zou zijn geworden.

Gods timing is feilloos. "Tot zover en niet verder. Als Ik ze verder laat gaan, zal het denken van deze mensen zo verdorven worden, dat bekering onmogelijk zal zijn."

Genesis 18:16-21 Toen vertrokken die mannen vandaar en zagen in de richting van Sodom; en Abraham ging met hen mede om hen uitgeleide te doen. 17 En de HERE dacht: Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen? 18 Abraham immers zal voorzeker tot een groot en machtig volk worden en met hem zullen alle volken der aarde gezegend worden; 19 want Ik heb hem gekend, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem de weg des HEREN zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen, opdat de HERE aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft. 20 Daarop zeide de HERE: Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar groot, en haar zonde is voorwaar zeer zwaar. 21 Ik wil nederdalen om te zien, of zij inderdaad gedaan hebben naar het geroep, dat tot Mij gekomen is, of niet; Ik wil het weten.

U weet wat er daarna gebeurde. Ik denk dat we begrijpen dat Abrahams bezorgdheid zich uitte in zijn smeken aan God, wat onmiddellijk aan de verwoesting van Sodom en Gomorra voorafging. Zijn smeekbede liet zien dat hij geloofde in Gods vermogen hen te vernietigen, maar hij wilde niet dat Lot en zijn gezin samen met de mensen waarvan hij wist dat ze door en door slecht waren, vernietigd zouden worden.

Misschien dacht Abraham aan de zondvloed, maar nogmaals wat hem bezighield was precies de vraag die wij in beschouwing nemen: Hoeveel zonde, hoeveel zuurdesem is genoeg om God ertoe aan te zetten op deze manier te reageren? Misschien was het de vraag: "Hangt het geloof van de rechtvaardige ervan af of ze in de meerderheid zijn?" Misschien was de vraag, op een andere manier onder woorden gebracht: "Wat zijn de grenzen van Gods barmhartigheid?" Hij kan ook over de volgende vraag hebben nagedacht: "Wat is nu precies gerechtigheid?"

Ik denk dat één ding voor Abraham vaststond, evenals voor ons, dat er heel wat niet duidelijk is in de vastgelegde geschiedenis van de mens. Daarnaast is er heel wat onduidelijk in Gods reageren op zonde. Eén van de grootste problemen in het begrijpen van Gods totale plan is, dat beloning en straf voor ons soms op een opmerkelijke manier afwezig zijn.

Laten we naar een plaats in het boek Prediker gaan, waar we in zeker opzicht in feite het centrale thema van het gehele boek Prediker vinden. Hiervoor gaan we naar een gedeelte dat begint in Prediker 3:16. Dit is het hoofdstuk dat begint met: "Er is een tijd voor dit en er is een tijd voor dat", enzovoort. Maar de gedachte die Salomo had toen hij dit schreef, is waar dit hoofdstuk mee verder gaat. Bedenk dat hij de koning was. Hij zat op een plaats waar hij de dingen op een manier kon beoordelen waarop andere mensen het niet konden. Hij kon de dingen evalueren, maar hij stond perplex. Daar bestaat geen twijfel over.

Prediker 3:16 Voorts aanschouwde ik onder de zon de plaats des rechts: daar heerste het onrecht; en de plaats der gerechtigheid: daar heerste het onrecht.

Op plaatsen waar je ongerechtigheid zou verwachten, was het inderdaad aanwezig. Maar op plaatsen waar je gerechtigheid zou verwachten bleek deze niet aanwezig te zijn.

Prediker 3:17 Ik zeide bij mijzelf: Over de rechtvaardige en de onrechtvaardige zal God gericht oefenen, want er is voor elke zaak en voor elk werk een bestemde tijd.

Hij was er tenminste voldoende van overtuigd, dat God nog steeds op Zijn troon zit en dat er een tijd zou komen dat God de dingen aan zou pakken. Wanneer en waarom God niet tussenbeide kwam (als Salomo dacht dat het het geschikte moment voor Hem was om tussenbeide te komen), wist hij niet.

Prediker 3:18 Ik zeide bij mijzelf: Wat de mensenkinderen betreft, God wil hen schiften en laten zien, dat zij eigenlijk dieren zijn.

Wij zeggen hetzelfde: "God, open hun geest. Help hen om de dingen op de juiste manier te zien."

Prediker 3:19-22 Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid, 20 alles gaat naar één plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. 21 Wie bemerkt, dat de adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde? 22 Zo heb ik ingezien, dat er niets beters is dan dat de mens zich verheugt in zijn werken, want dat is zijn deel: wie zal hem ertoe brengen zich te verlustigen in wat na hem zijn zal?

Prediker laat in algemene zin dus duidelijk zien, vanuit het gezichtspunt van een onbekeerd iemand, dat praktisch alles wat er op aarde gebeurt voor meer dan een uitleg vatbaar is. Voor het denken van de onbekeerde, die niet uit geloof en in de ware kennis van God leeft, is alles — en ik bedoel echt alles betreffende het doel van het leven — zonde, kwaad en gerechtigheid een frustrerende puzzel. Deze mensen hebben dus op zijn best de neiging agnostisch te worden en op zijn slechts volledige atheïsten.

Salomo was echt een briljante intellectueel en hij kwam vanuit zijn gezichtspunt tot de conclusie dat alles in het leven ijdelheid is, tevergeefs is. Hij vraagt zich af: "Waarom schijnen sommige families vreselijke dingen te overkomen en toch worden anderen, die beslist zondaars zijn en ook God haten, schijnbaar niet gestraft voor hun kwaad en komen ze er schijnbaar ongeschonden vanaf."

Het is zeker dat Abraham niet wilde dat de rechtvaardige tezamen met de boze zou omkomen. Hoe we het echter ook wenden of keren, als we een soort minimum willen vaststellen van hoeveel zonde God kan aanvaarden voordat Hij zegt: "Zo ver en niet verder," zullen we niet in staat zijn dat te doen.

Het is een vergeefse inspanning voor ons om te pogen tot een of andere conclusie te komen die volgens ons betrouwbaar is, omdat oordeel niet allemaal zwart en wit is, zoals sommigen het graag zouden willen. Dit is zo omdat wij niet in elk geval de omvang van Gods doel kunnen zien, en omdat alle gevallen niet hetzelfde zijn, en Gods oordeel op individuele basis wordt geveld. Wees Hem daar dankbaar voor. "Allen moeten staan voor de rechterstoel van Christus." We weten dat het algemene plaatje laat zien dat Hij geweldig geduldig en barmhartig is.

Laten we nog een serie schriftgedeelten bekijken die nog een punt toevoegen — een heel belangrijk punt in ons huidige onderzoek. Die staat in Ezechiël 16:45-52. Dat zal genoeg zijn om het punt waar het hier over gaat, over te brengen. Ezechiël 16 is het verhaal van Israël dat als jong meisje door God gevonden wordt. Hij reinigt haar. Hij trouwt met haar, dat wil zeggen Hij sluit een verbond met haar. En wat gebeurde er daarna in hun leven? Dat was niet het leven van een gelukkig huwelijk.

Ezechiël 16:45-52 Gij zijt de dochter van uw moeder, die een afkeer had van haar man [God] en haar zonen, gij zijt de zuster uwer zusters, die een afkeer hadden van haar mannen en zonen. Uw moeder was een Hethitische en uw vader een Amoriet. 46 Uw grote zuster was Samaria, [Israël — de tien noordelijke stammen. We weten nu dat Hij het over Juda heeft.] die met haar dochters ten noorden van u woonde; en uw kleine zuster die ten zuiden van u woonde, was Sodom met haar dochters. [Sodom is een zuster in de manier waarop Juda leeft. Juda leefde zoals de bewoners van Sodom leefden.] 47 Maar gij hebt zelfs niet gewandeld in haar wegen en naar haar gruwelen gedaan; het duurde niet lang, of gij waart erger dan zij in heel uw gedrag. 48 Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here HERE, voorzeker, uw zuster Sodom, samen met haar dochters, heeft niet gedaan wat gij gedaan hebt, samen met uw dochters. 49 Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen. 50 Verwaten waren zij en bedreven gruwelen voor mijn aangezicht. Daarom vaagde Ik ze weg, zodra Ik het zag. 51 En Samaria heeft nog niet de helft van uw zonden bedreven; gij hebt meer gruwelen gedaan dan zij. Zo hebt gij uw zuster onschuldig doen schijnen door al de gruwelen die gij bedreven hebt. 52 Draag dan uw schande, gij die het oordeel over uw zusters gunstiger hebt doen worden; door uw zonden, waarin gij gruwelijker hebt gehandeld dan zij, zijn zij minder schuldig dan gij. Schaam u dan en draag uw schande, omdat gij uw zusters onschuldig hebt doen schijnen.

God spreekt deze ondergang over Juda uit. Zij zijn zo slecht dat ze er feitelijk in slaagden Israël en Sodom in vergelijking er goed uit te laten zien. Misschien is deze evaluatie relatief in de zin dat God Juda meer verantwoordelijk hield, omdat hun zoveel meer was geopenbaard. Daar ben ik niet zeker van, maar het verslag is opgenomen in Zijn woord en Hij liegt niet.

Het element dat belangrijk is voor deze preek, is dat Hij hen niet vernietigde zoals Hij met Sodom deed, maar Hij verstrooide hen evenals Hij met Israël had gedaan. Hieruit zie ik de volgende factor naar voren komen, dat Gods reactie op de omvang en ernst van zonde draait om het doel dat Hij met de betrokken zondaars voor heeft. Tenzij we exact weten wat Zijn doel is, zullen we niet in staat zijn een lijn in het zand te trekken en overtuigd te zeggen: "Het zal zó zondig worden en dan zal God ingrijpen."

Als gevolg hiervan is het absoluut essentieel voor ons om te begrijpen dat de goeden en slechten naast elkaar leven. En we moeten onszelf absoluut niet de luxe toestaan om het kwaad te laten bepalen dat we vernietigd zullen worden, door ons tot de houdingen en het gedrag te laten verleiden van hen die God niet vrezen. Daarom ga ik hier doorheen, neem ik het gedrag en de slechte voorbeelden door. Het is heel gemakkelijk om meegetrokken te worden met wat de wereld doet en vervolgens te denken, dat aangezien God de wereld nog niet veroordeeld heeft, er niets aan de hand is. Reageer niet op deze manier.

We gaan een les trekken uit een gelijkenis. Is het niet interessant dat God Israël en Juda op een verschillende manier oordeelde? Israël was volgens Gods eigen oordeel niet zo slecht als Juda, en toch stond Hij toe dat de Assyriërs op het toneel verschenen en verstrooide Hij de Israëlieten onder de Assyriërs. En Israël [Samaria] verdween uit het oog van de geschiedenis.

De natie der Joden die erger was dan Israël, vernietigde Hij voor een korte tijd. Hij voerde hen in ballingschap naar Babylon en later bracht Hij hen terug. En zij zijn degenen waarvan iedereen nu denkt dat ze Israël zijn. Interessant. Ondertussen is het echte Israël verborgen in noordwest Europa, in de Verenigde Staten en Canada, in Zuid-Afrika, in Nieuw-Zeeland en in Australië. De meesten van hen hebben geen idee wie ze zijn, en als we hun dat vertellen, geloven ze het niet.

Mattheüs 13:24-30 Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker. 25 Doch terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het koren, en ging weg. 26 Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn. 27 Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid? 28 Hij zeide tot hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan. 29 De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen? Hij zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken. 30 Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur.

Het koren (de rechtvaardigen) en het onkruid (de bozen) groeien naast elkaar op. Ze leven samen. De normale procedure in een tuin is, dat men zo snel mogelijk het onkruid verwijdert. Het moet ons echter duidelijk zijn dat God anders handelt. Er zijn twee vrij voor de hand liggende redenen. De eerste is: Toen God met Israël werkte onder het Oude Verbond, was de scheiding tussen Israël en de omliggende naties duidelijk vastgesteld door de nationale grenzen van Israël. Laten we zeggen dat de goede mensen hier waren en dat beperkte zich tot dit gebied en niet daarbuiten. Iedereen aan de andere kant van de lijn maakte deel uit van de heidenen. En we zien dat zíj, in de zin van het verbond, de slechte mensen waren.

Onder het Nieuwe Verbond roept God echter kinderen uit alle naties om deel te gaan uitmaken van Abrahams familie. Dus de grenslijn die gemakkelijk te zien was — de etnische heiliging — bestaat niet langer.

De tweede reden hangt sterk met de eerste samen en die is, dat we nu gemakkelijker kunnen begrijpen dat God zowel met de onbekeerde als met de bekeerde werkt. Hij roept heidenen in de kerk. Hij werkt nu zowel met onbekeerden als met bekeerden.

Deze gelijkenis over het "onkruid" zou dus een andere vraag moeten oproepen. Hoe kan iemand het verschil zien tussen een bekeerd iemand en een onbekeerd iemand? Jezus geeft Zelf het antwoord. In algemene zin zei Hij: "U zult hen aan hun vruchten kennen." Zelfs al is dat principe duidelijk, in de echte praktijk is het oordeel daarover niet gemakkelijk, en daarom spoort Jezus ons aan heel voorzichtig te zijn met ons oordeel [Mattheüs 7:1-5].

Bedenk dat God in het algemeen de zwakken van de wereld in Zijn kerk roept. Er zijn heel veel mensen in deze wereld die ons beschaamd doen staan in veel dingen die er echt toe doen. Onkruid is een plant die zich evenals zuurdesem heel gemakkelijk verspreidt. Op dezelfde manier kunnen anderen — zelfs bekeerden — vanwege de menselijke natuur gemakkelijk zondig gedrag nabootsen, en zoals de Bijbel in onze eigen Amerikaanse geschiedenis van de 20e eeuw laat zien, wordt zonde opzettelijk door de leiders van een cultuur gezaaid om die cultuur te veranderen in een cultuur die hun, die op verandering uit zijn, meer aanstaat.

In de gelijkenis lijkt het onkruid tijdens het opgroeien sterk op de tarwe en is het moeilijk ze van elkaar te onderscheiden, behalve door iemand die getraind is om het verschil te zien. Boeren zullen in het algemeen dus wachten tot de oogst, omdat dan het verschil tussen wat de tarwe en het onkruid voortbrengt door praktisch iedereen kan worden gezien, omdat de vruchten (de bessen) van het onkruid geel worden. De vrucht is niet hetzelfde als die van de tarwe. Dit is de tweede reden dat God zei: "Laat het staan totdat de vrucht duidelijk wordt."

Bovendien is de bes van het onkruid giftig. Niemand zal die bessen willen eten. Daarom werd het onkruid afgescheiden, gewoonlijk met de hand om er in zekere zin zachtaardig mee om te gaan en daarna werden de bessen aan de varkens gevoerd, die alles konden eten.

Jezus' uitspraak in vers 30, waar Hij zegt: "Laat ze samen opgroeien", trekt de aandacht van deze preek naar een heel specifiek punt. Hoe dicht bij elkaar? Zo dichtbij als uw buurman? Misschien nog wel dichterbij.

Eens hoorde ik Dr. Hoeh zeggen: "Als er iets in de wereld gaande is, dan is het ook in de kerk gaande." Waarom? Omdat zij die in de kerk op broederlijke wijze met elkaar omgaan, dit rechtstreeks met hen in de gemeente brengen.

Laten we opnieuw dat schriftgedeelte in 1 Corinthiërs 5 lezen dat we al twee of drie keer hebben gelezen.

1 Corinthiërs 5:1 Inderdaad men spreekt van hoererij onder u, en zulk een hoererij, als zelfs onder de heidenen niet (voorkomt), dat iemand leeft met de vrouw van zijn vader.

De meeste moderne vertalers maken er iets van in de volgende geest: "Het is alsof Paulus zei: 'Mij wordt gerapporteerd'", waardoor overkomt dat hij hevig geschrokken is, of totaal verbijsterd, dat er zoiets was gebeurd. Maar in dit geval is de King James feitelijk wat preciezer, omdat de bewoordingen in het Grieks iets hebben van grondigheid. Het kan dus zonder meer vertaald worden als: "Het wordt overal rondverteld." Met andere woorden: "Hé mensen, dit is geen geheim. Het wordt overal rondverteld!" Dit heeft vrij sterk de betekenis van wat Dr. Hoeh in zijn preek zei. "Als het in de wereld gebeurt, dan gebeurt het in de kerk." De kerk kent dezelfde problemen onder haar leden als de wereld, echter niet in dezelfde mate.

Zei Paulus niet in 1 Corinthiërs 10:13 dat onze beproevingen niet bovenmenselijk zijn, implicerend dat ze gewoon zijn voor alle mensen? Hoe en waarom we ze het hoofd bieden, maakt het verschil in de manier waarop ze worden opgelost. Het probleem van tegenstellingen onder de Corinthiërs was zo groot geworden dat men elkaar voor het gerecht daagde, zoals 1 Corinthiërs 6 laat zien.

1 Corinthiërs 11:18-19 Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. 19 Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan.

Let op dat woord "moeten". Paulus zei: "Dit moet gebeuren." Voor velen is dit een verrassende uitspraak omdat bij hen de wens de vader der gedachte is — ze geloven dat zelfs ten onrechte — dat eenheid binnen de kerk een vaststaand feit is en dat alles koek en ei is. Paulus erkende het feit dat zoiets een ideaal is, zoals het zou moeten zijn, maar in de praktijk van de werkelijkheid is het niet zo.

Dat soort eenheid zal er pas na de opstanding zijn en daarom gebruikt Paulus het woord "moeten", daarmee zeggend dat groepsvorming binnen de kerk een noodzakelijkheid is. Het moet zo zijn. En daar God toestaat dat deze tweedracht ontstaat, is deze tot op zekere hoogte Zijn wil om hen te testen die echt bij Zijn werk behoren, hen zichtbaar makend door hun getrouwe aanhankelijkheid aan het geloof ongeacht de verzoeking.

Met zo'n uitspraak is het geen wonder dat er zonde binnen de kerk is. Deze is in geen enkel opzicht zo erg als in de wereld, maar ze is aanwezig en moet het hoofd worden geboden. Dit vers gebiedt de leden feitelijk dus hun licht te laten schijnen, omdat God verlangt dat de goeden gezien worden als een contrast met het kwaad van anderen die ook deel uitmaken van de gemeente.

Een ander aspect hiervan is, dat dit de manier is waarop God mensen toestaat zichzelf uit de gemeente te verwijderen. De echte kern van het probleem van hen die zich uit de gemeente verwijderen, is hun gebrek aan geloof, of we zouden ook kunnen zeggen, bekering. Gewoonlijk beginnen ze de kerk in het algemeen — bepaalde leden in het bijzonder en meestal de dienaren — te bekritiseren voor hun beproevingen. U weet dat dat waar is, omdat we dat kunnen zien in het boek Numeri en alle voorvallen van rebellie tegen Mozes en Aäron. Zij waren er niet de oorzaak van. Deze mensen verschaften zich in feite rechtvaardigingen om zich uit de gemeente te verwijderen en ze bekritiseerden God als dekmantel voor hun gebrek aan geloof.

De les uit deze verzen is dat Paulus zegt dat het onrealistisch is te denken dat de kerk zonder zonde en zonder tweedracht zal zijn.

Romeinen 3:5-6 Maar indien onze onrechtvaardigheid [Dat zijn de zonden van de mensheid. Door het woord "onze" te gebruiken, vestigt het de aandacht op de kerk, omdat dit aan de kerk werd geschreven.] Gods rechtvaardigheid staaft, wat zullen wij dan zeggen? Is God, die zijn toorn doet voelen – ik spreek op menselijke wijze – soms onrechtvaardig? 6 Volstrekt niet! Hoe zal God anders de wereld oordelen?

Paulus zei hier dat de zondigheid van de mens in feite Gods pracht, heerlijkheid, gerechtigheid en barmhartigheid bevestigt door ze duidelijker aan het licht te laten komen. Zijn onvervalste kwaliteit wordt zo duidelijk als deze tegenover de mens wordt gesteld, dat uiteindelijk niemand zal betwijfelen dat Zijn oordelen gerechtvaardigd zijn, zelfs binnen de kerk, gemeente. De kerk uit de eerste eeuw had dezelfde problemen als die er in deze tijd in de kerk zijn.

1 Johannes 2:18-19 Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is. 19 Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn.

Maar voordat zij eruit gingen, gingen ze broederlijk om met de kerk. De zuurdesem was duidelijk aanwezig. Hoeveel dingen werden door hen niet gezegd die anderen tot zonde aanzetten, tot een slechte houding, slechte gewoonten, en dergelijke? Dat was allemaal aanwezig.

Degenen onder ons die al 20, 30 of 40 jaar in de kerk zijn, zouden dit heel gemakkelijk moeten kunnen herkennen. Gemeente, wat gebeurde er met de ongeveer honderdduizend mensen die vroeger deel uitmaakten van de Worldwide Church of God? Ik weet niet of die mensen hun behoud hebben verspeeld, maar de keuzes die ze hebben gemaakt, hebben hen daar beslist niet bij geholpen.

3 Johannes 9-10 Ik heb aan de gemeente een en ander geschreven; maar Diotrefes, die onder hen de eerste tracht te zijn, ontvangt ons niet. 10 Daarom zal ik, als ik kom, herinneren aan zijn werken, die hij doet, daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en hiermede nog niet voldaan, ontvangt hij zelf de broeders niet en weerhoudt ook hen, die het wel willen doen, en hij werpt hen uit de gemeente.

Jammer genoeg zijn zij die de kerk hebben verlaten, in veel gevallen uitgesproken vijanden geworden. Zij werken nu juist die kerk tegen waarvoor zij voorheen liefde uitten en loyaliteit betuigden. Om zichzelf van een rechtvaardiging te voorzien voor wat ze hebben gedaan door eruit te gaan, of wat ze dan ook maar hebben gedaan, zeggen ze: "Toen waren we misleid, maar nu zijn onze ogen geopend." De werkelijkheid is echter dat ze terug zijn gegaan naar juist die kerkorganisaties en leerstellingen die er op geweldige manier aan hebben bijgedragen om deze slechte, immorele wereld tot stand te brengen door het onderwijzen van valse leerstellingen.

Ik hoop dat u begrijpt waar het hier om draait. Zonde is overal aanwezig. Zuurdesem is overal aanwezig. De bekeerden en de onbekeerden leven in de wereld pal naast elkaar, en gemeente, zelfs in de kerk. Dat is nu eenmaal zo.

Mattheüs 24:9-13 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. 10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. 11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. 12 En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. 13 Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.

Dit geeft duidelijk de indruk van niet alleen moeilijke tijden die voor ons liggen, maar tijden die verwarrend zouden kunnen zijn, omdat dit geschreven is betreffende mensen die met elkaar omgingen binnen de kerk, en sommigen die bekeerd waren, veranderden in verraders van hen die trouw bleven.

Ik denk dat u zich ervan bewust bent, dat in Amerika veel van onze vrijheden worden weggenomen nu de regering almaar fascistischer wordt. Let erop dat Jezus waarschuwt dat de liefde van velen zal verkillen. Ik geloof dat we daar nu de vervulling van zien. Wat gebeurde er met de liefde van die honderdduizend mensen die, om zo te zeggen, zo maar zonder meer zijn verdwenen? Ze bestaan nog steeds ergens, maar wat gebeurde er met hun liefde? Deze schijnt verdwenen te zijn.

De basis voor tijden van vervolging die christenen in de geschiedenis van onze natie nooit eerder het hoofd hebben behoeven te bieden, wordt snel gelegd. Er is een algemeen gebrek aan respect voor God en Zijn liefde. Deze bevindt zich op een niveau als nooit te voren, nu Satan druk doende is om christenen in moeilijke omstandigheden te brengen die een uitdaging vormen voor hun loyaliteit. De vraag is dus, zullen we trouw blijven aan God en de andere gemeenteleden, of zal de druk die op ons wordt uitgeoefend er de oorzaak van zijn dat we afhaken? Zullen we het doel missen, geleid door iemand die de zonde doet toenemen pal binnen het lichaam van mensen die de opdracht hebben elkaar lief te hebben? Zijn we ons ervan bewust dat elk van ons door juist niet te zondigen individueel zijn liefde voor de ander tot uitdrukking brengt?

Laten we 1 Corinthiërs 13 opslaan. Het sleutelwoord in dit hoofdstuk is "liefde". Laten we de verzen 4 tot 6 lezen om ons deze karakteristieken in herinnering te brengen. Dit is de manier waarop de liefde van God handelt.

1 Corinthiërs 13:4-6 De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen, 5 zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe. 6 Zij is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid.

Gemeente, dit zijn heel hoge standaards, maar door ernaar te streven aan deze standaards te voldoen, verdedigt de kerk zich tegen de verdervende, tot slavernij brengende en leven vernietigende aanval van Satan en zonde, dat is zuurdesem. Deze verantwoordelijkheid ligt op elk van ons en deze kan niet worden afgeschoven op iemand anders. Ziet u, het komt nu aan op het individu en zijn relatie met God. Dat is de reden dat er vervolging zal plaatsvinden, om aan God en ons te openbaren waar onze loyaliteit ligt.

De Hebreeën ondergingen enige vervolging en Paulus schrijft dus dit aan deze mensen, hen herinnerend aan hun individuele verantwoordelijkheid. Let op wat hij zegt.

Hebreeën 12:12 Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën,

In tijden van vervolging gaan we ons zwak voelen. We gaan ons voelen alsof het wanhopige tijden zijn; misschien verliezen we de hoop en worden we zwak als nooit tevoren. Hij zegt dus:

Hebreeën 12:12-15 Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, 13 en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze.
14 Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. 15 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

Het zou gemakkelijker zijn om bitter te worden over iemand die u verraadt.

Hebreeën 12:16-22 Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig [Grieks béb?los; door de Statenvertaling weergegeven met: een onheilige] als Esau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. [Het Griekse béb?los duidt op iemand die geen relatie of affiniteit heeft met God.] 17 Want gij weet, dat hij later, toen hij (toch) de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht.
18 Want gij zijt niet genaderd tot een tastbaar en brandend vuur, tot donkerheid, duisternis en stormwind, 19 tot het geklank van een bazuin en tot het geluid van een stem, bij het horen waarvan zij verzochten, dat niet verder tot hen gesproken werd; [Ze waren doodsbang toen God sprak.] 20 want zij konden dit bevel niet dragen: Zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het worden gestenigd. 21 En zó ontzaglijk was het verschijnsel, dat Mozes zeide: Ik ben enkel vreze en beving. 22 Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen,

Ziet u in dat Paulus zijn hart bij deze mensen uitstort, door te zeggen: "Laat de moed niet zakken. Dit is wat er allemaal in jullie voordeel werkt."

Hebreeën 12:23-29 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, 24 en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel.
25 Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen (spreekt). 26 Toen heeft zijn stem de aarde doen wankelen, doch thans heeft Hij een belofte gegeven, zeggende: Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven. 27 Dit: nog eenmaal, doelt op een verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. [Denk hieraan en aan 1 Corinthiërs 10:18-19 in verband met de problemen binnen de kerk.]
28 Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, 29 want onze God is een verterend vuur.

Bent u zich ervan bewust hoe vaak het woord "aanvaardbaar" tijdens deze dagen der Ongezuurde Broden is gebruikt? We planden dat niet van tevoren, maar het lijkt erop dat in praktisch elke boodschap iets met betrekking tot dit woord aan de orde kwam. Ik zou de conclusie willen trekken dat God Zich bezorgd maakt of ons getuigenis voor Hem, ons gedrag in ons leven, wel aanvaardbaar voor Hem is.

Dit gedeelte hier in Hebreeën 12 benadrukt individuele verantwoordelijkheid jegens God. We kunnen ons niet de vrijheid permitteren onze vooruitgang te beoordelen tegen die van een ander lid van de kerk die met ons omgaat. Onszelf rechtvaardigen door te zeggen dat ook iemand anders dit of dat deed, is een vlieger die bij God niet opgaat. Hij is geïnteresseerd in onze reactie.

Op dit terrein van het leven wordt verantwoordelijkheid jegens God en elkaar op individuele basis beoordeeld. Aan de andere kant betekent dit niet dat we elkaar moeten wantrouwen door ons af te vragen of die of gene wel bekeerd is. We moeten leren elkaar op het oog te aanvaarden, elkaar te helpen, wat zo af en toe gepaard kan gaan met vriendelijke, onopvallende correctie, terwijl we werken aan ons eigen behoud met respect en serieuze aandacht voor Gods standaard.

Ik wil nu een heel vertroostend schriftgedeelte uit Maleachi 3 lezen. God verandert nooit. Hij zegt dat in feite in Maleachi 3. Het hoofdstuk eindigt met iets dat belangrijk is voor deze preek. Hieruit kunnen we concluderen dat God tegen het einde van dit tijdperk de dingen begint te oordelen.

Maleachi 3:14-18 Gij zegt: Nutteloos is het God te dienen; wat gewin geeft het, dat wij zijn geboden onderhouden en dat wij in rouw gaan [in een nederige houding] voor het aangezicht van de HERE der heerscharen? 15 En nu, wij prijzen de overmoedigen gelukkig; [Denk daarbij aan de maatschappij om ons heen.] niet alleen worden zij gebouwd, terwijl zij goddeloosheid bedrijven, [Ze worden op pilaren gezet alsof ze de afgod zijn van het publiek.] maar ook verzoeken zij God, en ontkomen. [Het staat hun vrij te doen wat ze doen.]
16 Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden. 17 Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient. 18 Dan zult gij tot inkeer komen en het onderscheid zien tussen de rechtvaardige en de goddeloze; tussen wie God dient, en wie Hem niet dient.

Bedenk dat de slechte mensen en de rechtvaardigen naast elkaar leven, en de rechtvaardigen komen er het slechtst vanaf.

Maleachi 4:1-3 Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen [Zij die gebouwd zijn, die God verzoeken en ontkomen.] en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken — zegt de HERE der heerscharen [als Hij oordeelt] — welke hun wortel noch tak zal overlaten. 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen.

Het kan zijn dat we in dit leven nooit een duidelijk beeld van Gods oordeel zullen krijgen, maar gemeente, we hebben Gods belofte dat we er vertrouwen in kunnen hebben dat Hij altijd, onder alle omstandigheden, zowel in wijsheid als barmhartigheid oordeelt.

We gaan deze preek afsluiten met het voorbeeld van iemand die God geloofde toen alles er verschrikkelijk uitzag. Dat staat in Hebreeën 11:7. Dit is een schitterend voorbeeld voor ons.

Hebreeën 11:7 Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.

Dit is, denk ik, een goed voorbeeld, omdat Jezus zei dat onze dagen uitlopen op soortgelijke omstandigheden als in de tijd van Noach. Door Gods barmhartigheid werd Noach gewaarschuwd voor wat er komen ging. Gemeente, wij zijn gewaarschuwd voor wat komen gaat. Zijn buren keken naar dezelfde cultuur, dezelfde gebeurtenissen, dezelfde lucht als hij, maar zij haalden hun schouders op en gingen gewoon verder. Zij stierven in de catastrofe omdat zij de zaken verkeerd beoordeelden.

Wat was het verschil tussen Noach en hen die stierven? Noach kwam in beweging. Hij nam actie. Hij leidde zijn leven in vrees; in dit geval niet in angst, maar met een leven reddende, diepgaande betrokkenheid, en hij begreep met een juist gericht respect en ontzag waar God hem voor had gewaarschuwd.

En evenals Abraham, zoals we in Hebreeën 11:16 zien, telde hij alle dingen die hij van God hoorde bij elkaar op, tezamen met wat hij in de wereld zag. En daardoor legde hij sterk overtuigd en niet weifelend zijn lot in handen van God. Hij stond zichzelf niet toe afgeleid te worden door wat zeer zeker een vermoeiende, intimiderende en verbijsterende situatie moet zijn geweest. Hij deed dit b


Loading recommendations...