Sermon: Pascha (Deel 7)

Gods feesten en heidendom
#018NL

Given 02-May-92

description: (hide)

In dit zevende deel van de serie over het Pascha suggereert John Ritenbaugh, gebruikmakend van een analogie uit het gebeuren met Rodney King, dat mensen die kiezen voor een Pascha op de vijftiende dat niet doen vanuit een puur motief om de waarheid te zoeken, maar in plaats daarvan een onverantwoorde greep naar de macht tot uiting laten komen. Jammer genoeg hebben omvangrijke herinterpretaties en veranderingen de betekenis van het Pascha en Ongezuurde Broden in belangrijke mate vervormd, waardoor het onderscheid tussen beide gebeurtenissen is vervaagd. Zelfs belangrijke protestantse theologen beseffen de drastische veranderingen, die door mensen bedachte praktijken op hetzelfde niveau plaatsten als de geboden van God. Behalve dat ze geen oog hebben voor de ware betekenis van Christus' offer, volgen voorstanders van een Pascha (oud en nieuw) op de vijftiende zonder dat ze het weten de traditie van Jerobeam, waardoor hij zijn volk tot klinkklaar heidendom bracht.


transcript:

Laten we om te beginnen Ezechiël 9:8-9 opslaan. Ik lees u dit voor uit The New Revised English Bible [NRE].

Ezechiël 9:8 [Vertaald naar de NRE.] Terwijl het doden voortging, bleef ik alleen achter; ik wierp mij op de grond, terwijl ik uitriep: HERE, gaat u alle Israëlieten die overgebleven zijn, in dit uitgieten van uw toorn over Jeruzalem vernietigen?

De context van deze verzen is een visioen dat God aan Ezechiël gaf. Daarin zei Hij de engelen door de stad te trekken en een teken op de voorhoofden te plaatsen van hen die zuchtten en kermden over al de gruwelen die er in Jeruzalem bedreven werden. Ezechiël wordt verontrust als hij het grote aantal mensen ziet dat ter dood wordt gebracht. Ik wil dat we Gods reactie op die vraag — de angstige vraag van Ezechiël — horen.

Ezechiël 9:9 [Vertaald naar de NRE.] Hij antwoordde: De ongerechtigheid van Israël en Juda is inderdaad heel groot. Het land is vol bloedschuld. De stad is vol onrecht. Ze zeggen: De HERE heeft het land verlaten en ziet het niet.

Sommigen van u hebben wellicht bijbels waarin het woord dat hier in The New Revised English Bible is vertaald met "onrecht", wordt vertaald met "verdorven" of "verdorvenheid". Beide woorden zijn van toepassing. Verdorven of verdorvenheid betekent opzettelijk afwijken van aanvaardbaar of normaal gedrag. Het betekent tegengesteld, onhandelbaar of grillig. "Onrecht" is een handeling die onverdiende moeiten voor anderen teweegbrengt — een schending van 'fair play'.

Ik breng dit te berde omdat we deze week [op het nationale nieuws] levendige voorbeelden hebben gezien van wat er gebeurt als mensen denken dat de beperkingen van zelfs "normaal, aanvaardbaar, sociaal gedrag" niet langer in acht behoeven te worden genomen. We zagen regelrechte beroving, vernietiging van eigendom, mensen angst aanjagen, ernstig letsel en pijn toebrengen. En we zagen ook zinloos moorden.

Dit werd allemaal gedaan met een gevoel van volledige rechtvaardiging en blijkbaar zonder enige gedachte dat ze zullen moeten betalen voor wat ze hebben gedaan. Dit wordt allemaal gedaan onder het beschamende voorwendsel van het zoeken van recht — terwijl tezelfdertijd aan degenen die worden aangevallen hun recht wordt ontzegd en hun burgerlijke vrijheden worden weggenomen.

Kan het resultaat van twee kwaden ooit iets goeds zijn? Recht, in de bijbelse betekenis, is niet alleen wat men bij het gerecht verkrijgt. Het is veeleer dat wat men aan anderen geeft. Recht is eerlijkheid. Recht is doen wat juist is.

In het boek Amos wordt het zo nauw geassocieerd met gerechtigheid, dat het daarvan nauwelijks onderscheiden kan worden. (Ik bedoel "gerechtigheid" en "recht".)

Laten we Spreuken 18 opslaan. Daar staan drie verzen die ik nu wil lezen. Ik lees dit weer uit The New Revised English Bible. Recht is anderen behandelen, zoals jezelf behandeld wilt worden.

Spreuken 18:13 [Vertaald naar de NRE.] Een vraag beantwoorden, voordat je de volledige vraag hebt gehoord, is zowel dom als beledigend.

"Een vraag beantwoorden, voordat je de volledige vraag hebt gehoord, is zowel dom als beledigend." En we zouden in dit geval (in het bijzonder in Los Angeles) ook kunnen zeggen "dodelijk".

Spreuken 18:17 [Vertaald naar de NRE.] De eerste spreker schijnt in een rechtsgeding gelijk te hebben, totdat een ander komt om hem aan een kruisverhoor te onderwerpen.

Spreuken 18:2 [Vertaald naar de NRE.] Dwazen zijn niet geïnteresseerd in het zoeken van begrip; zij zijn er slechts opuit hun eigen mening naar voren te brengen.

De manier waarop deze mensen handelen is in het bijzonder een valstrik voor hen die zichzelf belangrijk vinden. Dit wordt allemaal gedaan door mensen die voor dit bepaalde geval slechts eenentachtig seconden "bewijs" hebben gezien. Rodney King kreeg recht, omdat recht veel meer is dan de uiteindelijke beslissing. Recht omsluit het gehele proces! Wat King niet kreeg, was "wraak". Maar in feitelijk ieder geval dat voor het gerecht wordt gebracht, is er een verliezer. Dat is de werkelijkheid.

En daarom is het Gods advies aan Zijn volk (in het evangelie van Mattheüs) om "met uw tegenstander tot overeenstemming te komen terwijl u nog onderweg bent, opdat hij u niet voor het gerecht daagt". Dat is een andere manier van zeggen dat Gods advies eruit bestaat om de dingen onderling te regelen. Regel het buiten het gerecht om. Doe wat je maar kunt om 'je verlies te beperken'.

Als Rodney King dat had gedaan, nadat hij werd aangehouden wegens het met 180 kilometer door de straten van Los Angeles rijden, dan was dit nooit gebeurd — omdat hij zich aan de politie zou hebben onderworpen, die hem dan niet zou hebben afgeranseld. In plaats daarvan zit de gehele natie nu in een crisis die aan drieënveertig mensen het leven heeft gekost. Tweehonderd anderen zijn zeer ernstig gewond. En het verandert de levens van miljoenen tot aan de dag van hun dood en daarnaast kost het ook nog eens miljarden dollars.

Ik zeg dit NIET om de kwaliteit van de beslissing van de jury te evalueren. Maar veeleer om de aandacht te vestigen op de onverantwoordelijke 'greep naar de macht' door hen die de opstootjes veroorzaakten. En om de wijsheid van Gods raad aan Zijn volk te benadrukken, zelfs op basis van schriftgedeelten die we als onduidelijk of onbelangrijk zouden kunnen beschouwen. Maar de mens moet leven bij ieder woord van God. En we moeten ervan onder de indruk zijn hoeveel belangrijker het is om aan de belangrijkste van Gods geboden, die het fundament vormen voor een gehele manier van leven, te gehoorzamen

Het gebod dat we aan het bestuderen zijn, is er daar één van. Pascha (en het op de juiste manier houden) is belangrijk! En ik ben ervan overtuigd dat één van de belangrijkste redenen dat de joden de Messias verwierpen is, omdat het hun aan het onderwijs ontbrak dat God hun zou hebben gegeven ALS ze het Pascha op de juiste manier hadden gehouden. Ze zagen niet uit naar een lam dat reeds van vóór de grondlegging der wereld was geslacht. Ze keken uit naar een overwinnende Messias die hen van de onderwerping aan Rome zou bevrijden en hun het "recht" zou verschaffen waarop ze meenden recht te hebben.

God zegt in de Psalmen:

Psalm 111:10 De vreze des HEREN is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen die ze betrachten. Zijn lof houdt eeuwig stand.

Er is een Chinees spreekwoord dat ongeveer als volgt luidt: "Ik hoor en ik vergeet. Ik zie en ik herinner me. Ik doe en ik begrijp." Dat is het punt waar het hierom gaat. Weet u dat toen Salomo zijn befaamde verzoek aan God deed, hij niet rechtstreeks om wijsheid vroeg — maar veeleer om begrip, zodat hij wijs mocht zijn in het richten van Gods volk Israël. Dat hij dus eerlijk zou zijn en hun recht zou verschaffen. We krijgen in het boek Spreuken het advies dat wijsheid het belangrijkste is. "Verwerf boven alles wijsheid." Maar we zien dat "wijsheid" deel uitmaakt van een proces dat vooraf wordt gegaan door het verwerven van kennis gevolgd door begrip. Wijsheid is de juiste toepassing van de feiten waarmee we door de omstandigheden van het leven worden geconfronteerd.

Dat is ook het punt met betrekking tot de feiten die de bijbel ons over het Pascha geeft. Maar deze mensen die daar in Los Angeles bij de opstootjes betrokken waren, hebben niet naar "wijsheid" gezocht. Ze waren niet uit op "begrip". Ze grepen alleen maar naar de macht!

In de vorige preek zagen we dat God, aan het begin van het tweede jaar nadat Israël Egypte verliet, "een geweldige gelegenheid" had om de viering van het Pascha anders te doen plaatsvinden dan zoals het oorspronkelijk in Exodus 12 werd geboden. We zagen, door het doornemen van Exodus 25 tot 40 en Numeri 7 tot 9 (de hoofdstukken die de instructies bevatten voor de bouw van de tabernakel en alles wat daarbij behoorde — inclusief de wijding van de priesters en de Levieten), dat er geen verandering plaatsvond waardoor de tabernakel en de priesters erbij betrokken zouden worden. In plaats daarvan verwees God (in Numeri 9) naar wat duidelijk de oorspronkelijke instructies waren door het volk te zeggen dat ze "de instellingen" moesten gehoorzamen.

Daarna gingen we verder om Numeri 28 en 29 vrij gedetailleerd te onderzoeken. Daar vonden we al de instructies betreffende de offeranden die — iedere dag, iedere nieuwe maan, iedere sabbat en iedere feestdag — in de tempel, of de tabernakel gebracht moesten worden. Ze worden daar allemaal vermeld. En de instructies betreffende het Pascha zijn opvallend door hun afwezigheid. Er is niets veranderd!

We sloten die preek dus af met de verschillen die er bestaan tussen de twee benaderingen — de oorspronkelijke Pascha instructies en de traditionele viering door de joden.

  1. Bij het originele Pascha werd het lam gedood aan het begin van de veertiende.
    Bij het traditionele Pascha werd het lam gedood aan het eind van de veertiende.

  2. Bij het originele werd het lam thuis gedood.
    Bij het traditionele werd het lam in de tempel gedood.

  3. Bij het originele werd het lam door het hoofd van het gezin gedood.
    Bij het traditionele werd het lam door de priester gedood.

  4. Bij het originele werd het bloed op de deurposten gesprenkeld.
    Bij het traditionele werd het bloed op het altaar gesprenkeld en werd het vet op het altaar verbrand.

  5. Bij het originele werd het lam in de nacht van de veertiende gegeten.
    Bij het traditionele werd het lam in de nacht van de vijftiende gegeten.

  6. Het originele gedenkt het 'voorbijgaan'.
    Het traditionele gedenkt de Exodus.

  7. Bij het originele duren het Pascha en het feest van ongezuurde broden in totaal acht dagen.
    Bij het traditionele worden de zeven dagen van ongezuurde broden ten onrechte "het Pascha" genoemd.

Er zijn meer verschillen tussen de twee, maar ik denk dat dit genoeg is om een goed idee te krijgen. Door naar deze vergelijking te kijken, kunnen we zien dat deze belangrijke herinterpretaties en aanpassingen de betekenis van het Pascha en van ongezuurde broden in belangrijke mate hebben veranderd.

Wat zo interessant is, is dat de joden de verandering — van twee aparte feesten naar één — toegeven. Vanaf dit punt zal ik veel voorlezen. Ik doe dat omdat u, in veel gevallen, het materiaal van die bronnen niet tot uw beschikking hebt. In sommige gevallen is het voor sommigen van u moeilijk — misschien wel onmogelijk — om deze bronnen te bemachtigen. Ik hoop dus dat u geduld met me hebt. Ik hoop dat ik dit interessant genoeg kan maken zodat u zult luisteren, en dat u zult inzien dat er onderzoekers zijn die precies die dingen, waarover ik u in de laatste zes preken en nu verder in de zevende heb onderwezen, willen toegeven.

Ten eerste van onze bekende "vriend" Josephus. In Antiquities of the Jews, boek II, hoofdstuk 15, sectie 1, zegt hij:

Wij houden acht dagen een feest, dat het feest der ongezuurde broden wordt genoemd.

Dat is gedeeltelijk onjuist en gedeeltelijk juist, maar hij geeft tenminste toe dat het feest uit acht dagen bestaat.

The Jewish Encyclopedia — dat is dan de gezaghebbende Jewish Encyclopedia gepubliceerd in 1905 — zegt in volume 9 onder de titel "Pascha":

Vergelijking van de opeenvolgende lagen van wetten in de Pentateuch die met het feest van doen hebben, maakt het duidelijk dat de instelling, zoals die zich ontwikkelde, werkelijk een samengesteld karakter heeft. Twee feesten die oorspronkelijk apart waren, zijn in elkaar opgegaan ...

Nu een aantal aanhalingen uit The Interpreter's Dictionary of the Bible. Het is een modern, gezaghebbend, vrijzinnig protestants woordenboek. Veel van de dingen die ze hebben te zeggen zijn heel interessant. Blijkbaar hebben ze geen specifiek eigen belang te verdedigen. Ze presenteren alleen het bewijs dat zij in de geschiedkundige verslagen en in de bijbel vinden. Al deze aanhalingen komen uit volume 3, onder de titel "Het Pascha en ongezuurde broden".

De eerste aanhaling komt van pagina 663 en 664.

In het huidige Judaïsme wordt het woord Pesh, of Pascha, gebruikt om te verwijzen naar een hele serie vieringen die met het seizoen samenhangen. Dit gebruik is sinds ongeveer de tweede eeuw van het christelijke tijdperk ingeburgerd ... Het gebruik van één naam, Pascha, duidt erop dat de Misjna, evenals Josephus, alle vieringen als onderdeel van één enkel geïntegreerd feest behandelde. Dat is niet altijd zo geweest. [Pagina 664] Dit duidt op een herinnering dat er twee afzonderlijke eenheden of feesten waren binnen het ene geheel aan vieringen. Maar dit onderscheid werd niet zorgvuldig bewaard ... Temidden van alle onzekerheid over het Pascha en ongezuurde broden in Israël, is er op twee punten een algemene overeenstemming: het feest bevat twee componenten die oorspronkelijk apart stonden.

Van pagine 665:

In veel opzichten komt de viering [van het Pascha door de joodse Samaritanen aan het begin van de veertiende] preciezer overeen met de schriftuurlijke voorschriften, opvallend genoeg met die uit Exodus 12, dan met de ware viering in de dagen van Jezus in Jeruzalem — onder andere een herinnering dat, in de meer dan drieduizend jaar geschiedenis als Israëlitische viering, het Pascha altijd — hoe onmerkbaar dan ook — aan het veranderen is geweest.

Nogmaals pagina 665:

De grootste hoeveelheid materiaal die in het Oude Testament over het Pascha en ongezuurde broden gaat, wordt gevonden in Exodus 12:1 tot 13:16. Het staat daar als onderdeel van het verhaal over het doden van de eerstgeborenen der Egyptenaren en het daarop volgende vertrek van de Israëlieten. Het oogmerk van de vertellers [dus de schrijvers: Mozes] is om beide vieringen te associëren met de historische bevrijding van Israël. Ze doen dit door te benadrukken dat beide in Egypte werden ingesteld.

Pagine 666:

Hij [H.G May, een beroemd protestants geleerde] vindt dat Exodus 12:1-28 als geheel het feest verbindt met het joodse leven in de Diaspora: het wordt [zegt hij] consequent weergegeven als een eenvoudige viering die thuis plaatsvindt met een schaap als offerdier.

Pagina 667:

Het feit dat het [het verslag in Exodus 12:1-28] wordt weergegeven als iets dat volledig thuis plaatsvindt en waarbij geen tempelceremonie betrokken is — is het belangrijkste onderscheid in relatie met alle andere verslagen.

Nogmaals pagine 666:

In relatie met het Pascha uit de nieuwtestamentische periode, onthult deze sectie zowel overeenkomsten als verschillen. Er is dezelfde zorg voor het feest als gezinsaangelegenheid; al wordt er niet gezegd dat het kleinste 'gezin' uit tien personen moet bestaan, er staat wel dat iemand samen moet gaan met 'zijn buren' (Exodus 12:4) zodat de groep groot genoeg is om het lam te kunnen opeten. Het ordenen schijnt meer in termen van natuurlijke gezinseenheden te zijn gebeurd dan middels de 'gezelschappen' uit het tijdperk van de Misjna. Bovendien is er geen enkele aanwijzing dat het Pascha een pelgrimsfeest was [Met andere woorden de mensen verlieten hun huizen niet om naar een centrale plaats te gaan.], zelfs niet van een gemeenschappelijk heiligdom [dus geen tabernakel en geen tempel] ... [In het verslag van het oorspronkelijke Pascha in Exodus 12.] Er is geen uitdrukkelijke verwijzing naar priesterlijke of Levitische bijstand bij het slachten; de Misjna verandert kennelijk de oorspronkelijke betekenis van de woorden 'de gehele vergadering der gemeente van Israël' (Exodus 12:6) door het te behandelen als een machtiging voor de drie afdelingen [dat zijn de drie afdelingen der priesters] die nodig waren voor alle offeranden in de tempel. [In Exodus 12] Het voorschrift om de lammeren 'in de avondschemering' te doden wordt letterlijker gevolg in het Samaritaanse ritueel; het Hebreeuws wordt op de juiste manier geïnterpreteerd als schemering en kan niet volledig in overeenstemming worden gebracht met de latere praktijk dat het offer in de late middag werd gebracht ...

Hoorde u dat, gemeente? Dit is een moderne publicatie. Verder met de aanhaling.

Het meest opvallende verschil tussen dit priesterlijke verslag en de latere praktijk is echter dat de viering, alhoewel duidelijk met het karakter van een offer, geheel een huiselijke aangelegenheid was. Er is geen duidelijke verwijzing naar een heiligdom; en in plaats van tegen het altaar te worden gesprenkeld wordt er 'enig bloed' gestreken (Exodus 12:7; conform vers 22) aan de deurposten en de dorpel van elk huis waarin de viering plaatsvindt ... Dit is niet alleen een eenvoudige huiselijke viering, het is een waarnemen op de meest plechtige manier.

Nu pagina 668:

Op basis van dit materiaal kwam Wellhausen [een protestantse Duitse theoloog] tot de conclusie dat het samenvoegen van het Pascha met ongezuurde broden pas in de tijd van Josia plaatsvond. Het landbouwkundige feest der ongezuurde broden werd, zo meende hij, als zodanig gehouden als een nationaal Israëlitisch feest tot in de dagen van Josia. [Luister nu naar het volgende. Dit is goed.] De sectie in Deuteronomium 16:1-10 werd geïnterpreteerd als een poging om de privé-vieringen van het Pascha af te schaffen en de apotropais rituelen [de goddelijke bescherming door het bloed dat op de deurposten en de dorpel werd gesprenkeld] die hier [het huiselijk vieren van het Pascha] karakteristiek voor waren te elimineren; daarom werd het Pascha samengevoegd met het nationale feest [der ongezuurde broden] in Jeruzalem.

Dat is een vernietigende conclusie! En het zou overvloedig duidelijk moeten zijn dat zelfs de wereld erkent dat de latere joodse traditie van een lam dat in de tempel werd gedood, aan het einde van de veertiende, niet in overeenstemming met de bijbel kan worden gebracht. De werkelijke fout zijn de pogingen van mensen om hun praktijken binnen de Schrift te laten passen en daarbij verder te gaan met door mensen uitgedachte praktijken — terwijl ze ondertussen beweren dat hun tradities dezelfde status hebben als de geboden van God.

Dit is natuurlijk niets nieuws. Het bewijs van het afwijken door Israël van Gods weg is in de Schriften goed gedocumenteerd. We zullen naar enkele voorbeelden hiervan gaan kijken, voorbeelden die direct van invloed zijn op dit onderwerp van het Pascha.

Psalm 78:1-5, 10-11 Een leerdicht van Asaf. Wend het oor, mijn volk, tot mijn leer, neigt uw oor tot de woorden van mijn mond; 2 ik wil mijn mond tot een spreuk opendoen, ik wil aloude verborgenheden verkondigen. 3 Hetgeen wij gehoord hebben en weten, en onze vaderen ons hebben verteld, 4 dat willen wij voor hun kinderen niet verhelen; wij willen vertellen aan het volgende geslacht des HEREN roemrijke daden, zijn kracht en de wonderen die Hij gewrocht heeft. 5 Hij richtte een getuigenis op in Jakob en stelde een wet in Israël, die Hij onze vaderen gebood hun kinderen te leren, ... 10 Zij onderhielden Gods verbond niet, zij weigerden in zijn wet te wandelen 11 en vergaten zijn werken en zijn wonderen, die Hij hun had doen zien.

Hij heeft het hier specifiek over die mensen die in Mozes' tijd leefden, onmiddellijk na het Pascha en de dagen der ongezuurde broden — over de veertig jaar die zij al rondtrekkend in de woestijn doorbrachten.

Psalm 78:12, 17, 32-33, 37, 40, 54-59 Ten aanschouwen van hun vaderen deed Hij wonderen in het land Egypte, het veld van Soan; ... 17 Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen, zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste; ... 32 Ondanks dit alles [Ondanks Gods genade. Ondanks alles waarin Hij voorzag.] zondigden zij verder en vertrouwden niet op zijn wonderen. 33 Toen deed Hij hun dagen eindigen in nietigheid en hun jaren in verschrikking. ... 37 hun hart was niet standvastig bij Hem, zij waren niet getrouw aan zijn verbond. ... 40 Hoe vaak waren zij weerspannig tegen Hem in de woestijn, griefden Hem in de wildernis, ... 54 Hij bracht hen naar zijn heilig gebied [het land Israël], de berg die zijn rechterhand had verworven; 55 Hij verdreef volken voor hen uit, mat hun die toe als erfelijk bezit, en liet Israëls stammen in hun tenten wonen. 56 Maar zij verzochten God en waren weerspannig tegen Hem, de Allerhoogste, en onderhielden zijn getuigenissen niet; 57 zij werden afvallig en trouweloos evenals hun vaderen; faalden als een bedrieglijke boog, 58 zij tergden Hem door hun hoogten, wekten Hem tot naijver door hun beelden. 59 God hoorde het en werd verbolgen, en versmaadde Israël ten enenmale,

Dat geeft ons een overzicht van wat er onmiddellijk na het uittrekken uit Egypte begon en het ging almaar door. We zullen dit door de bijbel heen gaan volgen, omdat we de achtergrond moeten begrijpen van wat er in de dagen van Hizkia en Josia gebeurde. Met deze achtergrond zullen we begrijpen waarom deze mannen deden, wat ze deden.

Laten we helemaal terug gaan naar het boek Richteren. We zullen door de tijd heengaan — van de tijd dat Israël in de woestijn was tot de tijd dat ze nu in het land woonden. Mozes is dood. Aäron is dood. Jozua is dood. De oudsten die Jozua overleefden, zijn dood. En Israël leeft nu onder het systeem van richteren.

Richteren 2:7, 11-13, 16-19 Het volk diende de HERE gedurende heel het leven van Jozua en van de oudsten die Jozua overleefden, en die heel het grote werk gezien hadden, dat de HERE voor Israël gedaan had. ... 11 Toen [toen Jozua en de oudsten stierven] deden de Israëlieten wat kwaad is in de ogen des HEREN en gingen de Baäls dienen. 12 Zij verlieten de HERE, de God hunner vaderen, die hen uit het land Egypte geleid had, liepen andere goden achterna uit de goden der volken rondom hen, bogen zich daarvoor neer en krenkten de HERE. 13 Wanneer zij de HERE verlieten en de Baäl en de Astartes dienden, ... 16 dan verwekte de HERE richters, die hen verlosten uit de macht van hun plunderaars. 17 Ook naar hun richters luisterden zij echter niet, maar liepen overspelig andere goden na en bogen zich daarvoor neder; zij haastten zich om af te wijken van de weg die hun vaderen bewandeld hadden door te luisteren naar de geboden des HEREN; zij handelden niet naar behoren. 18 Telkens wanneer de HERE hun een richter verwekte, was de HERE met de richter en verloste hen uit de macht van hun vijanden, zolang die richter leefde; want de HERE werd bewogen door hun gekerm over hun verdrukkers en benauwers. 19 Maar met de dood van de richter begonnen zij weer verderfelijk te handelen, erger dan hun vaderen, door andere goden achterna te lopen, die te dienen en zich daarvoor neer te buigen; in niets gaven zij hun verstokte handel en wandel op.

Gemeente, begint het plaatje u duidelijk te worden? Zolang er sterk, juist, goed en rechtvaardig leiderschap is van iemand die de weg van God volgt, ZOLANG heeft het volk de neiging op die weg voort te gaan. Maar als het leiderschap van die rechtvaardige man eenmaal verdwenen is, DAN keert het volk heel snel terug tot afgodendienst — dienen ze andere goden, dienen ze Baäl, dienen ze Astarte. En daaruit komt geheel de hoeveelheid van verschrikkelijke dingen voort waarvan we hier in onze eigen maatschappij, hier in de Verenigde Staten, getuige zijn.

Richteren 21:25 In die dagen was er geen koning in Israël; ieder deed wat goed was in zijn ogen.

Eenvoudig gezegd — ze overtraden Gods geboden en dienden andere goden. Dit ging onveranderlijk voort tot de tijd dat Samuël richter was. In Samuëls dagen stond God hun toe een koning (Saul) te hebben, die ook ontrouw bleek te zijn. Saul was wat we vandaag in de politieke wereld een pragmaticus zouden noemen. Hij deed gewoon wat juist scheen. Hij deed wat in die tijd scheen uit te werken. Maar hij had geen echt karakter. Hij baande zich geen weg naar de rechte en smalle weg van God.

God verwierp hem dus en koos David, die wel trouw was. En Hij bezorgde David grote welvaart; en meer naar het einde van zijn regering gaf Hij hem ook vrede. Hij gaf deze beide (welvaart en vrede) door aan zijn zoon Salomo. Salomo was echter niet trouw zoals David; en Salomo's zonde bereidde de volgende stap voor in Israëls afval.

1 Koningen 11:1 Koning Salomo nu had behalve de dochter van Farao vele vreemde vrouwen lief: Moabitische, Ammonitische, Edomitische, Sidonische en Hethitische,

Als u weet wat er in vers 2 staat, zult u waarschijnlijk denken: "Salomo dacht waarschijnlijk dat dit kleine gebod van God er niet zoveel toe deed." (Het huwen van buitenlandse vrouwen.) God zei: "Doe dat niet! Als je dat doet, zullen ze je hart van Mij doen afkeren." Salomo dacht waarschijnlijk dat hij sterk genoeg was om dat te kunnen weerstaan en dat hij zich nooit van God zou afkeren. Een "kleinigheid" — maar het was geen "kleinigheid".

1 Koningen 11:4 Het geschiedde namelijk, toen Salomo oud geworden was, dat zijn vrouwen zijn hart meevoerden achter andere goden, zodat zijn hart de HERE, zijn God niet volkomen was toegewijd gelijk dat van zijn vader David.

Het leek erop dat David in zijn leven steeds krachtiger werd. Met Salomo was het net anders. Salomo begon sterk, maar hij zwakte naar het einde steeds verder af — daar zijn zwakheid, waarschijnlijk met het ouder worden, steeds duidelijker werd.

1 Koningen 11:5-9, 11-13 Zo liep Salomo Astarte, de godin der Sidoniërs, achterna, en Milkom, de gruwel der Ammonieten, 6 en Salomo deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, en hij volgde de HERE niet ten volle, zoals zijn vader David. 7 Toentertijd bouwde Salomo een hoogte voor Kemos, de gruwel van Moab, op de berg ten oosten van Jeruzalem, en voor Moloch, de gruwel der Ammonieten. 8 Hetzelfde deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die reukoffers en slachtoffers aan haar goden brachten. 9 Derhalve werd de HERE vertoornd op Salomo, omdat zijn hart zich afgewend had van de HERE, de God van Israël, die hem tweemaal verschenen was, ... 11 Toen zeide de HERE tot Salomo: Omdat het zo met u gesteld is, dat gij mijn verbond en mijn inzettingen, die Ik u geboden had, niet in acht genomen hebt, zal Ik voorzeker het koninkrijk van u afscheuren en het uw knecht geven. 12 Maar bij uw leven zal Ik dat niet doen, ter wille van uw vader David; uit de hand van uw zoon zal Ik het afscheuren. 13 Evenwel zal Ik niet het gehele koninkrijk afscheuren, één stam zal Ik aan uw zoon geven ter wille van mijn knecht David en ter wille van Jeruzalem, dat Ik verkoren heb.

Salomo zette het patroon voor de meeste van de volgende koningen van Israël en Juda. Toen Salomo stierf werd hij door zijn zoon (Rechabeam) opgevolgd en die liep in de voetsporen van zijn vader (Salomo). Er brak dus een opstand uit — met als resultaat de splitsing van Israël en Juda in twee naties. De tien stammen van Israël in het noorden en de twee stammen van Juda in het zuiden.

De koning van Israël was Jerobeam I. De koning van Juda, uit Davids geslacht, was Rechabeam. Het merendeel van de Levieten voegde zich bij Juda.

1 Koningen 12:25-33 Jerobeam versterkte Sichem op het gebergte van Efraïm, en ging er wonen. Hij trok vandaar en versterkte Penuël. 26 En Jerobeam zeide bij zichzelf: Nu zal het koningschap tot het huis van David terugkeren. 27 Indien dit volk optrekt om slachtoffers te brengen in de tempel des HEREN te Jeruzalem, zal het hart van dit volk terugkeren tot hun heer, tot Rechabeam, de koning van Juda; dan zullen zij mij doden en terugkeren tot Rechabeam, de koning van Juda. 28 Toen overlegde de koning en maakte twee gouden kalveren, en zeide tot het volk: Het is te veel voor u om op te trekken naar Jeruzalem. Dit zijn uw goden, o Israël, die u uit het land Egypte hebben geleid. 29 Hij stelde het ene op te Betel en het andere plaatste hij te Dan. 30 En dit werd een oorzaak tot zonde. Zelfs was het volk voor het ene (beeld) uitgelopen tot Dan toe. 31 Verder maakte hij tempels op de hoogten, en stelde priesters aan uit alle kringen van het volk, die niet tot de Levieten behoorden. 32 Ook voerde Jerobeam een feest in voor de achtste maand, voor de vijftiende dag dier maand, overeenkomstig het [loofhutten-] feest in Juda, en hij besteeg het altaar. Zo deed hij te Betel en offerde aan de kalveren die hij gemaakt had. Daarbij liet hij telkens de priesters der hoogten, die hij aangesteld had, in Betel optreden. 33 Toen hij het altaar bestegen had, dat hij te Betel gemaakt had — op de vijftiende dag in de achtste maand, in de maand die hij eigener beweging had uitgekozen om voor de Israëlieten een feest in te stellen — toen hij dan het altaar bestegen had om het offer te ontsteken,

Jerobeam was een gewiekst politicus. Ik geloof dat de bijbel hem "slim" noemt. Hij zag dus snel in dat de mogelijkheid bestond dat hij zijn koninkrijk, zijn aanhang, zou verliezen, als het volk naar Jeruzalem in het zuiden bleef reizen om het feest te vieren. Hij nam zodoende een politiek gewiekste beslissing om een andere religie in te stellen. Zelfs al staat er dat "hij bij zichzelf zei", toch betekent dit in het allerminst dat hij een "nieuwe" religie bedacht. Hij deed niet meer dan reeds bestaande heidense praktijken in zijn systeem opnemen en daar vanuit de regering steun aan verlenen.

Nu een aanhaling uit een boek met de titel The Golden Bough [De gouden tak], geschreven door Sir James George Frazer (een Engelsman), van pagina 120:

De vroegere Babylonische koningen, van de tijd van Sargon I tot de vierde dynastie van Ur of later, beweerden in hun leven goden te zijn. De monarchen van de vierde dynastie van Ur in het bijzonder lieten tempels tot hun eer bouwen; zij plaatsten hun beelden in diverse heiligdommen en bevolen het volk aan hen te offeren; de achtste maand was speciaal gewijd aan de koningen, ook werden er offeranden aan hen gebracht bij de nieuwe maan [de eerste dag van de maand] en op de vijftiende dag van iedere maand [volle maan].

Later zullen we meer zien van het belang van de vijftiende dag van de maand in de heidense praktijken. Maar terwijl u dit overdenkt, kunt u het maar beter in relatie gaan brengen met de vijftiende dag van de eerste maand — omdat we, ik zeg het nu reeds, die richting uitgaan.

Maar op dit moment hebben we het in het bijzonder over de vijftiende dag van de achtste maand — en over de vijftiende dag van iedere maand in het algemeen. Bedenk dat we het nog steeds over Israël (de noordelijke tien stammen) hebben en een heel gewiekste politieke manoeuvre door hun eerste koning, Jerobeam I — door reeds bestaande heidense praktijken als onderdeel van de officiële regeringspolitiek onder hem in te stellen.

Jerobeam richtte niet alleen een concurerend koninkrijk tegen Juda op, veelmeer richtte hij een volledig ontwikkeld Babylonisch religieus en bestuurssysteem op. Toen hij eenmaal de stap op religieus gebied had genomen, moest het deel uit gaan maken van het leven van alledag. Hij liet dus een nieuwe tempel en een nieuw altaar bouwen; hij stelde nieuwe priesters aan (met zichzelf als hogepriester) en daarnaast was hij ook nog eens koning. Die tempel werd ingewijd op precies de dag die de heidense koningen hadden vastgesteld als dag van verering en offerande aan hun god-koningen.

Ik wil hier even aan de orde stellen dat het niet juist is te denken dat Jerobeam in het noordelijke Israël een monolithische structuur instelde — waarin iedereen deelnam aan precies dezelfde religie. Nee. Het was gewoon de ene religie waar de regering officieel achter stond. Bijbelonderzoekers zien al heel snel in dat er veel religies in het noordelijke Israël werden beoefend.

Dat moet bij ons een belletje doen rinkelen. Zeg me alstublieft hoeveel religies er in "Manasse" (Manasse maakt deel uit van de nakomelingen van het oude Israël) worden beoefend? En hoeveel ervan zijn "heidens"? Met andere woorden ik zeg u dat er in de historie van Israël en Juda nooit zo'n monolithische religieuze structuur heeft bestaan waarin iedereen precies dezelfde religie aanhing. Dat zal gewoonweg niet gebeuren met de vleselijke Israëlieten. We zijn op een trotse manier te onafhankelijk.

Verder in 1 Koningen. We begrijpen nu wat Jerobeam zojuist heeft gedaan en dat God gadeslaat wat er gebeurt.

1 Koningen 13:1-6 zie, daar kwam een man Gods door het woord des HEREN uit Juda te Betel, terwijl Jerobeam op het altaar stond om het offer te ontsteken. 2 Deze [de man Gods] nu predikte tegen het altaar door het woord des HEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HERE: zie, een zoon zal aan Davids huis geboren worden met name Josia; en hij zal op u de priesters der hoogten slachten, die offers op u ontsteken, en mensenbeenderen zal men op u verbranden. 3 Ook kondigde hij op die dag een wonderteken aan en zeide: Dit is het wonderteken (ten bewijze), dat de HERE gesproken heeft: zie, het altaar zal scheuren, zodat de as die erop ligt, uitgestort wordt. 4 Zodra de koning het woord hoorde, dat de man Gods tegen het altaar te Betel gepredikt had, strekte Jerobeam van het altaar af zijn hand uit en zeide: Grijpt hem. Maar de hand die hij tegen hem uitgestrekt had, verstijfde, zodat hij haar niet weer tot zich kon trekken. 5 Ook scheurde het altaar, zodat de as werd afgestort van het altaar, als het wonderteken dat de man Gods door het woord des HEREN aangekondigd had. 6 Toen nam de koning het woord en zeide tot de man Gods: Zoek toch de gunst van de HERE, uw God, en bid voor mij, opdat mijn hand weer teruggetrokken kan worden. En de man Gods zocht de gunst des HEREN, en de hand des konings kon weer teruggetrokken worden, en werd gelijk tevoren.

God gaf dus een waarschuwing, zoals Hij altijd doet. God behandelt ons meer dan eerlijk. God gaat daar ver boven uit. God geeft ons genade. Hij geeft ons ruim de gelegenheid tot bekering te komen. God gaf zelfs zo iemand als de zondige Jerobeam volop gelegenheid zich te bekeren.

1 Koningen 13:33-34 Na deze gebeurtenis bekeerde Jerobeam zich niet van zijn kwade weg, maar hij stelde opnieuw uit alle kringen van het volk priesters aan voor de hoogten. Wie het begeerde, die wijdde hij, zodat hij tot priester der hoogten werd. 34 En het volharden hierin werd tot zonde voor het huis van Jerobeam, tot zijn vernietiging en tot zijn verdelging van de aardbodem.

Hij bekeerde zich dus niet. Hier volgt dan de vloek.

1 Koningen 14:15-16 Dan zal de HERE Israël slaan, zodat het wiegelt als riet in het water en Hij zal Israël wegrukken van deze goede grond die Hij hun vaderen gegeven heeft, en Hij zal hen aan de overzijde van de Rivier verstrooien, omdat zij hun gewijde palen gemaakt, en daardoor de HERE gekrenkt hebben. 16 Ja, Hij zal Israël prijsgeven wegens de zonden die Jerobeam bedreven heeft, en die hij Israël heeft doen bedrijven.

Welke heidense religies waren dat, waarin Israël voortdurend weer teruggleed? Ze hadden allemaal hun oorsprong in het oude Babel! Israël echter nam de Kanaänitische en Egyptische aanpassingen over. Baäl en Ashera waren de meest vereerde goden in Israël en Juda. Ashera is hetzelfde als Asherot, Asherim, Athirat, Astarte, Artemis, Diana, Ishtar, Isis, Semiramis en daarnaast nog vele andere namen.

Alexander Hislop schrijft op pagina 45 van zijn boek The Two Babylons:

De normale manier waarop de favoriete Egyptische godheid Osiris [Nimrod] mythisch werd voorgesteld, was in de vorm van een jonge stier of kalf — het kalf Apis — waaraan het gouden kalf van de Israëlieten werd ontleend.

Nog een aanhaling, van pagina 26:

Terwijl de Griekse naam Belus zowel Baäl als Bel van de Chaldeeën voorstelde, waren het desalniettemin twee geheel aparte titels. Deze titels werden vaak beide aan dezelfde god gegeven, maar ze hadden een totaal verschillende betekenis. Baäl duidde, zoals we reeds hebben gezien, op 'De Heer'.

Pagina 30:

Semiramis, de eerste vergoddelijkte koningin van die stad en van de toren wiens top bedoeld was tot in de hemel te reiken, moet dan het prototype zijn geweest van de godin die 'als eerste torens in de steden maakte'. Als we kijken naar de Diana van Efeze vinden we bewijs van dezelfde strekking.

Bedenk dat er in het boek Handelingen staat: "Groot is de Diana der Efeziërs." En die prachtige tempel werd tot haar eer gebouwd. Verder met de aanhaling.

In het algemeen werd Diana uitgebeeld als een maagd en de beschermheilige van de maagdelijkheid; maar de Diana der Efeziërs was geheel anders. Zij werd weergegeven met al de attributen van de Moeder der goden ... en als de Moeder der goden droeg ze een torenvormige kroon, waar niemand acht op kan geven zonder met kracht aan de toren van Babel herinnerd te worden. Deze torendragende Diana wordt door een geleerde uit de oudheid nadrukkelijk geïdentificeerd met Semiramis. [Asherim, Ashtoreth, Astarte en nog veel andere namen die u en ik in Gods woord tegenkomen.]

Laten we nu Jeremia 19 opslaan. Hier wordt een in het bijzonder walgelijk iets beschreven.

Jeremia 19:4a omdat zij Mij verlaten, deze plaats ontwijd, ...

Gods eigen tempel was ontwijd en werd daarom voor Hem een "weerzinwekkende" plaats. Gods volk, Juda, (waar Hij het hier over heeft) werd een weerzinwekkend gebied voor Hem.

Jeremia 19:4b-5 ..., en daar [in de tempel] voor andere goden die zij niet gekend hebben, offers hebben ontstoken, zij, hun vaderen en de koningen van Juda; en zij deze plaats met het bloed van onschuldigen hebben vervuld, 5 en zij de hoogten van de Baäl gebouwd hebben om hun kinderen als brandoffers voor de Baäl met vuur te verbranden, iets wat Ik niet geboden noch uitgesproken heb en wat Mij niet in de zin is gekomen.

Luister nu naar het volgende. Van pagina 232 uit The Two Babylons:

Vandaar dat de priesters van Nimrod verplicht waren van de menselijke offeranden te eten; hiervan werd in onze eigen taal het woord 'Cahna-Bal', [dat betekent] de 'Priesters van Baäl', afgeleid met als betekenis de verslinder van menselijk vlees.

Een andere godheid die Israël vereerde, was Tammuz. Laten we Ezechiël 8 opslaan. Ik lees dit opnieuw uit The New Revised English Bible.

Ezechiël 8:14a [Vertaald naar de NRE.] Daarna bracht Hij mij naar de ingang van de noordelijke poort van het huis des HEREN ...

"Mij" is Ezechiël. In dit visioen werd hij naar Jeruzalem getransporteerd, naar de noordkant van de tempel.

Ezechiël 8:14b-15, 17 [Vertaald naar de NRE.] ...; en daar zaten vrouwen, die Tammuz beweenden. 15 Mensenkind, zegt God. Ziet u dat? vroeg Hij mij. Maar u zult nog grotere gruwelen dan deze zien. ... 17 Mensenkind, hebt u dat gezien? Denkt u dat het voor Juda maar een kleinigheid is om deze gruwelen te doen? Zij hebben het land met geweld gevuld en hebben Mij voortdurend weer gekrenkt? Kijk naar hen, in hun verering — zij houden twijgen bij hun neus.

Dat vers is verminkt. In het Hebreeuws staat er: "Zij houden twijgen voor Mijn neus." Weet u wat die twijg was? Dat was de Ashera — een opstaand fallisch symbool. Het is interessant dat God in deze verzen afgodendienst rechtstreeks koppelt aan geweld in het land. ALS mensen zich van hun God afwenden, DAN zal er in het land geweld uitbreken — omdat als mensen zich van de ware God afkeren, ze hun respect voor wet en orde verliezen. Ze verliezen hun vrees voor God en de enige weg die dan voor hen open ligt, is de weg van geweld.

Tammuz is (in andere literatuur en andere religies) ook bekend onder de naam Osiris. De Grieken noemden hem Adonis, ook wel Attis. Sir James George Frazer zegt in The Golden Bough, pagina 379:

In de religieuze literatuur van Babylonië verschijnt Tammuz als de jeugdige echtgenoot of minnaar van Ishtar [Semiramis; en voor 't geval u het niet weet, ze was ook zijn natuurlijke moeder.], de grote moedergodin, de belichaming van de reproductieve krachten der natuur.

Richteren 3:7 De Israëlieten deden wat kwaad is in de ogen des HEREN, zij vergaten de HERE, hun God, en dienden de Baäls en de Asjera's.

Marcus Bach beschrijft in zijn boek Strange Sects and Curious Cults de verering van Baäl en Ashera:

In bosjes en velden door het gehele land werd de aanwezigheid van Baäl gemarkeerd door naakte pilaren of boomstammen [zoals we zojuist in Ezechiël lazen] die rechtop in de grond waren gestoken. Omdat Baäl het land bevruchtte door copulatie, bestonden de ceremonies ter ere van hem vaak uit nabootsende sexuele handelingen ... Soms vertoonde men de god schrijlings zittend op een stier, een dierlijk symbool van viriele kracht. Soms was de zon een halo die hem omsloot; bij andere gelegenheden was hij een fallus met het hoofd van een god. Beeltenissen van Astarte beeldden haar naakt uit met gespreide benen en twee duiven in haar hand, terwijl er een leeuw en een gekronkelde slang in onderwerping aan haar voeten lagen.

Dit waren de goden en enkele praktijken die Jerobeam instelde als de staatsgodsdienst voor de tien stammen van Israël.

Vanuit de bijbel hebben we vastgesteld dat het Pascha op de veertiende dag van de eerste maand plaatsvond; aan het begin van de veertiende. En op de vijftiende begon de eerste dag der ongezuurde broden. Deze dagen moeten voor altijd als feesten worden gehouden.

Wat niet wijd en zijd bekend is, is dat deze dagen ook een speciale betekenis hadden in de verschillende religies van het oude Nabije Oosten in oudtestamentische tijden. Nu een aanhaling uit het boek Religions of the Ancient Near East, uitgegeven in 1973, en deze aanhaling is van pagina 83:

Offermaaltijden werden iedere dag op geregelde tijden voor de goden aangericht. Maar er waren bijzondere dagen die extra offers vereisten en speciale ceremonies. Iedere dag was aan een speciale godheid gewijd. Speciale lijsten, de zogenaamde hemerologieën [lijsten van dagen met daarop betrekking hebbende astronomisch-astrologische aantekeningen], sommen dit op en vermelden de geluksdagen en de gevaarlijke dagen. De zevende, veertiende, negentiende, eenentwintigste en achtentwintigste van iedere maand waren in het bijzonder ongeluksdagen ... maar het moet worden opgemerkt dat terwijl de mens op die dagen bepaalde dingen niet deed, de reden daartoe niet hetzelfde was als in het geval van de Israëlitische sabbat: deze dagen waren boos en gevaarlijk, terwijl de sabbat een positieve waarde had.

Denkt u eens aan die getallen in relatie met de Egyptenaren — speciaal een aantal van die getallen. De veertiende en de eenentwintigste waren verschrikkelijk rampzalige en ongelukkige dagen voor de Egyptenaren. Op de veertiende kwamen al de eerstgeborenen van Egypte, inclusief die van hun dieren, om. En op de eenentwintigste verloor Egypte zijn trots als natie, toen zijn leger in de Rode Zee verdronk.

Wat te zeggen van de vijftiende — en specifiek over de vijftiende van Nisan? Nogmaals een aanhaling uit The Religions of the Ancient Near East, deze keer van pagina 83:

Bijzondere feestdagen in iedere maand waren bijvoorbeeld de dag van de nieuwe maan (de eerste [dag van de maand]) en de dag van de volle maan (de vijftiende [dag van de maand]).

Dan verder op pagina 88 van hetzelfde boek:

Tenslotte hebben we vanuit Uruk [Uruk is een stad die door archeologen werd opgegraven.] een aantal rituele teksten voor de twee akitu feesten van Anu [Anu is een valse god.], één in Nisan en de andere in Tishri.

Weet u dat allebei deze heidense feesten op de vijftiende dag van de maand begonnen? Ze stonden op precies dezelfde tijd op de kalender als Gods feesten — de vijftiende van Nisan en de vijftiende van Tishri. Denkt u dat Satan niet nabootst wat God in Zijn woord heeft gegeven? God gebood dus de dagen der ongezuurde broden aan Zijn volk, zeven dagen lang in Nisan, en het loofhuttenfeest in Tishri — beide feesten begonnen met de volle maan op de vijftiende dag van de maand.

Als we dit soort informatie gaan verzamelen, kunnen we een indruk krijgen van de omvang van wat Jerobeam deed — en enkele van de gedachten die achter zijn keuze van de vijftiende dag van de achtste maand zaten. Hier is een beschrijving van het zevendaagse feest voor Baäl, dat precies samenviel met de dagen der ongezuurde broden. Dit komt alweer uit The Religions of the Ancient Near East:

De voorjaarsfeesten bereikten hun climax in sexuele handelingen die op de daken van de huizen werden uitgevoerd, waar de deelnemers dachten dat ze dichterbij de macht van de zonnegod waren, en in de bosjes waar Baäl zelf, zoals werd geloofd, zich bij hen zou voegen in hun verering. Er waren er die hun menselijk zaad op de grond uitstortten, daar zij er in alle oprechtheid in geloofden dat dit een speciale hemelse zegen over hen zou brengen. In de tempelfeesten propten vertegenwoordigers van de onzichtbare god en godin zich vol en riepen in wellustige dansen de 'stiergod' op zich te vertonen. Vrouwen die in extase waren gebracht door brouwsels van kruiden en wijn, lagen in onderworpen verering aan Astarte naakt op nieuw beplante velden. Verder waren er gelegenheden waarbij vaders hun dochters aan hun eigen zonen gaven voor hoererij, of hun eigen dochter namen om de rol van vrouw te spelen ... Zeven dagen lang ging dit dag en nacht door.

De parallellen zijn duidelijk. Een zeven dagen durend heidens feest dat plaatsvindt op dezelfde tijd dat God een feest voor Israël had vastgesteld. Wegens het samenvallen in tijd meende de Israëliet ongetwijfeld dat hij de ware God diende, terwijl hij in feite Baäl diende. Hoe kunnen we zo'n uitspraak doen? Omdat, gemeente, dit tot op de huidige dag doorgaat! Ik bedoel niet precies die manier van feestvieren. Maar mensen houden in alle oprechtheid Kerstmis, Pasen, Halloween en zulk soort dagen "gewijd aan de eeuwige God des hemels", terwijl dit totaal niets van doen heeft met de God des hemels. Wij zijn niet anders. Sommige van de vormen, sommige van de rituelen, sommige van de dingen die worden gedaan, sommige van de woorden zijn veranderd, maar in principe is het nog allemaal hetzelfde.

Laten we Jeremia 7 opslaan en de verzen 1 tot 10 lezen. Ik lees dit opnieuw uit The New Revised English Bible.

Jeremia 7:1-2 [Vertaald naar de NRE.] Dit woord kwam van de HERE tot Jeremia: 2 Ga staan in de poort van het huis des HEREN en doe daar de volgende aankondiging: Hoort het woord des HEREN, geheel Juda, dat door deze poorten binnenkomt om Hem te vereren.

Bedenk dat ze naar de tempel gaan. We beschrijven u enkele van de dingen waar deze mensen bij betrokken waren. En als we verdergaan met deze preek (en de volgende preek) zullen we in ons lezen overgaan van Israël op Juda.

Jeremia 7:3-7 [Vertaald naar de NRE.] Dit zijn de woorden van de HERE der heerscharen, de God van Israël: Pas uw handel en wandel aan, opdat Ik u op deze plaats zal laten wonen. 4 U blijft maar zeggen: Deze plaats is des HEREN tempel, des HEREN tempel, des HEREN tempel! Deze kreet van u is een leugen! Stel er geen vertrouwen in. 5 Als gij uw handel en wandel aanpast, doet dan recht onder elkaar. 6 Verdruk de vreemdeling, de wees en de weduwe niet langer. Als u op deze plaats geen onschuldig bloed vergiet en geen andere goden achternaloopt tot uw eigen onheil, 7 dan zal Ik u op deze plaats, in het land dat Ik lang geleden voor alle tijden aan uw voorvaderen gegeven heb, laten wonen.

Nogmaals, in vers 5 en 6 is er, als u het kunt opmerken, een rechtstreeks verband tussen afgodendienst en de dingen die er in de straten gebeuren, de dingen die er binnen de gezinnen van het volk gebeuren.

Jeremia 7:8-9a [Vertaald naar de NRE.] U wint er niets bij door uw vertrouwen op deze leugen te stellen. [Des HEREN tempel, des HEREN tempel.] 9 U steelt, u doodt, u pleegt overspel en meineed, u brengt offers voor Baäl ...

Daar hebben we het weer — het rechtstreekse verband tussen afgodendienst en de dingen die er in de straten plaatsvinden.

Jeremia 7:9b-11 [Vertaald naar de NRE.] ... en u loopt andere goden achterna, goden die gij niet gekend hebt. 10 En komt u dan om voor mijn aangezicht in dit huis te staan, het huis waarover mijn naam is uitgeroepen, en zegt: Wij zijn veilig! [Er zal ons niets overkomen.] Veilig om in al deze gruwelen te zwelgen. 11 Beschouwt u dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, als een rovershol? Ik waarschuw u: Ik heb het wel degelijk opgemerkt, zegt de Eeuwige.

God zal de dingen lange tijd verdragen. Maar gemeente, wij behoren te kunnen inzien dat Hij gadeslaat wat er gebeurt. Hij weet wat er zich afspeelt.

Jesaja 1:13b-14 [Gaat niet voort met] nieuwe maan en sabbat, het bijeenroepen der samenkomsten. Ik verdraag het niet: onrecht met feestelijke vergadering. 14 Uw nieuwemaansdagen en uw feesten haat Ik met heel mijn ziel, zij zijn Mij een last. Ik ben moede ze te dragen.

Ook dit wordt tot Juda gezegd.

Gemeente, we zullen dit voor vandaag afsluiten met 2 Koningen 17. Ik geloof dat dit een goed punt is om af te breken, omdat het samenvat waarom Israël in ballingschap ging. Volgende week zullen we ons dan op Juda gaan concentreren — omdat het de joden waren, vanuit Gods woord, die de dingen in verband met het Pascha veranderden. Maar ik heb wat ik heb verzameld, doorgenomen om een fundament te leggen om u te helpen begrijpen waarom en hoe het werd veranderd.

U kunt inzien, op basis van wat we zien betreffende de religieuze praktijken van deze mensen, dat er een vruchtbare grond was om deze dingen te veranderen. En het werd niet in het luchtledige veranderd. God, in Zijn genade, heeft de generatie in de eindtijd een verslag gegeven van hoe het werd gewijzigd. Het staat in de bijbel, voor hen die het willen geloven.

2 Koningen 17:7-19 Dit nu is geschied, omdat de Israëlieten gezondigd hadden tegen de HERE, hun God, die hen uit het land Egypte geleid had, uit de macht van Farao, de koning van Egypte, en omdat zij andere goden hadden vereerd 8 en gewandeld hadden naar de inzettingen der volken die de HERE voor het aangezicht van Israël verdreven had en naar die, welke de koningen van Israël hadden ingesteld. 9 De Israëlieten hadden bedacht wat tegenover de HERE, hun God, niet recht was: zij hadden zich offerhoogten gebouwd in al hun steden, van de wachttoren af tot de versterkte stad toe; 10 en zij hadden zich gewijde stenen [de fallus stenen] opgericht en gewijde palen [de afgoden] op elke hoge heuvel en onder elke groene boom. 11 Daar, op alle hoogten, hadden zij offers gebracht [een vorm van gebed], evenals de volken die de HERE voor hun aangezicht had weggevoerd; zij hadden slechte dingen gedaan en daardoor de HERE gekrenkt; 12 zij hadden afgodendienst bedreven, waarvan de HERE tot hen gezegd had: Zo iets zult gij niet doen. 13 De HERE had Israël en Juda gewaarschuwd door alle profeten, alle zieners: Bekeert u van uw boze wegen en onderhoudt mijn geboden en inzettingen, volgens de gehele wet die Ik uw vaderen heb geboden, en door mijn knechten, de profeten, u heb doen overbrengen. 14 Maar zij hadden niet geluisterd doch zich even hardnekkig betoond als hun vaderen, die niet vertrouwd hadden op de HERE, hun God. 15 Zij hadden zijn inzettingen [inclusief die voor het Pascha] veracht en zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gesloten had, alsook zijn vermaningen, die Hij tot hen gericht had; zij hadden achter de ijdelheden aan gelopen, zodat zij tot ijdelheid werden, en achter de volken aan, die rondom hen woonden, ofschoon de HERE hun geboden had niet te doen zoals deze. 16 Zij hadden al de geboden van de HERE, hun God, verlaten en zich gegoten beelden gemaakt, twee kalveren; ook hadden zij gewijde palen gemaakt, en zich neergebogen voor het gehele heer des hemels en de Baäl gediend. 17 Voorts hadden zij hun zonen en dochters door het vuur doen gaan, waarzeggerij en wichelarij gepleegd en zich verkocht om te doen wat kwaad is in de ogen des HEREN en Hem daardoor te krenken. 18 Daarom was de HERE zeer vertoornd geworden op Israël en had hen van voor zijn aangezicht verwijderd: niets bleef er over dan alleen de stam van Juda. 19 Ook Juda heeft de geboden van de HERE, zijn God, niet onderhouden, maar gewandeld naar de inzettingen die Israël had ingesteld.

Dat vers vormt een goede brug naar de preek van volgende week. Nu we door Israël zijn gegaan [door de geschiedenis van Israël], moeten we gaan zien wat Juda deed. God gebruikte de joden om Zijn woord te schrijven (tenminste van deze tijd af aan) en Zijn woord te bewaren. God zorgde er inderdaad voor dat er voor ons een verslag werd bewaard — zodat we zouden kunnen zien wat er gebeurde met betrekking tot zelfs dingen zoals het Pascha. Hier stoppen we ermee en we zullen de draad volgende week weer oppakken.



Loading recommendations...