Sermon: Bestuur (Deel 6)

Nederigheid, dienaren en autoriteit
#028NL

Given 04-Jul-92

description: (hide)

In dit zesde deel van de serie over bestuur herhaalt John Ritenbaugh dat als men de controle niet in handen van God laat (zich niet aan Hem onderwerpt), dat men dan nooit volgens het bestuur van God zal gaan leven en dat men het dan nooit zal kunnen begrijpen. De kerk is noch een instituut, noch een bedrijf, maar een levend organisme – een lichaam verbonden aan het Hoofd (Jezus Christus). Het lichaam bestaat en functioneert door zijn uiterst belangrijke vereniging met de levende Jezus Christus. Kerkbestuur is gezinsbestuur, waarbij ieder lid zich aan de ander onderwerpt (Efezi?rs 5:21). De autoriteit van de dienaren bestaat uit onderwijs, opbouwen en het toerusten van de leden tot heilig zijn, maar niet in het uitoefenen van dictatoriale macht over hun leven.


transcript:

U zult zich misschien nog wel herinneren, dat toen ik deze serie begon, ik de heer Herbert Armstrong aanhaalde, die zei: "Bestuur is de moeilijkste van alle doctrines geweest." Een hoofdreden hiervoor is, dat maar heel weinig dat hierover is geschreven, volledig juist is. Het overgrote deel van wat er aan materiaal beschikbaar is voor onderzoek, werd geschreven door organisaties waarvan het bestuur — zowel naar vorm als uitvoering — duidelijk verkeerd was. Het gevolg daarvan is, dat er veel van de grond af aan onderzocht moest worden.

De tweede reden is naar mijn mening nog belangrijker. Dat is dat de werking van GODS BESTUUR iets is, dat ervaren moet worden om te worden begrepen. Dus als iemand dit nooit ervaren heeft, is het voor hem heel moeilijk er op de juiste manier over te schrijven.

Het is gemakkelijk voor iemand om ons te zeggen dat GODS BESTUUR van bovenaf werkt. Dat is inderdaad juist — qua structuur en vorm. Het werkt van boven naar beneden. Het begint bij God de Vader en gaat dan via Jezus Christus de Zoon. Maar zelfs GODS BESTUUR vereist dat ieder individueel deel (iedere persoon) ook zichzelf van bovenaf moet besturen — en daarbij in elk aspect van zijn leven vrijwillig de hoofdprioriteit moet geven aan God.

Ik geloof dat het een getuigenis is van de gedementeerde verdorvenheid van de menselijke natuur, dat we dat niet willen doen! Let erop dat ik niet zei, dat we dat niet kunnen doen. Ik zei ook niet, dat wij dat niet willen doen. Slechts één menselijk wezen (van alle miljarden die ooit hebben geleefd) heeft dit Zijn gehele leven lang gedaan. Dat is natuurlijk Jezus Christus. De Bijbel zegt dus niet zonder reden:

Romeinen 8:7 Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet.

U herinnert zich nog wel, dat een klein deel van de preek van vorige week was gewijd aan berouw, of overgave aan God, of (zoals ik het stelde) het overgeven van de controle aan God. Om de volgende reden is dit zo belangrijk. Als iemand de controle niet overgeeft aan God (zich niet aan Hem onderwerpt), dan is zo iemand nooit in staat het BESTUUR VAN GOD te leven; en zo iemand zal nooit werkelijk in staat zijn het te begrijpen.

GODS BESTUUR is ontworpen om voor iedereen de grootst mogelijk vrijheid voort te brengen om zich te ontwikkelen en te groeien. Dit gebeurt als elk individueel deel zichzelf bestuurt volgens Gods woord. Maar de menselijke natuur is zo verdorven, dat het zelfs heel moeilijk is om mensen zover te krijgen, dat ze consequent Gods woord bestuderen — om de gebieden te ontdekken waarin men zich aan God moet onderwerpen, om te ontdekken wat God verwacht.

Daarnaast is niet iedereen toegerust (door natuurlijke vaardigheid of onderwijs) om veel van wat de Bijbel te bieden heeft bijeen te vergaren. God heeft dus voorzien in een tak van ZIJN BESTUUR (een "staf" zouden we kunnen zeggen) om voor Zijn volk te zorgen, zodat het toegerust zal zijn om naar volmaaktheid toe te werken.

In deze preek zullen we gaan zien hoe zich dit in de schriften openbaart. Laten we beginnen in Filippenzen 2. Hier hielden we er vorige week mee op. En hier wordt het patroon voor ieders relatie met God Zelf (en daarom ook met GODS BESTUUR) onder woorden gebracht.

Filippenzen 2:5-7a Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, [Let op: het patroon van de gezindheid van Jezus Christus.] 6 die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, 7 maar Zichzelf ontledigd heeft, ...

We moeten hier aandacht schenken aan de vrijwillige onderwerping van onze Heer en Zaligmaker — onze Leider, onze Koning. "Hij heeft Zichzelf." Denk hieraan in samenhang met wat ik zojuist heb gezegd. Ieder individueel deel (iedere persoon) moet zichzelf "van bovenaf" besturen — en daarbij in elk aspect van zijn leven de hoofdprioriteit aan God Zelf geven. Ieder individu moet de "controle" overgeven aan God — vrijwillig.

Filippenzen 2:7 ..., maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.

Denk terug aan Mattheüs 20 en Zijn uitleg aan de discipelen — dat iemand, om te kunnen heersen, zichzelf tot een dienaar moet maken. Zelfs tot een slaaf! (Hij voert het nog een stap verder.)

Die slavernij is in de eerste plaats gericht op God. Een slaaf wordt gedefinieerd als iemand die geen controle heeft. De "controle" over het leven van die persoon ligt in handen van de meester. In dit geval is onze Meester God de Vader. Zonder berouw (zonder het opgeven van de "controle") kan er dus niet het soort onderwerping aan GODS BESTUUR zijn dat God verlangt.

Filippenzen 2:7-8a ... Zichzelf [Jezus Christus] heeft ontledigd, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. 8 En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd ...

We zullen hier niet dieper op ingaan, maar de Bijbel laat "nederigheid" zien als een eigenschap waarvoor wordt gekozen. Iemand kiest ervoor nederig te zijn. Het is een keuze die zich aan iedereen voordoet. We komen hier later in de preek nog op terug.

Filippenzen 2:8 En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd [Hij koos ervoor dat te zijn! Bedenk dat we het hebben over GOD in het vlees.] en is gehoorzaam geworden [Dat was het resultaat.] tot de dood, ja, tot de dood des kruises.

Laten we daar eens over nadenken. Zijn reactie op GODS BESTUUR — en de noden van de mens — bestond eruit zich nederig en onzelfzuchtig te onderwerpen. Hier zien we een voorbeeld van de uiterste vorm van vernedering — het opgeven van een bestaan op het niveau van God! Hij klampte Zich daar niet aan vast. Hij gaf het vrijwillig op. Dit is het patroon voor u en mij, zodat wij ook onderdanig kunnen worden aan God.

Hij stond niet op Zijn "rechten". Hij erkende volledig de autoriteit van Gods woord. Hij kwam niet om Zijn invloed te doen gelden, autoritair op te treden en koppen tegen elkaar te slaan. Bedenk dat we het hebben over GOD in het vlees. De mens wil zich niet onderwerpen. De mens, die bekeerd is, zal hier zijn hele leven tegen moeten vechten. Het is een keus die gemaakt moet worden.

Wat deed Jezus dan? Hij kwam in plaats daarvan als een Apostel — iemand die een boodschap overbrengt. Hij onderwees die boodschap. Hij kwam — zoals Hij Zelf zei te doen (in Mattheüs 20) — als slaaf. Bedenk hoe Hij Zijn discipelen duidelijk maakte: "Ik ben het patroon." Jullie moeten slaaf worden — net als de Zoon des mensen dat werd. Hij werd slaaf — zowel voor God als mens.

Filippenzen 2:9a Daarom ...

Hier hebben we een verbindingswoord. Het "daarom" verwijst terug naar de dingen die we net uitvoerig hebben bekeken. Namelijk naar Zijn vrijwillige handeling van nederigheid. Het verbindt dat met hetgene dat erop volgt.

En wat er volgde — als gevolg van wat Christus deed — was verhoging.

Filippenzen 2:9-11 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam [Niet zomaar een naam, maar de naam.] boven alle naam geschonken, 10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, 11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!

De "rang" die Jezus is gegeven, is er één van volledige en allerhoogste heerschappij. Die verhoging houdt heerschappij in. Die verhoging is gebaseerd op de ervaring dat Hij getrouw was in het leven onder GODS BESTUUR. Begrijp dat alstublieft en koppel dat aan de dingen die ik in de vorige preek aan de orde stelde.

Wie getrouw is ontvangt heerschappij. En om getrouw te zijn moet men de "controle" overgeven aan de almachtige God — in een berouwvolle houding tot Hem. Dat leidt ertoe dat zo iemand leeft onder GODS BESTUUR. Het is niet alleen maar een zaak van "theoretische kennis" — waarbij iemand het uit een boek krijgt uitgelegd: "Ja, Gods bestuur is van bovenaf." We kunnen daarmee instemmen. Dat is absoluut juist! Maar wat te denken van de ervaring het toe te passen in iemands leven — waar iemand in ieder aspect van het leven de topprioriteit heeft gegeven aan het woord van God? Dan pas weet men, dat men getrouw is geweest.

Dit is de reden, dat er zo weinig nauwkeurigs is geschreven over het BESTUUR VAN GOD. De mensen die de boeken schrijven, hebben er nooit naar geleefd — al is het mogelijk dat ze er wel het een en ander van hebben begrepen.

Bedenk dus dat verhoging heerschappij omvat. Laten we nu Jesaja 9 opslaan, vers 5.

Jesaja 9:5a Want een Kind is ons geboren, ...

U herkent dit misschien wel onmiddellijk vanuit "The Messiah". We hebben dat misschien wel tientallen keren gehoord. We hebben hier een profetie over Jezus Christus.

Jesaja 9:5-6 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. 6 Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de HERE der heerscharen zal dit doen.

Het is heel duidelijk, dat HET BESTUUR op Zijn schouders ligt. Hij draagt de last van de autoriteit. Daarheen wordt in de brief aan de Filippenzen, hoofdstuk 2, beginnend in vers 9, terug verwezen. De verhoging omvat het geven van autoriteit. HET BESTUUR ligt nu op Zijn schouders.

Deze profetie kijkt in het bijzonder vooruit naar de tijd dat het Koninkrijk van God op aarde zal zijn. Maar in feite geldt hij nu, op dit moment, ook voor u en mij! Voor ons, die "in de kerk" zijn.

Laten we verdergaan om te zien hoe dit zich ontwikkelt. We gaan daarvoor weer naar het Nieuwe Testament. (Deze keer naar Efeziërs, hoofdstuk 1.) Het algemene onderwerp is alweer de verhoging van Christus, die volgt op Zijn opstanding.

Efeziërs 1:20-23 ..., die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, 21 boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij [Verwijzend naar de verschillende lagen van bestuur die er op aarde bestaan. Zowel bij de engelen als bij de mens.] en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. 22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, 23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.

Het algemene onderwerp is dus, zoals ik zei, de verhoging van Christus die volgde op Zijn opstanding — en wat dit allemaal wel betekent voor de kerk. Er staat in vers 22: "Hij heeft alles gesteld." Dat is erg interessant, omdat het een militaire term is — het geeft bijna de indruk van een overwonnen vijand die aan de voeten van Jezus Christus ligt, waarbij Jezus' voet in de nek van de overwonnen vijand staat. Het geeft het idee van "verovering".

Er was inderdaad "verovering" betrokken bij datgene waar Jezus bij betrokken was. Het was "een verovering van" of "een militaire veldslag met" (als we dat zo kunnen zeggen) Satan en de zonde. Als Hij zegt: "Ik overwon," bedoelde Hij ook wat Hij zei. Hij zei, dat Hij een overwinnende Koning is! Dit is het resultaat. De apostel Paulus beeldt Hem op die manier uit — als iemand die heeft overwonnen.

Bedenk nogmaals dat Jezus het patroon is. Ook wij moeten overwinnen — net als Hij overwon. Hier hebben we dus een symbool (het "stellen onder" is een symbool) van absolute, soevereine Autoriteit.

Er staat hier ook dat Hij het hoofd is. "Hoofd" wordt hier metaforisch gebruikt om autoriteit aan te geven. Hij heeft [nu] autoriteit over de kerk. Hier zien we dat de "overwinning" — of het "geven van autoriteit" — duidelijker wordt gedefinieerd. Jezus is nog niet tot "Koning" over de aarde gekroond (Die kroning zal niet plaatsvinden voor de zevende trompet en Zijn wederkomst.); maar Hij is [reeds] aangesteld tot hoofd over de kerk. Daarom zei ik dat Jesaja 9:5-6 reeds nu op u en mij van toepassing is. Hij is ons HOOFD. Hij is degene die de BESTUURSAUTORITEIT heeft over u en mij.

Efeziërs 1:22a Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd ...

De "HIJ" aan het begin van dit vers, die "heeft gesteld", was God de Vader. Wat we hier moeten begrijpen, is dat Jezus Christus' BESTUUR over de kerk, de gave van de Vader aan de kerk is. Gemeente, wij weten (vanuit onze eigen ervaring in deze wereld te leven en vanuit onze studie van de geschiedenis) dat als er ook maar iets is dat de mensen nodig hebben, dan is dat juist bestuur!

Iedereen zeurt en klaagt over de manier waarop de regering zijn autoriteit uitoefent. We zeggen of denken waarschijnlijk allemaal wel enkele keren per dag iets over de regering van de Verenigde Staten. Misschien in termen van: "Waarom doen ze dit niet?" "Waarom doen ze dat niet?" "Waarom is er zoveel misdaad?" "Waarom zijn de belastingen zo hoog?" "Waarom moet ik dagelijks in de files staan?" "Waarom doet de regering daar niets aan?"

Ik geloof dat we eerlijk kunnen zeggen, dat er niets harder nodig is voor de mens dan JUIST BESTUUR. De gave van God de Vader aan u en mij is het toppunt van JUIST BESTUUR.

Het woord "lichaam" (in vers 23, waar staat: "die zijn lichaam is") wordt hier op twee manieren gebruikt: beide (1) in de zin van een menselijk lichaam verbonden aan een hoofd, en ook (2) in de zin van een gemeenschap die wordt bestuurd. Dat is een sociale eenheid — een maatschappij.

De apostel Paulus (en natuurlijk ook God) wil dat we begrijpen, dat onze relatie met Christus meer is dan alleen maar die van "Soeverein" tot "onderdaan". De kerk is geen instituut. De kerk is geen rechtspersoon. De kerk is een levend organisme. Het is een Lichaam verbonden met een Hoofd. Het is een Lichaam dat leven heeft, omdat het verbonden is met een hoofd [Het Hoofd, Jezus Christus]. Dat is het beeld dat de apostel ons duidelijk wil maken. Dat is, dat dit Lichaam bestaat en functioneert vanwege zijn vitale eenheid met de levende Jezus Christus. De kerk ontleent haar leven geheel aan Christus.

Christus en de kerk zijn één. En de kerk wordt (in dit woordplaatje dat de apostel Paulus schetst) in feite gezien als noodzakelijk voor de volheid van Christus. Net zoals Christus verhoogd is, is de kerk dat ook. Dit betekent op geen enkele manier, dat de kerk gelijk is aan Christus. Hij is per slot van rekening het Hoofd! Maar de kerk koestert zich in de heerlijkheid die door het Hoofd wordt weerspiegeld — net als Mozes de heerlijkheid van God weerspiegelde, toen hij van de berg omlaag kwam.

De kerk is het instrument waardoor God hier op aarde werkt — net als Mozes het instrument was dat God in die periode gebruikte. De kerk heeft behoefte aan onderwijs. De kerk heeft behoefte aan sturing en correctie. (Dat is wat het Hoofd doet.) Het Hoofd en het Lichaam vormen een organische eenheid. De kerk fungeert als de handen, de voeten en de mond die het Hoofd nodig heeft om Zijn plannen uit te voeren. De ideeën van het denken kunnen niet worden uitgevoerd zonder het werk van het Lichaam. U en ik spelen dus een vitale rol in Gods geestelijk doel, waar Hij hier op aarde naar toewerkt.

1 Corinthiërs 12:12 Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus.

Het is zo duidelijk! De apostel beschrijft hier een "organisch geheel" — met Lichaam en Hoofd. Op die manier is Christus compleet. Hij is Hoofd en Lichaam en het deel dat met Lichaam wordt aangeduid, wordt de kerk genoemd. Maar de kerk bestaat uit veel mensen — veel verschillende delen. Als we dit met Efeziërs, hoofdstuk 1, combineren, is het heel duidelijk dat het Hoofd apart staat van het Lichaam in termen van autoriteit. Daar ligt de autoriteit. (Niet in het Lichaam, maar in het Hoofd).

Binnen het Lichaam (onder al zijn individuele delen) is er een grote mate van verscheidenheid, maar ook gelijkheid. Laten we eens zien hoe dat zich ontvouwt. Het heeft heel veel vandoen met BESTUUR. Er is verscheidenheid, maar er is ook gelijkheid.

1 Corinthiërs 12:14-15 Want het lichaam bestaat toch ook niet uit één lid, maar uit vele leden. 15 Indien de voet zeggen zou: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam?

De apostel Paulus zegt: "Dat is belachelijk!" De voet is net zo goed een deel van het lichaam als de hand.

1 Corinthiërs 12:16 En indien het oor zeggen zou: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam?

Alleen maar omdat het dat argument aanvoert, is dat nog niet zinvol, is die uitspraak nog niet waar. Ja, het is net zo goed een deel van het lichaam als het oog.

1 Corinthiërs 12:17-18 Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef het gehoor? Als het geheel en al gehoor was, waar bleef de reuk? 18 Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild.

Dat is een belangrijke uitspraak! God ontwierp het menselijk lichaam op dezelfde manier met heel veel verschillende delen. Er is een grote verscheidenheid. Elk afzonderlijk lichaamsdeel werd met de voorkennis van God in het lichaam geplaatst; Hij dacht daarbij aan en was bezorgd om het welzijn van het geheel.

In de kerk is het net zo. God heeft ieder individu in de kerk geplaatst — met in Zijn gedachten zowel het welzijn van het geheel als het welzijn van het individu.

1 Corinthiërs 12:19-27 Indien zij alle één lid vormden, waar bleef het lichaam? 20 Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts één lichaam. 21 En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig. 22 Ja, veeleer zijn die leden van het lichaam, welke het zwakst schijnen, noodzakelijk, 23 en juist die delen van het lichaam, welke wij minder in ere houden, bekleden wij meer eervol, en onze minder edele leden worden met groter eer behandeld, 24 doch onze edele leden hebben dat niet nodig. God heeft evenwel het lichaam zó samengesteld, dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was, 25 opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden zorgen. 26 Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde. 27 Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden.

Als we dit zorgvuldig doornemen, dan zien we dat — ongeacht de functie — geen enkel lichaamsdeel als belangrijker, nodiger, beter of van zichzelf meer autoriteit bezittend, wordt gezien. De schikking van alle lichaamsdelen is niet aan het toeval overgelaten, maar is door God vastgesteld; en hier zien we dat ieder deel elk ander deel nodig heeft! Dringt dat tot ons door?

Hebben we dit toe op de Kerk van God toegepast? We zien hier dat elk deel van het Lichaam de andere delen nodig heeft. Elke "dienst" wordt door God als even belangrijk geacht — ongeacht of deze wordt verleend door man of vrouw, oud of jong.

De verscheidenheid van het Lichaam is er om het in staat te stellen zijn werk te doen.

Laten we nu eens naar onszelf kijken en over onszelf nadenken. Niemand van ons, die deel uitmaakt van de Kerk van God, is goed in alles. Niemand van ons is zo uitzonderlijk getalenteerd, zo volledig, dat er niets anders nodig is om het Lichaam volmaakt te maken. Het gehele Lichaam bestaan niet uit één enkel deel. We kunnen ons dus niet veroorloven in termen van relatief belang te denken aan het werk dat wij doen — binnen of voor de kerk. Als we dat doen, gaan we onszelf automatisch verheffen. We gaan dan op de toer van ijdelheid, in wedijver met andere delen van het Lichaam (in plaats van met hen samen te werken). We brengen dan in feite onze veronderstelde superioriteit tot uiting.

Een man in de kerk is niet beter of belangrijker dan een vrouw. Een jong iemand in de kerk is niet beter of belangrijker dan een oud iemand. Misschien ontstelt u dit wel — maar een apostel is niet beter of belangrijker dan een ander deel van het Lichaam. Een apostel is op zichzelf niet beter dan een kleine, oude weduwe. God plaatste hen beiden in het Lichaam! Hij [de apostel] doet iets dat zichtbaarder is, maar het is niet belangrijker.

In Gods ogen is elke "dienst" hetzelfde — een pastor is niet beter of belangrijker dan een diaken; een diaken is niet beter of belangrijker dan een gewoon lid. ("Iemand die spreekt" is niet beter of belangrijker dan "iemand die niet spreekt".) Snappen we waar het om gaat?

Hoe zijn we zo ijdel geworden om te gaan denken, dat er autoriteit wordt uitgeoefend via een hiërarchieke lijn, een menselijke hiërarchieke lijn? Die hiërarchieke lijn is er niet. Er is verscheidenheid in het Lichaam van Christus, maar er is ook gelijkheid.

Mattheüs 23:5-12 Al hun werken doen zij om in het oog te lopen bij de mensen, want zij maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot, 6 zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en van de erezetels in de synagogen, 7 en van de begroetingen op de markten en om door de mensen rabbi genoemd te worden. 8 Gij zult u niet rabbi laten noemen; want één is uw Meester en gij zijt allen broeders. 9 En gij zult op aarde niemand uw vader noemen, want één is uw Vader, Hij, die in de hemelen is. 10 Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus. 11 Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn. 12 Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.

Toen we vorige week in dit hoofdstuk waren, gebruikten we het als voorbeeld dat Christus liet zien, dat religieuze leiders alleen maar gehoorzaamd moeten worden en we ons alleen maar aan hen moeten onderwerpen, als zij ons de waarheid zeggen. Eén van de dingen die Hij hieraan ontleent, is de illustratie dat deze Farizeeën zichzelf tot religieuze autoriteit hadden aangesteld — en dat zijn enkele van de praktijken die we niet moeten overnemen. Bedenk dat dit praktijken waren die de autoriteiten van Zijn tijd toepasten. Dit zijn dingen die we niet moeten doen.

Wat deden zij dan? Ik bedoel dat hier niet "specifiek". Ik bedoel dit in het algemeen, in de praktijk. Wat zij deden was precies het tegenovergestelde van wat Christus deed. Bedenk dat toen we in Filippenzen 2 waren, ik zei, dat wat Christus deed niet was "naar de aarde komen om Zijn invloed te laten gelden" en "met Zijn geestelijke superioriteit te koop te lopen". Dat is precies wat de Farizeeën deden! Zij lieten hun veronderstelde geestelijke autoriteit zwaar gelden. Ze deden dat met veel uiterlijk vertoon, zodat het de mensen ontmoedigde. Dat was allemaal niet meer dan ijdelheid.

Laten we het volgende eens in beschouwing nemen: Onze relatie met God is in essentie iets dat van binnen zit. Er moet echter iets naar buiten komen in wat we doen, of in wat goed is. Anders is er geen getuigenis voor God.

De Farizeeën liepen te koop met hun religie om gerespecteerd te worden, om door anderen als belangrijk te worden beschouwd. We zouden het tegenwoordig "trots op positie", of "machtshonger" noemen. We zouden ook kunnen zeggen: "het verlangen macht over anderen te hebben." Ze deden dit dus door het dragen van gebedsriemen, het uitspreken van lange gebeden, of het zichzelf aanmatigen van geestelijke titels (zoals "Rabbi", "Meester" of "Vader"). We zien hier dus dat Jezus dit aanmatigen van geestelijke titels aan de kaak stelt.

Als we in de geschiedenis kijken, zien we dat Jezus in die tijd hiermee te maken had, toen dit in de Joodse wereld nog maar net begonnen was. Het was toen misschien nog maar zo'n dertig of veertig jaar gaande. Maar het bereikte zijn toppunt pas zo'n tweehonderd jaar na Christus. Tegen die tijd was de autoriteit — en de eerbied en het respect — die aan een rabbi werd betoond, ontzagwekkend geworden!

De discipel van de rabbi moest zijn rabbi (zijn leraar) zonder vragen gehoorzamen. Hij mocht nooit naast de rabbi lopen, maar altijd achter hem. (Ook nooit voor hem.) Hij mocht hem nooit als eerste groeten. Hij moest wachten op de rabbi, om hem respect te tonen. Zo waren er nog veel andere dingen.

We hebben hier te maken met een eerbied en respect, die alles zo doortrekt, dat het bijna "absurd" aandoet voor iemand die in een modern Israëlitisch land leeft — omdat ons niet is onderwezen dat soort van eerbied te betonen. Het is echter mogelijk, dat zoiets zich binnen een sociale, geestelijke organisatie ontwikkelt.

Weer terug naar de vorige gedachte — dat religie (onze relatie met God) iets inwendigs is en toch uiterlijk zichtbaar moet zijn, dat het anders niet goed is. Eén van de plaatsen waarin onze relatie met God tot uiting komt, is binnen de kerk. Dat is de gemeenschap van de kerk.

Mattheüs 23:8 (Statenvertaling) Doch gij [Lid van de kerk, discipel van Christus.] zult niet Rabbi genaamd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus; [Let nu op de uitleg van het WAAROM.] en gij zijt allen broeders.

Ze zijn gelijk. Alle leden van de kerk zijn gelijk. Wat daarentegen onze verantwoordelijkheid is (onder onszelf in het bijzonder en natuurlijk ook buiten in de wereld als we daar de gelegenheid toe hebben), wordt ons in de verzen 11 en 12 gezegd.

Mattheüs 23:11-12 Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn. 12 Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen [Een keus, alweer: hij kiest ervoor dit te doen.], zal verhoogd worden.

Daar hebben we het weer. Het komt perfect overeen met Filippenzen 2. Het komt perfect overeen met Mattheüs 20 en andere plaatsen, waar Jezus zei dat de weg naar getrouwheid ontstaat in de persoon die zichzelf vernedert en een dienaar wordt. Eigenlijk een slaaf wordt.

Mattheüs 25:40 En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.

De minste persoon (of de persoon die wij de minste vinden) in de kerk is nog steeds broeder van Christus, en die persoon moet behandeld worden op een manier die de broeder van Christus past. Is dat duidelijk? En de HEERSCHAPPIJ rust op Zijn [Christus'] schouder.

De HEERSCHAPPIJ ligt niet op de schouder van de dienaren. Let erop, dat ik niet zei, dat de dienaren geen autoriteit hebben. Ik zei dat het BESTUUR (de heerschappij) niet op hun schouders rust. Maar er is autoriteit verbonden aan die functie; daar komen we straks wat uitgebreider op terug.

1 Corinthiërs 11:3 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God.

Hier zien we een structuur en die structuur is van bovenaf. Voor de meesten van ons is, zo zouden we praktisch kunnen zeggen, Christus aan de top.

Ik wil dat we inzien, dat er geen aanwijzing is die duidt op een hiërarchieke lijn tussen het gezin (man en vrouw) en Christus. De dienaren zijn daar niet tussen geplaatst. Hij zei niet dat de autoriteit loopt van de vrouw naar de man, naar de lokale dienaar, naar de apostel, naar Jezus Christus, naar de Vader. Alles wat daar op lijkt is kunstmatig. Dat is door mensen bedacht en komt niet van God. We zullen dat nergens in de Bijbel vinden. De autoriteit die boven het gezin staat is Christus.

De autoriteit in de kerk is Christus. Er is geen aanwijzing in Gods woord dat alles via de dienaren moet verlopen. Ik bedoel dat er in het verleden tijden waren, dat dit (met sommige dienaren) belachelijke proporties had aangenomen. Iemand kocht geen auto, tenzij de dienaar het goedvond. En hij moest de auto kopen die de dienaar hem zei te kopen. Iemand mocht niet verhuizen zonder de instemming van de dienaar. Je kon, naar het scheen, niets doen zonder dat de dienaar er op een of andere manier bij betrokken werd. Er staat niets van dat alles in de Bijbel! Dat is iets dat door mensen werd bedacht.

Ik wil daar beslist niet teveel over uitweiden; dit resulteerde in een geweldige tijdsverspilling voor de dienaren. De leden thuis opzoeken, of opbellen, over zaken waarin de dienaar op geen enkele manier betrokken had moeten worden. In veel gevallen kregen de mensen hierdoor ook slecht advies — omdat ze de dienaren iets vroegen op een terrein waarvan hij niets wist. (Of dat nu bankieren, auto's, financiën of wat dan maar ook betrof.)

Het gebied waarop de dienaren over autoriteit beschikken is geestelijk. Dat heeft voornamelijk vandoen met relaties tot God.

Efeziërs 5:21 En weest elkander onderdanig in de vreze van Christus.

Dit vers staat op een unieke plaats. Het staat aan het einde van een serie adviezen, die de apostel gaf met betrekking tot christelijke levensprincipes alsmede gedrag binnen de diensten van de kerkelijke gemeenschap. Dat is: hun relatie met elkaar binnen die gemeenschap. Dit deel sluit dan af met de woorden: "weest elkander onderdanig." Dat is de verantwoordelijkheid. Er is daar sprake van "gelijkheid". We dienen aan elkander onderdanig te zijn.

Maar het is ook verbonden aan wat erop volgt. Iedereen binnen het bereik van mijn stem, die volwassen is, weet wat er volgt. Het krachtigste, beste, duidelijkste advies in de gehele Bijbel met betrekking tot huwelijksrelaties — en in het bijzonder de relatie tussen man en vrouw. Gemeente, we hebben het hier over BESTUUR.

Het onderwerp is BESTUUR binnen het gezin en BESTUUR binnen de kerk. Dat vers (Efeziërs 5:21) verbindt die beide — het werd geïnspireerd door Gods Heilige Geest. Het werd daar neergezet, omdat Hij laat zien dat die twee allebei precies gelijk zijn. Voor BESTUUR BINNEN DE KERK staat het gezin als model! Voor BESTUUR BINNEN HET GEZIN is de relatie met Christus en de kerk het model. Dit vers koppelt die twee samen en zegt ons wat onze verantwoordelijkheid is. Of dat nu binnen het gezin is, of binnen de kerk, de verantwoordelijkheid van elk deel is onderdanig te zijn aan elkaar. Dat klinkt niet als het hebben van veel autoriteit, nietwaar? Nee, dat is het inderdaad niet.

Dit gedeelte is dus door God bedoeld om duidelijk te maken middels welke relaties er binnen de kerk bestuurd dient te worden. Opnieuw: het patroon is Jezus Christus. In dit geval is het Zijn relatie met de kerk — die op zijn beurt dan weer het model vormt voor gehuwde stellen. KERKELIJK BESTUUR is GEZINSBESTUUR. Zo eenvoudig ligt dat.

God gebruikt termen als: "vader", "zoon", "kinderen", "broeders". Dat zijn termen ontleend aan het gezin. En GEZINSBESTUUR is de vorm van BESTUUR die er IN DE KERK heerst. Wie is het hoofd in het gezin? De vader! Wie is het Hoofd binnen de kerk (degene die de bevelen uitdeelt)? Dat is de Vader. Hij heeft verantwoordelijkheid gedelegeerd aan onze oudste Broer — en Hem als Hoofd van de kerk aangesteld.

Wat we hier kunnen zien is zeker de heel duidelijke verwachting dat er een hoofd is en sprake is van onderwerping. Maar er is in het geheel geen aanwijzing dat het hoofd domineert. Er is geen sprake van verlaging, kruiperigheid, blinde gehoorzaamheid of onnadenkende dienstbaarheid (die verlangd wordt van degenen die 'onder autoriteit' staan). In tegendeel, hier zien we vrijwillige instemming en wederzijdse onderwerping.

Dat is het tegengestelde van assertief zijn — het tegengestelde van een onafhankelijke, autocratische geest. Het is het verlangen (tot uitdrukking gebracht door God de Vader, door Zijn Zoon, door de apostel) om met elkaar te kunnen omgaan en tevreden te zijn met minder dan waar je normaal gesproken recht op zou hebben. Hebben we een voorbeeld? Zeer zeker. Jezus Christus vernederde Zichzelf. Hij was GOD in het vlees. Waar zou Hij normaal gesproken recht op hebben? Alle directe instemming zonder enige discussie, alle overgedienstige gehoorzaamheid, alle diepe buigingen tot in het stof, die we Hem mogelijk maar zouden kunnen geven. Maar Hij stond daar in het geheel niet op. Hij werd onze slaaf — door Zichzelf aan God te onderwerpen.

Er staat ergens: "De Here heeft de kerk lief en gaf Zichzelf voor hen." Hij kreeg zeker heel wat minder dan waar Hij recht op had. Hij stierf voor Zijn kerk.

In Gods orde der dingen wordt door God van de persoon die in autoriteit staat (de vader in een gezin, de pastor van de kerk, of welke autoriteit dan maar ook) verwacht dat hij geeft, geeft en nog meer geeft. Dat is: hij geeft zich onbeperkt. Hij [God] trekt nooit een lijn om te zeggen: "Zo is het genoeg geweest." De reden dat Hij dat niet behoeft te doen is, omdat Zijn Zoon ons liet zien wanneer het genoeg is — bij de dood! (Al kan het zijn dat Hij dat nooit van ons zal verlangen.)

Om dit te doen is het nodig, dat we ons allemaal bekeren in de manier waarop we elkaar evalueren. We kunnen het ons niet langer veroorloven te evalueren overeenkomstig sociale status, geld, kleding, goederen, beroep, vaardigheid, talent, sekse, waar iemand woont, accent, atletische vaardigheden, nationaliteit en nog vele andere dingen. Mensen moeten worden beoordeeld op basis van het feit dat ze de broers en zusters van Christus zijn. Een mens kan geen grotere eer ontvangen. We hebben respect voor hen die we eer geven. Dat is de houding die nodig is om op de juiste wijze te besturen.

HET BESTUUR in de "kerkelijke familie" en de autoriteit liggen bij het Hoofd [Jezus Christus].

Betekent dit dat de dienaren geen autoriteit hebben? Nee, dat betekent het niet. Maar de autoriteit van de dienaar heeft zijn grenzen, net zoals die van ieder ander. En hij moet daarbinnen leven. Zijn autoriteit is beperkt en specifiek. De meest beknopte uitspraak die ik daarover ken, staat in dezelfde brief, in Efeziërs 4. We gaan beginnen in vers 7, omdat ik wil dat we zien wat Paulus hier zegt in het licht van wat we in Efeziërs 1 lazen (dat Christus de gave van God de Vader is aan de kerk).

Efeziërs 4:7-11 Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt. 8 Daarom heet het: opgevaren naar den hoge voerde Hij krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen. 9 Wat betekent dit: Hij is opgevaren, anders dan dat Hij ook nedergedaald is naar de lagere, aardse gewesten? 10 Hij, die nedergedaald is [Christus], Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen. 11 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars.

Net als Jezus Christus de gave van de Vader aan de kerk was, zijn de dienaren Christus' gave aan de kerk. (Om welke reden?) Let erop hoe specifiek dit is.

Efeziërs 4:12-16 12 Om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13 totdat wij allen de eenheid des geloofs [duidend op een verzameling van geloofspunten] en der volle kennis van de Zoon Gods [door ervaring] bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. 14 Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, 15 maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus. 16 En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde.

We zullen ons hier beperken tot de algemene uitspraken betreffende het terrein van autoriteit van de dienaren. Dat ligt in het toerusten van de heiligen tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus.

Het is interessant wat het woord toerusten betekent. Dat betekent: in orde brengen. Met andere woorden het zegt, dat iets nog niet juist gericht is, de richting moet worden aangepast om op één lijn te komen.

Wat niet in orde is, is onze kennis van God, onze kennis van waarheid, onze kennis van Zijn manier van leven. Ons karakter is niet in orde. God heeft daarom een gave aan de kerk gegeven in de vorm van dienaren, om te helpen de mensen op één lijn te krijgen met God.

Ze zullen daarom worden toegerust tot dienstbetoon — dat is een werk van dienen. (God dienen. Getuigen van Gods heerlijkheid.) Dat kan uiteenlopen van het evangelie verkondigen in evangeliserende omstandigheden tot het dienen van lokale gemeenten.

Opbouw betekent het bevorderen van geestelijke groei. Het wordt heel duidelijk, dat het terrein waarop de dienaren autoriteit hebben te maken heeft met onderwijs. Er is ook een bestuurlijke verantwoordelijkheid, maar die bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft te maken met het werk van de kerk. Het heeft niet te maken met het hebben van gezaghebbende autoriteit in het leven van de mensen — hun te dicteren wat ze wel en wat ze niet kunnen doen. De dienaar is een "onderwijsmachine". Daar ligt zijn autoriteit.

Wat ik zo interessant vind, is dat de Bijbel met betrekking tot een dienaar in het geheel niet de aandacht vestigt op autoriteit. Er staan wel dingen die er impliciet aan verbonden zijn, maar het wordt niet in heel veel detail beschreven. Er staat wel iets over. Het lijkt erop alsof het in het voorbijgaan wordt gezegd. Wat echt interessant is, is dat de Bijbel zich in plaats daarvan richt op de houding van de dienaar in het uitvoeren van zijn verantwoordelijkheid — omdat, gemeente, daar het probleem ligt.

2 Corinthiërs 10:12 Want wij ...

Het "wij" is hier een soort van "koninklijk wij". Paulus heeft het voornamelijk over zichzelf.

2 Corinthiërs 10:12 Want wij durven ons niet tellen onder of stellen naast sommigen van hen, die zichzelf aanprijzen. Maar zij meten zich af naar en vergelijken zich met zichzelf, zonder het zelf te begrijpen.

Let erop wat hij daarna zegt.

2 Corinthiërs 10:13-16 Wij daarentegen zullen in ons roemen de perken niet te buiten gaan, maar binnen de perken van de regel, die God ons als beperking gesteld heeft, ook u [Corinthiërs] bereiken. 14 Immers, daar wij niet in de mening verkeren, dat wij u niet kunnen bereiken, overschatten wij onszelf niet, want wij zijn met het evangelie van Christus reeds aan u toe, 15 zonder de perken te buiten te gaan door te roemen op anderer arbeid. Maar wij hebben goede hoop, dat wij, als uw geloof blijft toenemen, onder u, ons houdende aan onze regel, een grote naam zullen krijgen, 16 zodat wij nog verder dan bij u het evangelie zullen mogen brengen, zonder ons te beroemen op hetgeen naar de regel, die aan anderen is gesteld, tot stand was gebracht.

Het woord dat met "perken" is vertaald, is hetzelfde woord waaraan we ook het woord "canon" ontlenen. (Niet "kanon", maar "canon".) Dat woord betekent standaard, limiet of regel. We hebben het over de canon van de Bijbel — dat is de standaard voor de Bijbel.

Wat Paulus aan het beargumenteren is (als ik het zo mag zeggen), is dat hij niet meer op zich heeft genomen dan behoorde, als hij — als hun leider — zijn autoriteit over deze mensen uitoefende. Hij baseert dit op "die God ons als beperking gesteld heeft." God gaf hem deze autoriteit, of deelde hem deze autoriteit toe, over de Corinthiërs — en de kerk te Corinthe. Een andere manier om dit te zeggen is, dat God hem dit gebied had toegewezen om daarin te werken.

In ruimere zin was Paulus de apostel voor de heidenen (evenals Petrus de apostel voor de Israëlitische volken was). Om die reden kon hij in zekere zin elk gebied waar heidenen woonden als zijn werkgebied beschouwen. Corinthe was een heidense stad. Paulus ging daarheen om het evangelie te verkondigen, een gebied dat hem door God was toegewezen. Er werd [daar] door God een kerk opgericht (als resultaat van de verkondiging door de apostel Paulus). En de mensen die door God in de stad Corinthe werden toegevoegd, werden daarna overgeleverd aan de apostel Paulus om hun begrip van de waarheid van God verder uit te diepen — op meer bijzondere en specifieke terreinen van de kennis van God.

Vanuit de context is het duidelijk dat er ook anderen waren die predikten in de stad Corinthe. Het is ook duidelijk uit de brief, dat zij daar niet waren om Paulus te helpen. Zij waren daar niet door hem aangesteld. Veeleer waren zij daar om hem te verdringen. En deze mensen waren ogenschijnlijk "christelijke" dienaren.

We kunnen dit inzien vanwege de argumenten die de apostel hanteert. Hij had van God autoriteit over dat gebied in de wereld ontvangen. Hij was zich heel goed bewust van het gebied waarvoor hij verantwoordelijk was. En hij was zich ook heel goed bewust van het werk van anderen. En hij zorgde ervoor binnen de grenzen van zijn verantwoordelijkheid te blijven. U herinnert zich nog wel uit vorige preken, dat zelfs Jezus Christus binnen de grenzen van de autoriteit moest blijven die Hem door het woord van God werden opgelegd. Hier hebben we een voorbeeld van een apostel die hetzelfde doet. Maar dit is het gebied waar de problemen zich voordoen. Er doen zich problemen voor bij de dienaren, omdat ze "buiten hun boekje gaan", de grenzen overschrijden die God aan hun autoriteit heeft gesteld.

Romeinen 15:20 Ik [Dezelfde apostel, Paulus.] stelde er mijn eer in het te verkondigen, doch zo, dat ik niet (optrad), waar de naam van Christus reeds genoemd was, om niet op eens anders fundament te bouwen.

Aan de ene kant hebben we deze apostel, die zo ijverig was om het werk van God te doen, dat hij zei: "Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig." En toch, aan de andere kant, nam hij grote zorgvuldigheid in acht om te leven binnen de grenzen van zijn aanstelling door God. (De meeste problemen bij de dienaren zijn eruit voortgekomen doordat ze dit niet deden!)

Laten we Handelingen 20 opslaan en verder kijken naar het voorbeeld van Paulus. En we zullen zien (op basis van zijn eigen getuigenis) hoe hij binnen de grenzen van zijn autoriteit bleef. Hier zien we zijn laatste bezoek aan de oudsten in Efeze. In zijn rede tot hen zegt hij:

Handelingen 20:24-27 Maar ik tel mijn leven niet en acht het niet kostbaar voor mijzelf, als ik slechts mijn loopbaan mag ten einde brengen en de bediening, die ik van de Here Jezus ontvangen heb om het evangelie der genade Gods te betuigen. 25 En nu, zie, ik weet, dat gij allen, onder wie ik rondgereisd heb met de prediking van het Koninkrijk, mijn aangezicht niet meer zien zult. 26 Daarom verklaar ik u op de dag van heden, dat ik rein ben van aller bloed; 27 want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen.

Daar zien we zijn autoriteit. "Al de raad Gods te verkondigen." God gaf hem die autoriteit — om dat te doen; en Paulus gebruikte deze tot het alleruiterste. Hoe deed hij dat? Duwde hij het de mensen door de strot? Let er eens op hoe de apostel Paulus zichzelf beperkingen oplegde in wat hij deed. En pas dit meer en meer specifiek toe — als we verdergaan — op waar de autoriteit van de dienaren ligt.

1 Corinthiërs 10:14-15 Daarom dan, mijn geliefden, ontvlucht de afgoderij! 15 Ik spreek immers tot verstandige mensen; beoordeelt dan zelf, wat ik zeg.

Wat doet hij hier? Hij laat een algemeen patroon zien van de manier waarop hij werkt. We zouden de gehele eerste brief aan de Corinthiërs kunnen gebruiken — waar hij een beroep doet op de mensen door krachtige, geestelijke argumenten en redeneringen. Zijn onderwijs was krachtig en duidelijk, maar het was niet dictatoriaal. Hij pleit bij deze mensen om te denken — hun verstand te gebruiken, de kennis van God te gebruiken (van het woord van God). En te zien of de redeneringen en argumenten die hij bij deze mensen aanvoerde, inderdaad juist waren. "Ik spreek immers tot verstandige mensen; beoordeelt dan zelf, wat ik zeg."

2 Corinthiërs 4:2 Maar hebben wij verworpen alle schandelijke praktijken, die het licht niet kunnen zien, daar wij niet met sluwheid omgaan of het woord Gods vervalsen, maar de waarheid aan het licht brengen en zo bij elk menselijk geweten onze eigen aanbeveling zijn voor het oog van God.

Er was totaal geen sluwheid bij Paulus — geen verborgen agenda. Hij manifesteerde waarheid in zijn onderwijs.

Filemon 8-9 Daarom, al zou ik volle vrijmoedigheid in Christus hebben om u te gelasten wat betaamt, 9 toch geef ik ter wille van de liefde de voorkeur aan een verzoek. Nu het zó met mij is, dat ik, Paulus, een oud man ben, thans bovendien een gevangene van Christus Jezus

Paulus redeneerde met de mensen. Paulus presenteerde hun logische argumenten gebaseerd op de Schrift, teneinde hun vrijwillige instemming te verwerven. Teneinde hun vrijwillige onderwerping te verwerven en zeker te stellen dat ze de "controle" zouden overgeven aan de almachtige God.

2 Timotheüs 2:24-25 En een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, geduldig, 25 met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestraffende. Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren

Gemeente, de macht (en de autoriteit) van de dienaren ligt in het gebruiken van de gave van God. In Efeziërs 4, te beginnen in vers 7, zien we dat Christus gaven gaf aan mensen; en op hun beurt gaf hij hen aan de kerk. De macht en autoriteit van de dienaren ligt in het gebruiken — door de dienaren — van de gave van God om zodoende hun verantwoordelijkheid te vervullen.

Hun macht ligt dan in het gebruik van overtuigende taal, die in harmonie is met de waarheid van God — dit zal dan op zijn beurt de Geest van God in de mensen in beweging brengen en hen aanmoedigen (en motiveren) te volgen.

We zullen hier stoppen en ik denk dat ik eerlijk kan zeggen dat ik over twee weken deze serie zal beëindigen. Dank u dus voor uw geduld.



Loading recommendations...