Sermon: Genade, geloof en liefde

De zonde van aanmatiging binnen de kerk
#887BNL

Given 15-Jun-08

description: (hide)

John Ritenbaugh merkt op, dat al beeldt elk van Gods feesttijden een steeds toenemend aantal mensen uit dat tot God wordt getrokken, de tegenwerkende krachten voortkomend uit de zondige, vleselijke menselijke natuur strijd voeren tegen de aansporingen van Gods Heilige Geest, waardoor er een voortdurend conflict ontstaat. Kiezen tussen deze twee uiterste polen is iets waar we dagelijks mee te vechten hebben. Als we voor de geestelijke pool kiezen, ons op weg begeven naar eenheid met God, zullen we één worden met anderen die op soortgelijke manier streven naar dezelfde geestelijke doelen. Zonder dit geestelijke contact onderwerpen we onszelf aan de tweede wet van de thermodynamica: entropie, chaos en wanorde, maar met Gods Heilige Geest hoeven we niet te bezwijken. Volgens Klaagliederen 2 verstrooide God Juda vanwege hun zonden. Evenzo verstrooide God de Worldwide Church of God (waarbij Hij waarschijnlijk Satan als Zijn tussenpersoon gebruikte), zo paste Hij op barmhartige wijze voor onze eigen veiligheid en bescherming een pijnlijke kastijding toe, waarbij Hij ons daar plaatste waar we actief moeten liefhebben en elkaar verdragen. Trots veroordeelde Satan tot een lot van gebruiken of manipuleren in plaats van dienen. Deze aanmatigende, zelfgerichte karaktertrek die Hillel (later Satan of tegenstander) eigen is, creëert onenigheid en uiteindelijk vernietiging. Jammer genoeg hebben diverse leiders van kerkgroepen deze aanmatigende, wedijverende trekken overgenomen, waarbij ze arrogant en neerbuigend neerkijken op andere groepen binnen het grotere geheel van de Church of God. Dit gedrag is lijnrecht in tegenstelling tot dat van Johannes de Doper, de apostel Paulus en Jezus Christus. We moeten het voorbeeld van Abel volgen, nederig de dingen doen op Gods manier, en niet het voorbeeld van Kaïn die aanmatigend de dingen op zijn eigen manier deed. Evenzo kunnen we als we niets om te offeren hebben dat aanvaardbaar is voor God (Exodus 23:16; Leviti


transcript:

Het is de waarheid dat elk van de feesttijden, te beginnen met het Pascha en eindigend met de Laatste Grote Dag, een mensheid uitbeeldt die stap voor stap tot eenheid met God wordt gebracht. De wereld weet dat nog niet, maar God volgt een plan dat naar menselijke standaards zeer omvangrijk is in reikwijdte, waarbij tijdens het ontvouwen van Zijn plan misschien de miljarden en miljarden mensen worden betrokken die tijdens de gehele periode dat er menselijk leven is geweest, op aarde hebben geleefd.

Zelfs voor iemand die het doel en het plan kent waar het om gaat, is het omgaan met de uitdagingen voor iemands geduld tijdens de uitvoering van het plan van tijd tot tijd een moeilijk iets om mee om te gaan. We zien dat ons verlangen zich opbouwt omdat we willen dat de dingen voorbij en achter de rug zijn. Sommigen voelen zich hopeloos in het hanteren van het onvermijdelijk voorbijgaan van de tijd, de erosie van de jeugdige kracht bij het meedogenloos voortgaan van het verouderingsproces en samengaand met het ouder worden het afnemen van ons vermogen.

Naast ons ongeduld ontstaat er frustratie omdat we niet in staat zijn het kwade te beheersen, evenals een angst voor het niet weten van wat er zich werkelijk op deze aarde afspeelt. Wie kunnen we vertrouwen? De toestand van de kerk doet onze zorgen alleen maar toenemen, omdat haar conditie van verstrooiing blijft bestaan, en misschien bevindt de grote meerderheid van de mensen van de kerk zich in de honderden kleinere groepjes die ontstonden na het geestelijke conflict dat haar in zoveel verschillende stukjes deed uiteenvallen. Het verhaal was in het begin geheel anders. Laten we Handelingen 2 opslaan.

Handelingen 2:1 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen [iedereen van hen] tezamen [Statenvertaling: eendrachtelijk] bijeen.

Er bestond binnen de groep een absolute harmonie.

Handelingen 2:43-47 En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen. 44 En allen, die tot het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; 45 en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden; 46 en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, 47 en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.

Zo begon het allemaal. Jezus voer op ten hemel en de kerk bevond zich in de allerbeste geestelijke conditie. Er was geen conflict. Er was geen verdeeldheid. De leden ervan waren één met God en met elkaar. De kerk had een schitterende geestelijke conditie, maar het vijfde hoofdstuk van Handelingen beschrijft de zonde van Ananias en Saffira en laat zien dat de kerk niet langer één was.

De verdeeldheid wordt in hoofdstuk 6 nog een stuk duidelijker. Er ontstond een geschil over wie werd gediend en wie niet werd gediend, en zodoende moesten ze diakenen aanstellen om de dingen onpartijdiger te doen.

We kunnen een parallel trekken met de fysieke schepping in Genesis 1 en 2. Die specifieke omstandigheid — die schepping — ontstond uit chaos. Die chaos werd door God omgevormd tot een schitterende, harmonieuze schepping bestaande uit twee mensen die tenminste fysiek één waren met God en met elkaar. Daarna werd een zonde begaan en begon die harmonische situatie uiteen te vallen.

Ik geloof dat we allemaal weet hebben van het feit dat Jezus Christus in Zijn gebed dat in Johannes 17 is vastgelegd, herhaaldelijk een krachtig beroep deed op de Vader om in actie te komen om ervoor te zorgen dat het kleine groepje ware gelovigen één met Hem zou zijn. Wat ging er verkeerd? Is het mogelijk, dat in zekere zin, er niet echt iets verkeerd ging, maar veeleer dat God, evenals dat in Eden het geval was, verwachtte dat de menselijke natuur die in elk bekeerd kind van God bleef, zich in hun dagelijks gedrag zou openbaren?

Was het gedrag van Ananias en Saffira werkelijk zo anders dan voor hun bekering? En was dat ook zo met de klagende mensen in Handelingen 6? Nee. De dingen verliepen precies op die manier waarop God verwachtte dat ze zouden verlopen.

Op soortgelijke manier laat de apostel Paulus met betrekking tot de kerk in de brief aan de Romeinen, die waarschijnlijk in de vroege 50-er jaren n.Chr. geschreven werd, duidelijk zijn strijd zien, waarbij hij de woorden "de wet van zonde in zijn leden voerde oorlog tegen de wet van zijn verstand" gebruikte. De "wet van zijn leden" is wat overbleef van de gewoonten, de houdingen en de perspectieven van zijn onbekeerde leven dat door het vlees werd gedomineerd. De "wet van zijn verstand" was de nieuwe dynamiek in hem die als gevolg van zijn bekering en het ontvangen van Gods Heilige Geest in hem was gekomen.

Paulus deed verslag van wat we tegen deze tijd allemaal weten, dat er ook in ons tussen deze twee krachten geen vrede bestaat. Elk — "de wet van zijn verstand" en "de wet van zijn leden" — is in strijd met de ander, eisend dat er keuzes tussen hen worden gemaakt en de christen komt tot de ontdekking dat hij een persoonlijkheid is met een conflict tussen twee diametraal tegenover elkaar staande werkelijkheden die schreeuwen om loyaliteit.

De christen wordt, of subtiel, of krachtig, gedwongen om ervoor te kiezen zijn verlangens te bevredigen. Beide wetten beloven voldoening en beloning, maar de eis van de ene is gewoonlijk onmiddellijk, zelfs al is de voldoening niet meer dan de bevrijding van de druk van onwettige verlangens die in hem opkomen. De beloning van de andere wet is gewoonlijk op lange termijn waarvoor de overtuiging van een echte visie nodig is en opoffering en geloof om ernaar te handelen. Het kiezen tussen deze twee is iets waarmee we elke dag geconfronteerd worden.

In het leven van een christen is er geen ontsnapping mogelijk aan deze werkelijkheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jezus ons tot voorzichtigheid aanspoort om de kosten te berekenen, omdat het bij tijden heel moeilijk zal zijn om te voldoen aan de loyaliteit die door deze twee wordt vereist, en Hij zegt ons dat we loyaal aan Hem moeten zijn.

We hoorden zojuist een korte preek die ging over lankmoedigheid en vriendelijkheid, en we kunnen God heel dankbaar zijn dat Jezus Christus en de Vader zo in elkaar zitten en ons volop de tijd geven om de uitdagingen van deze twee werkelijkheden het hoofd te bieden. En Zij werken al die tijd om ons daarbij te ondersteunen, waarbij Ze evalueren en beoordelen waar we hulp nodig hebben om voldoende kracht te hebben om te overwinnen, zodat we de juiste keuzes maken. Deze keuzes bepalen de staat van iemands persoonlijke eenheid met God en met de kerk.

Galaten 5:17 Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees — want deze staan tegenover elkander — zodat gij niet doet wat gij maar wenst.

We kunnen nog steeds voldoen aan het begeren van het vlees, maar het is Gods opdracht dat we er weerstand aan bieden en het overwinnen.

Galaten 5:18-21 Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet. 19 Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: [Statenvertaling voegt toe: overspel,] hoererij, onreinheid, losbandigheid, 20 afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, 21 nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven.

Laten we voor het verdere verloop van de preek deze "werken van het vlees" even beknopt definiëren.

Overspel is het Griekse woord maicheia en het betekent seksuele handelingen met iemand anders dan zijn huwelijkspartner. Dit zijn dingen die we niet kunnen doen. Hoererij is een veel bredere term betreffende seksuele zonde. Het omvat veel soorten verdorven seksuele handelingen naast overspel.

Onreinheid is een ander woord dat gewoonlijk verwijst naar seksuele dingen. Dit is interessant omdat het in deze tijd zo wijd verspreid is. Het is wat we "obsceen denken" noemen. We zouden het ook een pornografisch denken kunnen noemen — een denken dat zich voortdurend in de goot bevindt, voortdurend kwaad denkt.

Losbandigheid is ook een seksueel woord. Het duidt op seksuele losheid, zoals een hoer die heeft.

Toverij duidt op mensen die zich met het occulte bezighouden.

Twist betekent in die mate kritisch zijn dat men altijd gereed staat om te vechten; ruzieachtig; lichtgeraakt; onberekenbaar. Dit definieert een trots, defensief iemand die altijd denkt dat hij persoonlijk wordt aangevallen.

Partijschappen duidt op een verkeerde, sterke opvatting die allerlei intriges voortbrengt.

Brasserijen duidt op feestvieren, maar het kan ook worden opgevat en wordt af en toe ook in het Grieks gebruikt voor orgieën.

Deze opsomming wordt noch door Paulus noch door God bedoeld als een volledige opsomming, maar hij geeft een vrij goed overzicht van het soort dingen die de menselijke geest kan voortbrengen, die diep in ons verborgen zijn en in veel gevallen gewoon wachten om naar buiten te komen. De bedoeling van de opsomming is om in algemene termen te laten zien dat er geen enkel werk van het vlees is dat eenheid met God of met de medemens voortbrengt, laat staan dat het deze bevordert.

Om met deze handelingen één doel voor ogen te hebben en op eenheid uit te zijn is onmogelijk. De opsomming laat de ingewortelde neiging, houding en het mogelijke gedrag van de menselijke natuur zien die in ons allemaal blijft zitten. Dit betekent niet dat ieder mens al deze dingen zal doen, maar de neiging daartoe is in ons allemaal aanwezig.

Als duizenden mensen in één organisatie bijeenkomen, hebben ze allemaal het potentieel om sommige van deze handelingen te begaan wegens zwakheden die niet onder controle staan, en deze zonden hebben de macht om de organisatie te doen uiteenvallen. Ik zeg hiermee dat de last van eenheid op ieder van ons persoonlijk valt. Er is niet één leider, of een groep van leiders, die eenheid in de kerk van God kan bewerken. Iedereen heeft de verantwoordelijkheid om die in zichzelf voort te brengen, ten eerste met God en als er aan die eenheid met God wordt gewerkt, wordt de eenheid met de medemens een heel stuk waarschijnlijker.

Hebreeën 1:10-12 En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen; 11 die zullen vergaan, maar Gij blijft; en zij zullen alle als een kleed verslijten, 12 en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden; maar Gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden.

Hier wordt op een heel eenvoudige manier de tweede wet van de thermodynamica onder woorden gebracht. Deze wet leert ons dat alle materiële dingen de neiging hebben uiteen te vallen en achteruit te gaan. We hebben de neiging hierbij meestal aan bouwmaterialen te denken. We bouwen een huis, een fabriek, of wat dan ook. Die moeten altijd onderhouden worden omdat ze vervallen. Dat is de aard van alles dat fysiek is, maar dit slaat niet alleen op bouwmaterialen, het slaat ook op instituten, naties en volledige culturen. Weet u waarom? Omdat die uit mensen bestaan, en mensen zijn evenals bouwmaterialen stoffelijk.

Instituten, naties en culturen komen tot ontwikkeling in een periode van organisatie, opoffering, zelfbeheersing en groei. Ze bereiken een hoogtepunt aan welvaart en invloed in de tijd dat de zaden van ontaarding worden gezaaid, waarna ze stapje voor stapje vervallen tot een ineffectieve ongeorganiseerdheid. U weet op basis van uw geschiedkundige kennis dat dit waar is. Naties komen op. Ze verkeren voor een bepaalde tijd op hun hoogtepunt en in die laatste periode worden ze "watjes" [dat is het woord dat we ervoor gebruiken] en dan stort de zaak opeens in elkaar en die cultuur verdwijnt om alleen maar door een andere vervangen te worden. Dat is niet meer dan een korte samenvatting van wat er met praktisch elk instituut gebeurt.

U zult in deze drie verzen — 10 tot 12 — opmerken dat het fysieke vergeleken wordt met de geestelijke God. De geestelijke God vervalt niet en wordt niet ongeorganiseerd. Hij blijft dezelfde. Maleachi 3:6 zegt: "Ik, de HERE, ben niet veranderd." Hebreeën 13:8 voegt toe: "Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid."

Ik bedoel hier te zeggen dat het een welbekend feit is dat de kerk een geestelijk organisme is dat bestaat uit stoffelijke mensen, maar wegens het bestaan van de geestelijke werkelijkheid binnenin ons, hoeft de kerk niet te zwichten voor het natuurlijke verval van het stoffelijke. Dat is niet nodig, maar toch gebeurt het.

Waarom verviel de Worldwide Church of God op de manier waarop ze dat deed? Ik denk dat de meest voor de hand liggende en juiste conclusie is, dat de leden van de kerk in verschillende mate over een termijn die lang genoeg was, vaak genoeg toegaven aan de aanhoudende aansporingen van het vlees, en dat er door onze Schepper-God iets gedaan moest worden, wilde Hij ons niet allemaal aan de vijand verliezen. Dus volgde Hij Zijn reeds vastgestelde patroon zoals Hij dat heeft laten zien in wat Hij met Israël en Juda deed. Hij deed dit om ons wakker te schudden. We zullen een voorbeeld uit Jeremia 6 lezen.

Jeremia 6:15-19 Zij worden te schande, omdat zij gruwel bedreven hebben; toch schamen zij zich in het minst niet, toch weten zij niet van blozen. Daarom zullen zij vallen onder de vallenden; ten tijde dat Ik aan hen bezoeking doe, zullen zij struikelen, zegt de HERE. 16 Zo zegt de HERE: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij willen die niet gaan. 17 Ook heb Ik wachters over u gesteld: Luistert naar het geklank der bazuin; maar zij zeggen: Wij willen niet luisteren. 18 Daarom hoort, o volkeren, en weet, o vergadering, wat in hen is. 19 Hoor, gij aarde, zie, Ik breng onheil over dit volk, de vrucht van hun eigen overleggingen, want zij luisteren niet naar mijn woorden, en mijn wet verwerpen zij.

Als we wat ik zojuist gelezen heb, zouden uitdiepen, zouden we zien dat het gehele hoofdstuk een waarschuwing is van God door Jeremia over een crisis die zich in Juda aan het ontwikkelen was. Dit is op Juda gericht, maar omdat wij nu het Israël van God zijn, moeten we begrijpen dat het ook op ons van toepassing is.

Werden we door Herbert Armstrong in de laatste jaren voor zijn dood steeds opnieuw gewaarschuwd? Sommigen van u waren in die tijd nog maar kind, waardoor u zich dit waarschijnlijk niet herinnert. Anderen van u die nu luisteren zijn nog zo jong in het geloof dat u die waarschuwingen ook nooit hebt gehoord. Maar de meerderheid van ons heeft ze gehoord. Schonken we er aandacht aan? Het antwoord is "Ja", in ieder geval in een bepaalde mate, omdat u daarom nog steeds in de kerk van God bent. Maar wat gebeurde er met de tienduizenden anderen die schijnbaar gewoon van de aardbodem verdwenen zijn?

Maar zelfs wij die luisterden, zijn nog steeds verstrooid. Dat is precies wat God niet lang nadat Jeremia dit verkondigd had, met Juda deed. Ja, sommigen van ons schonken er aandacht aan en dat is goed, en het is mijn hoop dat er een verandering in uw hart heeft plaatsgevonden en dat u vastbesloten bent met een grotere intensiteit dan ooit te waken over uw relatie met God.

Het is interessant op te merken (en ik ga hiervoor iets terug in de tijd) dat velen in de kerk een verkeerd idee hadden van de macht die de oorzaak was van de verstrooiing. Zij legden de schuld daarvoor bij Satan in plaats van bij zichzelf of God. We gaan een ander vers, een vers uit Klaagliederen bekijken. Wat we gaan lezen werd door God in directe relatie met Juda en Jeruzalem gegeven. Nogmaals we moeten hiernaar kijken om te zien of er ook voor ons lessen in zitten. Werden wij verstrooid? Ja.

Klaagliederen 2:1-9 Hoe hult de Here in zijn toorn de dochter Sions in wolkefloers! [Hij legt de schuld van wat er gebeurt bij Zichzelf. Hij hulde hen in mist.] Van de hemel heeft Hij ter aarde geworpen de luister van Israël, Hij is niet gedachtig geweest aan zijn voetbank ten dage van zijn toorn. 2 De Here heeft meedogenloos vernietigd al de landouwen van Jakob. In zijn verbolgenheid heeft Hij terneergeworpen de vestingen van de dochter van Juda; Hij heeft ter aarde gestoten en ontwijd het koninkrijk met zijn vorsten. 3 In zijn brandende toorn heeft Hij afgehouwen alle hoornen [symbolen van kracht] van Israël. Hij heeft zijn rechterhand teruggetrokken bij de nadering van de vijand; ja, tegen Jakob is Hij ontbrand als een vlammend vuur, dat rondom verteert. 4 Hij heeft zijn boog gespannen als een vijand, zijn rechterhand opgeheven als een tegenstander; Hij heeft gedood al wat een lust der ogen was; in de tent van de dochter van Sion heeft Hij zijn grimmigheid uitgegoten als vuur. 5 De Here is als een vijand geworden. Hij heeft Israël verslonden, al zijn paleizen vernietigd, zijn vestingen vernield, en bij de dochter van Juda vermenigvuldigd geklag en geklaag. 6 Hij heeft zijn tent omvergehaald als ware het een omheining, zijn plaats van samenkomst heeft Hij vernield. De HERE heeft in Sion doen vergeten feestgetij en sabbat, en in zijn grimmige toorn versmaad koning en priester. 7 De Here heeft zijn altaar verworpen, zijn heiligdom ontwijd, Hij heeft overgegeven in de macht van de vijand de muren van haar paleizen. Zij hebben in het huis des HEREN getierd als op een feestdag. 8 De HERE had besloten te verwoesten de muur van Sions dochter. Hij spande het meetsnoer en weerhield zijn hand niet van vernietiging. Voormuur en wal dompelde Hij in rouw, tezamen zakten zij ineen. 9 Haar poorten zijn in de aarde verzonken, haar grendels heeft Hij vernield en verbroken; haar koning en haar vorsten bevinden zich onder de volken, wetsonderricht is er niet meer; ook vinden haar profeten geen gezicht bij de HERE.

Wat een beklagenswaardige beschrijving! Begrijpen we wat Hij hier zegt? Hij zegt: "Ik heb het gedaan. Ik heb al deze verwoesting gebracht, omdat Ik, als de soevereine Schepper, de Heerser, de Eigenaar van deze aarde, dit heb gedaan om jullie bestwil." Alles wat God doet, gebeurt in liefde. De Worldwide Church of God kreeg een verschrikkelijk pak slaag en wij maakten daar deel van uit.

Was Satan daarbij betrokken? Natuurlijk was dat het geval, maar hij was daar, evenals bij Job, slechts bij betrokken als een instrument van wat God bepaalde, wat God opdroeg te doen. God heerst actief over Zijn kerk en houdt op liefhebbende, enthousiaste en dynamische manier de ontwikkeling van Zijn kinderen in de gaten. Gods handelen in het verstrooien van de kerk is aan de ene kant een pijnlijke bestraffing die bedoeld is om een positieve correctie in gedragshouding voort te brengen. Aan de andere kant voorziet het Hem van een omgeving waarin Hij ons kan testen om te zien of we loyaal zijn aan Hem, of dat we niet meer zijn dan mooi-weer-soldaten die slechts trouw blijven als de dingen goed gaan en als we omringd worden door aardige mensen met wie we een aangenaam sociaal contact hebben.

Toen we in de Worldwide Church of God waren, maakten we allemaal deel uit van betrekkelijk grote gemeentes. Het was relatief gemakkelijk om met elkaar om te gaan, omdat als iemand je tegen de haren in streek, je slechts een paar passen verder hoefde te zetten en je je met iemand anders kon gaan bezighouden. Maar nu zijn er in dat opzicht minder mogelijkheden voor ons en God heeft ons van alle kanten ingekapseld evenals Hij dat in Babel met Juda had gedaan, waar Hij voor wat betreft heel veel dingen hun mogelijkheden had beperkt.

Colossenzen 3:12 is interessant in het licht van waar Clyde in zijn korte preek over sprak.

Colossenzen 3:12 Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.

Ziet u dat toen God ons in kleinere gemeentes plaatste, Hij ervoor zorgde dat we op een manier met elkaar moesten omgaan die in de Worldwide Church of God niet mogelijk was? Hij bracht ons in omstandigheden waar we de opdrachten die Hij ons gegeven heeft op actieve wijze moeten uitvoeren om elkaar lief te hebben, om die liefde in praktijk te brengen, om elkaar te verdragen en lankmoedig te zijn, om tot vergeving bereid te zijn en vriendelijk te blijven onder druk ook als de gedachte om wraak te nemen bij ons opkomt.

Colossenzen 3:12-15 Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. 13 Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. 14 En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid. 15 En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar.

In enkele recente preken en korte preken over het onderwerp van Jezus' gebed over eenheid in Johannes 17 heb ik reeds gezegd dat de aandacht van onze eenheid zich in eerste instantie moet richten op onze persoonlijke eenheid met God Zelf, omdat de liefde van God die door ons stroomt, ons in staat stelt op effectieve wijze te voldoen aan de opdrachten die Hij in deze verzen geeft. Hij is de bron van de liefde die ons in staat stelt dit te doen. Die liefde komt bij Hem vandaan en daarom moet die relatie de hoogste prioriteit hebben in ons leven. We moeten God liefhebben met ons gehele hart, met ons gehele verstand en met onze gehele ziel, omdat we door Hem in staat worden gesteld te doen wat Hij opdraagt. Die liefde van Hem is de allergrootste van alle deugden. Die deugd geeft volledigheid en gezondheid aan Zijn geestelijke schepping van Christus in ons.

Er zijn mensen in de kerk van God die volgens mij niet beseffen wat hun woorden teweegbrengen, waardoor de scheuren die de verschillende groepen verdelen, niet verder kunnen worden geheeld. Hebt u er ooit over nagedacht waar al deze onenigheid die we in de wereld en in de kerk zien, begon en van waaruit deze verdergaat? Laten we dit nog eens doornemen in het boek Ezechiël, hoofdstuk 28, en een aantal schriftgedeelten met elkaar in verband brengen.

Ezechiël 28:14-15 Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. 15 Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt totdat er onrecht in u werd gevonden:

Ezechiël 28:17-18 Trots was uw hart op uw schoonheid — met uw luister hebt gij ook uw wijsheid teniet doen gaan. Ter aarde wierp Ik u neer, en maakte u tot een schouwspel voor koningen om met leedvermaak naar u te zien. 18 Door uw vele ongerechtigheden, door het onrecht bij uw koophandel, hebt gij uw heiligdommen ontwijd. Vuur deed Ik oplaaien uit uw midden — dat verteerde u! Ik maakte u tot as op de grond voor de ogen van allen die u zagen.

Ik denk dat we het begin van de verdeeldheid in de wereld en binnen de kerk kunnen terugbrengen tot één belangrijke fout die al de ongerechtigheden voortbracht waarop in vers 18 wordt gezinspeeld. De bron en het fundament van alle verdeeldheid lag en ligt in trots — de vader van alle zonden. Deze persoon, Satan, beschikte over een onbeteugelde liefde voor het eigen ik, waardoor hij niet in staat was de rest van Gods gezinsschepping lief te hebben en te dienen.

Deze tegen God gerichte karakteristiek veroordeelt hem voor altijd tot het voor eigen doeleinden gebruiken van anderen. Hij dient niet, hij gebruikt. Hij dient niet, hij manipuleert. Hij dient niet, hij neemt gevangen, brengt tot slavernij en houdt gevangen, en hij staat er nooit eens nederig bij stil dat hij al deze schoonheid heeft, omdat die hem door God gegeven is. Die was hem niet eigen. God herinnert u en mij aan precies dit punt. God wil dat wij 1 Corinthiërs 4:6-7 in gedachten houden.

1 Corinthiërs 4:6-7 Dit, broeders, heb ik op mijzelf en Apollos overgebracht om uwentwil, opdat gij uit ons (voorbeeld) zoudt leren niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat niet iemand uwer zich vóór de een en tegen de ander opblaze. 7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen hadt?

Wij werken allemaal op basis van de gaven waarin God in Zijn scheppende macht, in Zijn scheppende wijsheid, voorziet. Ik zei aan het begin van deze preek dat Zijn plan en doel enorm groot zijn. God kneed in de loop van 6.000 jaar misschien wel 50 of 60 miljard mensen samen tot een geweldig omvangrijk, geestelijk organisme dat als Hij klaar is, Hem en al wat er nog meer in de schepping bestaat, zal gaan dienen. Ieder deel van die omvangrijke schepping is door Hem gepland.

"En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt?" We kunnen niet zeggen dat we het zelf hebben ontwikkeld. We hebben er ongetwijfeld aan gewerkt. Het kan zijn dat we in een beperkte mate van ontwikkeling hebben bijgedragen, maar als God ons in de eerste plaats de gave niet had gegeven dan zou er niets zijn om te ontwikkelen. Wat hebben we dan om over op te scheppen?

1 Corinthiërs 4:7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen hadt?

Satan schonk hier in het geheel geen aandacht aan en hij heeft het dusdanig verdraaid dat het helemaal op zichzelf is gericht en niet op Gods heerlijkheid. Ik zeg u dat hij een ontzagwekkend schepsel moet zijn.

We weten allemaal wat er in Efeziërs 2:1-3 staat. Ik verwijs hier alleen maar naar, omdat ik wil dat u het verband legt tussen Lucifer en de manier waarop de dingen op aarde plaatsvinden. In 2 Corinthiërs 4:4 staat er het volgende over dit wezen.

2 Corinthiërs 4:4 ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw [Satan] met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.

Hij is de god van deze wereld geworden en het is zijn geest van verdeeldheid, zijn geest van zelfgerichtheid, die tot de gehele wereld is uitgegaan en deze creëert al deze verdeeldheid die we op aarde zien. Deze is nu tot een toppunt gekomen, tenminste in termen van de beschrijving in Jesaja 14. We zullen daar even kort op ingaan.

Jesaja 14:12-14 Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! 13 En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; 14 ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen [of zoals sommigen hebben vertaald: "Ik zal de Allerhoogste zijn."].

Satans aanmatigende trots kent geen grenzen. Hij wordt in vers 12 aangeduid met het Hebreeuwse woord Heylel. Dat betekent "de schitterende", maar hij wordt later "tegenstander" of "vernietiger" genoemd, omdat dat hetgene is wat zijn trots voortbrengt. Zijn trots creëert bij het binnendringen van de menselijke natuur en van het hart van de mens vijandige relaties tussen mensen op aarde, en zij vernietigen dan hun relaties alsmede de aarde.

Hij verlangt ernaar om Gods doel om de gehele mensheid tot eenheid met Hem te brengen, te vernietigen. Hij vernietigt door sluwe misleiding, welke houdingen, neigingen en voorkeuren in de mensheid voortbrengt, die op hun beurt ongerechtigheid voortbrengen. We zagen eerder een opsomming van die zonden in Galaten 5 — zonden die gewoonlijk optreden in het menselijk gedrag.

Een van de zonden waarin hij uitblinkt is aanmatiging. Het is moeilijk zich in te denken dat iemand die feitelijk God, onze Schepper, heeft gezien — ik bedoel letterlijk, in levende lijve — voldoende arrogantie kan hebben, terwijl hij getuige is geweest van Gods macht en van veel wat God schiep, om te denken "Ik kan Hem verslaan!" Dat is moeilijk in te denken, maar dat doet arrogantie met iemand. Daardoor blijft iemand in eigen oog almaar belangrijker worden, totdat het zover komt dat hij geheel en al gerechtvaardigd is en het privilege heeft om dingen te doen die anderen ondenkbaar achten.

Ik zag ooit een interview op de televisie, waarin de interviewer vroeg: "Waardoor gaan mensen zich verkiesbaar stellen voor president?" Het antwoord was: "Daarvoor moet je in de eerste plaats een geweldig ego hebben en denken dat je die baan waard bent." Dat is de manier waarop die mensen denken. Zij denken dat ze de uitdagingen van die baan aankunnen en ze komen uiteindelijk zover dat ze denken dat niemand anders het kan doen. Ik denk dat die man het bij het rechte eind had.

Satan kreeg niet alleen zichzelf en een derde deel van de engelen zover dat ze God aanvielen, als ik de Schriften juist lees, maar hij gaat het opnieuw proberen, waardoor we te weten komen dat zijn arrogantie nog niet is verdwenen. We moeten in alles wat met leven en behoud te maken heeft, hem in aanmerking nemen, omdat hij er is. Hij is een werkelijkheid. Hij is geen verzinsel van de menselijke verbeelding. Hij is een werkelijkheid en hij beïnvloedt en manipuleert de mensen voortdurend om te doen wat hij kan om hen persoonlijk te vernietigen of om Gods doel te vernietigen.

Ik stelde dit onderwerp aan de orde omdat ik denk dat we hiervan elementen zien in het grotere geheel van de kerk van God. Ik denk dat wat ik nu ga vertellen, u wel bekend zal voorkomen. Er zijn elementen van arrogantie in de kerk die mij bang maken. Als er geen verandering komt in het soort dingen die deze mensen zeggen of doen, zullen deze dingen hen of tot vernietiging leiden of ze zullen de verdeeldheid binnen de kerk vergroten, en ik zie dat zeer ongaarne gebeuren. De dingen die ik ga zeggen, zullen u beslist bekend voorkomen, zelfs al noem ik geen namen.

Er is iemand op het toneel die luidkeels onbezonnen profetie verkondigt en beweert dat hij en zijn vrouw, die hij heeft aangesteld, de twee getuigen zijn. Hij zei dat hij God had gevraagd hem bewijs voor deze bewering te geven door drie mede-dienaren die hij in zijn profetie met name noemde, terecht te stellen.

Ik vraag u dus wat voor soort christelijk denken zou zo iets suggereren: "God, bewijs wie ik ben door deze mensen ter dood te brengen"? Ik veronderstel dat hij die drie koos, omdat zij prominent genoeg zijn en hij gelooft dat zij waardeloos zijn, omdat zij op de een of andere manier gezondigd hebben waardoor hij in zijn gevoelens is gekwetst. Dit soort teken zou zeer zeker de aandacht op hem vestigen. Is dat niet zo? Zijn verzoek was zelfgericht. Dat is de manier waarop we kunnen bewijzen waar die dingen vandaan komen en hoe dichtbij de vijand is in het bewerken van verdeeldheid binnen de kerk. Een beetje sarcasme: U kunt zich voorstellen hoeveel eenheid dit in de kerk zal voortbrengen.

Er is iemand anders op het toneel die beweert dat hij de twee getuigen zal kiezen en onderwijzen. Hij geeft zijn leden ook de opdracht hun wereldlijke goederen, zoals hun huis, te verkopen om geld vrij te krijgen om aan zijn organisatie bij te dragen, zodat hij het werk kan doen. Dat lijkt me niet zo'n goed logisch verzoek. Ik ben van het volgende geen getuige geweest, maar iemand zei me dat hij de mensen had gezegd dat zij in ieder geval het geld niet nodig hebben. Hoe weet hij dat? Op wie is hij afgestemd die zulk soort dingen in zijn denken plaatst?

Er is een andere leider op het toneel die zijn groep praktisch van veel heeft geïsoleerd in de vorm van contact met iedereen binnen de groepen van het grotere geheel van de kerk van God, die zijn voortgekomen uit de schriftuurlijk verdorven Worldwide Church of God. Hij beweert dat iedereen die niet bij hem is een Laodiceeër is. Kijk, daar hebben we een oordeel over u. Hij zegt in principe dat als u bij hem bent, dat u gegarandeerd naar de plaats van veiligheid zult gaan, dat u dan gegarandeerd een Filadelfiër bent, en ieder ander is Laodiceïsch.

Dat is een vrij onzorgvuldig oordeel — een oordeel dat God toebehoort en niet hem. Het schijnt dat een Laodiceeër een heel naar scheldwoord is geworden, zelfs al zijn Laodiceeërs echte christenen en hebben ze nog steeds contact met God door Jezus Christus en de gelegenheid om zich te bekeren. In die benadering zit niet veel liefde en hulp voor een medechristen om hem naar het Koninkrijk van God te brengen.

Wat die groep doet, lijkt heel veel op de priester en de Leviet in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan; zij gingen aan de andere kant van de weg voorbij om te vermijden dat ze de gewonde persoon in nood zouden moeten helpen. Het komt op mij over dat deze zelfde groep Herbert Armstrong minstens tot het niveau van een goddelijke icoon heeft verheven, alsof hij in alle dingen het volmaakte voorbeeld was en dat alleen zij de essentie van zijn wezen hebben begrepen en in zijn voetstappen wandelen. We moeten echter in Christus' voetstappen wandelen.

Dan is er nog een groep die elke gelegenheid te baat schijnt te nemen om iedereen in hun groep te vertellen dat zij de enigen zijn die het evangelie verkondigen en dat zij de echte Filadelfiërs zijn. Hoe weten ze dit zeker? Fluisterde God hun dit in het oor? Dit zijn dingen die mij problemen geven.

Er is nog een andere groep die beweert dat zij de organisatorische opvolger zijn van de Worldwide Church of God. Dit geeft een kleine draai aan de dingen, maar in werkelijkheid is het gewoon een andere manier om te zeggen dat zij de ware kerk zijn en niemand anders.

Als we al deze beweringen bij elkaar voegen, kan het gebeuren dat iemand die geen deel uitmaakt van hun groepen, zich als een soort melaatse gaat voelen, want alle anderen buiten die groepen zijn onrein. Ik vraag u dus: Waarom voelen die mensen zich zo sterk aangespoord hun beweringen luidkeels te verkondigen door over zichzelf op te scheppen?

Laten we een ernstige vraag stellen. Weerspiegelen de beweringen van deze leiders in de moderne tijd het voorbeeld van Jezus Christus? Moet Hij niet ons voorbeeld zijn in alles? Is de manier waarop Hij de dingen deed, zoals geopenbaard in de Bijbel, niet de manier waarop wij de dingen in navolging van Hem zouden moeten doen, waarbij Hij het patroon voor ons is in de dingen die we doen? Waar past God in hun plaatje?

Mattheüs 11:25-30 Te dien tijde hief Jezus aan en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. 26 Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U. 27 Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren. 28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; 29 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; 30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht.

Houd die laatste vier verzen in gedachten.

Mattheüs 12:15-16 Maar Jezus doorzag het en ging vandaar weg. En velen volgden Hem en Hij genas hen allen, 16 en Hij verbood hun ten strengste Hem bekend te maken,

Houd ook dit in gedachten. Liet Jezus Zijn naam aan alle kanten bekendmaken? Schepte Hij op over Zichzelf? Hoe vaak zei Hij de mensen niet: "Vertel niemand dat Ik dit heb gedaan"?

Mattheüs 12:17-21 opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet Jesaja, toen hij zeide: [Hier volgt een oudtestamentische beschrijving over hoe Jezus in Zijn openbaar optreden zou handelen.] 18 Zie, mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijn Geest op Hem leggen en Hij zal de heidenen het oordeel verkondigen. 19 Hij zal niet twisten of schreeuwen, en niemand zal op de pleinen zijn stem horen. 20 Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven, voordat Hij het oordeel tot overwinning heeft gebracht. 21 En op zijn naam zullen de heidenen hopen.

Laten we voordat ik dit verder uitleg, aan twee punten aandacht schenken. Het eerste is ontleend aan Johannes 1:18 en bevestigt iets dat we in Mattheüs 11 lazen.

Johannes 1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.

Dit is een parallel van Mattheüs 11:27 waar staat: "En niemand kent de Vader dan de Zoon." Ik ben hier op het volgende uit: Wie is voldoende voorbereid om te weten wat de Vader wil en wat de Vader behaagt?

Johannes 8:29 En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt.

Daarom weerspiegelde Jezus altijd in woord en daad de wil van de Vader voor wat betreft het verheerlijken van Hem.

Laten we dit allemaal met elkaar in verband brengen. Er zijn twee verschillende gelegenheden binnen deze twee hoofdstukken — Mattheüs 11 en Mattheüs 12 — waar de openbare persoonlijkheid van Jezus Christus wordt beschreven. Op beide plaatsen wordt Hij beschreven als "zachtmoedig en nederig van hart". Als we die andere factoren toevoegen, dat alleen Hij de Vader echt kent en de Vader Zich aan de Zoon openbaart, en de Zoon dit weerspiegelt in wat Hij doet, weten we dat Jezus dus weet welk gedrag de Vader in Zijn openbaar optreden weerspiegelt.

We zagen dat werd geprofeteerd dat Hij niet zou twisten, dat men Zijn stem niet luid in de straten zou horen. Jezus was niet twistziek. Hij was niet iemand die graag in het openbaar met mensen argumenteerde. Hij was niet iemand die Zichzelf altijd verhief en over Zijn prestaties opschepte. Hij wordt beschreven als "zachtmoedig". Op andere plaatsen in Gods woord wordt er gezegd dat de zachtmoedigen de aarde zullen beërven.

Hij wordt ook beschreven als nederig, en nederigheid is de basishouding die de Vader in staat stelt Zijn verwekte kinderen naar het beeld van Jezus Christus te scheppen. Dit is zo, omdat een nederig iemand zich aan het woord van de Vader zal onderwerpen. Ik denk dat we er zeker van kunnen zijn dat Jezus precies zou weerspiegelen wat de Vader in Zijn presentatie van Zijn evangelie verlangde.

Als we dit allemaal met elkaar in verband brengen, dan geloof ik dat dit ons een waardevol inzicht geeft in Jezus' persoonlijkheid, in dit geval in het bijzonder voor wat betreft Zijn openbare persoonlijkheid. Er wordt de nadruk gelegd op zachtmoedigheid en daarom was Jezus in Zijn voorkomen niet wat we opdringerig zouden noemen. Hij leende Zich niet voor uiterlijk vertoon om de aandacht op Zichzelf te vestigen.

Zachtmoedigheid duidt in geen enkel opzicht op zwakte, maar een studie naar dit woord zal veeleer laten zien dat een zachtmoedig iemand een krachtig iemand is, die over macht beschikt maar zich in sterke mate beheerst in het gebruik ervan. Daarom was Jezus uiterlijk terughoudend, bijna tot op het punt van teruggetrokkenheid. Hij was niet iemand om Zich op aanmatigende wijze naar voren te schuiven, in het middelpunt van de belangstelling te gaan staan, en de aandacht op Zichzelf te vestigen ten koste van anderen. Hij was beslist ook geen wegkruipend, verlegen iemand. Hij stond altijd klaar te helpen, in het bijzonder hen die Hij bespeurde zwak te zijn.

Laat me dit nog een stap verder voeren. We slaan Johannes 3 op en zien daar twee grote dienaren van God die op elkaar inwerken.

Johannes 3:26 En zij kwamen tot Johannes [de Doper] en zeiden tot hem: Rabbi, die met u was aan de overzijde van de Jordaan en van wie gij getuigd hebt, zie, die doopt en allen gaan tot Hem.

Deze mannen maakten zich zorgen over Johannes, namelijk dat hij discipelen kwijtraakte aan Jezus.

Johannes 3:27 Johannes antwoordde en zeide: Geen mens kan iets aannemen, of het moet hem uit de hemel gegeven zijn.

Hier kwamen werkelijk het geloof, de wijsheid en de nederigheid van Johannes de Doper naar voren in zijn begrip van deze waarheid. Noch Jezus noch Johannes zagen zichzelf als rivalen met betrekking tot de aandacht van de mensen. Er bestond geen geest van wedijver tussen hen. Elk zag zich geplaatst op een bepaalde positie binnen Gods eeuwige plan en dat hij niet het recht had een plaats of eer op te eisen die door God aan een ander gegeven was. Elk liet door geloof toe dat de Vader het verloop van hun werk bepaalde, en het succes of de mislukking ervan zoals de mens, de niet-bekeerde, hun werk zou kunnen opvatten. Deze twee mannen leefden uit geloof. Ze wedijverden niet met elkaar.

Ik vind dat wat er zich binnen het grotere geheel van de kerk van God in deze tijd heeft afgespeeld, is dat deze mannen menen dat ze wedijveren met elkaar. Dat is iets dat uit Satans vijandige houding voortkomt. In plaats van samenwerken, wedijveren ze om iets voor zichzelf te krijgen. Er komen dingen uit hun mond die zij, geloof ik, niet zouden zeggen, als ze die echt zouden begrijpen.

Wat Johannes de Doper hier zei, past precies bij wat Paulus in 1 Corinthiërs 4:6-7 zei: "Wat hebt u wat u niet gegeven is?" Johannes was tevreden dat zijn werk in betekenis afnam en te zien dat het werk van Jezus groeide, omdat dat God verheerlijkte. Er staat in 1 Petrus 2:23 nog een ander aspect dat hiermee samenhangt — iets dat bevestigt wat ik reeds zei.

1 Petrus 2:23 die, als Hij [Christus] gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt;

Daar staat het. Uit geloof aanvaardde Jezus Christus, evenals Johannes de Doper, wat God in Zijn leven deed, of dat nu groei of afname was. Zei Jezus niet: "Niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede"? Geen van deze mannen schoof zich aanmatigend naar voren, uitgaand boven datgene wat God hen aangaf te doen.

Er vond een heel interessant iets plaats in het leven van de apostel Paulus en we gaan daar in Filippenzen 1 naar kijken. Paulus zat in de gevangenis toen hij deze brief schreef. Houd dat even in gedachten.

Filippenzen 1:15-18 Sommigen prediken de Christus wel uit nijd en twist, maar anderen doen het met goede bedoeling. 16 Dezen verkondigen de Christus uit liefde, daar zij weten, dat ik tot verdediging van het evangelie gesteld ben, 17 maar genen uit eigenbelang, met de onzuivere bedoeling, mij de gevangenschap zwaar te maken. 18 Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden.

Even een klein uitstapje. In deze tijd waarin er zes miljard mensen op aarde leven, met alle elektronische massacommunicatie en al de algemene kennis van de waarheid van het christendom, is het voor mij echt moeilijk te geloven dat zo'n persoon kan beweren dat hij de enige is die het evangelie verkondigt. Maar dat is precies wat die persoon zei. Ik vraag me af of deze man weet wat hij zegt.

Interessant genoeg zat de apostel Paulus in de gevangenis. Ondertussen waren er buiten de gevangenis mannen (als u het hele verhaal hier begrijpt of in ieder geval een groot deel ervan) die het evangelie verkondigden. Paulus gaf toe dat deze mannen het evangelie verkondigden en daarom denk ik dat we moeten aannemen (en ik denk dat we dat juist aannemen) dat de mannen waarover hij het hier in vers 15 tot 17 heeft, leden waren van de gemeente van God te Rome.

Sommigen van deze mannen verkondigden het evangelie met het idee dat Paulus daardoor in de gevangenis zou blijven en dat zijn gevangenschap daardoor zwaarder zou worden dan die reeds was. Paulus wist dat. Sommigen deden het als voorwendsel; anderen deden het blijmoedig in waarheid en hij verheugde zich daarin. Hij was echt een vergevensgezind iemand. Hij zei: "Dat is toch prima? Als Christus wordt gepredikt, fantastisch!" Weet u wat hij daar deed? Hij droeg het oordeel gewoon over aan God en Hij moest Zich daar zonodig maar zorgen over maken.

Ik wil dat u ziet dat er niets nieuws onder de zon is, en wij zijn er getuige van dat er in deze tijd mensen in de kerk van God zijn die wedijveren met elkaar door zich ten overstaan van anderen te verheffen en mensen te doen denken dat zij de enige vertegenwoordiger van God zijn en dat hun groep de ware kerk is. Ik laat het aan u over hun houding te beoordelen. Dat is uw verantwoordelijkheid. Ik ga niet verder in mijn beoordelen. Ik zeg u alleen dat ik niet denk dat God dit erg vriendelijk beoordeelt, omdat wat deze mannen doen, precies hetzelfde is als wat zij toen Paulus aandeden. Zij creëerden een verdeeldheid die uiteindelijk als een boemerang op hen zou terugslaan.

Wat deed Jezus in tegenstelling hiermee? U weet wat Hij deed. We zullen er een klein voorbeeld over lezen. Dit is het eerste van vele tekenen, toen Hij water in wijn veranderde. Er staat hier over:

Johannes 2:11 Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem.

Jezus handelde gewoon in stilte en voerde de taak uit die God Hem gegeven had.

Aan het einde van deze preek kan dit enigszins als een afwijking overkomen, maar dat is niet het geval. Dit past geheel bij de preek. Ik wil even snel doornemen waarom we Pinksteren op deze dag, de 15e in plaats van de 8e houden. Zij hebben het bij het verkeerde eind en ik denk dat dit duidt op een zwakheid die er in deze tijd binnen de kerk van God bestaat. Ik denk dat iets van deze zwakheid het resultaat is van juist de problemen die we hadden toen de Worldwide Church of God door God uit elkaar werd geblazen en dat deze tot in deze tijd is blijven bestaan. Het is nog niet hersteld en wat we zien binnen deze met elkaar wedijverende groepen zijn de voortdurende gevolgen van precies diezelfde zwakheid.

Exodus 23:16a Ook het feest van de oogst, der eerstelingen van uw vruchten, die gij op de akker zaaien zult; ...

Iedereen kijkt dat woord "zaaien" over het hoofd — "die gij zaaien zult". God verlangt in dit vers dat de offeranden die Hem worden gebracht, moeten voortkomen uit de opbrengst van het werk gedaan door de hand van Zijn kinderen — van het begin tot het einde, vanaf het ploegen van de akker tot het zaaien van het zaad, tot het verzorgen tijdens de groei en daarna de oogst ervan. Het is een volledig proces en dat woord "zaaien" staat daar omdat God duidelijk wil maken — "van het begin tot het einde". "Wat u Mij ten offer brengt moet voortkomen uit datgene wat u zaait en wat u oogst."

Dit is het begin van de afwijking die resulteert in het verkeerd tellen voor Pinksteren waar zij bij zijn betrokken. Vergeet niet dat God duidelijk verklaart dat de eerstelingen moeten worden gebracht uit hetgene wat zij, de Israëlieten, hebben gezaaid.

Voor we naar het volgende schriftgedeelte gaan, kunt u aan een ander soortgelijk geval in de Bijbel denken, waar God instructie gaf over wat Hij wilde dat er geofferd werd? De ene man deed precies wat God zei, omdat hij Hem geloofde. De andere man bracht ook een offer, maar hij volgde de instructies die God hem gegeven had, niet op. Is dat niet duidelijk? Kaïn en Abel. Wat staat daarover in het boek Hebreeën? Abel geloofde; Kaïn niet. De ene deed precies wat God zei; de ander besloot te offeren wat hem uitkwam.

Was Kaïn een niet-religieus iemand? Nee. Hij is in de Bijbel iemand gaan vertegenwoordigen, gaan symboliseren, die inderdaad heel religieus kan zijn, en misschien zelfs een religieuze voorliefde heeft voor de ware God, maar hij doet de dingen altijd op zijn voorwaarden en niet op Gods voorwaarden. Dit schijnt slechts een kleinigheid, maar het is helemaal geen kleinigheid. Dat ene woord "zaaien" maakt alle verschil in de wereld.

Laten we een principe oppakken uit Leviticus 22. Nogmaals het gaat over offeranden aan God.

Leviticus 22:25 Ook uit de hand van een vreemdeling zult gij niets van dat alles uw God als spijze offeren, want zij zijn geschonden, er is een gebrek aan; het zal u niet welgevallig doen zijn.

Een vreemdeling is een buitenlander. In de bijbelse symboliek is een vreemdeling een niet-bekeerd iemand. In de bijbelse symboliek kan een vreemdeling ook een heiden worden genoemd, maar het duidt op de niet-bekeerde in tegenstelling tot de Israëliet, die een verbond met God was aangegaan, of de bekeerde persoon die een zoon van God is.

Het wordt heel duidelijk dat de vreemdeling — de niet-bekeerde — geen deel uitmaakt van Gods familie. Die persoon maakt geen deel uit van Gods religie. Die persoon dient niet de ware God, zelfs al kan hij heel religieus zijn zoals Kaïn. God zei: "Gij zult niets van dat alles uw God als spijze offeren, want zij zijn geschonden." Die schending, gemeente, bestaat uit hun afgodendienst — hun niet-bekeerd zijn. Zij staan niet onder het bloed van Jezus Christus. Zij zijn niet gereinigd. Zij zijn in de ogen van God niet rein en gerechtvaardigd. God zal hun offeranden niet aanvaarden.

We kunnen hier Exodus 23:16 aan toevoegen en dan hebben we twee factoren: (1) De offerande moet worden gebracht van iets dat de Israëliet in de grond had gezaaid, en (2) alles wat door de heiden is besmet is voor God niet aanvaardbaar.

Laten we hier nog wat aan toevoegen. Hiervoor moeten we naar Jozua 5 gaan. Ik zal hier niet in zijn geheel doorheen gaan, want het meeste ervan is ter waarschuwing van ons geschreven. In Jozua 5 kunnen we geen enkele aanwijzing vinden dat er in wat voor vorm dan ook een offerande werd gebracht. Er wordt niets gezegd samenhangend met bijvoorbeeld het brengen van een offerande op de eerste dag Ongezuurde Broden — geen altaar, geen schapen, niets, geen enkele aanwijzing. Waarom? Ik heb u reeds eerder gezegd waarom. Ze hadden niets dat geofferd kon worden.

Die groepen doen nu het volgende. Zij zeggen dat toen Israël in het land kwam het lente was. Het was de oogsttijd voor het gerst en er groeide aan alle kanten gerst. Voor zover is wat ze zeggen waar. De oogst van de Kanaänieten werd dus de oogst van de Israëlieten, omdat God die oogst aan hen gaf.

Ja, het is waar dat Israël van die oogst kon eten, maar Israël kon van die oogst geen offeranden aan God brengen omdat die niet aanvaardbaar waren. Ja, ze konden ervan eten. Ze hoefden niet te wachten tot het garfoffer was gebracht, omdat er niets was waarmee dat offer kon worden gebracht. Wat doe je als je niets hebt dat voor God aanvaardbaar is als offerande? Je brengt geen offerande. Zo eenvoudig is het.

Als er niets was dat geofferd kon worden, gaat hun conclusie volledig aan de haal dat er een offer werd gebracht en dat er daarom vanaf de eerste dag Ongezuurde Broden geteld kon worden voor het garfoffer. Er is daarvoor in Jozua 5 geen enkele autoriteit te vinden. Dat is onmogelijk, omdat er geen offerande werd gebracht.

Laten we voor extra bewijs Deuteronomium 12 opslaan. Ik zeg u dat dit punt alle poten onder hun conclusie wegzaagt. Bedenk dat Deuteronomium werd geschreven vlak voordat zij de Jordaan overstaken. Ze waren nog niet in het land, deze instructie slaat dus op het binnengaan van het land.

Deuteronomium 12:4-7 Niet alzo zult gij de HERE, uw God, dienen. 5 Maar de plaats, die de HERE, uw God, uit het gebied van al uw stammen verkiezen zal [toekomstige tijd] om daar zijn naam te vestigen, om daar te wonen, die zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan. 6 Daarheen zult gij brengen uw brandoffers en slachtoffers, uw tienden en uw wijgeschenken, uw gelofteoffers en uw vrijwillige offers, de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee. 7 Daar zult gij eten voor het aangezicht van de HERE, uw God, en u verheugen, gij en uw huisgezinnen, over alles wat gij ondernomen hebt, waarin de HERE, uw God, u gezegend heeft.

Weet u wat Hij hier doet? Hij zei de Israëlieten: "Als u het land binnentrekt dat Ik u geven zal, kunt u nergens een offerande brengen totdat Ik u zeg waar u dit kunt doen." We moeten er nog iets aan toevoegen.

Deuteronomium 12:8-11 Gij zult geenszins doen wat wij hier thans doen: ieder geheel naar eigen goeddunken. 9 Want gij zijt nog niet gekomen tot de rustplaats en het erfdeel, dat de HERE, uw God, u geven zal. 10 Maar wanneer gij de Jordaan zult zijn overgetrokken en woont in het land dat de HERE, uw God, u zal doen beërven, en Hij u rust geeft van al uw vijanden aan alle kanten, en gij veilig woont — 11 dan zult gij naar de plaats, die de HERE, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te doen wonen, alles brengen, wat ik u gebied: uw brandoffers en slachtoffers, uw tienden en wijgeschenken en de gehele keur der geloften, die gij de HERE doen zult;

Hij zegt: "Pas dan kunt u weer offeranden gaan brengen." Twee kwalificaties: (1) "U kunt het niet doen totdat Ik de tabernakel heb doen oprichten op de plaats waar Ik u dit zeg", en (2) "Er moet vrede in het land zijn." Met andere woorden de verovering van het land is achter de rug. Begrijpt u dat? God verbood hun ook maar enige offerande te brengen op enige plaats in Israël totdat de tabernakel was opgericht. Dat kostte zeven jaar. Die wet was in Jozua 5 van kracht.

Er is een vers in Jozua 11 waar wordt vermeld dat Jozua heeft gehandeld naar alles wat Mozes hem geboden had.

Jozua 11:15 Zoals de HERE zijn knecht Mozes geboden had, zo had Mozes Jozua geboden en daarnaar heeft Jozua gehandeld: hij heeft niets nagelaten van al wat de HERE aan Mozes geboden had.

Jozua gehoorzaamde Mozes door geen enkele offerande te brengen, ook geen garfoffer. Mozes zei dat er geen garfoffer mocht worden gebracht — geen enkel offer totdat de tabernakel was opgericht. De tabernakel werd pas in Jozua 18 opgericht. Er is één uitzondering en dat is iets dat God hun in Deuteronomium 11 gebood te doen. Dat is toen zij de zegen en de vloek verkondigden van enerzijds de berg Ebal en anderzijds de berg Gerizim.

Waarom kunnen ze dat niet inzien? Het is zo simpel. Het is zo duidelijk, maar er is een blindheid onder hen. Ik weet niet of God hen heeft verblind, of dat ze blind zijn vanwege de dingen die plaatsvinden en die ons gescheiden houden — dingen die ons ervan weerhouden elkaar op beschaafde, eerlijke manier te behandelen, en elkaar in die andere groepen lief te hebben en met elkaar samen te komen zoals we binnen onze eigen groep doen. Ik weet het niet, maar ik hoop dat de dag aanbreekt dat ze gaan inzien dat ze het bij het verkeerde eind hebben in wat zij doen.

We zullen Pinksteren pas weer in een soortgelijke omstandigheid vieren in 2021, er is dus een lange tijd waarin dit tot stand kan worden gebracht.



Loading recommendations...