Sermon: Gebed (Deel 4)

Gebed en volharding
#082NL

Given 26-Jun-93

description: (hide)

John Ritenbaugh benadrukt dat volhardend zijn in gebed niet betekent dat men probeert God door onophoudelijk lastig vallen, jammeren of vleien tot actie te bewegen. Lucas 11:1-13 maakt met opzet een duidelijke tegenstelling tussen de edelmoedige natuur van God en die van een onwillige vreemde of een boosaardige tiran. Omdat Zijn tijdschema anders is dan het onze, hebben we soms het idee dat we de controle over de gebeurtenissen volledig kwijt zijn. God bekijkt onze smeekbeden altijd vanuit het standpunt van Zijn doel, test soms onze vurigheid of oprechtheid en weigert onze verzoeken soms botweg, omdat ze ons schade zouden berokkenen. We moeten volharden in gebed en beseffen dat geloof, terwijl het wacht, altijd werkt naar waar het om vraagt. God heeft beloofd ons de wensen van ons hart te geven (Psalm 37:4), op voorwaarde dat we met Hem samenwerken, Hem toelaten Zijn doel in ons leven uit te werken.


transcript:

Ik ga slapen, ik ben moe.
'k Sluit mijn beide oogjes toe.
Here, houd ook deze nacht
Over mij getrouw de wacht.

Velen van ons met een Protestantse achtergrond hebben dit gebed in hun kindertijd geleerd. Daarna leerden we misschien wel het "Onze Vader". Het is heel goed mogelijk, dat we in een groot deel van ons leven niet verder kwamen in een gebed tot God dan dit kindergebed of het "Onze Vader". Ik denk, dat we de vraag moeten stellen of dit echt wel gebeden zijn.

Wat is een gebed? Ik moet zeggen dat het inderdaad gebeden zijn, maar nauwelijks het soort gebed dat God, zoals ik vanuit Zijn woord begrijp, graag van ons wil horen. In werkelijkheid zijn het gebeden die niet veel beter zijn dan de gebedsmolens en de gebedsgezangen van de heidenen.

Jezus zei ons heel duidelijk ijdele herhaling te vermijden. Dat is een gebed dat nooit ergens op uitkomt, nooit enig zinnig verzoek onder woorden brengt. Het is almaar hetzelfde en hetzelfde. Misschien waardeert God een gebed dat op zo'n niveau tot Hem wordt gericht, als men niet tot meer in staat is. Desalniettemin is het niet het soort gebed dat u — als u God was — voortdurend zou willen horen.

De laatste drie preken gingen over diverse aspecten van gebed. De eerste had van doen met geloof in gebed. Vandaag wil ik deze preek beginnen in Mattheüs 21:21-22.

Mattheüs 21:21-22 Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, indien gij geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat met de vijgeboom is gebeurd, maar zelfs indien gij tot deze berg zegt: Hef u op en werp u in de zee, het zal geschieden. 22 En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen.

U zou dit kunnen koppelen aan Hebreeën 11, vers 6, waar staat dat hij die tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat. Onze relatie met God moet verdergaan dan dat. God heeft een persoonlijkheid. Hij is een echte persoonlijkheid. Hij is een persoonlijkheid, wiens karaktereigenschappen worden geopenbaard in wat Hij doet.

Overal om ons heen in de schepping zien we het bewijs van Zijn eeuwige macht en godheid. We zien ontzagwekkende schoonheid. We zien macht en liefhebbende bezorgdheid in de manier waarop Hij in de dingen voorziet. Van tijd tot tijd kunnen we zelfs humor zien. Wie kan zonder te glimlachen naar een vogelbekdier kijken? Het dier ziet er wanordelijk uit. God had een beetje plezier.

We bidden niet tot een uit een stuk karton gesneden figuur of een kortstondig bestaande klodderfiguur van weet ik wat, maar tot een eeuwig levend en dynamisch Wezen, wiens grootste schepping in ons wordt uitgevoerd als we ons aan Hem overgeven. Hij verlangt er niet alleen maar naar een gezin te hebben, maar een gezin naar Zijn beeld. Onthoudt dit, omdat gebed van doen heeft met het doel waar God naar toe werkt. Hij wil een gezin hebben dat naar Zijn beeld is gevormd, waarmee Hij de eeuwigheid levend en werkend kan doorbrengen.

Alle geloof in de wereld kan er niet voor zorgen, dat wij van God krijgen wat we Hem vragen als het niet in overeenstemming is met Zijn wil, of als Hij het niet interessant vindt of u het nu wel of niet krijgt. Denkt u dat dat niet kan gebeuren? Ik geloof, dat dat heel vaak gebeurt.

We kunnen God bidden: "Ik zou graag daar en daar werken en ik zou dan graag die en die positie willen bekleden." Maar het kan God misschien helemaal niet schelen of u daar nu wel of niet werkt. Hij kan Zijn doel met u bereiken ongeacht of u daar wel of niet werkt. Dan interesseert Hem dat niet en zal Hij misschien ook niet reageren.

We wachten op Zijn reactie, terwijl het binnen zijn plan niet relevant is of u nu daar werkt of ergens anders. U bent volledig in staat die beslissing zelf te nemen. Het kan zijn dat Hij niet antwoordt, omdat Hij wil zien welke beslissing u gaat nemen!

Ik geloof, dat we vaak tot God bidden om Hem iets te vragen wat volkomen binnen onze eigen mogelijkheden ligt om te bereiken. God doet in het algemeen voor ons wat we zelf niet kunnen, maar veel dingen die we Hem vragen liggen binnen ons eigen vermogen.

Overweeg dit eens. We kunnen de straf voor de zonde niet betalen, tenzij we sterven. We willen niet sterven. God wil niet dat we sterven. Dus is dat iets dat Hij voor ons wil doen. Als we om vergeving vragen, doet Hij dit heel vrijgevig, omdat het iets is dat alleen Hij kan doen.

We kunnen vragen dat Hij ons berouw geeft. God zal dan hoogstwaarschijnlijk zo met de omstandigheden in ons leven manoeuvreren dat we een diep gevoel van droefheid krijgen over iets dat we hebben gedaan of iets dat we zijn. Misschien gaat die droefheid ons wel overstelpen.

Is het u ooit opgevallen in 2 Corinthiërs 7, dat er een droefheid is naar Gods wil en een droefheid der wereld? God kan ons zover brengen dat er droefheid ontstaat, maar als we niet bereid zijn ons de opoffering te getroosten die nodig is om te veranderen — van iemand die zondigt naar iemand die niet langer zondigt — is God dan een mislukkeling? Terwijl Hij toch deed wat we vroegen?

Hij leidde ons tot berouw, maar omdat we niet bereid waren ons deel te doen, is het voor ons heel gemakkelijk Hem te beschuldigen, dat Hij ons gebed niet heeft beantwoord.

Laten we naar iets positievers kijken. Stel u voor dat we God om liefde vragen. Dat is een heel geldig, mooi verzoek om aan God te doen. We zouden kunnen zeggen dat het Zijn hoofdkaraktereigenschap is. Als er iets is dat God ons wil geven, is het wel Zijn liefde. Hij zegt ons, dat Zijn liefde in onze harten is uitgestort door Zijn Heilige Geest. Het is dus een schitterend verzoek om dat aan Hem te doen.

Ongelukkigerwijs zijn wij vanuit ons menszijn behept met een heel sterk concept over liefde dat samenhangt met gevoelens. Bij de liefde van God zijn ook gevoelens betrokken, maar de liefde van God is ook een handeling. Het is gevoel en actie.

Als we het gevoel hebben, het verlangen naar liefde, maar we voeren niet de vereiste handeling uit om dat gevoel ook werkelijk tot uitvoering te brengen, heeft God dan gefaald? Heeft Hij ons gebed werkelijk verhoord? We zijn ons er niet van bewust geweest, omdat we niet bereid waren ons aandeel te doen door daarna die dingen te doen, die er echt voor zorgdragen dat liefde in ons leven gaat werken.

Veronderstel dat u God om meer vreugde vraagt. Dit is de tweede vrucht van Gods Geest: Liefde, vreugde, ... Een schitterend iets om aan God te vragen. Hij wil dat we een gevoel van welzijn hebben. Niet dat we onbezonnen gelukkig zijn als een dwaas. Daar heeft Hij het niet over.

Er is een voortdurend besef van welzijn in ons leven, dat alles op zijn pootjes zal terecht komen. We kunnen problemen hebben, maar toch is er een algemeen goed gevoel over het leven, over God, over de toekomst. We hebben hoop en daarom een bepaalde vreugde. Maar wat te zeggen, als uw niveau van vreugde na gebed totaal niet verandert?

Ik heb mensen horen zeggen, in antwoord op iets dat in een gesprek aan de orde kwam: "Maar ik voel er niet voor om die dingen te doen!" (De dingen die vreugde zouden uitdragen.) "Ik voel er niet voor om het te doen!" Dat is het punt. Natuurlijk voelen we er niet voor om die dingen te doen. Dat is de reden dat we erom vragen.

We zeggen dan ter zelfrechtvaardiging, maar dat is toch een leugen om een vrolijk gezicht te trekken en opgewekt te doen, alleen maar opdat anderen zich opgewekt gaan voelen? Nee, dat is geen leugen. Het is het aanleren van een nieuwe vaardigheid, die een grote kans maakt een gewoonte te worden; en als het een gewoonte is, dan kan het deel gaan uitmaken van ons karakter en onze persoonlijkheid.

Want u weet dat deze vreugde Gods manier is, de manier waarop Hij wil dat ook wij leven. En u weet dat vreugde een vrucht is van Zijn Geest. U vraagt Hem erom en begrijpt dat u dit nooit op deze manier zou hebben gezocht, dat dit alleen maar komt vanwege uw relatie met Hem, en dat Zijn genade de dynamiek is om vreugde tot stand te brengen, een vrucht van Zijn Geest. Zijn genade. Zijn gaven. Het wordt daarom een uitbreiding van Zijn natuur, van Zijn gerechtigheid. (Gerechtigheid betekent niet meer dan doen wat recht is.) Het wordt een uitbreiding van Zijn natuur, van Zijn gerechtigheid in ons, en het is niet verkeerd dit te doen.

Zei Christus niet dat we onze vijanden moeten liefhebben? Zeker zei Hij dat. Hebt u ooit uw vijand liefgehad? Ik bedoel, dat u een goed gevoel over hem had? Toch is het iets dat we volgens Hem moeten doen, deze mensen liefhebben.

Het is nog steeds een daad van geloof, als we zoiets aan God hebben gevraagd, jezelf ertoe aan te zetten te doen wat jezelf kunt om te bereiken waar u God om hebt gevraagd. God zal in de dingen waarom we hebben gevraagd, voorzien in overeenstemming met de inspanning die wij leveren. Onthoudt dat alstublieft. Het maakt deel uit van, is een aspect van Zijn behoud. Naarmate wij de inspanning leveren, zal God het gebed verhoren. Geloof werkt toe naar waar het om vraagt, terwijl het erop wacht. "Geloof zonder werken is dood."

Als we God in geloof om liefde vragen, dan kunnen we beter maar in actie komen om anderen te gaan liefhebben. Als we om vreugde vragen, kunnen we maar beter ons leven gaan vullen met vreugde door eraan te werken anderen opgewekt en positief en vervuld van hoop te doen voelen. En God zal erin voorzien terwijl u deze dingen doet. Dat doet Hij — totdat wat Hij is, deel van ons is geworden. Het is Zijn vreugde die in ons is; wij hebben om die vreugde gevraagd vanwege de relatie, omdat we Hem willen behagen en omdat we weten dat Hij wil dat we ons zo zullen gedragen.

De tweede preek ging over gebed en vurigheid. God wil dat wij ons hart in onze gebeden leggen. Veel van deze vurigheid ontstaat vanwege de liefde voor Hem en de gemeente. De kwaliteit van onze omgang met elkaar beïnvloedt dit facet van gebed heel sterk.

Bedenk hoe Paulus tweemaal, in de brief aan de Hebreeën, zei dat we onze tijd samen moeten doorbrengen om elkaar aan te vuren, aan te moedigen, op te wekken tot liefde. Als we hierin niet in geloof wandelen en we beschouwen elkaar gewoon als andere mensen met fouten, dan zullen gebeden niet zoveel voor God betekenen.

Onze omgang moet inderdaad plaatsvinden met het begrip dat deze persoon fouten heeft, dat die persoon fouten heeft en dat wijzelf ook fouten hebben. Daarom moet het ons, evenals dat bij God het geval is, gaan om het potentieel. Die persoon heeft het potentieel om een goddelijk wezen te worden net als God dat is.

We verkeren allemaal in verschillende stadia van groei. We zijn allemaal belast met zonde. We hebben allemaal karakterfouten. We zijn allemaal tekort geschoten om te groeien zoals we zouden moeten. Onze omgang met elkaar moet dus op dat begrip zijn gebaseerd. Maar als we op wereldse manier naar anderen kijken, dan garandeer ik u dat u van alles en nog wat in andere mensen zult vinden om over geërgerd te geraken, omdat de fouten er inderdaad zijn — net als de fouten in uzelf. In Gods oog is niemand volmaakt.

Als we op wereldse manier naar mensen kijken, dan kan ik u wel zeggen wat we zullen doen. In plaats van naar mensen te kijken omwille van hun potentieel, omdat Christus in hen leeft, en hen lief te hebben vanwege hun potentieel, zullen we hen alleen maar zien als mededingers voor invloed en leiderschap in de gemeente. We zullen ze in categorieën indelen: zij met wie we willen omgaan en zij met wie we niet willen omgaan. We zullen sommige mensen categoriseren als 'niets' — misschien niet eens waardig om broeder genoemd te worden.

We zullen andere mensen categoriseren als niet meer dan lastposten, mensen die altijd problemen schijnen te veroorzaken. Van anderen zouden we kunnen zeggen: "Ja, ze maken deel uit van een kliek en ze zijn het mikpunt voor anderen." We zullen in alle waarschijnlijkheid alles doen om omgang met die mensen te vermijden. En daar verdwijnt dan de effectiviteit van onze gebeden.

Hoe kunnen we elkaar tot liefde aansporen ... met die houding, of als we zulke dingen doen? We tonen die broeder niet eens de liefde die we hem behoren te tonen. Weet u wat dit is? Het is mensen gebruiken voor uw eigen voordeel. U wilt alleen omgaan met hen waarbij u zich goed voelt. Dat is zelfzuchtig. Dat is zelfgericht. Dat is niet de liefde van God.

Kijk nu eens om u heen. Iedereen is iemand voor wie Christus stierf en in wie Christus leeft. Als zij zoveel voor Christus betekenden, dat Hij Zijn leven voor hen gaf, dan moeten wij eraan gaan werken een echte broeder voor hen te zijn.

Onze gebeden zullen, als we dit doen, positief beïnvloed worden, en omdat we de broeders en zusters liefhebben, zal God reageren. Ik kan u dat garanderen op autoriteit van de eerste brief van Johannes. Hij zei dat iemand die zijn broeder niet liefheeft, een moordenaar is. En u weet dat geen moordenaar eeuwig leven in zich heeft.

Soms kan dat heel moeilijk zijn. Soms is het omgaan met iemand waarmee we niet echt willen omgaan, heel zwaar voor het eigen Ik. Maar het is het waard. Het zorgt ervoor dat we ons bewust worden van behoefte, bewust van hun behoefte en bewust van onze eigen behoefte om de liefde te hebben om echt met die persoon om te gaan.

Wat is het resultaat van het besef van behoefte? Het schept een verlangen. En het verlangen schept niet alleen gebed, maar een gebed met een ernst en vurigheid, die grotendeels afhangt van de kwaliteit van de omgang met God en mensen.

Iedereen is bekend met wat Jacobus in de verzen 14 en 15 van het vijfde hoofdstuk zegt, het vers over het effectieve, vurige gebed van Elia. Als u daar over wilt lezen, het staat in 1 Koningen 18 (ik geloof dat dat het hoofdstuk is) dicht tegen het einde van het hoofdstuk. Toen hij dat gebed bad, waar Jacobus naar verwijst, deed hij dat niet uit irritatie. Hij deed het niet uit geprikkeldheid. Hij deed het vanuit een oprechte bezorgdheid voor Gods volk en voor God Zelf. Hij deed het omdat hij zijn mede-Israëlieten liefhad, en Hij vroeg God te reageren op een manier die mogelijk berouw teweeg zou brengen.

In het ene geval bad hij dat het niet zou regenen voor drieënhalf jaar, zodat het volk misschien het verband zou leggen tussen God en het voorzien in water — en dat Zijn voorzien daarin ervoor zorgde dat zij konden leven.

De volgende keer dat hij bad, bad hij zeven keer. God antwoordde hem niet de eerste keer, de tweede keer, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde, maar pas de zevende keer. Blijkbaar was het iedere keer even vurig en uiteindelijk reageerde God.

De derde preek ging over het zoeken van God. Dit is in het bijzonder van belang voor ons, omdat we in een tijd leven van apathie jegens God. Maar we ontdekten dat het zoeken van God niets van doen heeft met een zoeken om Hem te vinden, maar een tot Hem wenden opdat we worden zoals Hij.

Deze stap is de voornaamste in het bewust worden van behoefte. Het is voor ons heel gemakkelijk om Zijn woord te lezen en te zeggen: "Is Hij geen fantastisch Persoon? Ja, ik zou graag op Hem lijken." (Ik heb het over God.) De kans is heel groot dat het besef van behoefte bij de meeste mensen in de wereld niet verder gaat dan dit. Hopelijk is dat niet het geval binnen de kerk.

Maar als we uit alle macht ernaar streven om op Hem te gaan lijken, begint het duidelijk te worden hoe ver we daar nog van verwijderd zijn. En als we God liefhebben, gaan we alles doen dat maar mogelijk is om op Hem te gaan lijken. Dat betekent dat we Hem met ons gehele wezen zoeken, omdat we Hem willen behagen.

Er ontstaat dus een besef van behoefte. De behoefte creëert het verlangen om te bidden, te vragen om Gods hulp. Het gebed doet heel veel in het opbouwen van de relatie. En de relatie vervolgt de cyclus door ons bewust te doen worden van meer behoeften.

Als Amos dus in Amos 5 zegt: "Zoekt God en leeft!" bedoelde hij leven op twee manieren. Ten eerste in de zin van Mattheüs 4:4, dat "de mens niet zal leven bij brood alleen, maar bij alle woord dat van Gods mond uitgaat." Leven wordt hier gebruikt in de zin van een goddelijke kwaliteit die hier en nu beschikbaar is. Gods manier voegt een kwaliteit van leven toe die menselijk voor ons niet beschikbaar is. De tweede manier vinden we in Johannes 17:3, waar Jezus zei: "Eeuwig leven is het kennen van God," dat is dus eeuwig te leven met die kwaliteit en zelfs meer. Laten we Lucas 11 opslaan, zodat we vandaag nog dieper op dit onderwerp kunnen ingaan.

Lukas 11:5-13 En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben, die midden in de nacht bij hem komt en tot hem zegt: Vriend, leen mij drie broden, 6 want een vriend van mij is op zijn reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten; 7 en dat dan hij, die binnen is, zou antwoorden en zeggen: Val mij niet lastig, de deur is reeds gesloten en mijn kinderen en ik zijn naar bed; ik kan niet opstaan om ze u te geven. 8 Ik zeg u, zelfs al zou hij niet opstaan en ze geven, omdat hij zijn vriend was, om zijn onbeschaamdheid zou hij opstaan en hem geven, zoveel hij nodig heeft. 9 En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. 10 Want een ieder, die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden. 11 Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven? 12 Of als hij om een ei vraagt, hem een schorpioen zal geven? 13 Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?

Dit gedeelte bevat een instructie die heel belangrijk is voor effectief gebed. Vers 9 is in de tegenwoordige tijd van de gebiedende wijs geschreven. Dat duidt erop dat je door moet gaan met wat je op het moment doet. "Ga door met vragen." "Ga door met zoeken." "Ga door met kloppen." Dat past precies bij datgene wat eraan voorafgaat, bij de illustratie van de volhardende vriend. Laten we vers 13 nog eens lezen.

Lukas 11:13 Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?

Laten we dit niet verkeerd begrijpen. We zouden op basis hiervan gemakkelijk kunnen veronderstellen, dat we op een of andere manier moeten volharden om God om te praten, zodat Hij ons iets geeft. Dat is niet de les.

Let erop, dat God "veel meer" bereid is te geven dan een mens dat is om gaven aan zijn zoon te geven. Als een mens bereid is gaven aan zijn zoon te geven, dan is God zelfs meer bereid om gaven te geven. God behoeft niet te worden omgepraat om Zijn hand te openen en ons te geven waar we om vragen. Volhardend zijn betekent geheel iets anders. God is niet onwillig om te reageren. Volharding is niet nodig omdat Hij ons zogenaamd niet hoort.

U herinnert zich die andere gelijkenis uit Lucas 18 nog wel. Laten we die opslaan. Daarna gaan we weer terug naar Lucas 11. In deze gelijkenis zei Jezus dat de mens altijd behoort te bidden en niet moet opgeven. Laten we de eerste zeven of acht verzen doornemen.

Lukas 18:1-8 Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen. [De Petrus Canisius vertaling zegt: "en nooit de moed te verliezen".] 2 En Hij zeide: Er was in een stad een rechter, die zich om God niet bekommerde en zich aan geen mens stoorde. 3 En er was een weduwe in die stad, die telkens tot hem kwam en zeide: Verschaf mij recht tegenover mijn tegenpartij. 4 En een tijdlang wilde hij niet, maar daarna sprak hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij niet om God en al stoor ik mij aan geen mens, 5 toch zal ik, omdat deze weduwe het mij moeilijk maakt, haar recht verschaffen; anders komt zij mij ten slotte nog in het gezicht slaan. 6 En de Here zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt. 7 Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten? 8 Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?

Deze gelijkenis is in het bijzonder van belang, omdat zijn doel veel meer betrekking heeft op ons, die nu in deze tijd leven, dan de mensen tot wie Hij sprak. Hij heeft van doen met mensen die in de eindtijd leven. "Als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden?"

Let op het vers dat hier pal aan voorafgaat. "Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten?" Hij heeft het over mensen die in de eindtijd leven, de ergste tijd die er ooit op aarde is geweest. De enige vergelijkbare tijd is de tijd van Noach. En u weet wat er in de dagen van Noach gebeurde. God wiste alle leven op aarde uit, behalve het leven van de acht mensen en de dieren die in de ark waren.

Deze keer zal Hij echter, omwille van de uitverkorenen, niet toestaan dat de aarde op die manier vernietigd wordt. Maar het geeft u en mij een beeld van de tijd waarin we leven. We leven in een tijd waarin we van alle kanten worden afgeleid.

We leven in tijden waarin er van alle kanten uitnodigingen tot zonde op ons afkomen — of het nu op de televisie is, in de bioscoop of in boeken. We behoeven alleen maar de straat op te gaan. We worden er aan alle kanten door omgeven, we zitten er middenin. Overal waar we kijken, zijn er verzoekingen om ons bij God vandaan te slepen.

Ik ben er zeker van dat Christus hier op deze tijd doelde — omdat de bijbel het heeft over "recht verschaffen" — daarom heeft Hij het over een tijd waarin mensen mogelijk zelfs ter dood worden gebracht. Als ze niet ter dood worden gebracht, worden hun bezittingen misschien in beslag genomen. Als ze niet ter dood worden gebracht, worden ze misschien door de vijanden van de christenen opgepakt en ergens in concentratiekampen ondergebracht.

Er zullen dan dingen gebeuren waarvoor Christus ons waarschuwt en zegt, dat we in de eindtijd maar beter kunnen bidden — omdat we aan krachten onderworpen zullen worden die nooit eerder op deze aarde actief waren. Deze dingen zullen, met al hun kracht, echt een beproeving zijn om ons van God weg te rukken, ons weg te rukken van deze manier van leven, ons van Gods waarheid weg te rukken. Ons behoud zal door gebed komen — volhardend gebed tot God: dat Hij tussenbeide komt, dat Hij voor ons voorziet, dat Hij ons behoud geeft, dat Hij het ons mogelijk maakt al de afleidingen die zich voordoen, langs ons heen te doen gaan.

Nogmaals, de les van deze gelijkenis in Lucas 18 is niet dat we God moeten lastig vallen, maar dat we moeten leren op God te wachten en ondertussen door te gaan met bidden. We moeten tot Hem bidden in het besef (wetende dat we het weten) dat Hij in een andere tijdsorde leeft dan wij. Voor Hem is duizend jaar als een dag en een dag is als duizend jaar.

Voor u en mij is dat niet het geval. Het lijkt mij wel, dat bij het ouder worden de tijd steeds sneller gaat. Hij gaat almaar sneller en sneller. Dat zorgt ervoor dat we vinden dat ons verzoek snel beantwoord moet worden. Weet u waarom dat is?

Het is geen zaak van begeerte en zelfzucht, maar ik geloof dat er een gerechtvaardigd gevoel in ons is, een gevoel dat we de zaak niet onder controle hebben. Dat het leven ons uit de handen glipt en dat we hulpeloos staan tegenover het voortgaan van de gebeurtenissen.

Wat we moeten bedenken is, dat God, die in die andere tijdsorde leeft, alles onder controle heeft. Zelfs de dood is aan Hem onderworpen. Hij bewees dat met Jezus. Er is niets dat zich aan de controle van God onttrekt.

Waarom stelt God dan uit? Waarom wil Hij dat wij volhardend zijn, terwijl Hij uitstelt? Gemeente, het is heel belangrijk dat Hij uitstelt. Het is heel belangrijk dat wij volhardend zijn.

Het eerste dat we in beschouwing zullen nemen, is dat Hij inderdaad "Nee" tegen ons verzoek kan zeggen. Ik geloof, dat dat meestal gebeurt omdat het verzoek of zelfgericht is, of iets is dat we zelf kunnen doen.

Maar veronderstel dat het een verzoek is naar Zijn wil en dat Hij het gaat toekennen, dan test Hij ons geloof of Hij test de oprechtheid van ons verzoek. Is het alleen maar een wens die we aan een Geest vragen, of is het iets dat we werkelijk willen? Of ten derde, het is iets dat Hij eenvoudig nu niet kan doen, omdat het niet goed zou zijn voor allen die erbij betrokken zijn.

Christus zegt in deze gelijkenis dus: "Geef niet op!" Hij probeert ons ervan te verzekeren, dat zelfs terwijl God uitstelt, Hij actief luistert en in actie zal komen. Wees daarvan overtuigd, Hij zal het doen! Ik wil u straks een psalm voorlezen, tenminste een vers uit een psalm.

Nu weer terug naar Lucas 11. Als we tot God bidden, houdt God de boot niet af omdat we Hem irriteren. Hij spot niet met ons, spot niet met onze gebeden, door ons een armzalig substituut te geven van datgene waar we om hebben gevraagd. God zal geen steen geven voor een stuk brood. God zal geen schorpioen geven in plaats van een ei. God zal ons geven waar we om vragen!

Geloven we dat? Ik kan u garanderen, dat als Hij het geeft, het meer en beter zal zijn dan waar we om vroegen — omdat Hij zo vrijgevig is. Weet u dat er in het boek Psalmen staat dat Hij ons het verlangen van ons hart wil geven? Dat is vrij algemeen. Hij onthoudt ons geen dingen. Hij zal nooit iets doen dat voor Zijn doel met ons schadelijk zal zijn.

God houdt de boot niet af. En Hij spot niet met onze gebeden door in een substituut te voorzien. Hij zegt ons hier door Christus, dat zelfs mensen die niet vrijgevig zijn, goede gaven geven. Eigenlijk zouden de woorden 'goede gaven' beter vertaald kunnen worden met 'gezonde dingen'.

God geeft gaven die niet alleen voldoen aan de noden van dit moment, maar ook voor alle eeuwigheid — en, Lucas zegt, dat het hoogstwaarschijnlijk iets van Zijn Geest zal zijn, iets dat we door het graf heen kunnen meenemen naar Zijn koninkrijk.

God zal onze gebeden dus altijd op Zijn manier beantwoorden, maar soms, gemeente, vragen we om dingen die zeer schadelijk voor ons zouden zijn. Daarom moet Hij op Zijn manier antwoorden. Hij weet voor het moment beter wat goed voor ons is dan wijzelf.

Dit gedeelte hier in Lucas 11:1-13 is aan één hoofdonderwerp gewijd — ons te instrueren aangaande onze manier van denken over God de Vader. Ten eerste, Hij is geen onwillige vreemde, die we alleen maar door onze overvloed van woorden, onder dwang, zover kunnen krijgen dat Hij ons Zijn vele gaven schenkt. Dat is niet het punt waar het bij volhardend zijn om draait.

Ten tweede, Hij is geen boosaardige tiran, die een vals plezier heeft in de poetsen die Hij Zijn onderdanen kan bakken — door een schorpioen te geven in plaats van een ei.

Ten derde, Hij is geen toegeeflijke grootvader, die in alles voorziet dat Hem wordt gevraagd. Hij bederft Zijn kinderen niet.

Ten vierde, Hij is onze hemelse Vader, die in antwoord op ons gebed barmhartig en welwillend goede gaven schenkt wanneer ze nodig zijn. De sleutel is hier: "goede gaven wanneer ze nodig zijn."

Hebt u er ooit over nagedacht dat de goede gaven in gedeelten kunnen komen, verspreid over een bepaalde tijd? Soms zijn we ons niet eens bewust dat het aan de gang is. Toch was Hij bezig te voorzien in precies datgene waar we om vroegen. Maar op de een of andere manier zijn we geestelijk niet oplettend genoeg om het te zien.

Die gelijkenis daar maakt één aspect duidelijk van waarom we volhardend moeten zijn in gebed, maar er is nog een aspect waarom we volhardend moeten zijn. Dat heeft van doen met onze manier van denken over Gods macht en Zijn doel, en hoe onze verzoeken binnen die twee passen.

Ongelukkig genoeg, begrijpen we vaak Gods rol als Schepper niet op de juiste manier en hebben we de neiging op een beperkte manier aan Hem te denken als onze Weldoener. Hij is beide. Hij is zowel Weldoener als Schepper. Wij hebben echter de neiging de nadruk te leggen op het aspect van weldoen, terwijl Hij de neiging heeft het scheppende aspect te benadrukken. Als wij dus een behoefte voelen en het verlangen is groot, omdat we vinden dat de nood urgent is, dan willen we dat het verlangen onmiddellijk wordt vervuld, omdat we dat als het antwoord zien.

We kunnen het inderdaad absoluut bij het juiste einde hebben, dat dat het antwoord is en dat waarom we vragen goed is in Gods ogen en het in overeenstemming is met Zijn wil. Maar er is vanuit Gods standpunt meer verbonden aan ons verzoek dan vanuit het onze.

Bedenk wat ik al eerder zei. Hij leeft in een andere tijdsorde dan wij. Tijd betekent voor Hem niet hetzelfde als voor ons. Dat niet alleen. Zijn manier van denken over ons verzoek is anders — omdat Hij ernaar kijkt vanuit het standpunt van Zijn doel in plaats vanuit het standpunt waaruit u er naar kijkt. Dat is om verlichting, of kracht, of een gave, of sterkte te krijgen, zodat u in staat zult zijn Hem beter te dienen. Het verzoek is goed. Het is juist. Maar God kijkt er toch anders naar dan wij. Laten we het boek Spreuken opslaan in hoofdstuk 2.

Spreuken 2:1-5a Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart [deze persoon zoekt God], 2 zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, 3 ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft [Het is nogal duidelijk dat deze persoon bidt. Hij verheft zijn stem, doet God een verzoek, om wijsheid, kennis, begrip en onderscheidingsvermogen.]; 4 indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, 5 dan zult gij de vreze des HEREN verstaan ...

Ziet u wat Salomo daar schreef? Het is niet alleen maar een zaak om iets te vragen dat binnen Gods wil ligt. We moeten er niet alleen om vragen, maar we moeten er ook aan beginnen om juist datgene waar we om vragen tot stand te gaan brengen. Weet u nog wat ik zei? Het geloof in God werkt naar het doel toe. Dat doel is nu precies datgene waar de persoon om vroeg, ...

Spreuken 2:5-6 ..., dan zult gij de vreze des HEREN verstaan en de kennis Gods vinden. 6 Want de HERE geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid; ...

Ziet u hoe deze dingen met elkaar samenhangen? We moeten vragen. We moeten ernaar zoeken. En terwijl we dat allemaal doen, is God bezig om het ons te geven. Hij verzekert er Zich van dat we het vinden. Maar wij werken eraan. Daarom zouden we bijna kunnen zeggen: "God gaf het niet, ik was degene die het bereikte." Maar dat zou niet eerlijk zijn jegens God. Dat zou feitelijk het lasteren zijn van Zijn Heilige Geest — omdat we Hem erom hebben gevraagd en Hij gereageerd heeft. Maar hoe heeft Hij gereageerd? Beetje bij beetje — terwijl wij zochten, groeven, mediteerden en over deze dingen nadachten en ze met elkaar vergeleken.

Spreuken 2:7-9 Hij bewaart hulp voor de oprechten, Hij is een schild voor wie onberispelijk wandelen, 8 terwijl Hij waakt over de paden van het recht en de weg zijner gunstgenoten beschermt. 9 Dan zult gij gerechtigheid en recht verstaan, ook rechtschapenheid, elke goede weg.

We kunnen hier een conclusie trekken met betrekking tot waarom we volhardend moeten zijn in gebed. Als we God om een gave vragen, is het onwaarschijnlijk dat deze als een kant en klaar pakketje komt.

Daar is een reden voor. Als u graaft om zilver of goud te vinden, is er dan ook maar enige schijn van kans, dat als u eindelijk iets vindt, dat het dan reeds de vorm heeft van een ring met een diamanten setting?

Nee. U zult het in de vorm van erts vinden. Het moet nog gezuiverd worden en nadat het gezuiverd is, moet er nog aan worden gewerkt om het in de vorm van het voorwerp te krijgen dat we eraan willen geven.

Er is hier wijsheid. Als we God om Zijn gaven vragen, komt het tot ons in de vorm van erts, niet als voltooid product, maar als ruw materiaal. Hij wil dat we erover denken, mediteren, het vormgeven en ermee werken totdat het naar Zijn beeld is.

Hier volgt een principe. Als we hier vanuit Gods standpunt naar kijken — in het licht van Zijn doel (bedenk dat Hij schepper is) en ons verzoek aan Hem — dan is God er het meest in geïnteresseerd dat we het proces gaan begrijpen. Dat wil zeggen: hoe kunnen we datgene waar we om vroegen, voortbrengen.

In de huidige technologische maatschappij is het mogelijk, dat mensen een antwoord krijgen zonder zelfs het proces te begrijpen. Bijvoorbeeld een kind kan mathematische antwoorden krijgen middels een rekenmachine zonder te weten hoe hij moet optellen, aftrekken, vermenigvuldigen of delen.

Dat is het principe waar we hiermee te maken hebben. U kunt antwoorden krijgen zonder te weten hoe op te tellen, af te trekken, te vermenigvuldigen of te delen. U kunt in de huidige tijd antwoorden krijgen zonder ook maar iets van het proces te begrijpen. God zal nooit op die manier met ons omgaan — omdat we Hem er dan hoogstwaarschijnlijk ook zo om zouden gaan vragen.

Hij zal reageren op dingen die eigenschappen zijn van Zijn karakter. We zullen Hem om liefde gaan vragen. Hij zal daarop antwoorden. We zullen Hem om vreugde gaan vragen, en vrede en zelfbeheersing en geloof en trouw en meer van die eigenschappen — die helemaal meegenomen kunnen worden door de opstanding heen tot in Zijn koninkrijk.

God zal ervoor zorgen dat we ernaar gaan graven, zoals Hij hier zei. Met Zijn hulp kunt u werken en vormgeven. Zo kunt u door de ervaringen van het leven werken aan uw behoud, samen met uw partner, met uw familieleden, met uw buren, met degenen waarmee u in de kerk omgaat — en met God Zelf.

Als we niet volhardend zijn, zullen we zelfs het erts nooit vinden — laat staan het eindproduct verwerven.

God wil dat we begrijpen HOE liefde voort te brengen, HOE vreugde voort te brengen, HOE vrede voort te brengen, niet alleen maar het te hebben, maar het voort te brengen! Veronderstel dat we God om vrede vragen, iets dat heel goed zou passen in wat Hij ons zou willen geven ... We gaan nu naar Jacobus, hoofdstuk 3, de verzen 13 tot 18. Houd hierbij Spreuken 2 in gedachten.

Jacobus 3:13-18 Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken [het opgraven van het erts: zijn werken in de omgang met de leden van de gemeente, zijn werken in bidden tot God ...] met wijze zachtmoedigheid [Let op die eigenschap van God.]. 14 Indien gij echter bittere naijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid. 15 Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels; 16 want waar naijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. 17 Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. 18 Maar gerechtigheid [Wil niet iedereen de vrucht van gerechtigheid?] is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten.

Er is een voorwaarde aan verbonden. U vraagt God om vrede en uw leven is in grote verwarring. U wordt van alle kanten door anderen belaagd en met argumenten over allerlei onderwerpen om de oren geslagen en u hebt geen vrede en u weet niet hoe vrede te maken.

God om vrede vragen is Hem om een zinnig iets verzoeken. Ik denk dat Hij ons hoogstwaarschijnlijk door een proces zal laten gaan om te leren hoe vrede te maken; dat zou wel eens heel pijnlijk kunnen zijn, omdat het in sterke mate vereist dat we onszelf vernederen.

Laten we naar een ander voorbeeld kijken. Weer naar het boek Spreuken. Deze keer naar Spreuken 18:24.

Spreuken 18:24a (Statenvertaling) Een man, die vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te houden; ...

Wat te doen als u vrienden wilt hebben? U wilt dat uw leven wat meer afwisseling kent. Maar wat als u iemand bent die graag op zichzelf is — iemand die er nooit echt plezier in heeft gehad om onder andere mensen te zijn? U voelde zich niet op uw gemak in de aanwezigheid van andere mensen. Maar u begint in te zien, dat dit u in geen enkel opzicht helpt in uw relatie met God.

Ik geloof niet, dat Jezus Christus iemand was die graag op zichzelf was. Weet u waarom? Omdat mensen die graag op zichzelf zijn, er moeite mee hebben anderen te helpen, omdat ze in principe helemaal in zichzelf opgaan. Ze hebben een echt probleem. Dat is geen goede karaktereigenschap voor de taken waarvoor God ons aan het voorbereiden is.

Ik weet niet wat uw visie op de wereld van morgen is, hoe die eruit zal zien en wat we daar zullen gaan doen, maar ik denk niet ["Dit is de ketterij van John Ritenbaugh."] dat we op ivoren tronen zullen lanterfanten en bevelen zullen uitblaffen. Ik geloof dat onze taak veel meer zal lijken op die van het Vredeskorps. (Noot van de vertaler: Het Vredeskorps is een Amerikaanse overheidsinstelling voor vrijwilligershulp aan ontwikkelingslanden.)

De meesten van ons kennen het Vredeskorps wel — mensen gaan naar het buitenland om de Verenigde Staten te vertegenwoordigen. Ze werken samen met de mensen daar in de modder. Ze onderwijzen hen hoe het land te bebouwen. Ze onderwijzen hen hoe dit te doen en hoe dat te doen, in een poging om hen in diverse dingen te onderwijzen die wij in de Verenigde Staten deel van ons leven vinden uitmaken ([vaardigheden] nodig en goed om de beschikking over te hebben).

Als Jezus Christus Zelf een goed voorbeeld was van God die Zijn volk bezocht ... Dat deed Hij toch, nietwaar? Hij was God in het vlees. Hij is vlees geworden. Denk na over Jezus' leven en waar Hij mee bezig was. Hij mengde Zich op een heel persoonlijk niveau onder de mensen. Ik denk dat het patroon van wat we in de wereld van morgen zullen gaan doen, daardoor is vastgesteld.

Zijn taak, toen Hij hier op aarde kwam, was die van een vakman: een timmerman, metselaar, aannemer. Hij had in Zijn werk te maken met mensen op elk niveau van de maatschappij. Dit principe heeft veel van doen met gastvrijheid. Gastvrijheid heeft weer veel van doen met omgang met elkaar. Bedenk, dat we het nog steeds hebben over mensen die graag op zichzelf zijn. Mensen die graag op zichzelf zijn, kunnen niet erg gastvrij zijn. Omdat ze zijn zoals ze zijn, hebben ze de neiging ook niet zo gemakkelijk met anderen om te gaan.

Tussen twee haakjes, deze eigenschap van gastvrijheid is een absoluut vereiste voor een 'oudste'. Deze eigenschap wordt daar onder de kenmerken in Timotheüs opgesomd. Weet u waarom? Ze kunnen hun taak eigenlijk niet uitoefenen zonder gastvrij te zijn. Als ze mensen zijn die graag op zichzelf zijn, dan zullen ze zich van grote gedeelten van de gemeente afscheiden, gedeelten die ze verondersteld worden te dienen.

Gastvrijheid en omgang is niet alleen maar mensen over de vloer hebben. Mijn vrouw en ik zijn in situaties geweest, dat we bij iemand over de vloer kwamen en er waren daar zoveel mensen, dat de gastheer en gastvrouw net Marta waren. Ze hadden zoveel tijd nodig om de groep te dienen, dat ze nooit echt veel tijd hadden om bij de groep te gaan zitten en goede gesprekken te hebben met de mensen die ze hadden uitgenodigd.

Dat is geen omgang. Dat is niet de juiste vorm van gastvrijheid. Ongetwijfeld zouden sommigen in zo'n situatie er wel iets aan hebben. Onze omgang moet met Christus zijn. We moeten allemaal met elkaar omgaan in en door Christus. We kunnen dat overal hebben. Dat behoeft niet bij iemand thuis te zijn. Dat behoeft niet voor of na een kerkdienst te zijn, maar dat zijn wel de beste tijden en is meestal wel de plaats wáár we het hebben [omgang met de mede-gemeenteleden].

Dat betekent dat Hij centraal staat. Hij staat in het middelpunt van het waaróm we bij elkaar zijn. Het betekent dat we in staat zijn te gaan zitten en over Hem te praten, over Zijn woord te praten, over Zijn werk te praten, over geloof te praten, over beproevingen, fouten, hoop en dromen te praten — deze dingen met elkaar te delen. Hieruit komt het verlangen voort om te bidden — dat een grote bijdrage zal leveren aan wat we zullen worden.

Gastvrijheid en vriendschap bieden ons de gelegenheid om niet alleen een vriend te zijn, maar ook om een broeder te zijn die ernaar verlangt dat uw problemen verdwijnen. Een broeder die verlangt dat uw hoop en dromen worden vervuld — dat de fouten die u hebt gemaakt u niet langer zullen beïnvloeden of dat u ervan zult leren, en dat uw geloof zal toenemen en dat u tot liefde zal worden aangespoord. God zal reageren op de gebeden van zulke mensen.

Wat als we God vragen ons te helpen om meer uitgaand en vriendelijker te worden en we daarna nooit de stappen nemen om dat in praktijk te brengen — in praktijk te brengen wat wij kunnen doen om vriendelijker te worden? Dan zal het nooit gebeuren, tenzij we bereid zijn om door dat proces te gaan en God toe te staan op die manier op ons gebed te reageren.

Levend geloof werkt, in de wetenschap dat het nooit zal krijgen waar het om vraagt, tenzij het door God wordt gegeven, maar ook in de wetenschap dat het zelf stappen moet nemen om te bereiken waar het om vraagt!

Laten we naar het boek Handelingen gaan, hoofdstuk 12, vers 16. Een kleine episode uit het leven van Petrus ... we halen daar slechts een kleinigheid uit.

Petrus zat in de gevangenis. God haalde hem eruit. Hij deed iets voor Petrus, dat Petrus zelf niet kon doen. De mensen baden allemaal: "Haal Petrus uit de gevangenis." God zond een engel en Petrus werd uit de gevangenis gehaald.

Petrus ging naar het huis en klopte op de deur. De jongedame, Rode, kwam naar de deur en smeet de deur recht in Petrus' gezicht weer dicht, rende terug en zei: "Petrus' engel staat aan de deur." Het was niet Petrus' engel, het was Petrus. Maar let erop wat Petrus deed.

Handelingen 12:16 Maar Petrus bleef kloppen en toen zij opengedaan hadden, zagen zij hem en waren verbijsterd.

We zijn weer terug bij volharding. Petrus klopte niet slechts één keer. Zelfs toen de deur voor zijn neus werd dichtgegooid, bleef hij kloppen. Waarom? Omdat hij vroeg om binnengelaten te worden. Dat is het punt waar het bij volharding om gaat. Als we iets gedaan willen hebben, moeten we er gewoonlijk achteraan blijven zitten tot het is gedaan.

Weer terug naar Petrus. Petrus' carrière in de bijbel wordt gekenmerkt door fouten. Soms verprutste hij het op een geweldige manier. "Ik zal u nooit verlaten! Ik zal u, Christus, nooit ontrouw worden." Wie was de eerste die ontrouw werd? De eerste die op snoevende wijze de uitspraak deed, dat dit nooit zou gebeuren. Hij maakte nog veel meer fouten.

Wat we over Petrus moeten begrijpen is, dat iedere keer dat hij het verprutste, iedere keer dat hij onderuit ging, hij weer opstond, zich het stof afsloeg en verder ging. Dit principe is heel belangrijk.

Met hoeveel verschillende materialen experimenteerde Thomas Edison voordat hij een geschikte gloeidraad voor de gloeilamp vond? Dat waren er wel meer dan duizend. Het was een tijdrovende en ontmoedigende taak, maar uiteindelijk kwam hij in aanraking met tungsteen. En zoals we kunnen zeggen, de rest is geschiedenis en de gloeilamp — een echt werkende gloeilamp — was geboren.

Dichters en schrijvers werken met woorden, speurend naar het juiste woord en de juiste combinatie. Ik las eens in een biografie van Winston Churchill dat hij een hele week besteedde aan één zin in zijn "bloed, zweet en tranen" toespraak voor het Engelse volk. Een hele week op één zin, de woordvolgorde veranderen, het weer op een ander manier onder woorden brengen, er vanuit een andere gezichtshoek naar kijken, woorden vervangen, synoniemen gebruiken, totdat die zin tot volle tevredenheid was gevormd. Hij ging er volhardend mee door.

De meesten van ons zijn bekend met Abraham Lincoln. Hij was voortdurend bezig zijn toespraken opnieuw te schrijven. Hij zei, alles met elkaar samengenomen, waarschijnlijk enkele van de meest memorabele dingen in de Amerikaanse geschiedenis. Dat kwam niet gemakkelijk tot stand. Hij werkte er heel hard aan, volhardend. Veranderend, aanpassend, herschrijvend, het uiteindelijk in een vorm gietend waarover hij zich enigszins op zijn gemak voelde om het zo te brengen.

Volharding is heel belangrijk voor een sierlijk karakter, omdat alles dat waardevol is alleen maar bereikt wordt omdat iemand op volhardende wijze voortploetert.

De meesten van ons kennen de naam Florence Nightingale wel. Zij bracht de waardigheid en de discipline van verpleging niet impulsief in een opwelling tot stand. Ze moest allereerst de weerstand van haar familie overwinnen, daarna de weerstand van de doktoren. Ziet u, vrouwen deden zulke dingen nu eenmaal niet. Daarna kwamen de regeringsambtenaren, daarna de legerofficieren, daarna de soldaten zelf en tenslotte het publiek. Het kostte haar tientallen jaren om dat voor elkaar te krijgen.

Wat als Israël nooit de stappen had genomen om door de Rode Zee te trekken of verder te gaan naar het beloofde land? Ze vroegen God hen te redden. God opende de weg voor hen, maar zij moesten daarna wel tussen de watermuren door lopen.

Denkt u niet, dat terwijl zij tussen die massieve muren van water door liepen, aan weerszijden opgehoopt, bestaande uit miljarden tonnen gewicht die hen zouden verpletteren tot niets meer dan een vetvlek als ze omlaag zouden storten, dat ze baden? Denkt u niet, dat als u dat zou doen, u de gehele tijd zou bidden? "God, houd dat water tegen. Houd het tegen. Nog 500 meter, houd het tegen!" We zouden de gehele weg bidden en misschien wel wat dwaze dingen bidden, dat er niet een vis uit zou floepen en op ons hoofd zou belanden.

Er staat in Hebreeën 11, dat ze in geloof doortrokken. Ik ben er zeker van dat ze tijdens de gehele doortocht baden, dat God zou doorgaan met het voorzien in wat ze nodig hadden totdat ze de andere kant bereikten.

Laten we Jesaja 40 opslaan. Bedenk dat we met volharding moeten bidden, niet omdat God overgehaald moet worden om met tegenzin te geven waar we om vragen, maar opdat we parallel daaraan Zijn verlossing mogen zien. Dat wij door het proces worden geleid, dat datgene waar we om vragen, voortbrengt. Dan zullen we weten hoe het anderen te onderwijzen.

Ik begrijp dat het Vredeskorps mensen uitzendt die hun vak kennen. Ze zijn experts op hun gebied. Denkt u dat God mensen zal uitzenden die niet weten hoe de dingen te doen? Nee, ik geloof dat Hij experts zal uitzenden.

Als we naar volharding in gebed kijken — ernaar kijken vanuit Gods perspectief als Schepper, niet alleen maar als Weldoener, en ernaar kijken dat Hij Zichzelf aan het voortplanten is, waarbij Hij Zijn karakter in ons tot stand brengt — dan wordt het absoluut essentieel dat we door het leerproces gaan om te leren hoe deze dingen tot stand komen. Als we dichtbij Hem zijn, zullen we met volharding tot Hem gaan bidden om door te gaan met ons te voorzien van wat we ook maar nodig hebben.

Jesaja 40:26 Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? Hij, die het heer daarvan in groten getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid zijner sterkte en omdat Hij geweldig van kracht is; er blijft er niet één achter.

God moedigt deze mensen aan, omdat zij verslapten. Ze stonden op het punt op te geven. En God zegt, door Jesaja, "Het probleem is, dat u naar uw eigen kracht kijkt. God zal voorzien in wat nodig is. Waarom vraagt u Hem er niet om?"

Hij zal het verzoek niet afwijzen. Het kan zijn dat Hij het op een andere manier geeft dan wij wel zouden willen, verspreid over een andere tijdsperiode dan wij zelf zouden willen. Desalniettemin zal er iets goeds uit voortkomen, zowel voor Zijn doel als voor ons. Dat goede zal een eeuwigheidswaarde hebben. Hij zegt:

Jesaja 40:27a Waarom zegt gij, o Jakob, en spreekt, o Israël: mijn weg is voor de HERE verborgen ...

"O, God beantwoordt mijn gebeden niet! Hij ziet niet wat er gaande is. Hij heeft Zijn ogen dicht. Zijn aandacht is ergens anders op gevestigd ..."

Jesaja 40:27b-28 ... en mijn recht gaat aan mijn God voorbij? 28 Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de HERE, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden.

Hij weet alles. Hij ziet alles. Hij begrijpt alles. Hij heeft het gehoord. Hij antwoordt. Maar Hij doet dat binnen het raamwerk van Zijn scheppende processen, niet binnen het onze. Hij verlangt dat we Hem met volharding zoeken, omdat Hij ons geloof wil beproeven. Hij wil de oprechtheid van onze overtuigingen beproeven. Hij wil zien of we dit ding waar we om vragen, werkelijk willen hebben. Willen we het zo graag dat we er achteraan blijven gaan? Terwijl Hij ons door deze ervaringen voert, voorziet Hij ons in precies datgene wat we nodig hebben ...

Jesaja 40:29-31a Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte. 30 Jongelingen worden moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, 31 maar wie de HERE verwachten, putten nieuwe kracht; ...

Wat heb ik u verteld over het doel van die gelijkenissen daar in Lucas 11 en Lucas 18? Niet dat God niet hoort. God geeft ons de dingen niet met tegenzin. Hij wil echter dat wij leren wachten — terwijl Hij naar Zijn doel in ons leven toewerkt.

Jesaja 40:31 maar wie de HERE verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat.

God is als een coach die winnaars, overwinnaars, kampioenen voortbrengt, omdat Hij hen zo goed traint en discipline bijbrengt in de fundamentele zaken. Jesaja moedigt ons aan onze aandacht op God en Zijn onvergelijkbare macht te richten. Hij zegt dat er iets absurds in ons denken zit, als we denken dat God onoplettend is door ons niet te horen, of niet in staat te doen waar we om vragen, zodat we op een of andere manier gaan denken, dat Hij geen aandacht schenkt aan onze smeekbeden.

We kunnen, als we in zo'n situatie terecht komen, vragen "waarom?" Bijna alsof het ons recht is, in het bijzonder nadat we onszelf tot Zijn slaaf hebben gemaakt. Maar maakt u niet bezorgd. Dat is de bemoediging hier. God heeft het niet vergeten. Hij heeft onze gebeden inderdaad gehoord. Hij zal erin voorzien, op dezelfde manier als Hij reeds in andere dingen voorziet.

Op de een of andere dag zullen we terugkijken en zien hoe Hij voorzag in precies de juiste hoeveelheid op precies de juiste tijd — net als het manna in de woestijn. Dat wordt door het manna gesymboliseerd. Iedere morgen was er net zoveel als ze nodig hadden, en op vrijdag was er voor twee dagen en dat bleef dan ook twee dagen goed (God voorzag dus ook daarin).

Hun kleren versleten niet tijdens hun gehele tocht door de woestijn. Hoorde God hun smeekbeden? Hij deed dat zeer zeker. Laten we afsluiten met Psalm 37, de verzen 1, 4 en 5.

Psalm 37:1 Wees niet afgunstig op de bedrijvers van ongerechtigheid, benijd niet wie onrecht plegen.

Het gaat me hier voornamelijk om het woord "afgunstig" — omdat het voor ons nogal gemakkelijk is om God iets te vragen en dan in onze ogen een uitstel te zien. Dan worden we afgunstig op anderen die zogenaamd wel ontvangen, en gaan we ons zorgen maken of we datgene waarom we hebben gevraagd, nu wel of niet zullen ontvangen.

Psalm 37:4-5 Verlustig u in de HERE; dan zal Hij u geven de wensen van uw hart. 5 Wentel uw weg op de HERE en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken.

Dat is een belofte die niet kan worden gebroken, omdat God Zichzelf ertoe heeft gezet. Maar wees volhardend en begrijp dat Hij ons door het proces zal voeren, dat de meeste van de dingen waar we Hem om vragen, tot stand brengt. In de tussentijd zal Hij in onze noden voorzien, zodat we door dat verzoek veel meer zullen ontvangen dan we ooit hebben gedroomd.



Loading recommendations...