Sermon: Pascha (Deel 10)

Het Pascha in het Nieuwe Testament
#021NL

Given 23-May-92

description: (hide)

In dit laatste deel van de serie over het Pascha herhaalt John Ritenbaugh dat het woord "Pascha" een verandering in Deuteronomium 16:1 is die na de Babylonische ballingschap werd aangebracht, toen beide feesten traditioneel Pascha werden genoemd. Hizkia en Josia stelden als noodmaatregel een Pascha rondom de tempel in om te voorkomen dat de mensen in Baäldienst zouden vervallen. In de tijd van Christus bestond, zoals door Josephus wordt bevestigd, de viering naar het bijbelse gebod naast de viering op basis van menselijke tradities. De tempel was niet groot genoeg om alle lammeren voor de gehele bevolking op het voorgeschreven tijdstip te slachten. Jezus onderwijst dat het volgen van menselijke tradities binnen een relatie met God een overtreding is van Zijn geboden (Mattheüs 15:3, 8). Jezus en Zijn discipelen begonnen het Pascha dus vroeg op de 14e, tijdens ben ha arbayim (tussen de twee avonden).


transcript:

Op basis van het schriftuurlijke bewijs dat ik u in de afgelopen negen weken heb gegeven, kunnen we denk ik eerlijk tot de conclusie komen, dat de instructies in Deuteronomium 16, zoals die oorspronkelijk door God werden gegeven, voor de dagen der ongezuurde broden waren en niet voor het Pascha. Het woord "Pascha" werd later aan de tekst toegevoegd, in een tijd toen beide feesten gewoonlijk het Pascha werden genoemd. Dit blijkt het geval te zijn in de tijd nadat de joden terugkeerden uit hun ballingschap in Babylon.

Voor hen die in een Pascha op de vijftiende geloven, is Deuteronomium 16 de hoeksteen van hun geloof. Het is hun enige bewijstekst voor een Pascha op de vijftiende. De reden daarvoor is, dat alle andere schriftgedeelten duidelijk een Pascha op de veertiende laten zien. Maar Deuteronomium 16, zoals het in de meeste moderne bijbels voorkomt, is duidelijk ten onrechte aangepast. De schriftuurlijke waarheid is dat God nooit en op geen enkel moment een Pascha op de vijftiende heeft geboden. Het is slechts een traditie van de joden, en dat zag Wellhausen — die Duitse rationalistische geleerde — duidelijk toen hij opmerkte, dat het op hem overkwam als een poging om de praktijk om thuis een lam te slachten af te schaffen, een praktijk die sinds het twaalfde hoofdstuk van Exodus had plaatsgevonden.

Waarom werd juist dit schriftgedeelte uitgekozen om te worden aangepast? Dat was heel waarschijnlijk omdat Deuteronomium 16 geen numerieke data bevat, zoals bijvoorbeeld: het Pascha is op de veertiende en het feest der ongezuurde broden op de vijftiende. Wegens het ontbreken van getallen kon de tekst van Deuteronomium 16 worden aangepast en worden gewijzigd om de indruk van een Pascha op de vijftiende te wekken. Maar als de teksten van Exodus 12, Numeri 9 en Leviticus 23 zouden worden aangepast, dan zou iemand ook de getallen hebben moeten veranderen en dat zou geresulteerd hebben in een heel dramatische aanpassing. Dat was ondenkbaar en het zou dan ook heel duidelijk zijn geweest dat er met de Schriften was geknoeid.

Met Deuteronomium 16 kon de dag echter veranderd worden zonder getallen te wijzigen; daarvoor behoefde alleen maar de naam "Pascha" te worden toegevoegd in plaats van de naam "ongezuurde broden". Daarnaast moest ook nog worden beweerd dat het "ondergaan van de zon" hetzelfde is als "tussen de twee avonden".

Dat is precies wat de joden heden ten dage beweren. Zij zeggen in hun geschriften: "Zo is het altijd geweest." Maar het is niet altijd zo geweest. Daarom zijn de verzen 12 en 13 uit Exodus 16 zo belangrijk, want daar zien we duidelijk dat ben ha arbayim ("tussen de twee avonden") volgt op ba erev ("het ondergaan van de zon").

Wie zou de autoriteit hebben om in Deuteronomium 16 zo'n verandering van ongezuurde broden in Pascha aan te brengen? De vinger der geschiedenis wijst naar iemand tijdens of na de tijd van Ezra. Ezra kwam ruwweg in de periode tussen 530 en ongeveer 515 voor Christus naar voren. Toen Ezra op het toneel verscheen, begonnen de joden, die net uit ballingschap waren gekomen, opnieuw dezelfde weg te gaan die hen oorspronkelijk in ballingschap bracht.

Ezra wist wat Hizkia en Josia hadden gedaan. Bedenk dat Hizkia en Josia de touwtjes in handen namen voor wat betreft de viering en het houden van het Pascha en de dagen der ongezuurde broden. Alles werd in die tijd gedaan naar het bevel des konings en zij dwongen de priesters en het volk dus het Pascha op een manier te houden die de koning kon controleren. Ezra, die wist wat deze mannen hadden gedaan, (er was toen dus daarvoor een historisch precedent) handelde dus om de eredienst te centraliseren door de religieuze macht samen te bundelen in de priesters, de tempel en het Sanhedrin (de grote vergadering), dat tijdens het bewind van Ezra werd ingesteld. Hij deed dit om dezelfde reden als Hizkia en Josia, in een poging het volk ervan te weerhouden Gods wet te overtreden en te zondigen, waardoor ze weer in gevangenschap zouden gaan. Hun bedoelingen waren goed, maar ongeacht hoe goedbedoelend deze mannen (Hizkia, Josia, Ezra of wie dan ook) waren, ze hadden niet de autoriteit om een blijvende verandering aan te brengen in hetgeen God oorspronkelijk had geboden.

Dat roept een vraag op. Kunnen we naar het Nieuwe Testament kijken om die uitspraak, die ik zojuist deed, te bewijzen, dat ze geen blijvende autoriteit hadden om een verandering aan te brengen? Het antwoord daarop is "Ja". Jezus Christus en wat Hij deed, geven ons daar het antwoord op.

Als Jezus het Pascha hield op de manier waarop Hizkia, Josia en Ezra het hielden, dan kunnen we ervan verzekerd zijn dat het, omdat Hij het op die manier deed, de juiste manier was. Als Jezus het niet op die manier deed, maar als Hij het Pascha hield op de manier zoals God in Exodus 12, Leviticus 23 en Numeri 9 had geïnstrueerd, dan weten we dat er nooit een blijvende autoriteit aan Hizkia, Josia en Ezra was gegeven om die verandering door te voeren.

Voordat we daar induiken, moeten we eerst op iets anders ingaan en daar minstens even aandacht aan schenken. Dit is iets waarvan ik vind dat het nuttig is om op in te gaan, omdat het van belang is in het begrijpen van het nieuwtestamentische Pascha. En dat is: hoeveel lammeren konden er door de priesters bij de tempel worden geslacht, zodat de mensen het Pascha konden houden op de manier waarin de joden het hadden veranderd? We hebben het over miljoenen mensen, vrienden en familieleden. Geen klein aantal.

Er zijn historische gegevens over hoeveel mensen het Pascha hielden. Onder andere de gegevens die Josephus ons verschaft. Ik lees nu een gedeelte uit de Wars of the Jews door Josephus, boek 6, hoofdstuk 9, sectie 3. Ik haal niet de gehele sectie aan, maar ik beperk me tot twee delen ervan. Hij beschrijft het houden van het Pascha in Jeruzalem.

Deze hogepriesters, bij het naderen van hun feest dat het Pascha wordt genoemd, als ze hun offeranden vanaf het negende uur tot het elfde slachten, maar zó dat een groep van niet minder tien bij elke offerande behoort, ...

Hij zegt hier dat tien mensen in het algemeen het aantal was, dat deelnam aan het eten van elk lam dat werd geslacht.

..., kwamen dus tot de conclusie dat het aantal offeranden [bij het houden van dit Pascha in Jeruzalem dat verondersteld wordt in 4 voor Christus te hebben plaatsgevonden] 256.500 [lammeren] bedroeg; hetgeen omgerekend bij niet meer dan tien personen die samen het feest vieren, uitkomt op 2.700.200 personen die rein en heilig waren; ...

Het aantal mensen dat het Pascha in het jaar 4 voor Christus in Jeruzalem hield was volgens Josephus dus 2.700.200.

Denk daar eens aan, gemeente, omdat we straks, door aanhalingen uit boeken, zullen gaan zien, dat het slachten van de lammeren bij de tempel tot een periode van twee uur was beperkt. En in die twee uren werden 256.500 lammeren geslacht? Was dat wel mogelijk? Of is dat absurd? Is het getal overdreven? Ik schat in dat het getal dat Josephus gaf, juist is voor wat betreft het aantal lammeren dat werd geslacht, en juist voor wat betreft het aantal mensen dat het feest in Jeruzalem hield, maar wat er niet bij werd vermeld is, dat niet al die lammeren bij de tempel werden geslacht.

Er zijn drie waardevolle bronnen die we kunnen raadplegen om zonder enige twijfel aan te tonen, dat de lammeren die bij de tempel werden geslacht, ontoereikend in aantal waren voor de gehele natie. We moeten dit onthouden, omdat Deuteronomium 16 ons de indruk geeft dat de enige plaats waar lammeren geslacht mochten worden, bij de tempel was. Als dat waar is, dan kloppen het getal dat Josephus, die voor veel van deze dingen ter plaatse aanwezig was, geeft en het getal dat we zullen zien wat het hoogst mogelijke aantal lammeren kan zijn dat er werkelijk werd geslacht, helemaal niet met elkaar.

De eerste bron is de Misjna; dit is een joods commentaar dat zo rond 200 na Christus ontstond. De Misjna geeft gedetailleerde instructies over hoe en waar het slachten moest plaatsvinden. De Misjna gaf al de procedures over tot hoe en waar het beperkt moest blijven.

De tweede bron is een boek van Alfred Edersheim. Hij was een jood die zich tot het christendom bekeerde. Hij schreef een boek met als titel: The Temple: Its Ministry and Services as they were in the time of Christ. Hij geeft gedetailleerde woordschilderingen van iedere stap van de uitvoering zodat wij, moderne mensen, in staat zouden kunnen zijn duidelijker te begrijpen wat er precies moest gebeuren.

De derde bron is een redelijk modern werk, geschreven door Joachim Jeremias. Zijn boek heeft als titel Jerusalem in the Times of Jesus. Hij geeft op de pagina's 79 tot 83 van zijn boek tijd- en ruimte-berekeningen. Luister naar wat Joachim Jeremias zegt met betrekking tot hoeveel lammeren er in het gebied dat de Misjna aangeeft en het door de Misjna aangegeven aantal priesters, geslacht konden worden. In dit geval behoefden het geen priesters te zijn, omdat ze binnen het tempelgebied geslacht moesten worden.

Hij zegt dat er per afdeling hoogstens 6.400 lammeren geslacht konden worden. Er waren drie afdelingen die het slachten uitvoerden. Dat is in totaal dus hoogstens 19.200 lammeren. Maar Joachim Jeremias was hier niet helemaal zeker van zijn getallen en hij besloot ze dus naar de veilige kant af te ronden. Waar hij niet zo zeker over was, was de ruimte en het aantal mensen dat daarin kon worden samengebracht. Daarom zegt hij dus dat er in die periode van twee uur 18.000 lammeren geslacht konden worden door het aantal priesters of niet-priesters die binnen het terrein van de tempel de Paschalammeren slachtten. Als we 18.000 vermenigvuldigen met tien, komen we uit op 180.000 mensen die het Pascha hielden.

Gemeente, dat is 2.520.000 mensen minder dan het getal van Josephus, en Josephus was ter plaatse! Hij was ooggetuige. Zelfs als we het getal van Josephus halveren tot 1.350.000, dan zouden er nog 135.000 lammeren nodig zijn. Met de beperking van twee uur om te slachten en de beperkte ruimte bij de tempel om het slachten uit te voeren, zou het met 18.000 lammeren per dag 7½ dag duren [dat is het gehele feest der ongezuurde broden] om de helft van het aantal lammeren dat Josephus noemde, te slachten.

Als we het getal van 256.000 dat Josephus vermeldde, als waar en juist beschouwen, dan zou het vijftien dagen kosten om al die lammeren te slachten op de manier waarop ze volgens de Misjna, Alfred Edersheim en Joachim Jeremias, geslacht moesten worden.

Ik geloof dat we kunnen zeggen, dat er geen twijfel aan bestaat dat er veel meer lammeren nodig waren om het Pascha te houden dan er mogelijk bij de tempel geslacht konden worden binnen de beperking van tijd en ruimte die ons vanuit rabbijnse bronnen zijn overgeleverd. Het probleem wordt opgelost als we het feit accepteren dat de meeste mensen die in de eerste eeuw het Pascha hielden, in feite buiten de priesters en de tempel om hun eigen lammeren slachtten.

We zullen zien dat dat precies is, wat er gebeurde. We zullen zien dat het bewijs daarvan in het Nieuwe Testament te vinden is. Met andere woorden, er waren twee verschillende benaderingen om het Pascha te houden, die allebei in precies dezelfde historische periode werden gevolgd.

Aan het begin van onze studie in het Nieuwe Testament moeten we eerst bezien hoe het Pascha en het feest der ongezuurde broden in de evangeliën is vastgelegd, voordat we onze aandacht vestigen op het laatste Pascha van Jezus.

Laten we Lucas 22:1 opslaan. Wat we uit de eerstvolgende schriftgedeelten moeten halen, zijn de kwalificaties die deze mannen, die onder inspiratie van God schreven, eraan toevoegden. Zij deden dit, opdat in latere tijden als de historie wat waziger en neveliger zou worden, er een duidelijk verslag in de bijbel zou staan op basis waarvan we — bij gebrek aan andere duidelijke informatie — zouden kunnen concluderen dat er in het verleden met sommige schriftgedeelten geknoeid was. God stelde deze mannen aan om ons de waarheid te geven, als we die willen aanvaarden.

Laten we nu kijken naar wat Lucas vastlegde.

Lucas 22:1 Het feest nu der ongezuurde broden, dat Pascha genoemd wordt, naderde.

Waar wordt het Pascha genoemd? Het werd in het algemeen Pascha genoemd door het volk, maar het werd door God geen Pascha genoemd. Hier hebben we het begin van een verslag in het Nieuwe Testament door geïnspireerde schrijvers, gericht op u en mij hier in de twintigste eeuw, zodat we zullen begrijpen dat er wat handigheidjes hebben plaatsgevonden. We zullen in staat zijn te zien, dat er een naamsverandering heeft plaatsgevonden, en wat voorheen als het Pascha (één feest) en ongezuurde broden (een apart feest) bekend stond, nu samengevoegd is en als geheel "het Pascha" wordt genoemd. Daarom dus, opdat we niet in verwarring zouden geraken, was het nodig dat die geïnspireerde schrijvers dit voor ons duidelijk maakten en onderscheid maakten tussen de Paschadag en de dagen der ongezuurde broden.

Laten we nu Marcus 14:1 opslaan en we zullen zien dat ook Marcus een verduidelijking geeft.

Marcus 14:1 Nu was het na twee dagen Pascha en het feest der ongezuurde broden. En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem door list in handen zouden krijgen en doden.

Marcus maakt het heel duidelijk dat het Pascha en het feest der ongezuurde broden twee aparte feesten zijn.

Laten we nu Lucas 2:41 opslaan. Dit is in het bijzonder interessant in het licht van informatie die in deze tijd, in 1992, rondgaat.

Lucas 2:41-43 En zijn ouders reisden elk jaar naar Jeruzalem, op het Paasfeest [Pascha]. 42 En toen Hij twaalf jaar was geworden en zij, zoals dit bij het feest gebruikelijk was, optrokken 43 en de feestdagen voleindigd hadden, bleef het kind Jezus bij hun terugreis te Jeruzalem achter, en zijn ouders bemerkten het niet.

Het wordt hier in vers 41 "het Pascha" genoemd. Maar let nu op wat er in vers 43 wordt gezegd.

Lucas 2:43a en de feestdagen voleindigd hadden, ...

Dagen is meervoud. Hoeveel dagen zijn er in het Pascha, overeenkomstig de instructies die in het Oude Testament, in Exodus 12, Leviticus 23 en Numeri 9 gegeven worden? Er is één dag toegekend aan het feest Pascha en zeven dagen aan het feest der ongezuurde broden. Vers 43 zegt: "en de feestdagen voleindigd [voltooid] hadden." Welke dagen hield Hij toen?

Als Hij alleen maar het Pascha in Jeruzalem hield, denkt u dan niet dat Lucas zou hebben gezegd: "en de feestdag voleindigd hadden"? Maar hij heeft het over "feestdagen". We hebben hier alweer een plaats die duidelijk verwijst naar de dagen (meervoud) der ongezuurde broden, maar het wordt "Pascha" genoemd.

Laten we daar nog eens naar kijken. Sommige voorstanders van een Pascha op de vijftiende beweren, dat dit vers laat zien dat Jezus het Pascha op de vijftiende hield. Dat doet het in het geheel niet, maar het is voor hen een bewijstekst. Hier in Lucas 2:41 en 43 wordt gezegd dat Hij de dagen (meervoud) der ongezuurde broden in Jeruzalem hield. Er staat daar niet dat Hij het Pascha daar hield, maar het kan zijn dat Hij ook dat daar heeft gehouden. Ziet u, het is geen bewijstekst voor een Pascha op de veertiende noch voor een Pascha op de vijftiende in Jeruzalem. Het is zeker een bewijstekst dat Hij de dagen (meervoud) der ongezuurde broden daar hield. Deze verzen laten dus zien dat Jezus de geboden van God met betrekking tot de dagen (meervoud) der ongezuurde broden in acht nam.

Jezus, die van God kwam en die de God van het Oude Testament was, die de Zoon van God was en een volmaakt leven leidde, zou niet iets hebben gehouden dat door middel van menselijke tradities aan Gods wet was toegevoegd. Ik geloof dat het passend is om deze uitspraak op dit moment hier toe te voegen. Jezus zou GEEN menselijke tradities hebben onderhouden. Hoe weten we dat? Omdat Zijn eigen woorden dat bewijzen.

Mattheüs 15:3b Hij [Jezus] antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering (zelfs) het gebod Gods?

Ziet u dat? Is dat niet duidelijk? Met het houden van menselijke tradities binnen een geestelijke relatie met God overtreedt men de geboden van God.

Mattheüs 15:7-9 Geveinsden, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: 8 Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. 9 Te vergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.

Daar hebben we het weer. Jezus stelde de tradities van de joden duidelijk aan de kaak. Jezus verklaart duidelijk en krachtig dat het houden van menselijke tradities het overtreden is van de geboden van God. Is dat niet duidelijk? Marcus herhaalt dat in Marcus 7:7, waar het binnen een iets afwijkende context staat, maar daar wordt hetzelfde principe tot uiting gebracht.

Laten we nu Johannes 15:9 opslaan.

Johannes 15:9 Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in mijn liefde.

"Blijft" betekent "ga voort in", "leef in", in de zin van deel uitmaken van een proces. Liefde wordt gedefinieerd als het houden van de geboden van God.

Johannes 14:15 Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren.

1 Johannes 5:3a Want dit is de liefde Gods, [nu volgt de definitie] dat wij zijn geboden bewaren.

Dit is de definitie van liefde. Dat is heel fundamenteel voor een christelijke manier van leven, om te begrijpen dat het houden van de geboden liefde is. Indien we in Gods liefde zullen leven, blijven of voortgaan, dan zullen we Zijn geboden blijven onderhouden en niet menselijke tradities. Dat is de manier waarop Jezus leefde.

Pas deze principes alstublieft toe op het Pascha en de dagen der ongezuurde broden. Jezus geeft ons het bewijs. Hij zou GEEN menselijke tradities, zoals een Pascha op de vijftiende, houden.

Johannes 8:29 En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt.

Vanuit de Schrift is het heel duidelijk dat Jezus nooit de traditionele joodse viering van een Pascha op de vijftiende van Abib zou hebben onderhouden.

Laten we nu Lucas 2:46-47 opslaan.

Lucas 2:46-47 En het geschiedde na drie dagen, dat zij Hem vonden in de tempel, waar Hij zat te midden der leraren, terwijl Hij naar hen hoorde en hun vragen stelde. 47 Allen nu, die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn verstand en zijn antwoorden.

Dit vond plaats in het voorjaar toen Jezus twaalfeneenhalf jaar oud was, en toch verbaasde Zijn begrip de leraren in de tempel. Hoe was dat mogelijk? De meeste jongens die twaalfeneenhalf jaar oud zijn, krijgen een glimlach en een tikje op het hoofd van een rabbi, en ze zouden zeggen: "Ach, is hij niet bijdehand?" Maar dit jonge ventje verbaasde hen door de dingen die Hij begreep.

Ik denk dat we moeten concluderen dat Jezus niet alleen een buitengewoon verstand had, zoals dit hier in Lucas 2 wordt geopenbaard, maar dat Hij ook een buitengewone opvoeding moet hebben gehad — één die zo uniek was dat het grootste verstand dat ooit had geleefd in staat was, op de leeftijd van twaalf, hen die het woord van God misschien wel twintig, dertig, veertig of vijftig jaar hadden bestudeerd, in verwarring en tot verbazing te brengen. Dat duidt niet alleen op een buitengewoon verstand, maar ook op een buitengewone opleiding. Niemand van ons is in staat geweest om zoiets te doen.

Waarom is dit in verband met het Pascha van belang? Het is van belang, omdat er in deze tijd mensen zijn die geloven dat Jezus in overeenstemming met de tradities van de joden was onderwezen en grootgebracht, dat Hij volgens de religie van de joden leefde, en dat Hij volgens die gewoonte, die traditie, dat onderwijs en die manier van denken in hart en nieren joods was! Sommigen zijn zover gegaan dat ze beweerden dat Jezus een Farizeeër was — een Farizeeïsche rabbi — en dat Hij daarom volgens de Farizeeïsche traditie de gewoonte had het Pascha op de vijftiende dag te houden. Gemeente, niets is verder van de waarheid en ik ga u dit meteen bewijzen.

Laten we Johannes 7:15 opslaan. Hier hebben we een loofhuttenfeest en veel mensen hadden het over Jezus en ze vroegen zich af waar Hij was.

Johannes 7:13-15 Toch sprak niemand vrijuit over Hem, uit vrees voor de Joden. 14 Doch toen het feest reeds op de helft was, ging Jezus op naar de tempel en leerde. 15 De Joden dan verbaasden zich en zeiden: Hoe is deze zo geleerd zonder onderricht te hebben ontvangen?

Wacht eens even! Trekken zij de conclusie dat Jezus de bijbel nooit grondig had bestudeerd? Trekken deze mensen de conclusie dat niemand Jezus ooit had onderwezen? "Nooit onderricht hebben ontvangen" betekent dat Hij niet in hun scholen was onderwezen — hun rabbijnse scholen. Jezus' onderwijs kwam rechtstreeks van de Vader.

Johannes 8:26 Ik heb veel over u te zeggen en te oordelen; maar die Mij gezonden heeft, is waar, en wat Ik van Hem gehoord heb, dat spreek Ik tot de wereld.

"Nooit onderricht ontvangen hebben"? Nee. Het betekent niet dat Jezus nooit onderricht had ontvangen. Het betekent dat Hij niet naar dezelfde school ging, dezelfde rabbijnse scholen, als waar zij heengingen.

Johannes 8:28 Jezus dan zeide: Wanneer gij de Zoon des mensen verhoogd hebt, zult gij inzien, dat Ik het ben en niets uit Mijzelf doe, doch dat Ik dit spreek, gelijk de Vader Mij geleerd heeft.

Hij was zeer zeker onderwezen! Hij had de grootste en beste leraar. Hij had de grootste en beste en meest belangrijke opvoeding die iemand in de gehele geschiedenis van de mensheid ooit had gehad; dat was al zichtbaar toen Hij nog maar twaalfeneenhalf jaar oud was. Nee, Hij was niet door mensen onderwezen. Hij was door de Vader onderwezen. Hij behoefde niet door mensen te worden onderwezen. Hij had de beste leraar die er ooit heeft bestaan.

Laten we nu Johannes 5:19 opslaan.

Johannes 5:19 Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo.

Was dit een referentie naar een zichtbare manifestatie van de Vader? Ik geloof dat dit mogelijk is, maar zelfs al betekent het niet echt een zichtbare aanwezigheid van de Vader pal voor Jezus Christus, dan betekent het zeer zeker dat Hij dingen vanuit de Schrift zag onder inspiratie van Gods Heilige Geest, die God Hem gaf om Hem in staat te stellen te zien, te bevatten en te begrijpen.

Johannes 5:20 Want de Vader heeft de Zoon lief en toont Hem al wat Hij zelf doet, en Hij zal Hem grotere werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert.

Het zou een echte belediging zijn voor de Vader en de Zoon om te zeggen dat Jezus een opleiding aan een rabbijnse school had moeten volgen. Kunt u gaan begrijpen waarom de apostel Paulus later zei dat hij niet door mensen was onderwezen en dat hij deze dingen niet van mensen had geleerd?

Johannes 5:30 Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.

"Geen onderricht ontvangen hebben" betekent dus, dat Hij niet was onderwezen aan de rabbijnse scholen op dezelfde manier als de andere religieuze leiders. Hij werd niet door mensen onderwezen. Hij werd onderwezen door Zijn Vader.

Lucas 2:49-50 En Hij zeide tot hen: Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders? 50 En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak.

Zelfs als kind voelde Hij onder goddelijke aandrang bezig te moeten zijn met de zaken van Zijn Vader. Daar we vanuit het Oude Testament over het Pascha hebben geleerd en nu dit over Jezus' opvoeding daaraan hebben toegevoegd, kunnen we er zeker van zijn dat Hij nooit — absoluut nooit — een Pascha hield dat laat op de veertiende begon en verderging op de vijftiende en daarbij een lam gebruikte dat bij de tempel was geslacht, omdat dat een gebod van mensen was. Zo duidelijk is dat.

De apostel Johannes maakt duidelijk onderscheid tussen de feesten zoals de joden ze op de onjuiste manier volgens hun eigen tradities hielden, en de feesten van God. Sommige mensen beweren dat we de feesten op dezelfde manier moeten houden als de joden. Als we dat deden, zouden we echter menselijke tradities onderhouden en inachtnemen en we zouden laten zien dat we ze belangrijker vinden dan Gods geboden. Blijkbaar schreef Johannes wat hij schreef, opdat wij in staat zouden zijn te zien dat Jezus het Pascha NIET op dezelfde manier hield als de joden.

Laten we nu Johannes 2:13-16 lezen.

Johannes 2:13-16 En het Pascha der Joden was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem. 14 En Hij vond in de tempel de verkopers van runderen en schapen en duiven, en de wisselaars, die daar zaten. 15 En Hij maakte een zweep van touw en dreef allen uit de tempel, de schapen en de runderen; en het geld van de wisselaars wierp Hij op de grond en hun tafels keerde Hij om. 16 En tot de duivenverkopers zeide Hij: Neemt dit alles hier vandaan, maakt het huis mijns Vaders niet tot een verkoophuis.

Johannes had het niet over hèt Pascha. Johannes heeft het hier over het feest der ongezuurde broden, dat echter "Pascha" werd genoemd. Let eens op de context waarin dit staat. De context geeft geen aanwijzing dat Jezus instemde met de manier waarop de joden het hielden. Als Hij met de manier waarop de joden het hielden, instemde, denkt u dan niet dat Hij dan in de tempel zou zijn gekomen en had gezegd: "O, dat is mooi! Kijk eens naar die wisselaars. Zij verkopen al deze dingen, zodat de mensen een schitterend offer aan God kunnen brengen. Is dat niet mooi? Het is toch prachtig!"

Ik geloof niet dat Hij instemde met de manier waarop het werd gedaan. Ziet u, juist het tegenovergestelde is waar. Hij stelde de handelwijze van de joden op krachtige wijze aan de kaak en corrigeerde hen omdat zij het feest met hun koopwaar, diefstal en bedrog onteerden. Ik geef u in overweging dat Johannes om deze reden het "het feest der joden" noemde. Dat was niet de manier waarop het verondersteld werd te worden gehouden. Er is al een eerdere uitspraak waarop we dit kunnen baseren. In Jesaja 1 zegt God: "Ik haat uw nieuwemaansdagen en uw feesten." In Amos 5 zegt Hij: "Ik haat, Ik veracht uw feesten." Ik heb commentaren gelezen waarin de commentatoren zeggen dat er geen aanwijzing is dat het hier om feesten voor Baäl gaat, maar veeleer waren het de feestdagen van God die ter ere van Baäl werden gehouden.

Hier in Johannes 2 herhaalt Jezus op een iets mildere manier wat reeds in het Oude Testament werd gezegd. Hij deed dit door dit aan de kaak te stellen en de wisselaars en kooplui die er waren, eruit te gooien.

Johannes 6:3-4 En Jezus ging de berg op en zat daar neder met zijn discipelen. 4 En het Pascha, het feest der Joden, was nabij.

Johannes 11:55 Nu was het Pascha der Joden nabij en velen van het land gingen op naar Jeruzalem, nog vóór het Pascha, om zich te reinigen.

Let nu op het verschil als Johannes het gaat hebben over het laatste Pascha dat Jezus hield.

Johannes 12:1 Jezus dan kwam zes dagen vóór het Pascha te Betanië, waar Lazarus was, die Jezus uit de doden had opgewekt.

Ziet u een verschil? Jezus gaat een Pascha houden en dat is niet "het Pascha der joden". Dit is in rechtstreekse tegenstelling met "de Pascha's der joden" die Johannes noemde in de vorige aangehaalde verzen.

Kijk nu eens naar Johannes 13:1. De chronologie brengt ons hier op de avond van de veertiende van de maand Abib. Het Paschalam is geslacht. Jezus houdt het Pascha.

Johannes 13:1a En voor het [Het is "het" Pascha, met het bepaalde lidwoord.] Paasfeest [Pascha], toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was ...

Wanneer was Zijn ure gekomen? In de namiddag van de veertiende. Hier hebben we dus in de chronologie een tijdsperiode die precies overeenstemt met het Pascha van Exodus 12, Numeri 9 en Leviticus 23. Jezus houdt het. Het wordt niet "het Pascha der joden" genoemd. Het wordt "het Pascha" genoemd. Een heel duidelijk onderscheid.

De verzen 5 en 6 van Leviticus 23 zeggen dat de veertiende het Pascha is en dat het lam tussen de twee avonden (ben ha arbayim) moet worden geslacht. Ben ha arbayim valt volgens Exodus 16:12-13 duidelijk na ba erev ("het ondergaan van de zon"). De lammeren moesten onmiddellijk na zonsondergang van de dertiende worden geslacht.

Ik ga hier doorheen, omdat we hier iets zullen gaan doornemen dat tot de moeilijkere schriftgedeelten van het Nieuwe Testament behoort. Laten we Mattheüs 26:17 opslaan. Bedenk dat we de waarheid van het Oude Testament hebben om ons te helpen bij de juiste interpretatie. De lammeren moesten onmiddellijk na ba erev ("het ondergaan van de zon") worden geslacht. Ze moesten worden geslacht in de tijdsperiode die bekend staat als ben ha arbayim.

Mattheüs 26:17 Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten?

Let op de woorden "dag" en "het feest der" die hierboven schuingedrukt zijn weergegeven. In veel oude manuscripten komen deze woorden niet voor en zijn later toegevoegd in een poging de betekenis te verduidelijken. Soms helpt dat, maar soms ook niet. In dit geval hadden ze het beter niet kunnen doen.

De discipelen kwamen en zeiden: "Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken ..." De eerste dag der ongezuurde broden was niet op de veertiende. De eerste dag der ongezuurde broden is op de vijftiende. Als dit werkelijk de eerste dag der ongezuurde broden was, dan hadden we hier in de Schriften een heel verwarrend en onoplosbaar chronologisch probleem, omdat deze mannen bijna twee dagen te laat zijn om instructies te vragen betreffende het houden van het Pascha. Wanneer hadden ze dit moeten vragen? Zou dat niet ergens dichtbij of op zijn laatst bij het ondergaan van de zon op de dertiende moeten zijn geweest? Het lam moest bij ben ha arbayim worden geslacht — na het ondergaan van de zon op de dertiende, wat dan, tijdens ben ha arbayim, het begin van de veertiende zou zijn geweest. Als dit vers op de juiste manier is vertaald, dan zijn deze mannen ongeveer twee dagen te laat in het stellen van deze vraag.

Om de zaak nog erger te maken, als dit juist is vertaald, dan zou Jezus niet gekruisigd zijn tot wanneer? In de namiddag van de vijftiende. Dat zou een zonde zijn geweest. U en ik zouden dan geen Zaligmaker hebben, omdat de Zaligmaker op de veertiende moest worden gedood om het ware PaschaLam te zijn.

Er is nog een punt. Aangezien we weten dat de religieuze leiders van de joden hun Pascha één dag later hielden dan Jezus, dan zouden zij, naar deze chronologie, hun lammeren in de namiddag van de zestiende hebben geslacht en in de avond van de zeventiende hebben gegeten, waardoor hun Pascha bijna drie dagen later zou zijn dan de manier waarop God het wilde laten gebeuren. U ziet dus dat geen enkele van deze situaties waar kan zijn. Er verliep niets op deze manier. We hebben hier duidelijk met een verkeerde vertaling van doen.

Marcus 14:2 en Lucas 22:7 hebben soortgelijke problemen, maar ze zijn minder ernstig. Als u over dit gedeelte ooit in commentaren snuffelt, zult u zien dat de commentatoren inzien dat er een duidelijke tegenspraak is tussen het verslag van Johannes in het evangelie naar Johannes en de drie evangeliën die men "de synoptische evangeliën" noemt.

Laat me u zeggen dat het probleem niet bij Johannes ligt. Het probleem ligt ook niet bij Mattheüs, Marcus en Lucas. Het probleem ligt in de manier waarop deze verzen werden vertaald, omdat de waarheid in de Schriften aanwezig is, gewoon in deze verzen. Ongelukkigerwijs wisten de vertalers niet waar ze mee van doen hadden.

Als het Grieks van Mattheüs 26:17 in het Nederlands wordt vertaald, precies zoals het in het Grieks voorkomt, dan zou het als volgt worden vertaald: "Op de eerste van de ongezuurden ..." Ongezuurden is een woord in het meervoud. Wat betekent dat? Voor u en mij die in deze cultuur zijn opgegroeid, betekent dat niets. Als wij de vertalers zouden zijn geweest, zouden we misschien dezelfde woorden hebben toegevoegd als de vertalers, omdat zij er niet precies wijs uit konden worden. Het kan op geen enkele manier betekenen wat de vertalers ervan hebben gemaakt, omdat daardoor een onmogelijke situatie ontstaat.

Laten we ons er nog iets specifieker op richten. De Griekse woorden die met "de ongezuurden" zijn vertaald, zijn toon azumoon. Dat is het meervoud van ta azuma. Ta azuma betekent "de ongezuurde", enkelvoud. Toon azumoon betekent "de ongezuurden", meervoud. U kunt opmerken dat het woord "broden" er helemaal niet in voorkomt. Het is iets dat wordt geïmpliceerd, omdat brood ongezuurd is.

In het meervoud kan toon azumoon (de ongezuurden) naar meer dingen verwijzen dan alleen naar brood. Ik waarschuw u, dit is precies waar we hiermee van doen hebben. Toon azumoon (de ongezuurden) kan naar meer dingen verwijzen dan alleen naar brood. Ik wil zelfs zeggen dat het heel waarschijnlijk is dat Mattheüs, Marcus en Lucas het in het meervoud hebben gebruikt om het over meer dan brood te hebben. In dit geval zou het op dagen kunnen duiden — dagen die ongezuurd waren — of andere dingen dan brood. In het meervoud kan toon azumoon verwijzen naar dagen, broden, huizen, een natie en mensen die in geestelijke zin ongezuurd zijn.

Exodus 12:15 en 19 zeggen ons wat er ongezuurd moest worden.

Exodus 12:15 Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten; dadelijk op de eerste dag zult gij het zuurdeeg uit uw huizen verwijderen, want ieder die iets gezuurds eet, van de eerste tot de zevende dag, zo iemand zal uit Israël worden uitgeroeid.

Exodus 12:19 Zeven dagen zal er geen zuurdeeg in uw huizen gevonden worden, want ieder, die iets gezuurds eet, zo iemand zal uit de vergadering van Israël worden uitgeroeid, hetzij hij een vreemdeling, hetzij hij in het land geboren is.

We kunnen het volgende uit de samenvoeging van deze verzen halen. Het Hebreeuws in die verzen, in het bijzonder in vers 15, is in de verleden tijd geschreven, duidend op een handeling die in het verleden was voltooid. Het gaat daar over het verwijderen van zuurdeeg. Waaruit moesten ze het zuurdeeg verwijderen? Ze moesten het uit het brood verwijderen. Ze moesten het uit hun huizen verwijderen. [N.B.: Dat over "borders" in de KJV kan ik niet vinden.] Kostte dat, om dat te bewerkstelligen, niet flink wat voorbereiding om gereed te zijn voor het houden van het Pascha en de dagen der ongezuurde broden?

Ieder van ons die echt probeert het zuurdeeg te verwijderen, begint al heel vroeg met het schoonmaken van de kasten, in het bijzonder die in de keuken. Wat mijn vrouw betreft, die begint zo vroeg dat ze geen voorbereidend werk meer heeft te doen als we in de laatste paar dagen voor het feitelijke houden van het Pascha en de dagen der ongezuurde broden aankomen.

De Misjna komt hier goed van pas, omdat die ons een beschrijving geeft van wat er in die tijd van die mensen werd verlangd voor wat betreft het schoonmaken (of wat wij "ontzuren" noemen) van zichzelf, hun huizen, hun gebied. Ik geef u een aanhaling uit een bron die bijna iedereen ter beschikking staat. Deze is ontleend aan Unger's Bible Dictionary, die één van de meer gebruikelijke woordenboeken is voor mensen die de bijbel bestuderen. De aanhaling komt uit het artikel Festivals op pagina 354. We hebben het hier over de dertiende van de maand Nisan. Luister hier goed naar.

Op de avond van 13 Nisan, de dag die tot de avond van 14 Nisan, de "voorbereiding voor het Pascha" werd genoemd (Johannes 19:14), zocht ieder hoofd van een gezin bij het licht van een kaars naar al het zuurdeeg en verzamelde dat. Voordat hij met het zoeken begon, sprak hij de volgende zegen uit: "Gezegend zijt gij, o Heer, onze God, Koning van het universum, die ons heeft geheiligd met uw geboden en ons heeft bevolen het zuurdeeg te verwijderen." Na het zoeken zei hij: "Het zuurdeeg dat in mijn bezit achterblijft omdat ik dat niet kan zien, worde als niets geteld en beschouwd als het stof der aarde."

De bron van deze woorden was ongetwijfeld de Misjna. De verwijzing die in dit woordenboek naar Johannes 19:14 wordt vermeld, laat heel duidelijk zien dat de samensteller van Unger's Bible Dictionary de schriftuurlijke verwijzing naar de voorbereiding van het Pascha kent.

De Misjna vertelt verder dat ze het zuurdeeg tegen tien uur in de morgen [van de veertiende] verbrandden. Niemand mocht na elf uur in de morgen noch iets gezuurds eten. Het ongezuurde brood werd gebakken en was tegen drie uur in de middag gereed voor het Pascha.

Als we hun voorbereidingen voor het Pascha en ongezuurde broden in beschouwing nemen, kunnen we begrijpen waarom Mattheüs, Marcus en Lucas het zo opschreven als ze hebben gedaan en dat ze de dag waarover ze schreven "de eerste van de ongezuurden" noemden. Dat betekent dat de dertiende dag de eerste dag van het jaar was, waarop het vereist was zuurdeeg te verwijderen.

Bedenk dat we het hebben over de dag voorafgaande aan de dag waarop het lam werd geslacht, omdat alles voor hen voorbereid en gereed moest zijn voor het braden en het eten van het lam zodra dat werd geslacht; en dit was het geval bij het laatste Pascha van Jezus.

Laten we nogmaals naar Mattheüs 26:17 gaan en ik zal een parafrase geven waarin ik de woorden toevoeg. Ik voeg ze toe en ik geloof dat het daarna een stuk begrijpelijker is.

Mattheüs 26:17 (geparafraseerd door John Ritenbaugh) Op de eerste dag van het jaar waarop ter voorbereiding op het Pascha de huizen ontzuurd moesten worden en er ongezuurd brood moest worden bereid, kwamen de discipelen tot Jezus en zeiden tot Hem: Waar wilt u dat we alles voorbereiden zodat u het Pascha kunt eten?

Ze hebben het over de dertiende van de eerste maand. Dat lost dus het chronologische probleem op.

Laten we Lucas 22:7 gaan lezen. Bedenk dat we het hier hebben over een traditie van die mensen. Het is niet iets dat God verlangde, maar het was een traditie van die mensen. Het was de eerste dag van de ongezuurden. Niet "ongezuurde broden", maar gewoon de eerste dag dat zij ongezuurd moesten zijn.

Lucas 22:7 De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pascha moest geslacht worden.

Lucas voegt hier het bepaalde lidwoord "de" toe. "De dag der ongezuurde broden kwam." Ik geef hier een parafrase van.

Lucas 22:7 (geparafraseerd door John Ritenbaugh) De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het verplicht was om het Pascha te slachten.

Ik voegde het woord "verplicht" toe, omdat het Grieks daar heel sterk is. Het was een bevel. Het impliceert onder dwang van de wet. Het zegt ons dat het slachten van het Paschalam door de wet van God werd afgedwongen om op een bepaalde tijd te gebeuren; die tijd was ben ha arbayim (tussen de twee avonden) aan het begin van de veertiende.

Hij zegt ons ook dat "de dag van de ongezuurden" een deel van de veertiende bevat, omdat de voorbereidingen voor ongezuurde broden doorgingen nadat de veertiende was aangebroken.

Was de laatste maaltijd van Jezus gewoon een avondmaaltijd of was het een Pascha? Was het gewoon een of andere herdenkingsmaaltijd? Er zijn mensen die het Pascha op de vijftiende houden en zeggen dat de laatste maaltijd van Jezus "de laatste avondmaaltijd" was en dat de maaltijd die Hij hield een of andere herdenkingsmaaltijd was die aan het Pascha vooraf ging. Er zijn anderen die beweren dat het houden van het Pascha door Jezus aan het begin van de veertiende iets volledig nieuws was, omdat de joden het altijd al aan het einde van de veertiende en uitlopende in de vijftiende hebben gehouden.

Begrijp dat deze mensen deze beweringen wel moeten doen, omdat indien Jezus het aan het begin van de veertiende hield, dat dan veel van hun autoriteit voor een Pascha laat op de veertiende wordt vernietigd. Het is gewoon nog een poging van Satan om Gods waarheid onder een lawine van overbodige kronkelargumenten te begraven. Maar de waarheid van God is er altijd en die zal de overhand hebben.

Laten we nu Marcus 14:12 lezen. Dat is werkelijk opzienbarend.

Marcus 14:12 En op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, waarop men gewoon was het Pascha te slachten, zeiden zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan en toebereidselen maken, opdat Gij het Pascha kunt eten?

Hier moeten we alweer naar het Grieks gaan kijken. Het woord dat vertaald is met "men was gewoon te slachten" is het Griekse ethuon. Het staat in de derde persoon meervoud, in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Ik zal dat voor u wat ontrafelen. Het duidt op een handeling die nog gaande is; één die nog niet voltooid is; één die op dat moment plaatsvindt en men doet het.

Ik zal dit nu lezen uit Barclay's Commentary op Marcus 14:12. Hij heeft dit naar modern Engels vertaald.

Marcus 14:12 (vertaald naar Barclay's Commentary) Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, toen ze het Paschalam aan het slachten waren, ...

Viel het u op? Gemeente, toen dit plaatsvond was het slachten van de lammeren aan de gang! Dat is opzienbarend! Nu moeten we de vraag stellen: Wie waren ze? Het konden niet de priesters bij de tempel zijn, want het evangelie naar Johannes laat duidelijk zien dat de priesters, zelfs de volgende morgen, nog niet begonnen waren met het slachten van het Paschalam. Zij wilden niet het paleis van Pilatus binnengaan "opdat ze niet verontreinigd zouden worden" en het Pascha niet zouden kunnen eten.

Het slachten van de offeranden thuis was precies op het moment aan de gang dat de discipelen deze vraag stelden. Ik zeg u dat dit opzienbarend is; dit laat zien dat het grote publiek hun lammeren niet bij de tempel liet slachten. Ze deden dat zelf en ze deden dat thuis, of ze deden dat bij de herbergen. Ze deden het zelf en ze deden het aan het begin van de veertiende.

Als u een discipel van Jezus zou zijn en u zag dit pal voor uw ogen gebeuren, zou u dan niet de vraag stellen die zij stelden? Het is heel interessant dat Jezus niet zei: "Nee, laten we maar tot morgenmiddag wachten. Per slot van rekening is de late veertiende de juiste tijd om het te doen." Er is in geen van de drie verslagen — Mattheüs, Marcus en Lucas — ook maar een aanwijzing te vinden, dat wat ze vroegen op enige manier afweek van wat ze reeds al de jaren dat ze met Jezus optrokken, gewoon waren te doen.

Ze verwachtten het Pascha aan het begin van de veertiende te houden en ze vroegen zich af: "Wanneer gaan we het doen? Het wordt al laat." Maar het verslag laat zien dat Jezus reeds plannen had gemaakt en Hij zei hun dus: "Ga naar die en die plaats. Daar zullen jullie een bepaalde persoon zien. Volg die persoon naar zijn huis. Vraag de heer des huizes naar de bovenkamer en we zullen het Pascha houden in de kamer die hij daarvoor heeft gereed gemaakt.

Jezus zei: "Ik zal het Pascha met Mijn discipelen eten." En dat was "HET Pascha", niet "het Pascha der joden". Hij at niet "een laatste avondmaaltijd" zoals sommige van deze kerken zeggen. Het was een avondmaaltijd, maar het was "de Pascha"avondmaaltijd. Het was niet een of andere herdenkingsmaaltijd. De aanwijzingen en de instructies worden daar heel duidelijk gegeven.

Weet u dat in deze drie verslagen het begrip "het Pascha" elf keer voorkomt en het woord "huis" drie keer; en dat het woord tempel geen enkele keer voorkomt en dat ook de woorden "lam bij de tempel geslacht" helemaal niet voorkomen?

Op basis van deze verslagen kunnen we op geen enkele manier bepalen of de voorbereidingen van de discipelen ook het slachten van het lam betrof. Ik moet haast zeggen, op basis van wat er staat geschreven, dat Jezus reeds voorbereidingen had getroffen. Hij wist waarheen te gaan en de heer des huizes verwachtte dat Hij daar zou komen. Het is heel aannemelijk dat de heer des huizes het lam reeds had geslacht tegen de tijd dat de discipelen daar aankwamen; misschien was hij ook reeds begonnen om het lam te braden, zodat als Jezus daar met Zijn discipelen aankwam er weinig of geen tijd verloren zou gaan voordat de feitelijke Paschamaaltijd begon.

U zult zich nog wel van enige preken geleden herinneren dat ik u een vrij nauwkeurige schatting gaf van hoe lang het zou duren om een lam te braden. De getallen die ik u gaf, waren voor een lam dat omstreeks de vijfentwintig kilo woog, en het zou tot ongeveer middernacht duren voordat het gereed was. Leviticus 22:27 zegt echter dat het lam ook slechts acht dagen oud mocht zijn. Als ze dus een heel klein lam gebruikten, is het heel goed mogelijk dat het slechts omstreeks een uur zou kosten voordat het lam gereed was.

Dat past mooi binnen de beperkingen in tijd die in Johannes 13 tot 17 worden aangegeven. De maaltijd zou binnen de twee uur achter de rug kunnen zijn geweest, waarin Jezus voldoende tijd had hun de voeten te wassen, de Paschamaaltijd te eten, de nieuwe symbolen voor het Pascha in te stellen en daarna de instructies aan Zijn discipelen te geven die aan het einde van Johannes 13 staan en doorgaan tot en met Johannes 17.

Laten we Lucas 22:16 lezen en we zullen met deze tekst ook afsluiten.

Lucas 22:16 Want Ik zeg u, dat Ik het [het Pascha] voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods.

Er is absoluut geen aanwijzing in de Schrift dat Jezus een andere Paschadag hield dan de dag die God in Exodus 12 gebood. Op basis van Johannes 18 en 19 kan er geen twijfel aan bestaan dat er twee verschillende Pascha's werden gehouden: één door de leidende klasse en het andere door, wat we zullen noemen, "het gewone volk". Ook kunnen we op basis van die hoofdstukken concluderen dat de joden hun Pascha nog niet eens gegeten hadden, terwijl Jezus voor Zijn leven terecht stond op de morgen van de veertiende.

Ik geloof dat hiermee heel wat vragen betreffende het Pascha in het Nieuwe Testament zijn beantwoord.

We zullen er op dit punt voor vandaag mee stoppen. Er is iets betreffende deze serie waarop ik nog nader in wil gaan, maar ik zal dat pas na Pinksteren doen. Als Pinksteren voorbij is, zullen we op iets ingaan betreffende het Pascha dat ons naar mijn mening erg kan helpen met betrekking tot het bestuderen van andere delen van de bijbel, in het bijzonder het Nieuwe Testament.



Loading recommendations...