Sermon: Eenheid en Ongezuurde Broden

Eenheid wordt voortgebracht binnen iemands relatie met God
#879BNL

Given 26-Apr-08

description: (hide)

John Ritenbaugh spreekt over het gebed van Jezus Christus voor eenheid in Johannes 17 en houdt vol dat eenheid in de gemeente onmogelijk is zonder eerst eenheid met God te hebben. Adam en Eva verbraken deze eenheid door toe te geven aan Satans invloed die hun denken stimuleerde door een verrassende afleidingsmanoeuvre. Zonde scheidt ons automatisch van God. De sleutel tot overwinnen ligt exclusief in onze relatie met God. Wij zijn in het Lichaam van Christus geplaatst naardat Hij dat wilde en wij zijn verplicht ons aan Zijn vakmanschap te onderwerpen, Hem voortdurend, dag en nacht, in onze gedachten te houden. We brengen geen vrucht voort, tenzij we aan de wijnstok zitten. Als leden van Christus' lichaam moeten we functioneren ten goede van het gehele lichaam, niet wedijveren met andere organen of ledematen. We moeten voortdurend God zien en als zoon van God functioneren. Net als voor onze oudste Broer zal Hij, als wij de dingen doen die Hem behagen, er altijd voor ons zijn. Niet reageren op God en onze medebroeders min behandelen, brengt een streng oordeel over ons. Eenheid in het Lichaam wordt tot stand gebracht door ons naar God te voegen en de liefde van God die in onze harten is uitgestort te gebruiken, waardoor we in staat worden gesteld onze broeder lief te hebben zoals God ons lief heeft gehad. Hoe meer we gemeenschappelijk hebben, hoe groter de eenheid en vrede zal zijn.


transcript:

We zullen deze preek beginnen met het opslaan van Johannes 17 en we zullen de preek baseren op het gebed van Jezus Christus.

Johannes 17:11 En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij.

Johannes 17:20-23 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, [Dat is door de Bijbel, door hun prediking.] 21 opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. 22 En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: 23 Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.

Het onderwerp hier is duidelijk dat van één-zijn of eenheid. Dit aspect van het christen-zijn is zo belangrijk dat het 20% beslaat van dit laatste gebed van onze Zaligmaker. De eenheid die God verlangt, kan niet van buitenaf worden opgelegd. Het is dus ieders verantwoordelijkheid eenheid tot stand te brengen door zijn eigen inspanningen binnen zijn relatie met God.

De standaard is dat we één zijn met de Vader en met de Zoon, op de manier waarop Zij één zijn met elkaar. Dat is een niveau van eenheid dat heel significant is. Als we verder gaan, zullen we zien dat de dingen gecompliceerd worden als we naast het contact met de Vader en de Zoon geen contact hebben met anderen in het lichaam van Christus, dan gaat onze eenheid met hen er ook onder lijden. We kunnen het een niet hebben zonder het ander. We moeten beide hebben: eenheid.

Laten we in gedachten teruggaan naar het begin van de Bijbel en even aandacht schenken aan Adam en Eva. Ik wil dit doen omdat een van de dingen die in deze gebeurtenis zo indrukwekkend voor mij zijn, is hoe gemakkelijk en snel deze twee blijkbaar God en hun relatie met Hem uit hun denken zetten.

Ze leefden in een omgeving die door hun Schepper specifiek voor hen was geschapen. Deze was idyllisch en schitterend om naar te kijken en deze voorzag hen van alles wat ze fysiek nodig hadden om hun leven in stand te houden. Dat niet alleen, ze hadden een fantastische naaste — hun Schepper. Hij wandelde en werkte met hen in de hof. Zij waren Zijn werk. Hij was hun Leraar en Raadsman.

De joden geloven dat deze vredige relatie misschien wel zo'n zeven jaar heeft bestaan — zeker een periode die lang genoeg is om heel wat instructie te krijgen en een schijnbaar sterke relatie op te bouwen. Maar toen verscheen er een ander wezen binnen de gemeenschap. Deze had een ander perspectief en de omgeving veranderde onmiddellijk. Hij gaf hun een ander perspectief dan hun Schepper. Adam en Eva accepteerden dit en volgden wat hij listig suggereerde, en onmiddellijk was de eenheid van de hof verbroken en bevonden ze zich buiten de hof en konden alleen nog maar naar binnen kijken. Hun onderwerping aan Satan bewees dat ze het niet langer met hun Schepper eens waren, en zodoende konden ze niet langer met Hem wandelen. In feite bevonden ze zich op een geheel ander pad, een pad dat tot de dood leidde, en mogelijk een eeuwige scheiding van Hem.

Een van de dingen die we uit dit voorbeeld kunnen leren, is dat al die schitterende schoonheid waarin God overvloedig voorzag, en zelfs het hebben van een bepaalde mate van persoonlijk contact met Hem, niet genoeg was om hen ervan te weerhouden zich van Hem af te scheiden toen iets dat stimulerend was voor hun denken, hen aantrok. Er ontbrak iets aan hun relatie met Hem waardoor ze Hem zo snel en gemakkelijk negeerden.

Een van de levendigere en consistentere decors die we in de Schriften steeds weer zien terugkomen, is dat zelfs al brengt God een relatie met mensen tot stand, zij het moeilijk vinden om hun aandeel te blijven leveren binnen de omgang met Hem en met anderen binnen dezelfde gemeenschap.

De Bijbel en persoonlijke ervaring laten zien dat we zo onstabiel en onattent, zo zelfgericht zijn dat het een wonderlijk iets is dat God Zich voortdurend openstelt voor nog meer achteloze omgang van onze kant. In vergelijking met Hem zijn wij zo onbetrouwbaar en is onze ontrouw uitzonderlijk groot.

Jesaja 59:1-3 Zie, de hand des HEREN is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; 2 maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort. 3 Want uw handen zijn met bloed bezoedeld en uw vingers met ongerechtigheid; uw lippen spreken leugen, uw tong prevelt onrecht.

Deze ontrouw die ik zonet noemde, komt tot uitdrukking in onze relatie met wat de Bijbel kortweg aanduidt als "zonde" of "ongerechtigheid". Zonde wordt gedefinieerd als "afwijken van een pad, of van een weg". Het is ook "het doel missen" — het falen om aan een standaard te voldoen, tekortschieten in wat in een verbond met Hem werd overeengekomen. De zonde — "afwijking" — brengt scheiding, verdeeldheid, teweeg. Dat zeggen deze drie verzen ons. Dat is fundamenteel. Zonde brengt scheiding teweeg van hen waarvan we op geen enkele manier gescheiden zouden willen zijn.

We gaan even terug naar het Nieuwe Testament. We slaan 1 Corinthiërs 6 op en we zullen daarna nog heel wat keren in 1 Corinthiërs terugkomen.

1 Corinthiërs 6:9-11 Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? 10 Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. 11 En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.

Deze verzen beschrijven een gedrag uit het verleden van een typische gemeente. De wereld en al haar eenheid vernietigende houdingen en handelingen hebben haar vingerafdrukken aan alle kanten op ons achtergelaten. Desondanks zijn we vanwege Gods vooruitziende genade figuurlijk gesproken in Eden uitgenodigd.

Het is duidelijk dat sommigen in de gemeente der Corinthiërs het christen-zijn slechts beschouwden als een systeem van leerstellingen in plaats van een regel om naar te leven. Daarom was dit, zoals Paulus aan het begin van het eerste hoofdstuk opmerkt, een sterk verdeelde gemeente. Hij zei: "Ik hoor, dat er verdeeldheid onder u is, en ten dele geloof ik dit."

Eenheid is een conditie waarvoor iedereen persoonlijk verantwoordelijk is om te helpen die tot stand te brengen. Deze kan iemand niet worden opgelegd en zelfs God weerhoudt Zichzelf daarvan omdat deze het resultaat moet zijn van iemand met een vrije wil, die ervoor kiest te doen wat eenheid voortbrengt. Daarom zijn persoonlijke zonden beslissend voor dit onderwerp. Daarom waarschuwt Paulus met de woorden: "Dwaalt niet!" Paulus maakte het de Corinthiërs duidelijk dat geen christen die zich voortdurend te buiten gaat aan zonde, in het Koninkrijk van God kan zijn, omdat die persoon niet sterker verenigd met God zal zijn dan Adam en Eva, en hij zal ook niet met de medeleden in de gemeente verenigd zijn. Vergeet niet wat Jesaja 59:1-3 zegt. Dat is een krachtig bijbels principe. Zonde brengt scheiding teweeg.

Deze specifieke gemeente was doortrokken van verdeeldheid, omdat binnen die gemeente zonde zo gewoon was. Het doet er niet noodzakelijkerwijs toe of de zonden tegen de medeleden werden begaan, omdat zonde verdeeldheid zal voortbrengen, ongeacht waartegen of tegen wie ze worden begaan. Ziet u, waar het om zonde gaat, staat God nooit buiten beeld. Dat is heel belangrijk om te leren. Zonde is een afwijking van een standaard van gedrag en tegelijkertijd is het een gebrek aan loyaliteit jegens God en andere mensen, omdat het altijd verdeeldheid teweegbrengt. Brachten de zonden van afgoderij en het overtreden van het sabbatsgebod geen scheiding teweeg tussen Israël en God? Ezechiël 20 maakt dat ontzettend duidelijk. Hoe snel scheidde zonde Ananias en Saffira niet van hun leven af? God deed dat als een getuigenis voor de kerk.

Het niveau van verdeeldheid dat ieder van ons bespeurt in het nieuws dat we in deze ongelooflijk onvolmaakte wereld horen, zou voor ons een tot bezinning brengende herinnering moeten zijn, dat de wereld juist de omgeving is van waaruit we zijn geroepen. Verdeeldheid is de norm voor deze wereld. Die is overal. Het lijkt er vaak op dat de enige eenheid die de wereld kan bereiken, bestaat uit het doen van wat verkeerd is. Soms is er een eenheid in het goeddoen, en dat is goed, maar dat komt vrij zelden voor.

De vorming van ons karakter, van onze perspectieven en houdingen, is niet tot stand gekomen binnen de vredige eenheid van Eden. Daarom is onze uitdaging op dit gebied in het christelijke leven formidabel. Het zaad van verdeeldheid ligt overal binnen ons. Dat is iets waar we ons voortdurend bewust van dienen te zijn, en ik geloof dat we meestentijds gewoon onwetend zijn van de effecten van de dingen die we doen. Als we er onwetend over zijn, is dat omdat we niet echt de alles doordringende effectiviteit van zonde begrijpen en hoe deze altijd verdeeldheid voortbrengt.

Maar dat doet het. Alleen al omdat het ons van God scheidt. Weet u waarom dat belangrijk is? Dat is belangrijk vanwege het punt waar Richard vanmorgen in zijn boodschap over sprak, en uiteindelijk zal ik daar ook op uitkomen. Het in staat zijn tot het overwinnen van zonde, het in staat zijn om eenheid voort te brengen, is alleen mogelijk binnen de relatie met Jezus Christus. We zullen dat in het vervolg van deze preek gaan zien.

Van de tijd waarin 1 Corinthiërs werd geschreven en de tijd van de hof van Eden gaan we nu naar Numeri 16. Dit vond plaats in de woestijn en het is een gebeurtenis die ons welbekend is.

Numeri 16:31-33 Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen, 32 en de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have. 33 Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen.

Het lijkt er in de globale geschiedenis van de wereld wel op dat zodra er meer dan één persoon was, er ook verschillen van mening ontstonden, samen met een gespannen antagonisme jegens God. Het falen om één te zijn speelde een grote rol in heel veel dingen die voor Israël in de woestijn niet gunstig afliepen. Het verbond tussen God en Israël liet zo'n schitterende belofte zien, maar onderlinge verdeeldheid en in het bijzonder geen eenheid met God, bracht bij tijden chaos teweeg. De resultaten waren zo rampzalig, dat we gemakkelijk tot de conclusie kunnen komen dat toen de veertig jaar voorbij waren, er slechts twee gezinnen uit twee tot drie miljoen mensen "één met God" waren.

God laat ons hiermee onthutsende statistieken zien, zodat we er serieus over gaan nadenken wat er in de woestijn toch wel mis kan zijn gegaan. In een bepaald opzicht gingen de dingen precies zoals God dacht dat ze zouden gaan. Hij was niet verrast, omdat Hij in die tijd niet probeerde die mensen te behouden. Het is een getuigenis voor u en mij, zodat wij nederig worden door wat we hebben gekregen.

Het centrale punt in deze preek vinden we in het antwoord op de volgende vraag. Waarom handelde God op die manier met Korach, Datan en Abiram en hun gezinnen, en die anderen die hun kant hadden gekozen? Ik zal u een eenvoudig antwoord geven. Dat was omdat zij zich net zo min als Adam en Eva aan Hem wilden onderwerpen. Zij gaven Mozes en Aäron de schuld en reageerden hun verschillen van mening op hen af. Maar zoals God er tegen aan keek, waren Mozes en Aäron in werkelijkheid slechts een oppervlakkig probleem voor hen. Het echte probleem dat deze mensen hadden, was met Hem, met God.

Laten we Johannes 13:20 opslaan, omdat ik u iets wil laten zien dat Jezus zei. Dit is een heel belangrijk principe.

Johannes 13:20 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie ontvangt, die Ik zend, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft.

U kunt hier reeds de strekking van mijn denken zien. God zond Mozes en Aäron. Wat deden Korach, Datan en Abiram? Zij verwierpen degenen die God zond.

Johannes 13:20 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie ontvangt, die Ik zend, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft.

Begrijpt u dit? Hun verdeeldheid, hun verwerping van Mozes en Aäron plantte zich helemaal voort langs de gezagslijn omhoog — helemaal tot Jezus Christus en nog hoger tot God de Vader. Waarom? Omdat de Vader en de Zoon één zijn. Als u de Ene verwerpt, verwerpt u Hen allebei. Tenminste in deze bestuurlijke zin kunnen Ze niet van elkaar gescheiden worden, omdat hun denken zo aan elkaar verwant is. Het is alsof er twee gedachtenwerelden volgens precies dezelfde lijnen denken, dezelfde houding en hetzelfde perspectief hebben. Zelfs al zijn Ze verschillende Wezens is Hun eenheid zo hecht dat het verwerpen van de Een gelijk staat met het verwerpen van de Ander. Toen Mozes en Aäron dus werden verworpen, werden de Vader en de Zoon verworpen.

Laat me u iets ter overdenking geven. We moeten niet vergeten dat Paulus schreef dat God iedereen in het lichaam plaatst zoals het Hem behaagt. God plaatst niet alleen de apostel, of de evangelist, of de pastor, of de leraar, of de diaken, of wie dan ook, in het lichaam. Hij plaatst iedereen in het lichaam waar Hij wil dat ze een functie voor het lichaam en Hem uitvoeren. Ziet u de strekking van mijn denken hier? Als we om zo te zeggen hen die op hetzelfde niveau staan als wij, gaan verwerpen, plant dat zich helemaal voort omhoog tot aan de Vader. Ik zal u straks in deze preek nog meer bewijs daarvan laten zien.

God plaatst niet alleen de gezagspersonen binnen de kerk. Paulus zei dat iedereen door Hem werd geplaatst. Hij plaatst hen in het lichaam zoals het Hem behaagt. Hier is een eenvoudig bewijs. Wij zijn Gods schepping. De kerk is Zijn schepping en als Schepper is Hij Degene die aan de touwtjes trekt en alles kneedt zodat het functioneert op de manier die Hij wil in overeenstemming met Zijn scheppend doel.

Laten we nogmaals Numeri 16 opslaan.

Numeri 16:2-4 en zij stelden zich vóór Mozes met tweehonderd vijftig mannen uit de Israëlieten, hoofden der vergadering, opgeroepenen ter volksvergadering, mannen van naam. 3 Zij dan liepen te hoop tegen Mozes en Aäron en zeiden tot hen: Laat het u genoeg zijn, want de gehele vergadering, zij allen zijn heiligen, en de HERE is in hun midden. Waarom verheft gij u dan boven de gemeente des HEREN? 4 Toen Mozes het hoorde, wierp hij zich op zijn aangezicht.

Hun anti-God gezindheid was zo geconcentreerd, dat terwijl hun boosheid zich op Mozes richtte, zij volkomen onwetend schenen te zijn van het feit dat ze behalve Mozes in feite ook God verwierpen. Zij waren er niet op gericht om de soevereine God Zijn volk te laten besturen, omdat zij God niet werkelijk door de ogen van het geloof bekeken. Voor mij is het interessant dat die drie mannen blijkbaar Gods betrokkenheid helemaal niet in overweging namen. Hoe snel vergaten Adam en Eva God niet. Nu gebeurde er hetzelfde met Korach, Datan en Abiram. Om de een of andere reden maakte God geen deel uit van hun denken. Dit klinkt precies zoals David het in Psalm 10:4 beschrijft.

Psalm 10:4 [Het Boek] Deze slechte mensen — hooghartig en trots als zij zijn — denken dat er geen God is, Die rekenschap vraagt. In hun leven is geen plaats voor Hem.

Het probleem hier in deze mensen die ik als voorbeeld heb gebruikt, was een gebrek aan geloof, gecombineerd met een gebrek aan zich bewust zijn van God. Dit punt van zich bewust zijn is belangrijk, omdat iemand oprecht in een Schepper God kan geloven, maar als hij niet echt deel uitmaakt van wat God aan het scheppen is, is het erg waarschijnlijk dat deze persoon zich niet bewust zal zijn dat God feitelijk, persoonlijk, diepgaand in zijn leven aan het werk is.

Iemand waarin en waardoor God werkelijk werkt, en die werkelijk een levend, behoudgevend geloof in Hem heeft, zal zich bewust zijn van God. Hij zal niet zijn zoals de persoon die David in Psalm 10:4 beschreef. God is heel werkelijk voor hem. Voor hem is God een levend Wezen waarmee hij in vertrouwen spreekt, en hij gelooft dat God dag en nacht in zijn leven aan het werk is. Hij is zich ervan bewust, maar er niet bang voor, dat God zijn leven heel, heel nauwlettend gadeslaat.

We gaan dit onderwerp vanuit een beperktere invalshoek bekijken en tegelijkertijd voortbouwen op de scheiding waar Jezus op duidde. Richard besteedde vanmorgen heel wat tijd aan Johannes 15:5, waar Jezus zei: "Zonder Mij kunt gij niets doen." God — Jezus Christus — is de wijnstok en wij zijn niet meer dan ranken. De ranken zijn alleen maar in staat vrucht voort te brengen, inclusief eenheid, door hun eenheid met de wijnstok. Ik zie niet in hoe dat nog duidelijker kan worden gezegd. Wij brengen geen vrucht voort, tenzij we aan de wijnstok vastzitten, en eenheid is een van de belangrijkste vruchten waar God naar uitkijkt. Het vermogen om in ons leven eenheid met de Vader en de Zoon voort te brengen, en met elkaar, zal het resultaat zijn van de kwaliteit van de relatie die we met onze Verlosser hebben.

1 Corinthiërs is in het bijzonder een nuttige brief over dit onderwerp, in de allereerste plaats omdat die tijdig is. De brief werd vlak voor Pascha en de dagen der Ongezuurde Broden geschreven. Daarnaast heeft veel van de instructie die erin staat, vandoen met de oorzaken van deze eenheid, en hij geeft eveneens de belangrijkste oplossingen. We slaan nu 1 Corinthiërs 12 op om een fundament te leggen voor het nu volgende deel van de preek.

1 Corinthiërs 12:12 Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus;

1 Corinthiërs 12:24-25 doch onze edele leden hebben dat niet nodig. God heeft evenwel het lichaam zó samengesteld, dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was, 25 opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden zorgen.

We krijgen hier een standaard en we zien ook wie de standaard bepaalt. Dat is de Vader.

1 Corinthiërs 12:26 Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde.

Er is een goede reden dat God het menselijk lichaam als een type voor Zijn kerk gebruikt. Christus is het Hoofd van dit geestelijke lichaam, en zij die naar het beeld van Jezus Christus geschapen worden, vervullen de overblijvende functies van het lichaam. Let nu eens op een eenvoudige analogie. Als enig deel van ons lichaam, of dat nu een oog, oor, galblaas, nier, lever, arm, hand of voet is, niet in harmonie met de rest van het lichaam functioneert, doet dat pijn. Denk eens aan uzelf. Dat doet pijn. Het verzwakt en afhankelijk van welk deel van het lichaam niet juist functioneert, maakt het het lichaam minder effectief en efficiënt. We weten allemaal dat dat waar is en dat is een deel van de reden dat God deze analogie gebruikt.

Waar maakt God Zich echt zorgen over? Is dat de pijn of het ongemak dat wij ervaren? Nee. Hij maakt Zich zorgen over Zijn geestelijke lichaam en daarom gebruikt Hij het menselijke lichaam als een voorbeeld van het soort eenheid waarop Hij Zich in onze relatie met elkaar en met Hem richt. Het belangrijkste verschil tussen de kerk en het menselijke lichaam is dat elk deel van het menselijke lichaam automatisch reageert zoals het door God geprogrammeerd is te functioneren. In de kerk moet elk lid echter doelbewust kiezen op de juiste manier te functioneren in overeenstemming met liefde en wijsheid.

In de laatste minuten heb ik twee redenen gegeven waarom er eenheid moet worden voortgebracht. De eerste is dat we God moeten kunnen zien door de ogen van een geloof dat "zich bewust van Hem" is. Dit is een zeldzaam geloof in de wereld. De tweede is dat we doelbewust moeten kiezen om als een zoon van God op de juiste manier in overeenstemming met liefde en wijsheid te functioneren. Deze twee aspecten zijn zeer beslist nodig. Elk van hen maakt deel uit van Gods scheppende proces en hebben tijd nodig om tot ontwikkeling te komen. Ze verschijnen niet plotseling van de ene dag op de andere volledig ontwikkeld in een kind van God.

Denk aan Richards preek. Er moet aan deze dingen worden gewerkt om ze voort te brengen, en dat werk bestaat uit onze relatie met God. Beide zijn essentieel voor een groeiende relatie met de Vader en de Zoon. Aan deze dingen wordt tegelijkertijd gewerkt.

We slaan nu een schriftgedeelte op dat Richard vanmorgen ook gebruikte. Dat is Johannes 8:29 en dit is belangrijk omdat het fundamenteel is om een goede relatie met God te hebben. Ik zal het herhalen, omdat ik het in modernere taal zal parafraseren, zodat het u meer zal aanspreken.

Johannes 8:29 En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt.

Hier volgt dan mijn parafrase van Johannes 8:29: "Ik doe altijd de dingen die Hem behagen; daarom is Hij er altijd voor Mij."

Begrijpt u het? Van Wie krijgt Jezus naar Zijn zeggen de kracht? Dat is van de Vader. Later zei Jezus met andere woorden: "Begrijpt u niet dat de Vader Degene is die in Mij de werken doet?" God was er altijd voor Hem. Als menselijk wezen had Hij geen macht om iemand te genezen, maar als Hij een beroep deed op de Vader, reageerde de Vader onmiddellijk, en boem, het wonder of wat er ook maar nodig was, vond plaats.

Jezus zei niet tegen Zichzelf: "Ik denk dat Ik maar over het water wandel om naar Galilea over te steken." U kunt er heel zeker van zijn dat Hij zei: "Vader, Ik moet morgen echt nodig aan de andere kant van het meer zijn, omdat Ik daar dit en dat en nog meer heb te doen. Zou U Mij daarbij willen helpen?" Hij kon op water wandelen — iets dat geen enkel mens van zichzelf zou kunnen, maar de Vader was er altijd en Hij reageerde. Waarom was de Vader er altijd? Omdat het denken en het karakter van Jezus Christus, en ook Zijn houding, één was met de Vader, en daarom lag datgene waar Hij om vroeg altijd binnen de wil van de Vader. Ik ben er zeker van dat niemand van ons dat in dit leven zal bereiken, maar desondanks is het een standaard waar we ons op moeten richten.

Wat Jezus hier doet is nu precies die omstandigheid die we allemaal op deze manier graag in ons leven tot stand zouden zien komen, en dat is een consequent gedrag van zich onderwerpen waardoor zowel de groei van geloof als eenheid mogelijk wordt. Op deze manier kan God positief reageren op degenen die eraan werken één met Hem te worden. Deze manier van leven, God zoeken, stelt iemand in staat om God echt te leren kennen en in zijn denken één met Hem te zijn. Het tegenovergestelde daarvan is, dat als we onachtzaam zijn of lui in het uitvoeren van onze verantwoordelijkheden jegens Hem, we zullen zien dat Hij niet op onze gebeden reageert. Het lijkt er dan op alsof Hij er niet is.

Vat dit alstublieft niet verkeerd op. Ik zeg niet dat dit een totale leegheid zal zijn met betrekking tot de relatie met God. Bedenk altijd dat God heel geduldig is met ons. Hij is vriendelijk. Hij werkt met ons als een Schepper die ons met zachte hand tot eenheid met Hem brengt. Ik laat u hier iets zien dat in het algemeen waar is. Als we eenheid willen hebben met de Vader, onderwerpen we ons aan Hem. Als we willen dat Hij onze gebeden beantwoordt, onderwerpen we ons aan Hem, en God antwoordt omdat Hij barmhartig is, en vriendelijk, enzovoort.

Als wij lui of onachtzaam zijn in het uitvoeren van onze verantwoordelijkheden jegens Hem, zullen we zien, alweer in het algemeen, dat Hij niet op onze gebeden reageert. Dit feit kunnen we vaststellen op basis van onze persoonlijke ervaringen waarin God niet altijd op onze verzoeken reageert binnen het tijdskader dat ons uitkomt. Dit brengt een tendens met zich mee, dat we de neiging krijgen onszelf te veroordelen, daar we het gevoel hebben dat Hij ons niet hoort en dat we Hem mishagen. En wat gebeurt er dan? Net als bij een ketting, de spanning valt weg en we worden onzeker in ons gedrag.

Hoe kunnen we erop vertrouwen dat Hij ons heeft gehoord en zal reageren? Begrijp ook dit, dat het normaal is te twijfelen over onze relatie met God. Hoe gaan we dus om met deze twijfel? Laten we ons wenden tot een bemoedigende instructie die komt van dezelfde man die het evangelie van Johannes schreef. We gaan lezen in 1 Johannes 3.

1 Johannes 3:18-24 Kinderkens, laten wij liefhebben niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid. 19 Hieraan zullen wij onderkennen, dat wij uit de waarheid zijn en voor Hem ons hart overtuigen, 20 dat, indien ons hart (ons) veroordeelt, God meerder is dan ons hart en kennis heeft van alle dingen. 21 Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God, 22 en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. 23 En dit is zijn gebod: dat wij geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkander liefhebben, gelijk Hij ons geboden heeft. 24 En wie zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij, dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft.

Deze uitspraak legt precies vast wat ik hierover zei, en ik wil u aansporen te proberen dit te begrijpen. Deze woorden zijn enigszins ondoorzichtig, omdat sommige dingen die er gezegd worden, moeilijk vanuit het Grieks in het Nederlands zijn te vertalen. Ik zal hier mijn uiterste best doen.

In de verzen 18 tot 20 begint Johannes ons aan te sporen door te gaan om ons over te geven aan God, ondanks dat het heel goed mogelijk is dat onze gevoelens over onze armzalige inspanningen ons veroordelen, omdat we het idee hebben dat onze inspanningen zo zwak zijn. Met andere woorden we worden nederig door het feit dat we echt zwak zijn, en daar we zwak zijn, zeggen we: "Wat denkt God eigenlijk wel van me?" Maar Johannes zegt hier in feite: "Houd vol en ga door." De eerste stap om een oplossing te vinden voor dit veroordelende hart is volledig en eerlijk toe te geven, dat zelfs op zijn best, onze werken heel zwak zijn. Dit is echt niet al te ongebruikelijk. We worden ons er gewoon van bewust.

In vergelijking met Jezus Christus maken we amper enige indruk op de maatlat. Gemeente, dat is echt waar. Echter — en dat is het goede nieuws — het feit dat we antwoorden zullen ontvangen is niet afhankelijk van onze volmaakte gehoorzaamheid, waarvan we denken dat die absoluut noodzakelijk is. Ik zeg niet dat dat geen goed doel is. Het is een goed doel, maar de werkelijkheid is dat als God dat van ons zou eisen, niemand er ooit zou komen.

God gedraagt Zich in sterke mate zoals u met betrekking tot uw kinderen. Hoe stelt u zich op ten opzichte van het gedrag van uw kinderen? In principe als volgt: U kijkt naar wat ze doen en neemt daarbij hun leeftijd, hun ervaring en dergelijke in overweging. U verwacht van een zesjarige niet zoveel als van een achtjarige, of tienjarige, of twaalfjarige. In principe doet God dat ook. Hij neemt alle factoren bij elkaar. Ook al is er binnen iedere gelegenheid ruimte tot groei en we het beter zouden hebben kunnen doen, betekent dat niet dat God niet zal reageren. Hij is er voor ons en in Zijn genade beoordeelt en meet Hij ons, en Hij zal reageren in overeenstemming met onze behoefte.

God zou het werkelijk fantastisch vinden als Hij van ons dezelfde gehoorzaamheid zou krijgen als van Jezus Christus, maar ik probeer u duidelijk te maken dat Hij ook realistisch is. Hij is genadig, Hij is geduldig en Hij is immens vriendelijk. Of wij antwoorden ontvangen hangt uiteindelijk af van Gods barmhartigheid. Johannes legt er sterk de nadruk op dat we verder moeten kijken dan onze neus lang is voor wat betreft onze gevoelens, omdat onze gevoelens niet de standaard zijn. In vers 21 impliceert hij juist die gedachte door in krachtige bewoordingen over het tegengestelde ervan te spreken.

In vers 22 zegt hij in essentie dat we onszelf moeten vermannen en God vertrouwen en Hem blijven gehoorzamen omdat God Zelf verder kijkt dan onze vaak verkeerd gerichte en zwakke handelingen; Hij kijkt naar het hart, naar de motieven en naar de bedoelingen achter de motieven; daarom moeten we in geloof doorgaan met ons in gehoorzaamheid aan God te onderwerpen en een betere controle te krijgen over onze gevoelens. Het resultaat daarvan is dat onze gebeden beantwoord zullen worden, omdat we dingen doen die Hem behagen.

Geef niet op in uw pogingen om te voldoen aan Johannes 8:29. Dat is een enorm hoge standaard waarnaar we moeten groeien, en laat dus niet toe dat uw gevoelens van zelfveroordeling u ervan weerhouden door te gaan met te doen wat juist is, en u aan God te onderwerpen, zelfs al is dit maar op een zwakke manier en bij tijden met tussenpozen.

De verzen 23 en 24 benadrukken onze verantwoordelijkheid om op God te blijven vertrouwen, op die manier onze liefde voor Hem en elkaar tot uitdrukking te brengen en daarbij onze op geloof gebaseerde kennis van Hem te gebruiken om de strijd die ongetwijfeld tijdelijk is, te strijden met een gebrek aan zekerheid. Met andere woorden als we blijven doorduwen zal de zelfveroordeling in het niets verdwijnen.

Johannes' verwijzing in die verzen naar geboden omvat zeer zeker de tien geboden. Maar ik denk dat hij in algemenere termen aan geboden denkt door te vermelden elkaar lief te hebben, omdat het liefhebben van elkaar samengaat met veel van de dingen die voortvloeien uit het onderhouden van de tien. Johannes voegt hier nog meer aan toe door een enigszins verborgen verwijzing naar de onderwerpen waar Jezus in Johannes 14 tot 17 met Zijn discipelen over sprak betreffende de gave van de Heilige Geest, het in ons wonen van de Vader en de Zoon, en wij in Hen.

Samengevat onderwijst Johannes ons in 1 Johannes 3:18 dat het bewaren van Gods geboden en het doen van de dingen die Hem behagen, zelfs al moeten we vechten met een zo af en toe opkomende twijfel, twee vruchten voortbrengt: (1) Effectiever gebed. Maar tegelijkertijd leert onze ervaring ons dat God antwoordt in overeenstemming met Zijn tijdschema, niet dat van ons. Met andere woorden er zal langzamerhand geduld ontstaan, omdat we zullen leren dat we op God kunnen vertrouwen. (2) Een grotere innerlijke zekerheid door Zijn Geest die het externe bewijs van de gehoorzaamheid van het ware geloof, van liefde en de gemeente versterkt en ondersteunt. Al deze dingen maken het voortbrengen van eenheid niet alleen mogelijk, maar zeer aannemelijk vanwege het fundament van geloof en de relatie met God. God zal Zijn beloften nakomen als wij ons onderwerpen.

We slaan nu een heel interessant gedeelte op in 1 Corinthiërs 11. We zullen beginnen in vers 17.

1 Corinthiërs 11:17-34 Nu ik dit voorschrijf, moet ik er (tevens mijn) afkeuring over uitspreken, dat uw samenkomsten niet tot zegen, maar tot schade zijn. 18 Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. 19 Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan. 20 Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; 21 want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. [Kunt u zich dat voorstellen? Dit schijnt zich te hebben voorgedaan vlak voordat ze het Pascha hielden.] 22 Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij (zózeer) de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet. 23 Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, 24 de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 25 Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. 26 Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. 27 Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. 28 Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. 29 Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. 30 Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. 31 Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen. 32 Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden. 33 Daarom, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, wacht op elkander. 34 Heeft iemand honger, laat hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt. Het overige zal ik regelen, wanneer ik kom.

Het gaat mij op dit moment niet om het precieze onderwerp waar het in dit hoofdstuk over gaat. Veeleer het principe van eenheid en persoonlijke verantwoordelijkheid jegens Christus en het lichaam van Christus. Paulus geeft de Corinthiërs opdracht zichzelf te onderzoeken door allereerst Christus' persoonlijke offer voor elk van hen individueel met diepgaand respect in overweging te nemen. Hij waarschuwt dat als iemand zich niet onderzoekt en zich niet bekeert en verandert op gebieden waar men tot de ontdekking komt tekortgeschoten te zijn, dat zo iemand dan een oordeel over zichzelf kan afroepen, omdat men dan het brood en de wijn op huichelachtige wijze tot zich neemt. In dit geval betekent oordeel dat er een vonnis wordt overhandigd zoals voor het gerecht. In dit geval is God de Rechter. Ik wil dat u hier heel zorgvuldig aandacht aan schenkt. Ik ga de verzen 29 tot 31 opnieuw lezen.

1 Corinthiërs 11:29-31 Want wie eet en drinkt [het brood en de wijn], eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. 30 Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. 31 Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen.

Ziet u wat hij hier zegt? De oordelen waren reeds uitgesproken, zoals gezien kon worden doordat er velen ziek en stervend waren. Dit gebeurde binnen de gemeente. God was reeds actief bezig hen te oordelen en de oordelen uit te spreken. Paulus had evengoed kunnen zeggen: "Hé, denk aan Ananias en Saffira." Dit is een ernstige aangelegenheid.

Wat is nu het onmiddellijke probleem dat Paulus in dit hoofdstuk als illustratie gebruikt? Dat was de houding en het gedrag dat de leden ten opzichte van elkaar hadden, zoals dat tot uiting kwam tijdens een maaltijd; dit diende als Paulus' voorbeeld. Ik ben er zeker van dat er andere dingen waren, maar dit kwam in het denken van Paulus op toen hij dit schreef, en blijkbaar was dit iets dat vlak voordat hij schreef, had plaatsgevonden.

Ik kan u ervan verzekeren dat als deze mensen echt geloof in God hadden en zich echt bewust van Hem waren en van hoe sommige mensen anderen behandelden, dit nooit zou zijn gebeurd. Het is net als met Korach, Datan en Abiram. Waar was God in hun denken? Waar was God in het denken van deze mensen in Corinthe? Het is heel goed mogelijk, gemeente, dat de maaltijd waar Paulus het over heeft, niets anders was dan wat wij een pot-luck noemen. En wat deed de gemeente onderling? Ze wedijverden met elkaar om het eerst bediend te worden om zodoende een leuk feestje met elkaar te hebben. U moet dat zelf maar beoordelen.

Ik zal u een vraag stellen. Lijkt dat een te klein punt om zich druk over te maken? Het was voor God geen punt dat te klein was, en evenmin voor Paulus. God sprak doodvonnissen uit en de mensen werden niet genezen. Mensen werden ziek vanwege de manier waarop de leden elkaar behandelden. Begrijpt u waarom, gemeente? Als u uw broeder op die manier behandelt, behandelt u Christus op die manier. Als u uw broeder op die manier behandelt, behandelt u de Vader op die manier. Hij reageerde om hun een les te leren en om hen die hier nog niet schuldig aan waren, te behouden, maar de apostel moest dit oordeel begrijpen en aan hen uitleggen waarom dit allemaal gebeurde. Ze hadden kunnen denken dat de ziekten en de sterfgevallen de gewone gang van zaken was. "Arme Joop. Hij stond helaas al op het punt te overlijden." Zo zat dat niet in elkaar. God oordeelde Zijn kerk.

Ik weet niet of deze mensen hun behoud verloren hebben. Daar weet ik niets van. Ik zie slechts wat hier geschreven is, maar we hebben vandoen met iets dat ernstig is, omdat God één met Zijn lichaam is. Ziet u, we moeten verder kijken dan onze neus lang is, en zij die in God geloven, en zij die zich van deze dingen bewust zijn, zullen zichzelf onder controle houden. Waarom? Omdat zij zich aan God willen onderwerpen, en als ze dat doen, zal Hij er voor hen zijn. Dit is iets waar we echt over moeten nadenken.

Kijk nogmaals naar vers 29. Wat was nu precies het probleem in het denken van deze mensen waar Paulus hier naar verwijst? Zij onderscheidden het lichaam des Heren niet. In dit geval was het niet Jezus Christus Die zij niet onderscheidden, maar was het de kerk. Hoe weet ik dat? Ik zei eerder dat het onderwerp van eenheid door heel het boek 1 Corinthiërs heenloopt, en het laat er het ene aspect na het andere van zien.

Zonde creëert van zichzelf verdeeldheid. Zonde begaan tegen een broeder creëert echt verdeeldheid. Laten we weer naar hoofdstuk 12 gaan. Dit is mijn bewijs dat Paulus in vers 29 van hoofdstuk 11 de kerk — het lichaam des Heren – bedoelde. Weet u waarom? Omdat hij in het begin van hoofdstuk 12 verder gaat om te laten zien dat iedereen in de kerk — iedereen in het lichaam van Jezus Christus — door God gaven is gegeven. Waarom? Om het lichaam, de kerk, te versterken; om een functie binnen de kerk te vervullen. Dan gaat hij in hoofdstuk 12, vers 12, er werkelijk diepgaand op in en hij zegt:

1 Corinthiërs 12:12 Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus;

Deze vermelding van het lichaam van Christus grijpt terug op hoofdstuk 11, vers 29. Paulus heeft het in hoofdstuk 11, vers 29, over de kerk: Christus' lichaam.

1 Corinthiërs 12:13 want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt.

1 Corinthiërs 12:15-18 Indien de voet zeggen zou: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam? 16 En indien het oor zeggen zou: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam? 17 Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef het gehoor? Als het geheel en al gehoor was, waar bleef de reuk? 18 Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild.

Iedereen! Om een eenvoudige broeder verkeerd te behandelen is in zekere zin niet anders dan het verkeerd behandelen van een apostel, of Jezus Christus, omdat zoals God het ziet — zoals Paulus in vers 12 zegt — het lichaam één is. We hebben dus een grote verantwoordelijkheid.

Ik zei dat 1 Corinthiërs de oplossing geeft. We zullen daar niet op ingaan, maar ik vermeld het, omdat Paulus gewoon verder gaat en dan in vers 31 van hoofdstuk 12 zegt: "Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert." En dan steekt hij in 1 Corinthiërs 13 van wal over liefde. Op die manier wordt er binnen het lichaam eenheid gecreëerd. Die wordt door liefde gecreëerd. De liefde van God is in onze harten uitgestort door de Heilige Geest, maar ziet u, u moet zich daaraan overgeven. We moeten ons daaraan onderwerpen. Die Geest moet worden gebruikt en als dat gebeurt, wordt daardoor het lichaam één.

1 Corinthiërs 13 gaat in op vele manieren waarop liefde zich presenteert en waarop die zal worden gebruikt. Uiteindelijk komt Paulus uit op het volgende: Als we de liefde die ons van God ter beschikking wordt gesteld, die in onze harten is uitgestort, niet gebruiken, zullen we niet in Zijn Koninkrijk zijn. Het kan zijn dat we die liefde onvolmaakt gebruiken, maar ze moet worden gebruikt.

Nogmaals, denk aan de preek van Richard en hoe iedereen in verschillend tempo groeit, en iedereen heeft verschillende gaven ontvangen. We verkeren allemaal in verschillende stadia van groei, enzovoort, maar wat ons ter beschikking is gesteld en wat we begrijpen, moeten we gebruiken. Anders dan zonde, produceert liefde eenheid, en liefde zal de andere aspecten van Gods Geest voortbrengen. Hoofdstuk 13 geeft de algemene oplossing door aspecten van christelijke liefde te laten zien, en wij moeten die gebruiken.

Daar we allemaal dezelfde Geest hebben, wat Paulus voor ons in 1 Corinthiërs 12 bevestigt, veegt Paulus elke vorm van rechtvaardiging van tafel, waarmee we zouden kunnen aankomen om anderen niet te dienen op de manier die God van Zijn familie verlangt. We zijn ertoe in staat gesteld. Zullen we ons onderwerpen? Op dit gebied zullen we doelbewust de keuzes moeten maken. Onze onwetendheid moet worden verwijderd en God doet dat door ons te onderwijzen hoe Hij in elkaar zit, en als we gaan zien hoe Hij in elkaar zit, worden we in staat gesteld hetzelfde te doen om Hem na te bootsen in onze relaties met elkaar en daardoor wordt God verheerlijkt. Dat behaagt Hem echt, omdat Hij dan ziet dat we de juiste richting uitgaan.

Beseft u dat er in de Bijbel op dezelfde manier over geestelijke genezing gesproken wordt als over fysieke genezing? Het verschil tussen de twee is dat geestelijk behoud een genezing is van het hart, het denken, de houdingen en het gedrag; niet een deel van ons lichaam, maar het hart.

Ik heb geen idee hoeveel speling de Vader zal toepassen in Zijn oordeel over ons gedrag. Ik geloof dat ik, en ook u — degenen onder u die na de dood van de heer Armstrong uit de Worldwide Church of God zijn gekomen — een vrij goed idee hebben van de manier waarop God reeds heeft geoordeeld. Hij blies de kerk uiteen en Hij blies haar in barmhartigheid uiteen vanwege de zwakheden die Hij erin waarnam. Zijn oordeel is altijd volmaakt.

De verstrooiing is feitelijk door Hem tot stand gebracht als een zegen voor u en mij om ons van die beïnvloeding te verwijderen, zodat Hij in veel kleinere groepen met ons kon werken op een praktijkgerichte (om zo te zeggen een "hands on") manier, om ons van de houdingen en het gedrag en de zienswijzen te bevrijden die ons die lid waren van de Worldwide Church of God, al heel snel van alle kanten omringden. Wat Hij heeft gedaan, maakt deel uit van Zijn genezing, zodat Hij ons in posities kan plaatsen waar we in kleine groepen kunnen werken, leren Hem te behagen en eenheid met elkaar en ook met Hem te creëren.

Laten we nu Efeziërs 1 opslaan. Ik denk dat we allemaal weten dat het centrale thema van de brief aan de Efeziërs eenheid is. Ik begin in hoofdstuk 1:21-23, waar hij het over Jezus Christus heeft. Ik zal niet door elk gedeelte van Efeziërs heengaan, maar ik wil hier gewoon enkele dingen vermelden.

Efeziërs 1:21-23 boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. 22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, 23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.

Wat ik wil dat u hier ziet, is een welbekend feit, en dat is dat God Zelf deel uitmaakt van het lichaam. In feite is Hij het belangrijkste deel van het lichaam, omdat de geestelijke kracht vanuit het Hoofd voortvloeit, waardoor de andere delen van het lichaam de energie krijgen die ze nodig hebben. Als we dus enig deel van het lichaam verwerpen, verwerpen we ook Hem, omdat het Zijn lichaam is dat wordt verworpen.

Neem dit in overweging: veronderstel dat uw voet beslist dat iets wat de arm doet, hem niet aanstaat, en hij de arm aanvalt en ernstig verwondt. Heeft dat ook geen invloed op de relatie van de voet met het hoofd? Dat is zeer zeker het geval. Dat is zo omdat geestelijk geloof en geestelijke liefde vanuit het Hoofd voortvloeien, en het zal het Hoofd niet aanstaan dat Zijn lichaam wordt verwond.

Laten we weer naar 1 Johannes gaan. Dit keer naar hoofdstuk 4, omdat we ons gaan richten op de houding die we moeten hebben als iemand ons eventueel verwondt. Wat zou onze houding moeten zijn als er een of andere vorm van twist ontstaat, of wanneer we rancuneuze gevoelens tegen iemand krijgen?

1 Johannes 4:9-11 Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard [kwam deze tot uiting], dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. [Dat begrijpen we allemaal.] 10 Hierin is de liefde [Hier hebben we echte liefde. Hij gaat die beschrijven.], niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden. 11 Geliefden, indien God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben.

Hij zegt dat als God ons op deze manier liefhad, in deze mate, Hij de standaard voor ons zet, de lat voor ons legt, indien we één met Hem willen worden. Zoals ik helemaal aan het begin zei, is de standaard die God voor ons zet, veelbetekenend. Welke houding moeten we dus jegens onze broeder hebben? Waartoe zouden we voor onze broeder bereid moeten zijn? God zegt in deze drie verzen dat we dezelfde mate van liefde zouden moeten hebben, als Hij voor ons heeft. We hebben inderdaad met een heel hoge standaard vandoen.

1 Johannes 4:20 Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan (ook) God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben.

Dat is een hoge standaard, maar zover kan de liefde van God die in ons is, uitgroeien.

De belangrijkste basisoorzaak van verdeeldheid is, in het algemeen gesproken, het overdreven belang dat gehecht wordt aan verschillen. In sterke mate overdreven, want wat is het mogelijke verlies om in het Koninkrijk van God te zijn vergeleken met een klein verschil tussen broeders? Aan de andere kant is de basisoorzaak van eenheid een vriendelijke, liefhebbende, actieve erkenning van het belang van gemeenschappelijkheid. Hoe meer we gemeenschappelijk hebben, hoe groter de kansen zijn op eenheid en vrede. Dat punt van vrede is heel belangrijk. In Jacobus 3:13-18 zegt Jacobus in essentie dat "de vruchten van gerechtigheid [dat wil zeggen de vrucht van het juiste te doen, de vrucht van Gods Heilige Geest] worden voortgebracht in een atmosfeer van vrede".

Jacobus 3:18 Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten.

Hier zit logica in. Als er tussen mensen geen vrede is, maar veeleer oorlog, waartoe zet die oorlog de betrokken mensen dan aan? Zij worden heel defensief en ze worden heel zelfgericht. Hoeveel vrucht wordt er voortgebracht door een zelfgericht iemand, die zich altijd aan het verdedigen is? Vrede is essentieel om mensen de kans te geven zich op anderen te richten en niet zelfverdedigend te zijn.

Gemeente, wat ik hier naar voren breng, is waarom eenheid absoluut essentieel is. Waar eenheid is, is vrede, en als er vrede is binnen een gemeente, en als er vrede is binnen een gezin, kan men aan elkaar denken en elkaar dienen. Men zal dat doen, omdat de atmosfeer er is om zo te handelen. Maar als er onenigheid ontstaat, richt men zich op zichzelf en men gaat zichzelf verdedigen, en niet alleen dat, men wil ook winnen. Begrijpt u dat? Er ontstaat wedijver tussen mensen die zichzelf verdedigen en ze maken zich op om zo te vechten dat ze zullen winnen. Daarom wil God eenheid. Hij wil dat Zijn kinderen veel vrucht voortbrengen.

We hebben echter een vijand die altijd vijandigheid en boosheid probeert teweeg te brengen, en bitterheid en redenen om van streek te raken. Hij maakt mensen overgevoelig en defensief. U weet waar ik het over heb. Als er verdeeldheid ontstaat, kunt u er alles onder verwedden dat dit er op de een of andere manier deel van uitmaakt. Hij gaat al beschuldigend rond. Hij verspreidt roddel. Hij zorgt ervoor dat mensen partij kiezen, enzovoort, enzovoort, en voor we het weten breekt er oorlog uit binnen de gemeente.

Laten we 1 Corinthiërs 6 opslaan. Deze verzen moeten met dit alles in verband worden gebracht, zodat we beter gaan begrijpen wat we zojuist in 1 Johannes 4 hebben gelezen: hoever God wel niet wil gaan. Hij gaf op wat Hij het meest liefhad, om vrede te maken, en Zijn Zoon deed hetzelfde. Hij zet dat als standaard voor ons. We zouden bereid moeten zijn net zover te gaan als de Vader en de Zoon om eenheid en vrede binnen de gemeente tot stand te brengen.

1 Corinthiërs 6:1 Durft iemand uwer, wanneer hij iets heeft met een ander, recht zoeken bij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen?

Zover was deze gemeente gezonken. Let op het woord "durft". "Hoe durft u dit te doen?" Dat was helemaal geen christelijk gedrag!

1 Corinthiërs 6:7-8 Maar dan is de zaak voor u reeds geheel verloren, dat gij tegen elkander rechtszaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Waarom laat gij u niet liever te kort doen? 8 Maar zelf doet gij onrecht en doet gij te kort, en dat aan broeders.

Om kort te gaan komt dit erop neer dat mensen rechtszaken aanspannen om de ander te verslaan. Een rechtszaak is niet meer dan een vorm van oorlog. Hopelijk is dat er een zonder bloedvergieten, maar dat is de manier waarop de wereld in elkaar zit. Paulus zegt dat we daar boven zouden moeten staan, en hij zet alweer een heel hoge standaard, dat we zo'n houding zouden moeten hebben dat als er iets tussen broeders ontstaat, de bekeerden onder hen bereid zouden moeten zijn om alles wat nodig is te verliezen in plaats van tegen hun broeder ten oorlog te trekken. Deed Christus dat niet? Nogmaals, Christus is altijd de standaard.

De menselijke natuur zet ons ertoe aan onszelf te verdedigen en onze reputatie hoog te houden, omdat we willen dat men denkt dat wij het bij het juiste eind hebben. Daar zit ook heel wat trots in. Paulus zegt dat we bereid moeten zijn onze reputatie, onze naam, onze rijkdom — wat er ook maar nodig is – op te geven om vrede te stichten. Dat is niet moeilijk te begrijpen. Het is heel moeilijk om te doen. We willen dat men denkt dat wij rechtvaardig en goed zijn, maar als we iets van dit doen, zou de hele gemeente kunnen denken: "Tjonge, dat is iemand die slecht is!"

Weet u, en ik weet dat u dit weet, dat toen Christus ter dood werd gebracht, zij die Hem ter dood brachten, dachten dat ze gewonnen hadden, en dat Christus werkelijk als de slechterik te boek stond, dat Hij werkelijk schuldig was. Maar Christus gaf alles over aan Hem die rechtvaardig oordeelt, en Hij won. Zijn wij bereid dat te doen?

Kijk naar Hem die rechtvaardig oordeelt en laat Hem het punt beslissen. Ik zeg niet dat dat gemakkelijk is, maar dat is één van de standaards die God heeft gesteld. Ondertussen, zelfs al komen we er op het oog niet zo best uit naar voren, zegt Hij ons in Romeinen 12: "Zorg voor die persoon alsof u hem werkelijk liefhebt — die persoon die alle schade veroorzaakte. Doodt hem met vriendelijkheid." Misschien zijn mijn woorden niet zo best gekozen, maar dat is in zekere zin bijna precies wat hij zegt.

Ik wil nu een korte samenvatting geven:

Nummer 1: Zonde brengt, helemaal vanuit zichzelf, verdeeldheid teweeg, omdat het ons afscheidt van de bron van geestelijke kracht die ons in staat stelt te doen, wat we moeten doen.

Nummer 2: Het is zeker dat er ooit een geschil tussen broeders zal ontstaan. Als men daarbij Christus' instructie en voorbeeld opvolgt om zichzelf bereidwillig op te offeren en elk mogelijk verlies te willen lijden en de broeder met liefhebbend gebed, dienen en vriendelijkheid behandelt, zal men vrede en eenheid stichten. Waarom? Omdat men zich dan aan God onderwerpt om de zaak tot een oplossing te brengen.

Dat was het voor vandaag. Ik hoop dat de rest van de dagen der Ongezuurde Broden heel aangenaam voor u zal zijn.



Loading recommendations...