Sermon: Waarom we het Pascha en de dagen van Ongezuurde Broden houden

Om de aandacht weer op God te vestigen
#878BNL

Given 20-Apr-08

description: (hide)

John Ritenbaugh stelt dat we de dagen van Ongezuurde Broden niet slechts als een herdenking van het Pascha en de gebeurtenis van de exodus houden, maar vanwege wat de Heer door de kracht van Zijn arm deed om ons uit zonde (getypeerd door Egypte) te brengen. Wat God doet zet alles in beweging, in sterke mate alles overschaduwend wat wij moeten doen. God strijdt voortdurend voor ons, overwint de weerstand van Satan (getypeerd door farao). Terwijl God ons dwingt keuzes te maken, is Hij voortdurend bij ons en leidt ons uit de ellendige slavernij aan de zonde naar vrijheid en eeuwig leven. Gods roeping maakt alle verschil uit; niemand biedt zich vrijwillig aan Hem te volgen. Alles wat God met het fysieke Israël deed om hen uit Egypte uit te leiden naar het Beloofde Land diende als type van wat God voor ons doet, ons uit de wereld in het Koninkrijk van God roepen. God is soeverein, waardoor het nodig is dat we Hem zoeken om te worden als Hij, ons over te geven aan Zijn heiliging, ons te ontdoen van al onze afgoden, Hem in geest en waarheid te aanbidden. Als een rank van of geënt in een wijnstok kunnen we niets zonder Jezus Christus doen; alleen Hij stelt ons in staat vrucht te dragen of voort te brengen door Gods Heilige Geest, de Geest der waarheid, en Christus' eigen Geest die in ons, de tempel van God, woont. God is exclusief de God van Zijn volk en van niemand anders.


transcript:

Om te beginnen wil ik dat we begrijpen dat deze preek gaat over de relatie tussen God en ons en behoud.

Zijn we er zeker van dat we de dagen van Ongezuurde Broden om de juiste reden houden? Is het mogelijk dat we de dagen van Ongezuurde Broden al deze jaren hebben gehouden, terwijl we al die tijd een belangrijke reden, misschien wel volledig, over het hoofd hebben gezien, een reden die God Zelf rechtstreeks noemt als Hij zegt waarom we ze zouden moeten vieren?

Bent u zich ervan bewust dat God nergens in de Schrift zegt: "Ik wil dat u de dagen van Ongezuurde Broden houdt, omdat deze zeven dagen de tijdsperiode tussen uw roeping en het Koninkrijk van God vertegenwoordigen, de periode waarin u moet groeien en overwinnen"? Die reden is een conclusie. Dat is een juiste conclusie, maar we komen tot deze conclusie door heel wat stukjes en beetjes die verspreid staan door de Schrift, bijeen te voegen. Er is totaal niets mis met die gedachte, maar er zijn diverse plaatsen waar God feitelijk zegt: "Ik wil dat u de dagen van Ongezuurde Broden houdt, omdat …", en gemeente, ik denk dat we voor het grootste deel niet hebben gedaan wat Hij zei.

Dat is niets nieuws. U zult het onmiddellijk herkennen, maar het is iets dat we zelden vermelden, en misschien komt het zelfs nooit in onze gedachten op. Misschien hebben we er vaak over gelezen, we weten dat het er is, maar we nemen het als iets vanzelfsprekends aan. Richard noemde het vanmorgen diverse keren in zijn preek, maar hij legde er niet de nadruk op die ik er in deze preek op ga leggen. Het is een dusdanige nadruk dat ik wil dat we die blijven onthouden. Ik wil er zeker van zijn dat we het tot een werkend iets maken in ons geestelijk leven — onze relatie met God — omdat het nodig is dat het er deel van uitmaakt.

Exodus 12:14 En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de HERE; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.

Dat is het niet. Het is heel gemakkelijk te reageren door op mijn oorspronkelijke vraag te zeggen, dat we ze houden omdat God hiertoe de opdracht geeft. Dat is niet verkeerd. Dat is alleen niet specifiek, omdat Hij inderdaad de opdracht geeft, maar daarmee hebben we de spijker niet op de kop geslagen. Deze uitspraak is waarschijnlijk de eerste van een vrij specifiek antwoord dat we zouden kunnen geven. We houden de dagen van Ongezuurde Broden omdat zij een herdenking zijn van de tijd dat Israël uit Egypte trok.

Herdenkingen worden gehouden om ons aan iets belangrijks uit ons verleden te herinneren. Dit is zeer zeker het juiste antwoord, maar die reden wordt voornamelijk aan het oude Israël gegeven. Ook al is het geestelijk op ons van toepassing, omdat wij hun nakomelingen zijn, het is niet het hele verhaal.

Het is nu 3500 jaar later en omdat we deel uitmaken van het geestelijke organisme, zouden we kunnen zeggen dat de dagen van Ongezuurde Broden worden gehouden om ons te herinneren dat we uit de wereld kwamen. We houden ze dus als beveiliging om niet in de wereld terug te glijden. Dit komt al veel dichter bij de reden waar ik aan denk, maar het is nog steeds een beetje negatief. Een positievere reactie is dat we door hen worden aangespoord te overwinnen en te groeien in de genade en kennis van Jezus Christus. Het eten van ongezuurd brood doet ons eraan denken dat er een gevoel van urgentie in ons leven aanwezig is. Er valt geen tijd te verliezen om zondeloos en heilig in ons leven te worden.

God zegt ons inderdaad de dagen van Ongezuurde Broden als een herdenking te houden, maar dat is niet de enige reden waarom Hij ons zegt ze te houden. De andere reden, die ik u zo zal laten zien, zal in algemene zin degene zijn die uiteindelijk de grootste invloed op ons zal hebben met betrekking tot wat we in onze roeping zullen bereiken.

Exodus 13:1-2 De HERE sprak tot Mozes: Heilig Mij alle eerstgeborenen, die onder de Israëlieten het eerst uit een moederschoot voortkomen, zowel van mens als van dier; zij zijn mijn eigendom.

Het apart zetten van de eerstgeborene diende als een extra herinnering dat God de eerstgeborenen van Israël spaarde, toen Hij hen voorbijging in plaats van te doden. Hij doodde de eerstgeborenen der Egyptenaren. We gaan verder met dit hoofdstuk en let daarbij op wat God Zelf benadrukt.

De heiliging van de eerstgeborene was een dagelijkse herinnering, niet slechts een jaarlijkse herdenking van wat God deed. Ik zal u iets vertellen dat mij overkwam. Toen ik werd geboren, was ik de eerstgeborene en ik werd geboren in een duplexwoning. Mijn ouders woonden aan de ene kant en mijn grootouders aan de andere kant. Ik had een zeer religieuze grootmoeder en toen ik als eerstgeborene ter wereld kwam, zei mijn religieuze grootmoeder tot mijn moeder: "Hij is een eerstgeborene. Hij moet aan de Heer worden gewijd." Ik weet niet of mijn moeder dat ooit heeft gedaan. Zij was niet religieus zoals mijn grootmoeder, maar mij werd dit later, toen ik volwassen was, verteld. Ik had er al die jaren geen idee van dat mij dit speciale iets was verleend door mijn grootmoeder. Misschien zette zij mij apart. Ik weet het niet.

Exodus 13:3 Toen zeide Mozes tot het volk: Gedenkt deze dag, waarop gij uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want met een sterke hand heeft de HERE u daaruit geleid. Daarom mag niets gezuurds gegeten worden.

Dit is de eerste van vele uitspraken, die we verder in de preek zullen tegenkomen, over waarom Hij wil dat wij het Pascha en de dagen van Ongezuurde Broden houden. Ik zeg u ronduit: U moet ze houden omwille van wat de Heer deed. Dat moeten we nooit vergeten.

Exodus 13:8 En op die dag zult gij uw zoon uitleggen: Dit is ter wille van wat de HERE mij heeft gedaan bij mijn uittocht uit Egypte.

Exodus 13:9 Het zal u zijn als een teken op uw hand en als een herinnering tussen uw ogen, opdat de wet des HEREN in uw mond zij; want met een sterke hand heeft de HERE u uit Egypte geleid.

Exodus 13:11 Wanneer dan de HERE u gebracht heeft naar het land der Kanaänieten, zoals Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en het u gegeven heeft,

Nu kijkt Hij vooruit. "Ik bracht u uit en zal u erin brengen."

Exodus 13:14 En wanneer uw zoon u later zal vragen: Wat betekent dat? dan zult gij tot hem zeggen: Met een sterke hand heeft de HERE ons uit Egypte, uit het diensthuis, geleid.

Exodus 13:16 Het zal tot een teken op uw hand en tot een kenteken tussen uw ogen zijn, want met een sterke hand heeft de HERE ons uit Egypte geleid.

Exodus 13:18 Daarom liet God het volk zwenken, de woestijnweg op naar de Schelfzee. Ten strijde toegerust trokken de Israëlieten op uit het land Egypte. [NBV: De Israëlieten waren als een geordend leger uit Egypte weggetrokken. Canisiusvertaling: In volmaakte orde trokken de Israëlieten op uit het land Egypte.]

Laten we teruggaan naar Exodus 12. Ik heb dit vers expres overgeslagen omdat ik niet wilde verraden waar ik op uit was. We gaan wat ik reeds eerder zei, in dit vers lezen.

Exodus 12:17 Onderhoudt dan (het feest der) ongezuurde broden, want op deze zelfde dag leid Ik uw legerscharen uit het land Egypte. Daarom moet gij deze dag onderhouden in uw geslachten als een altoosdurende inzetting.

Het punt van dit alles is dat God Zelf zegt dat we de dagen van Ongezuurde Broden en de dingen die daarmee samenhangen, moeten houden als een herdenking van wat Hij deed. Dit komt op mij over als de voornaamste reden om het te houden. Dit is echter niet de reden die de meesten van ons in gedachten hebben als we de dagen van Ongezuurde Broden houden. Ons denken en onze preken zijn bijna exclusief gericht op wat wij moeten doen, zoals wordt gesymboliseerd door zuurdesem, door de zeven dagen, enzovoort — dingen zoals het komen uit de wereld, groeien en overwinnen.

Gemeente, deze dingen zijn inderdaad belangrijk, maar we moeten volledig en diepgaand begrijpen dat die dingen een gevolg zijn van wat God deed. Daarom is wat God doet van het grootste belang tijdens het Pascha en de dagen van Ongezuurde Broden. Als Hij niet zou doen wat Hij doet, zouden wij nooit, nooit, nooit tot stand brengen wat Hij wil dat wij doen. Deze aandacht op Hem is bepalend voor alle aspecten van het houden van alle heilige dagen binnen het gehele plan van behoud. Hierdoor krijgt het Pascha betekenis, en evenzo de dagen van Ongezuurde Broden, Pinksteren, het Trompettenfeest, de Verzoendag, het Loofhuttenfeest en de Laatste Grote Dag. Wat God doet brengt alles in beweging.

Als we jaarlijks weer door de feesten gaan, gaan we helemaal terug naar het begin en geven gepaste aandacht aan Wie deze dingen tot stand brengt. Hij opent de weg en stelt ons dan in staat te doen wat we moeten doen. Hij voorziet in alles wat we nodig hebben om datgene wat Hij verlangt, tot stand te brengen. Om u dit punt te doen begrijpen ga ik terug in de tijd en wel naar de gebeurtenissen die leidden tot Israëls uittocht uit de Egyptische slavernij.

In zeker opzicht zouden we kunnen zeggen dat hun hele bijdrage aan dit alles bestond uit het doden van een lam, het met bloed bestrijken van hun deurposten, 's nachts in hun huizen te blijven en daarna weg te lopen. Dat is een aanzienlijke vereenvoudiging, maar dat is desondanks alles wat er plaatsvond. Kijk nu eens naar de geestelijke parallel met ons, hoeveel dragen wij bij aan het middel tot vergeving van onze zonden? Ziet u het onmetelijke verschil tussen wat God doet en wat wij doen?

Moesten wij ons leven geven? Nee. Gaat u inzien waarom de aandacht gericht moet zijn op wat God doet, en hoe datgene wat Hij doet buiten alle proporties is in vergelijking met wat wij doen? Ja, we denken oprecht dat wat wij doen, moeilijk is, en dat is het. Ziet u, voor ons is dat het geval. Ik kleineer niet alle inspanningen die wij moeten leveren, en alle opofferingen die wij ons moeten getroosten. Ik kleineer die in het geheel niet, maar wat God doet is oneindig veel groter dan wat wij doen. Onze bijdrage is vrijwel beperkt tot het grondig bestuderen van de omstandigheden van ons leven en Gods aanbod tot vergeving, en dit dan te geloven en onze schuld te belijden. Onze bijdrage bestaat vrijwel geheel uit een mentale bezigheid, zodoende houden we deze dagen alleen maar wegens wat de Heer deed.

Misschien hebben we kwantitatief zelfs nog minder gedaan dan wat de Israëlieten moesten doen.

Exodus 8:20-23 En de HERE zeide tot Mozes: Sta vroeg in de morgen op en stel u voor Farao; zie, hij is gewoon naar het water te gaan, en gij zult tot hem zeggen: zo zegt de HERE: laat mijn volk gaan, om Mij te dienen; 21 want indien gij mijn volk niet laat gaan, dan zal Ik tegen u, uw dienaren, uw volk en uw huizen steekvliegen loslaten, zodat de huizen der Egyptenaren, ja zelfs de bodem, waarop zij zich bevinden, vol steekvliegen zijn. 22 Maar op die dag zal Ik het land Gosen, waar mijn volk verblijf houdt, uitzonderen, dat daar geen steekvliegen voorkomen; opdat gij weet, dat Ik, de HERE, in het land ben. 23 Want Ik zal mijn volk van uw volk bevrijden. Morgen zal dit teken geschieden.

God maakt onderscheid. Dit zal een belangrijk deel uitmaken van wat ik in deze preek ga zeggen. God maakt onderscheid tussen Zijn volk en hen die deel uitmaken van de wereld.

Exodus 9:20-23 Wie onder de dienaren van Farao het woord des HEREN vreesde, liet zijn knechten en zijn vee in de huizen een toevlucht zoeken, 21 maar wie geen acht sloeg op het woord des HEREN, liet zijn knechten en zijn kudde op het veld blijven. 22 En de HERE zeide tot Mozes: Strek uw hand uit naar de hemel, opdat er hagel over het gehele land Egypte kome, over mens en dier en over al het veldgewas in het land Egypte. 23 Toen strekte Mozes zijn staf uit naar de hemel, en de HERE liet het donderen en hagelen, vuur schoot naar de aarde, en de HERE deed het hagelen over het land Egypte.

Exodus 11:4-7 En Mozes zeide: Zó zegt de HERE: te middernacht ga Ik door het midden van Egypte. 5 Dan zal iedere eerstgeborene in het land Egypte sterven, van de eerstgeborene van Farao, die op zijn troon zou zitten, tot de eerstgeborene van de slavin achter de handmolen, ook alle eerstgeborenen van het vee. 6 En er zal een luid gejammer zijn in het gehele land Egypte, zoals er nooit is geweest en zoals er nooit meer zal zijn. 7 Maar tegen niemand van de Israëlieten zal een hond zijn tong durven roeren, tegen mens noch dier, opdat gij weet, dat de HERE scheiding maakt tussen de Egyptenaren en de Israëlieten.

De Heer doet al deze dingen. Deze drie schriftgedeelten las ik specifiek omdat ik wilde dat u inziet dat de Heer deze dingen niet alleen deed, maar dat Hij ook het feit benadrukt dat Hij een onmiskenbaar verschil maakte tussen wat er met de ene groep mensen gebeurde en wat er met de andere groep mensen gebeurde.

Exodus 11:9-10 En de HERE zeide tot Mozes: Farao zal naar u niet luisteren, opdat mijn wonderen in het land Egypte talrijk worden. 10 Mozes en Aäron nu hebben al deze wonderen gedaan voor het aangezicht van Farao. Maar de HERE verhardde het hart van Farao, zodat hij de Israëlieten niet uit zijn land liet gaan.

Bij praktisch elke roeping is er weerstand van Satan, waar Farao een type van is. We zien hier een weerstand van Farao tegen hen die God duidelijk anders heeft onderscheiden. Met andere woorden Hij roept hen.

Exodus 12:35-36 Voorts deden de Israëlieten naar het woord van Mozes en vroegen van de Egyptenaren zilveren en gouden voorwerpen en klederen. 36 En de HERE bewerkte, dat de Egyptenaren het volk gunstig gezind waren, zodat zij hun verzoek inwilligden. Zo beroofden zij de Egyptenaren.

Evenals er weerstand is van Satan, van Farao, hoop ik dat u zult begrijpen dat God op dezelfde manier werkt met ons als Hij met de Israëlieten werkte. In bijna elk geval dat we uit de wereld worden geroepen, krijgen we te maken met weerstand als we gaan geloven wat God zegt. Maar tegelijkertijd zien we dat God in feite voor ons aan het strijden is, als we dat willen inzien, maar gewoonlijk zien we dat pas later in. Zelfs al liet Hij toe dat we weerstand kregen te verduren, Hij gaf ons ook de kracht om door te gaan. Hij gaf ons bij tijden ook gunst in de ogen van anderen, evenals Hij dat voor de Israëlieten deed, zodat zij in staat waren te doen wat ze deden.

Exodus 12:51 En op deze zelfde dag leidde de HERE de Israëlieten uit het land Egypte, volgens hun legerscharen.

Dit vers schrijft de bevrijding van Israël, en dus ook die van ons, geestelijk, geheel toe aan God. Alles wat Israël moest doen was ervoor kiezen om weg te gaan en letterlijk het land uit te lopen. Maar zelfs hier maakte God de keus vrij gemakkelijk door zo'n aantrekkelijk plaatje van de toekomst te schilderen, dat zij daar nauwelijks weerstand aan konden bieden. Hetzelfde principe overkomt ons.

Exodus 13:21-22 De HERE ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan. 22 Zonder ophouden bleef de wolkkolom des daags en de vuurkolom des nachts aan de spits van het volk.

Hij is er nog steeds. Hij leidt hen en wijst hen de weg, maar ze zijn nog steeds niet uit het gebied dat onder Egyptische heerschappij staat. God stelt een patroon vast door hen dag en nacht voor te gaan, de weg te wijzen en in bescherming te voorzien. Het kan zijn dat wij ons bij onze roeping daar niet even bewust van zijn als Israël dat was, omdat Hij hun een zichtbaar bewijs gaf van Zijn nabijheid, maar u kunt er zeker van zijn dat Hij in alle opzichten ons even nabij is en toezicht op ons leven houdt als dat bij de Israëlieten het geval was. Wij zijn veel en veel kostbaarder voor Hem dan de Israëlieten dat in die tijd waren. Hij is er! Zei Abraham dat niet? Dat was een van de resultaten van het bijna ten offer brengen van Isaak. En toen dat gebeurde noemde Abraham die plaats: "Yahweh is hier", of "Yahweh is daar".

Exodus 14:4 En Ik zal het hart van Farao verharden, zodat hij hen achtervolgt. Dan zal Ik Mij aan Farao en aan zijn gehele legermacht verheerlijken, en de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de HERE ben. En zij deden alzo.

Exodus 14:8 Zo verhardde de HERE het hart van Farao, de koning van Egypte, zodat hij de Israëlieten achtervolgde. Maar de Israëlieten zetten hun uittocht voort, door een verheven hand geleid.

Nu zien we dat ze in de val zitten.

Exodus 14:13-18 Maar Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, houdt stand, dan zult gij de verlossing des HEREN zien, die Hij u heden bereiden zal; want de Egyptenaren, die gij heden gezien hebt, zult gij nimmermeer zien. 14 De HERE zal voor u strijden, en gij zult stil zijn. 15 Toen zeide de HERE tot Mozes: Wat roept gij zo luid tot Mij? Zeg tot de Israëlieten, dat zij opbreken. 16 En gij, hef uw staf op en strek uw hand uit over de zee en splijt haar; dan zullen de Israëlieten midden door de zee kunnen gaan op het droge. 17 Maar zie, Ik zal het hart der Egyptenaren verharden, zodat zij hen achterna zullen trekken, en Ik zal Mij verheerlijken aan Farao en aan zijn gehele legermacht, aan zijn wagens en aan zijn ruiters. 18 En de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de HERE ben, doordat Ik Mij verheerlijken zal aan Farao, aan zijn wagens en aan zijn ruiters.

Dat zal feitelijk pas gebeuren na de tweede opstanding. Zij zullen opstaan in die opstanding en ze zullen weten: "Israëls God is God!"

Exodus 14:24-25 Toen dan, in de morgenwake, schouwde de HERE in vuurkolom en wolk naar het leger der Egyptenaren en bracht het leger der Egyptenaren in verwarring. 25 Hij deed de wielen van hun wagens wegglijden en met moeite voortrijden, zodat de Egyptenaren zeiden: Laten wij vluchten voor de Israëlieten, want de HERE strijdt voor hen tegen Egypte.

Exodus 14:31 Toen zag Israël, welk een machtige daad de HERE tegen Egypte gedaan had; en het volk vreesde de HERE en zij geloofden in de HERE en in Mozes, zijn knecht.

God laat ons zien en stelt daarmee een patroon vast voor u en mij, dat zelfs voor we als het ware in beweging komen in reactie op de roeping die Hij ons geeft, Hij al in alle opzichten met ons is. Hij verlaat ons nooit. Zeker, we moeten schijnbaar op eigen kracht keuzes maken, maar Hij is er altijd.

God liet opzettelijk gebeurtenissen plaatsvinden toen zij het land verlieten, gebeurtenissen die aan de oppervlakte hun vertrek moeilijker maakten. Ze zouden later echter begrijpen dat dat gebeurde opdat zij Hem zouden eren en prijzen door uit geloof te leven. Er bestaat geen twijfel aan dat er voor de Israëlieten tijden van ontbering bestonden, zelfs tijden van grote angst, maar als we uiteindelijk alles op een eerlijke manier vergelijken, zien we dat ze praktisch niets anders hoefden te doen dan het lam doden, het bloed strijken en daarna weglopen uit hun wrede slavernij.

Ik ga nu een gedeelte lezen uit Exodus 15. Bedenk dat Exodus 15 een feestelijke viering is van wat ze nog maar net hadden meegemaakt. En schenk daarbij aandacht aan wat Mozes zei:

Exodus 15:1-14 Toen zong Mozes met de Israëlieten de HERE dit lied en zij zeiden: Ik wil de HERE zingen, want Hij is hoog verheven, het paard en zijn ruiter stortte Hij in de zee. 2 De HERE is mijn kracht en mijn psalm, Hij is mij tot heil geweest. Hij is mijn God, Hem verheerlijk ik, de God mijns vaders, Hem prijs ik. 3 De HERE is een krijgsheld; HERE is zijn naam. 4 De wagens van Farao en zijn legermacht wierp Hij in de zee; de keur van zijn wagenhelden werd in de Schelfzee gedompeld. 5 Watervloeden overdekten hen; in de diepte zonken zij als een steen. 6 Uw rechterhand, HERE, heerlijk door kracht, uw rechterhand, HERE, verpletterde de vijand. 7 In uw grote majesteit vernietigdet Gij wie tegen U opstonden; Gij liet uw toorngloed los, hij verteerde hen als stoppels. 8 Door de adem van uw neus werden de wateren opgestuwd; als een dam stonden de stromen; de watervloeden stolden in het hart der zee. 9 De vijand zeide: Ik achtervolg, haal in, deel de buit; ik koel mijn lust aan hen, trek mijn zwaard; mijn hand roeit hen uit. 10 Gij bliest met uw adem, de zee overdekte hen; als lood zonken zij in geweldige wateren. 11 Wie is als Gij, onder de goden, HERE, wie is als Gij, heerlijk in heiligheid, vreselijk in roemrijke daden, wonderbaar in uw doen? 12 Gij strektet uw rechterhand uit; de aarde verzwolg hen. 13 Gij leiddet in uw goedertierenheid het volk dat Gij verlost hebt; Gij leiddet het door uw kracht naar uw heilige woonstede. 14 Volkeren hoorden het, zij sidderden; beving greep de bewoners van Filistea aan.

En zo gaat dat verder, waarbij Mozes al het positieve dat er plaatsvond, toeschrijft aan God.

Ik heb een vraag voor u die elk van ons dient te beantwoorden. Doen wij wat Mozes deed? Ik ben er zeker van dat we Mozes niet kunnen evenaren in de welsprekendheid van de dingen die hij daar tot uitdrukking bracht. Maar geloven we niet op onze eigen eenvoudige en vergelijkenderwijs ongeschoolde manier dat God dezelfde dingen voor ons doet? Ik zeg u, gemeente, dat het heel wat uitmaakt of we al of niet zullen overwinnen en groeien, want waar wenden we ons iedere keer heen om hulp te krijgen? Kan iemand ook God maar evenaren?

Laten we Deuteronomium 6:24 lezen. Begrijp dat dit veertig jaar later werd geschreven. Ze staan op het punt het Beloofde Land binnen te gaan. In dit geval wil ik dat u dit op uzelf toepast.

Deuteronomium 6:20 Wanneer later uw zoon u vraagt: Wat zijn dat voor getuigenissen, inzettingen en verordeningen, die de HERE, onze God, u opgelegd heeft?

Ik wil hier even opmerken dat vlak hiervoor, in Deuteronomium 5, de tien geboden worden herhaald. Daarom wordt hier gesproken over de getuigenissen, enzovoort. Dit is een uitbreiding op wat we eerder in het boek Exodus zagen.

Deuteronomium 6:21-24 dan zult gij tot uw zoon zeggen: Wij waren dienstknechten van Farao in Egypte, maar de HERE heeft ons met een sterke hand uit Egypte geleid; 22 de HERE deed voor onze ogen tekenen en wonderen, groot en onheil brengend, aan Egypte, aan Farao en aan zijn gehele huis; 23 maar ons heeft Hij daaruit geleid, om ons te brengen in het land dat Hij aan onze vaderen onder ede beloofd had, en ons dit te geven. 24 De HERE gebood ons al deze inzettingen te onderhouden en de HERE, onze God, te vrezen, opdat het ons altijd wèl zou gaan en Hij ons in het leven zou behouden, zoals dit heden het geval is.

Denk hieraan in termen van eeuwig leven. Denk hieraan in termen van onverwoestbaar leven. Waarom bevrijdt God ons van onze slavernij aan Satan? "Opdat Hij ons in het leven zou behouden!" Alles wat God ten gunste van ons doet, of Hij middels andere mensen barrières op onze weg brengt, of Hij mogelijkheden opent, of Hij de zee splijt, of wat het ook maar is, alles wat Hij doet wijst in een specifieke richting. En wel naar het Koninkrijk van God, naar het opnemen van ons — wedergeboren als Zijn geestelijke kinderen — in Zijn familie. Alles wijst in die richting. Denkt u dat we niet kostbaar voor Hem zijn? Wij zijn de kleine baby die in een baarmoeder is, en Hij zal ons niet aborteren. Hij zal alles doen wat in Zijn macht ligt om ons te beschermen. Hij zal voor ons vechten op manieren die Hij alleen maar kan. De nadruk in de twee eerste feesten ligt absoluut op Hem.

Laten we beginnen om deze types rechtstreeks toe te passen op de christelijke ervaring. We verplaatsen ons daarvoor van het Oude Testament naar de geestelijke werkelijkheid van het Nieuwe Testament. Het toppunt van belangrijkheid is hier het punt waar we in het boek Exodus mee begonnen. "De Heer maakt onderscheid", omdat alles om die gedachte draait.

We slaan eerst Romeinen 10 op om een paar eenvoudige principes en voorbeelden te zien.

Romeinen 10:12-13 Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, één en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; 13 want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.

De wereld scheidt deze twee verzen af van hun context en kondigt dan aan dat behoud open staat voor iedereen die de naam des Heren aanroept. Maar gemeente, ik wil hieraan een schriftgedeelte toevoegen dat we allemaal heel goed kennen, en dat is Johannes 6:44, waar staat dat niemand tot Christus kan komen, tenzij de geest van de Vader hem trekt. God bedoelt precies wat Hij zegt. Niemand!

Zonder geroepen te zijn, kunnen mensen zich vrijwillig inzetten om God te dienen op basis van hun intellect, en misschien zelfs wel met een bewonderenswaardige houding. Ze kunnen alles doen wat ze willen, maar tenzij Gods plan ook hen omvat, zullen ze moeten wachten totdat ze later in Gods doel passen. Hun vrijwillige inzet maakt geen indruk op Hem, omdat ze niet echt vanuit geloof in Hem kunnen leven. Zonder Zich in een roeping te openbaren, kennen ze Hem niet. Het is een heel eenvoudig principe. Wat zij in hun vrijwillige inzet verkiezen te doen is vol van afgodendienst, omdat zij werken op basis van hun eigen ideeën.

Snapt u waar het om gaat? Tenzij God roept en tenzij God Zichzelf in die roeping openbaart, zal al het intellect in de wereld, en zal die bewonderenswaardige houding die zij hebben, die niet verspild is, hen in deze tijd niet helpen.

Romeinen 9:9-13 Want er ligt een belofte in dit woord: omstreeks deze tijd zal Ik komen en Sara zal een zoon hebben. 10 Maar dit niet alleen; daar is ook Rebekka, bevrucht van één man, onze vader Isaak. 11 Want toen de kinderen nog niet geboren waren en goed noch kwaad hadden gedaan — opdat het verkiezend voornemen Gods zou blijven, niet op grond van werken, maar op grond daarvan, dat Hij riep, — 12 werd tot haar gezegd: De oudste zal de jongste dienstbaar zijn, 13 gelijk geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat.

Romeinen 9:15-16 Want Hij zegt tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig zijn. 16 Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt.

Evenals God deed met Egypte en met Israël, maakte Hij een onderscheid tussen hen. Hij heiligde het Israëlitische volk. Dat is iets wat alleen Hij kan doen, en Hij doet hetzelfde met elk en iedereen van u. U bent geheiligd. Er wordt een onderscheid gemaakt in Zijn denken tussen u en de persoon die pal naast u woont. De illustratie die Paulus gebruikt is dat Esau en Jakob tweelingen waren, maar God scheidde Jakob af van Esau. We kennen geen hechtere relatie dan die tussen tweelingen. God maakte het onderscheid. Dit patroon geldt ook nog in deze tijd.

God koos om Abraham te roepen en door zijn familie te werken — daarna door Isaak, door Jakob, door Jozef, en door Juda, enzovoort. God doet dit allemaal vanaf het begin van onze roeping tot Hem. Behoud en alles wat ermee samenhangt in de zin van gaven en tussenbeide komen, wordt gegeven door God die werkt ten gunste van de geroepenen, of ze nu Israëliet zijn of heiden, om Zijn doeleinden te voltooien. God heiligt Zijn volk. Hij scheidt hen af van anderen. Hij is soeverein over Zijn doel.

Romeinen 10:11 Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.

Dit is een ware uitspraak, maar de wereld past ook deze uitspraak verkeerd toe. We moeten daaraan dus de nodige kwalificaties toevoegen om een juist begrip te krijgen betreffende hen die vrijwillig bezig zijn om God te dienen.

Efeziërs 2:8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God;

Een van de grootste van alle gaven waarvan God Zijn uitgeroepenen voorziet, is de gave van geloof. We lazen zojuist in Romeinen 10:11 over geloof. Het geloof dat behoudt is die gave van God. Het wordt in de Schrift vaak "het" geloof genoemd om het te onderscheiden van enig ander geloof dat iemand kan hebben. "Het" geloof is een specifiek aspect van Gods genade. Het is één van de belangrijkste gaven van Gods genade.

Om zo te geloven dat men niet beschaamd zal staan, wordt levend geloof vereist, en de vrijwilligers hebben dat niet zoals tot uiting komt in het feit dat ze Hem niet werkelijk gehoorzamen. Hoeveel mensen die u kent en God vrijwillig dienen, houden de sabbat? Hoe intelligent ze ook zijn, hoe goed hun houding ook is, toch kunnen ze niet inzien dat dat nodig is. Dat is het onderscheid dat God maakt met hen die Hij roept. Het is niet altijd de sabbat, maar dat is het gebod wat we het gemakkelijkst kunnen zien, en God Zelf zegt dat de sabbat het teken is.

Gods roeping maakt het onderscheid. God heeft de leiding en Hij voert volledig het bevel over degenen die Hij roept. Niemand zal zich vrijwillig aanmelden om Hem te dienen. Hij zal die mensen slechts gebruiken als dat binnen Zijn doel uitkomt. God is soeverein. Hij liet dat op indrukwekkende wijze zien aan de Egyptenaren.

Datgene wat ik zojuist over de sabbat zei, maakt het ruimschoots voldoende duidelijk. Alleen maar zij die in de kerk geroepen worden, kunnen hun voordeel doen met wat God aanbiedt. Zij gehoorzamen zodat ze niet beschaamd zullen staan.

We slaan nu Mattheüs 2 op. Dit punt hier is een minder belangrijk aspect, maar desondanks is het goed om te beseffen hoe dicht deze parallellen liggen bij dit principe, en waarom de aandacht van het Pascha en de dagen van Ongezuurde Broden op God moet zijn gericht.

Mattheüs 2:14-15 Hij [Jozef] stond op en hij nam in de nacht het kind en zijn moeder [Maria] en week uit naar Egypte, 15 en daar bleef hij tot de dood van Herodes, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen.

Dat was iets specifieks dat door God alleen maar werd uitgevoerd om een schriftgedeelte te vervullen. Pal na Jezus' geboorte werd er een obstakel op de weg aangebracht, zodat Herodes Hem zou kunnen doden, maar hij deed dat natuurlijk niet. Zij vluchtten naar Egypte. De verzen binnen deze context zijn dus specifiek op Hem van toepassing.

Hosea 11:1 Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.

We zijn vrij ver teruggegaan in de tijd, maar nu zien we waar de aanhaling in Mattheüs 2 vandaan kwam. Deze kwam uit Hosea. In Mattheüs werd deze toegepast op Christus. Hier in Hosea wordt het toegepast op Israël en Israël wordt "Mijn zoon" genoemd. Geloof het of niet, dat werd ergens anders vandaan gekopieerd. We gaan weer terug naar het boek Exodus.

Exodus 4:21-22 En de HERE zeide tot Mozes: Nu gij gaat terugkeren naar Egypte, zie toe, dat gij voor het aangezicht van Farao al de wonderen doet, die Ik in uw macht gesteld heb. Maar Ik zal zijn hart verharden, zodat hij het volk niet zal laten gaan. 22 Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren zoon;

Binnen deze context is Israël niet alleen Zijn zoon, maar ook Gods eerstgeboren zoon.

In zekere zin is heel Israël in geestelijk opzicht een type van Christus, maar in bepaalde contexten verschuift de beeldspraak. Als dat het geval is, wordt Israël een type van de kerk van God. God riep Israël uit Egypte. God roept de kerk uit deze wereld, en Egypte is een type van deze wereld. God noemt de kerk "het Israël van God". U ziet hoe deze dingen allemaal in elkaar passen. Hier zien we hoe dit alles bij elkaar komt in de reden waarom we de dagen van Ongezuurde Broden vieren, in de reden waarom we uit de zonde komen.

In Galaten 6:16 wordt de kerk "het Israël van God" genoemd. Dit laat ons zien dat er een ander Israël is, dat niet van God is. Het ene Israël is van God en het ander is niet van God.

We slaan Romeinen 9 op. Paulus behandelde in Romeinen 9, 10 en 11 enige stof die van groot belang is. In Romeinen 9:6-8 heeft hij het over het Israëlitische volk. Hij heeft het over de natie Israël die op dat moment bestond.

Romeinen 9:6-8 Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël, [U kunt zien waar hij naar verwijst. Er is een Israël dat van God is en er is een Israël dat niet van God is.] 7 en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn, maar: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. 8 Dat wil zeggen: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods, maar de kinderen der beloften gelden voor nageslacht.

We moeten hier nog een stap nemen. Het is voor ons erg gemakkelijk om in ons denken de Israëlieten te scheiden van de heidenen. God heeft in Zijn roeping Israëlieten afgescheiden van Israëlieten, zodat toen de kerk werd gevormd er twee Israëls ontstonden — twee duidelijk onderscheiden Israëls. God is Degene die het onderscheid maakt.

Ik ben hier op weg naar iets dat voor ons belangrijk is om te begrijpen waarom God Degene is die in het Pascha en de dagen van Ongezuurde Broden de aandacht ontvangt.

Bedenk dat de brief aan de Efeziërs aan heidenen was gericht.

Efeziërs 2:11-13 Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, 12 dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. [Hij brengt de verschillen tussen zelfs niet bekeerde mensen naar voren.] 13 Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.

We zullen niet alles wat Paulus hier zegt doornemen, maar het is belangrijk omdat de sterke implicatie hiervan, in het bijzonder in de laatste helft van het hoofdstuk, te beginnen in vers 11, is dat Gods roeping van de heidenen in Zijn gezin, door Jezus Christus, hen deel laat uitmaken van Israël. Voor een heiden in een heidens land is dat een heel belangrijk verschil, omdat zij, zoals Paulus in Romeinen 3 uitlegt, geestelijke Joden worden.

Hoe vaak bent u een Jood genoemd, of werd dat geïmpliceerd? U koopt matzes en ze zeggen: "O, ik wist niet dat u een Jood was." U bent dat inderdaad niet. Maar u bent een geestelijke Jood. Zij zien iets dat ze in verband brengen met Judaïsme. Over zoiets heeft Paulus het. Maar een heiden, in een heidens land, die dingen gaat doen, geloven en toepassen zoals een Jood, valt heel erg uit de toon! Maar zo werkt de Heer en het is in Zijn ogen wijsheid om het op die manier te doen. Voor een heiden in een heidens land is het dus uiterst belangrijk om een geestelijke Jood te worden, omdat alleen zij die deel uitmaken van het Israël dat tot God behoort, volledig aan deze wereld zullen ontsnappen om behouden te worden. Dit is iets dat op een bepaalde manier snel gebeurt. Zij zijn een heiden en worden dan een Israëliet om deel te gaan uitmaken van "het Israël van God". God is Degene die in al deze dingen het onderscheid maakt.

We kunnen nog verdergaan. In 1 Johannes 3:1-3 worden we kinderen van God genoemd. In Jacobus 1:17-18 worden we gekenmerkt als "een soort eerstelingen". Laat me u eraan herinneren dat al deze dingen ons overkomen vanwege wat God doet, en Hij werkt in alles in overeenstemming met Zijn doel.

Openbaring 14:1 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden.

Ik hoop dat we een beetje gevoel krijgen voor wat dit betekent, omdat hij hier de opgestane kerk uitbeeldt. We dragen de naam van de Vader — als het ware Zijn achternaam — geschreven op ons voorhoofd. Die naam zit in ons denken.

Openbaring 14:2-4 En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers; 3 en zij zongen een nieuw gezang vóór de troon en vóór de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde. 4 Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam.

Het Israël van God bestaat uit de eerstelingen van Zijn geestelijke schepping.

Laten we daar even over nadenken: Hoeveel hebben wij daaraan bijgedragen? Dat is niet noemenswaard. Er zijn twee Israëls. Het ene is fysiek en niet bekeerd. Het andere is geestelijk en bekeerd. Gods beloften en Gods wonderen werken nu ten gunste van het Israël van God. Begrijpt u dat? Alles wat God deed om Israël uit Egypte te leiden is slechts een type van wat Hij nu doet om u en mij in het Koninkrijk van God te brengen.

Alles wat God deed om Israël door de woestijn naar het Beloofde Land te leiden, zal Hij nu voor ons doen. Hij voorzag in alles wat ze nodig hadden. Hij voorzag hierin gedurende heel hun tocht, zoals geïllustreerd door het manna, zoals geïllustreerd door het water, zoals geïllustreerd door de veldslagen die Hij voor hen voerde, zoals geïllustreerd door het splijten van de Schelfzee, zoals geïllustreerd door het splijten van de Jordaan tijdens een hoge waterstand. Is er iets dat we het hoofd zullen moeten bieden, dat God niet aankan? Hij zal het doen indien wij door de manier waarop we ons leven leiden, erkennen dat we ons aan Hem onderwerpen. Dat is onze bijdrage in dit alles.

Hebreeën 12:22-23 Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, 23 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben,

Hier wordt de kerk dus "de vergadering der eerstgeborenen" genoemd. Die woorden zouden kunnen betekenen "de kerk die aan de eerstgeborene – Christus — toebehoort". Ze zouden ook kunnen betekenen "de kerk bestaande uit de eerstgeborenen". Binnen de parallel tussen het oude Israël en ons zijn we weer bij het begin uitgekomen. We zullen duidelijker gaan zien dat de leden van de kerk, als ze al niet de eerstgeborenen zijn, toch één zijn met de Eerstgeborene. We gaan daar meer van zien, waar specifiek tot uitdrukking wordt gebracht, dat we als deel van Zijn lichaam duidelijk Zijn geestelijke eerstgeborenen zijn.

Laat me heel kort herhalen wat Romeinen 9 ons onderwijst. Romeinen 9 benadrukt Gods soevereiniteit in onze roeping en in ons behoud. Het komt niet voort uit hem die wil en daarna in actie komt, maar uit God die hier verantwoordelijk voor is. Als Hij iemand niet roept, zal die persoon niet worden behouden in dit oordeel. Iemand kan zich niet vrijwillig aanmelden om deel van Gods familie te gaan uitmaken. Dat is pure aanmatiging.

Romeinen 10 benadrukt dan de verantwoordelijkheid van de geroepene. God is soeverein, maar wij hebben een verantwoordelijkheid. Dat hoofdstuk laat ons zien dat we God moeten zoeken om te worden zoals Hij, en als we dat doen, zullen we behouden worden in overeenstemming met hetzelfde patroon dat in de roeping werd vastgesteld. God blijft in en door die patronen werken. Richard verwees naar Filippenzen 2:13, waar staat: "Want het is God, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt." Dit begint heel interessant te worden. Misschien kunnen we het op de volgende manier iets anders onder woorden brengen: Net als onze roeping die geheel en al in Gods handen ligt, ligt ook onze heiliging geheel in Zijn hand, zoals wordt uitgebeeld door de dagen van Ongezuurde Broden.

God werkt zowel het willen als het werken in ons. Gemeente, Hij moet voorrang hebben in ons leven. Daarom benadrukt Hij die dingen daar in het verhaal in Exodus, voornamelijk in Exodus 12 en 13, en in het bijzonder in Exodus 13. Alles daar richt de aandacht op de dingen die Hij deed. Wat Hij deed is zo veelbetekenend vergeleken met wat de Israëlieten deden. De Israëlieten deden praktisch niets. Hetzelfde geldt binnen de parallel voor ons. De dagen van Ongezuurde Broden wijzen ons op het feit dat we voor alle dingen naar God moeten kijken, in het bijzonder betreffende het Pascha en de vergeving van zonde. We moeten op dezelfde manier kijken naar alle dingen betreffende overwinnen en groeien in de genade en kennis van Jezus Christus.

In 1 Corinthiërs 15 somt Paulus dit op de volgende manier op, waarbij hij de essentie van dit alles samenvat.

1 Corinthiërs 15:28 Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.

Hij is in zekere zin de gehele show. We kunnen naar Hem kijken en we kijken dankbaar naar Hem vanwege onze roeping en Zijn uitleiden van ons uit zonde, niet alleen maar het verwijderen van de doodstraf, maar ons de gelegenheid geven om ons gehele leven en bestemming totaal te laten veranderen tot een leven en bestemming die positief en vol hoop zijn.

Ik neem u nu mee op een historische reis die belangrijk is voor dit onderwerp. Ik bedoel heel belangrijk. We slaan weer het boek Deuteronomium op en we gaan iets lezen wat daar gebeurde. We gaan specifiek naar hoofdstuk 12. Ik zal u een korte inleiding op dit onderwerp geven.

Het boek Deuteronomium werd door Mozes geschreven in de laatste maand of laatste twee maanden voordat zij het land binnentrokken. Dit is een algemeenheid, maar desondanks waar. In de eerste elf hoofdstukken herhaalt God voor Israël in beknopte vorm alles wat Hij voor hen had gedaan van de tijd af dat Hij hen uit Egypte riep. Als u die hoofdstukken leest, zult u zien: "Ik deed dit", "Ik deed dat", "Ik, Ik, Ik …" En dan schakelt Hij in hoofdstuk 12 plotseling om: "Goed, dit is wat Ik voor jullie heb gedaan. Nu wil Ik dat jullie het volgende voor Mij doen."

Deuteronomium 12:1-3 Dit zijn de inzettingen en de verordeningen, die gij naarstig zult onderhouden in het land dat de HERE, de God uwer vaderen, u gegeven heeft om het te bezitten, zolang gij op de aardbodem leeft. 2 Gij zult alle plaatsen volkomen vernietigen, waar de volken, wier gebied gij in bezit neemt, hun goden gediend hebben, op hoge bergen en op heuvels en onder elke groene boom. 3 Gij zult hun altaren afbreken, hun gewijde stenen verbrijzelen, hun gewijde palen met vuur verbranden, de gesneden beelden van hun goden omhouwen en hun naam van die plaats doen verdwijnen.

Hoe klinkt dat? Gemeente, dat klinkt als het opruimen van al onze goden. "Dit heb Ik voor jullie gedaan. Ik heb jullie uitgeleid. Ik heb jullie tot Mijn zoon gemaakt. Hier volgt wat Ik nu van jullie wil. Ruim al die valse goden op."

Deuteronomium 12:4-12 Niet alzo zult gij de HERE, uw God, dienen. 5 Maar de plaats, die de HERE, uw God, uit het gebied van al uw stammen verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, om daar te wonen, die zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan. 6 Daarheen zult gij brengen uw brandoffers en slachtoffers, uw tienden en uw wijgeschenken, uw gelofteoffers en uw vrijwillige offers, de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee. 7 Daar zult gij eten voor het aangezicht van de HERE, uw God, en u verheugen, gij en uw huisgezinnen, over alles wat gij ondernomen hebt, waarin de HERE, uw God, u gezegend heeft. 8 Gij zult geenszins doen wat wij hier thans doen: ieder geheel naar eigen goeddunken. 9 Want gij zijt nog niet gekomen tot de rustplaats en het erfdeel, dat de HERE, uw God, u geven zal. 10 Maar wanneer gij de Jordaan zult zijn overgetrokken en woont in het land dat de HERE, uw God, u zal doen beërven, en Hij u rust geeft van al uw vijanden aan alle kanten, en gij veilig woont — 11 dan zult gij naar de plaats, die de HERE, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te doen wonen, alles brengen, wat ik u gebied: uw brandoffers en slachtoffers, uw tienden en wijgeschenken en de gehele keur der geloften, die gij de HERE doen zult; 12 gij zult u verheugen voor het aangezicht van de HERE, uw God, gij, uw zonen, uw dochters, uw dienstknechten en uw dienstmaagden, en de Leviet, die binnen uw poorten woont, want hij heeft bezit noch erfdeel met u.

Weet u wat God hier deed? Dit begon toen ze in de woestijn vertoefden. Het begon officieel toen God Mozes de blauwdrukken voor de tabernakel gaf, waarna Mozes en de Israëlieten deze bouwden. Toen de tijd aanbrak om hem op te richten, zetten zij hem in elkaar, maakten alles gereed en er kwam vuur neer van God uit de hemel wat het offer aanstak.

Als ze verder trokken, braken ze de tabernakel af. Waar ze voor enige tijd hun tenten opsloegen, bouwden ze de tabernakel weer op. Ik wil u laten zien wat God aan het instellen was. In principe zei Hij: " Er is slechts één plaats binnen de natie Israël waar u heen kunt gaan om Mij geheel en al te dienen, en dat is waar de tabernakel staat."

Ze trokken het land binnen. Ze zouden het proces van de instructies die in Deuteronomium 12 gegeven waren, gaan voltooien. Pas in Jozua 18 werd de tabernakel in Silo geplaatst. Zij richtten hem op en zetten hem in elkaar, en dat werd de plaats waar God Zijn naam plaatste. De tabernakel was daar, het koperen altaar was daar, en waar dat dan ook maar mocht zijn, dat was de enige plaats in Israël waar ze offeranden mochten brengen. Later verplaatste David de tabernakel naar Jeruzalem. Iets later bouwde de volgende generatie de tempel, maar de structuur van de relatie tussen de Israëlieten en God bleef dezelfde als die in de woestijn was ingesteld en daarna in Silo van kracht was.

Te beginnen daar in de woestijn en daarna verdergaand in Deuteronomium 12 zien we dat God bezig was om een nationale religie te stichten. Maar zoals u kunt zien was het een vrij starre structuur. De Israëlieten — deze niet-bekeerde mensen — werden beperkt door de manier van leven en het religieuze deel daarvan, dat Hij had vastgesteld. Deze zou niet een innige verbondenheid teweegbrengen zoals de soort relatie die David met God had. Die van het volk was geheel anders.

We verspringen nu zo'n 1400 jaar in de tijd en we gaan lezen in het evangelie van Johannes, omdat daar een van de meest belangrijke veranderingen in Gods doel op het punt staat zichtbaar te worden. Het is mogelijk, gemeente, dat we dit soms als iets vanzelfsprekends aannemen.

Johannes 4:19-23 De vrouw zeide tot Hem: Here, ik zie, dat Gij een profeet zijt. 20 Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. [Daar was de tempel en de vrouw had het in dit opzicht bij het juiste eind.] 21 Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. [Hij staat op het punt een sensationele geestelijke mededeling te doen!] 22 Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; 23 maar de ure komt [Deze is nog niet aangebroken, maar Hij profeteert erover. Het ligt nog enigszins in de toekomst. En dan zegt Hij] en is nu, [Waarom? Omdat Hij daar was. En wie was Jezus? Hij was "God met ons".] dat de waarachtige aanbidders [Nu raakt het Israël van God erbij betrokken. Zij zijn de waarachtige aanbidders.] de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders;

Dit was een belangrijke aankondiging van een relatie die zelfs nog meer betekenis had dan die in Deuteronomium 12, en ik ben er zeker van dat de vrouw bij de put dit niet begreep. In feite zei Jezus dat de aanbidding bij de tempel opgegeven zou worden en zou worden vervangen door een geheel andere relationele structuur. Let erop dat Hij geen locatie noemde en ook niet zei wanneer deze verandering zou plaatsvinden, maar Hij openbaarde dat de relatie van aanbidding in geest en waarheid moest zijn. Dit wordt begrijpelijker als er later in het leven van Jezus andere gebeurtenissen plaatsvinden, waar we direct aan toekomen. We gaan daarvoor helemaal naar de tijd van de kruisiging in Johannes 15, waar Jezus iets heel, heel belangrijks zei, omdat "aanbidden in geest en waarheid" op het punt staat te beginnen.

Gemeente, hiertoe zijn u en ik geroepen. Onze relatie met de Vader is geheel anders dan die Israël in Egypte had. Onze relatie met de Vader is geheel anders dan die Israël in de woestijn had en dan die Israël in het oude Israël in de omgeving van de tempel had.

Misschien zal dit meer betekenis krijgen nu we gaan inzien waarom God aan het begin van het heilige jaar moet staan.

Johannes 15:5 Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen.

Begrijpt u hoeveel betekenis dit heeft? Zonder Hem kunnen we niets doen in termen van Gods doel. Zo belangrijk is de relatie met Jezus Christus. We kunnen niet toestaan dat deze in ons denken minder aandacht krijgt. Het staat absoluut vast dat alleen Hij voor onze zonden betaalt. Hij werkt in en door ons om tijdens de heiligingsperiode vrucht voort te brengen. Wat een belangrijk verschil! Dit is precies het thema dat door alles wat we tot nu toe behandeld hebben, heenloopt. Dit is in werkelijkheid het onderwerp van de dagen van Ongezuurde Broden.

Dit principe verklaart waarom God geen enkel offer van een heiden wilde aanvaarden. Weet u waarom? Omdat Hij niet in hen was. Zo eenvoudig is dat. Een andere manier om dat te zeggen is de volgende. Zij waren niet verbonden met de wijnstok. Weet u wat de conclusie daarvan is? Ik ga u dit voorlezen. Voor wat God betreft waren deze mensen theologisch, geestelijk, geheel verdorven. Alleen God in ons maakt het verschil uit.

Laten we nu Leviticus 22 opslaan. Om een vollediger beeld te krijgen zouden we zo'n tien tot vijftien verzen kunnen lezen, maar ik wil nu slechts de verzen 24 en 25 lezen.

Leviticus 22:24-25 Wat echter door kneuzen, stoten, uitrukken of snijden verminkt is, zult gij de HERE niet offeren; dat zult gij in uw land niet doen. 25 Ook uit de hand van een vreemdeling [een heiden] zult gij niets van dat alles uw God als spijze [Het voedsel dat op het altaar werd gelegd.] offeren, want zij zijn geschonden, er is een gebrek aan; [Voor wat God betreft, waren zij niet heilig. Er was in hun leven geen onderscheid gemaakt.] het zal u niet welgevallig doen zijn.

Gemeente, God is exclusief de God van Zijn volk en niemand anders – exclusief. Vanuit Zijn gezichtspunt en binnen Gods doel, is God altijd de Vernieuwer. God is de Initiatiefnemer van alle goede dingen voor Zijn volk. Jacobus zei: "God is de Gever van elke goede en volmaakte gave." Op de manier van God vindt er altijd voortgang plaats van boven naar beneden.

Weet u wat minstens één van de woorden die in het Oude Testament met het woord "wandelen" is vertaald, letterlijk betekent? Dat betekent "volgen". Dat is wat wij doen. Wij volgen God. Wij volgen de wolkkolom. Wij volgen de vuurkolom. En als wij veranderingen aanbrengen, veroorzaken we Problemen – (met een hoofdletter P)!

In Johannes 14 zegt Jezus ons, evenals in de eerste elf hoofdstukken van het boek Deuteronomium, wat Hij voor ons zal doen. In Johannes 15 zegt Hij ons wat wij voor Hem moeten doen, en één van de dingen is dat we vrucht moeten voortbrengen. Niet slechts vrucht, maar veel vrucht. Het belangrijkste bouwblok om veel vrucht te kunnen voortbrengen, en tegelijkertijd God in geest en waarheid te aanbidden, wordt onderwezen te beginnen in Johannes 14:15-18. Misschien zal dit gedeelte nu veel meer betekenis voor u hebben?

Johannes 14:15-18 Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. 16 En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven [Bedenk dat het van boven naar beneden verloopt.] om tot in eeuwigheid bij u te zijn, 17 de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. 18 Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u.

Het woord "Trooster" komt van het Griekse paraklete, en paraklete betekent letterlijk "iemand die naast u gaat", en betekent dus een assistant of helper. Jezus duidt daarna de Trooster aan als "de Geest der waarheid". Dit past precies binnen de context, omdat Jezus in vers 6 Zichzelf aanduidt als "de weg, de waarheid en het leven". Met andere woorden Jezus was de levende verpersoonlijking van Gods weg, van Gods waarheid, van Gods leven.

Hij gaat in vers 17 met deze beschrijving van de Geest nog een stap verder, en Hij doet dit door te verkondigen dat "deze reeds bij u blijft". Dat slaat op het verleden en het heden, "en zal in de toekomst in u zijn". Daarna zegt Hij in vers 18: "Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u." In vers 18 neemt Hij elke mogelijke achterblijvende twijfel weg betreffende datgene waar Hij het over heeft, als Hij met nadruk zegt: "Ik kom tot u." Weet u wat Hij daar zegt, gemeente? "Ik ben die Geest." Het is geen derde persoon in de een of andere veronderstelde drie-eenheid. Het is Jezus Christus Zelf!

Ik weet niet hoe Hij het nog duidelijker kan maken. Om deze reden kan Hij zeggen: "Ik zal u nooit verlaten." "Ik zal u nooit begeven." "Ik leef in u."

De Israëlieten moesten God voor een tempel aanbidden. Dat was als het kijken naar een stenen muur. Onze God leeft in ons. We kunnen geen hechtere relatie hebben dan deze. Daarom staat er: "Alles wat er gebouwd is, is door Mij gedaan."

Hij maakt dit in vers 20 zelfs nog duidelijker.

Johannes 14:20-23 Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. 21 Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. 22 Judas, niet Iskariot, zeide tot Hem: Here, en hoe komt het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld? 23 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen.

Het is dus niet alleen de Zoon, maar ook de Vader. Het raakt daar aardig vol, is het niet? U begrijpt echter waar het om draait.

Gemeente, op deze manier wordt het aanbidden van God in geest en waarheid werkelijkheid. Hij is in ons, niet de derde persoon van een drie-eenheid. Het


Loading recommendations...