Sermon: De Vader-Zoon relatie (Deel 1)

#725BNL

Given 19-Jun-05

description: (hide)

Zich concentrerend op 1 Corinthiërs 4:6 onderzoekt John Ritenbaugh de contexten waarin de menselijke rede verkeerd is toegepast op Gods natuur. De Catholic Encyclopedia geeft toe dat er maar karig bijbels bewijs is voor een drieëenheid, maar dat deze slechts door "christologische speculatie" wordt "bewezen". Deze bedrieglijke leerstelling beweert dat de Godheid bestaat uit drie Wezens die op hetzelfde niveau staan. Desondanks bevestigt A.E. Knoch in Christ and Deity, door zich dichter bij de Schrift te houden, dat de Vader de bron is van alles, en de Zoon het middel is waardoor Hij Zijn doel uitvoert. Met Zijn eigen woorden verzekert Christus dat de Vader meer is dan Hij (al zijn Ze één in doel en denken). Christus is het enige middel waardoor we de kennis van God kunnen ontvangen, waardoor het beeld, het denken, het doel en het karakter van de onzichtbare, onsterfelijke Vader wordt geopenbaard. Evenals de Zoon het beeld van de Vader projecteert, wil God het gehele universum vullen met beelden die zich voegen naar de Zoon.


transcript:

De apostel Paulus gaf ons in 1 Corinthiërs een principe dat heel belangrijk is om te onthouden, dit betreft de manier waarop de menselijke rede omgaat met geestelijke zaken. Wij moeten inderdaad logisch redeneren, maar het menselijk redeneren, ook als het logisch is, is een redeneren dat niet gebaseerd is op de Schrift. Met andere woorden het kan niet op de juiste manier door de Schrift worden gedefinieerd. Het is een redeneren dat niet voldoet aan de standaards van Gods woord, omdat het niet door Gods woord onderbouwd wordt. Het is onder andere speculatief.

De gemeente te Corinthe had problemen met verdeeldheid, die werden veroorzaakt doordat sommigen aan bepaalde dienaren de voorkeur gaven boven andere en doordat sommigen een oordelende houding hadden ten opzichte van Paulus en anderen.

1 Corinthiërs 4:6 Dit, broeders, heb ik op mijzelf en Apollos overgebracht om uwentwil, opdat gij uit ons (voorbeeld) zoudt leren niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat niet iemand uwer zich vóór de een en tegen de ander opblaze.

De woorden "leren niet te gaan boven hetgeen geschreven staat" zijn de woorden die voor deze preek belangrijk zijn. Natuurlijk wordt hiermee bedoeld wat in de Schriften geschreven staat. De New Revised Standard Version heeft een kanttekening bij dit vers, die luidt: "Wat in de Schrift geschreven staat, zodoende dus speculatie vermijdend."

En dat is nu juist wat de meeste christenen hebben gedaan. Ze hebben veel gespeculeerd over de natuur van God, inclusief de leer der "drieëenheid". Ik noemde in een eerdere preek dat ik in een uitgave van The Catholic Encyclopedia een verrassende erkenning had gevonden betreffende het speculeren over de natuur van God. Jammer genoeg weet ik niet meer in welke uitgave dat was, maar onder het hoofd "Drieëenheid" vermeldden ze dat het Oude Testament geen informatie bevat betreffende een drieëenheid, en gaven ze toe dat de informatie in het Nieuwe Testament erg mager was. De inhoud van de katholieke leerstelling en de conclusie waartoe ze kwamen, kwam tot stand door wat zij "christologische speculatie" noemden. De leer der drieëenheid was giswerk.

Enige tijd geleden knipte ik een "My Answer" column van Billy Graham over de drieëenheid uit een krant. Ik weet niet meer uit welke krant dat was, maar de informatie is typisch voor de informatie over het onderwerp van de drieëenheid. Ik zal iets uit dat artikel voorlezen. In feite had het veel weg van een heel kort artikel.

Christenen, in het bijzonder theologen, praten soms over God als bestaande uit drie personen: God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. [Hiermee bedoelen ze niet dat er drie verschillende goden zijn. In feite is het tegenovergestelde het geval. Deuteronomium 6:4 zegt: "de HERE is één."] Het kan u helpen dit te begrijpen als u aan God denkt als iemand die drie persoonlijkheden bezit, of dat Zijn karakter of natuur uit drie elementen bestaat. We weten vanuit de bijbel dat God onze hemelse Vader is. Hij heeft ons leven gegeven op ongeveer dezelfde manier als een aardse vader ons leven geeft, door ons te scheppen en zorg voor ons te dragen. Ook is Hij tot ons gekomen in Christus, die God in het menselijke vlees was, volledig God en toch ook volledig mens. Ook komt God door de Heilige Geest in ons wonen als we ons tot God keren en Christus in ons hart ontvangen. Dit is een diepgaande waarheid en niemand van ons kan het mysterie daarvan volledig begrijpen. Maar maakt u zich daar geen zorgen over, want de Heilige Geest laat ons een belangrijke waarheid zien, die we ons niet moeten laten ontgaan. God heeft ons lief en Hij wil dat wij Hem op een persoonlijke manier leren kennen.

Aangezien de bijbel duidelijk stelt dat er één God is, hebben zij in feite de conclusie getrokken dat deze ene God een gespleten persoonlijkheid heeft, die uit drie delen bestaat. Het is geen wonder dat ze de conclusie hebben getrokken dat dit een erg diepzinnig iets is. Maar de werkelijke waarheid is dat zo'n conclusie onmogelijk is, als men zich beperkt tot wat de Schriften duidelijk stellen over de relatie tussen de Vader en de Zoon, en in het bijzonder over de Zoon. Als men die relatie eenmaal duidelijk tot uitdrukking ziet gebracht in de Schrift, wordt daarmee het mysterie van de Heilige Geest opgelost. Er is niet zoiets als de leer der drieëenheid uitlegt.

Zo'n twee maanden geleden ontving ik per post een klein boekje van een vriend die dacht dat ik misschien wel in de inhoud ervan geïnteresseerd zou zijn. Het boekje heeft als titel Christ and Deity [Christus en God] en werd geschreven door iemand met de naam A.E. Knoch. Hij schreef dit tegen het eind van de 19e eeuw en laat de duidelijke verschillen zien tussen de Vader en de Zoon. Het boekje gaat alleen uit van de Schrift en laat de Schrift tot uitdrukking brengen wat ze hebben te zeggen en laat daarmee de rollen zien waarin ze binnen hun relatie volmaakt samenwerken in het tot stand brengen van het doel van Gods schepping.

Dit boekje was zo overtuigend dat E.W. Bullinger, de man die The Companion Bible samenstelde, aan het eind van zijn leven uit de gunst geraakte binnen het nominale christendom, omdat hij op basis van de geschriften van Knoch over dit onderwerp de leer der drieëenheid verwierp.

Ik waarschuw u dat deze preek vaak moeilijk te volgen zal zijn. U moet zelf het boek [dat is de bijbel] lezen! Ik gebruik daarbij het boekje van Knoch als gids en ik zal veel schriftgedeelten aanhalen; in sommige gevallen zal ik sommige ervan diverse keren aanhalen. Ik wil u ook zeggen dat ik dit niet in één preek zal behandelen, omdat hij werkelijk een schat aan informatie aanreikt. Het boekje bestaat slechts uit twintig pagina's, maar de diepgang ervan is geweldig.

Wat ik te zeggen heb, kan een uitdaging betekenen voor uw huidige, gemakkelijke inschatting dat u precies weet over wie het gaat als u de bijbel leest en het woord "God" ziet. Dit komt omdat de bijbel op veel plaatsen uit een beperkt aantal woorden kiest voor woorden die in de oorspronkelijke taal verschillend zijn, maar om de context op de juiste manier te begrijpen is er maar één juist. U zult in grote lijnen niets nieuws krijgen voor wat betreft wat u in het verleden hebt geloofd op basis van het onderwijs van Herbert Armstrong; het kan echter zijn dat u een veel gedetailleerder en duidelijker begrip krijgt, een begrip dat u veel meer bewijs geeft dat hij het in principe bij het juiste eind had; en u zult ook nieuwe methoden krijgen om te bewijzen dat zijn leer in dit opzicht juist was.

Laten we 1 Corinthiërs 8:6 opslaan. Dit is een basistekst om deze preek te begrijpen.

1 Corinthiërs 8:6 voor ons [christenen] nochtans is er maar één God [niet drie, maar één God], de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem.

Ik lees deze tekst nogmaals, maar nu vanuit de Revised English Bible; deze zegt in principe hetzelfde als de King James, maar in de meeste gevallen hebben ze het voorzetsel veranderd. Door dat te doen wordt de relatie tussen ons en de Vader, en tussen ons en de Zoon, duidelijker en tegelijkertijd geeft het een duidelijker beeld van hun onderlinge relatie.

1 Corinthiërs 8:6 [Vertaald naar de Revised English Bible] Ja, voor ons is er één God, de Vader, vanuit wie alle dingen zijn en wij bestaan voor Hem. Er is één Heer, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij bestaan door Hem.

Dit vers zegt over die relatie met ons en met elkaar het volgende: De Vader is de Bron van alle dingen en Hij is ook het Doel waarheen de gehele schepping op weg is. De schepping heeft één begin en één einde. Ze begint met de Vader en eindigt met de Vader. Tegen de tijd dat we met deze preken gereed zijn, zal ik u dit bewezen hebben. Ik zal u nu al zeggen waar het antwoord op dit einde te vinden is. Dat staat in 1 Corinthiërs 15, waar Jezus alles overdraagt aan de Vader. Dan is de bijbel tot dat punt voltooid. Dat is het eind. Het is gereed. Het begint met de Vader en het eindigt met de Vader. De Vader is de Bron en het Doel waarheen de gehele schepping op weg is. De Vader werkt Zijn doel uit middels de Zoon. Jezus Christus is de Leiding — het middel — waardoor en door Wie alles wordt gedaan. Deze Wezens vervullen twee duidelijk gescheiden rollen.

Alvast een stukje conclusie: We hebben ons bestaan, zowel fysiek als geestelijk, te danken aan de Vader die door de Zoon werkt. Laten we dit punt heel duidelijk maken. De Vader is de Bron van alles. De Zoon voert Zijn opdrachten — naar ik kan zeggen — in volmaakte overeenstemming uit. De Schriften laten dit onderscheid, zonder uitzondering, altijd zien. Er zijn twee aparte Wezens. Beiden kunnen terecht God worden genoemd.

Johannes 8:42 Jezus zeide tot hen [de schare van joodse mensen aldaar]: Indien God uw Vader was, zoudt gij Mij liefhebben, want Ik ben van God uitgegaan en gekomen [Dat is waarom ze Hem zouden moeten liefhebben. Let erop wie Hij God noemde. Dat was de Vader. Let erop hoe Hij op aarde kwam. Hij werd daar door de Vader heengestuurd.]; want Ik ben niet van Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.

Hier wordt alweer een duidelijk onderscheid gemaakt. Jezus maakt hier Zijn positie duidelijk, waarmee Hij de waarheid dat het ene Wezen groter is dan het andere, helpt vaststellen. Al zijn beiden God, ze staan niet op hetzelfde niveau zoals de leer der drieëenheid beweert.

Romeinen 11:36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen.

Nogmaals, dit stelt vast dat God de Bron van alles is. Het laat ons iets zien dat heel duidelijk is, als we de gehele context zouden lezen. Dit vers is niet meer dan de conclusie. Het laat zien dat niemand een claim op God heeft, dat behoud afhangt van Zijn barmhartigheid, dat Hij de Bron is van de kracht die behoud brengt, dat Hij de hulp van de mens niet nodig heeft, dat Hij niet verplicht is behoud te geven, en dat in Hem de reden ligt waarom alles wordt gedaan. Dat is hier een hele mondvol!

Laten we Openbaring 4:11 opslaan, omdat we de positie van degene die we als de Vader kennen, willen blijven bevestigen, dat Hij de Bron is van alles. Niemand kan Hem ergens op aanspreken. Alles wordt door Zijn barmhartigheid gedaan. In Openbaring 4:11 zien we iets van de hemel en we zien iets in een uitspraak die door de vierentwintig oudsten wordt gedaan.

Openbaring 4:11 Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.

Dit is één van die verzen die op het eerste gezicht op Jezus Christus van toepassing lijken te zijn. Hij speelt hier zeer zeker een belangrijke rol in, maar als we helemaal naar hoofdstuk 5 gaan, zien we dat dit vers over de Vader gaat, in samenhang met Jezus Christus.

Alle dingen werden geschapen omdat de Vader dat wilde. God handelt echter nooit rechtstreeks met ons; Hij doet dat altijd via de Christus. Houdt ook die gedachte vast! Hij handelt nooit rechtstreeks met ons, Hij doet dat altijd via de Christus. De fysieke schepping begon bij de Vader en werd door de Zoon uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor verlossing — de geestelijke schepping. Ook die begon bij de Vader, maar wordt door de Zoon uitgevoerd, en er bestaat tussen hen geen conflict. Terwijl de Zoon dus het beeld is van de Vader — en Hij er recht op heeft God te worden genoemd en dezelfde eer te ontvangen als de Vader — blijft Jezus er, blijkens Zijn eigen getuigenis, bij dat de Vader groter is dan Hij.

We gaan weer naar het evangelie naar Johannes. We zullen daar gaan zien dat de Zoon Zijn gaven en Zijn verantwoordelijkheden omschrijft.

Johannes 5:26-27 Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf. [Dat is een uitspraak die je oren doet tuiten! Het leven van de Zoon kwam van de Vader.] 27 En Hij heeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon des mensen is.

Het eeuwige leven van de Zoon en Zijn macht om te oordelen zijn dus een gave van God de Vader.

Ik wil dat u ziet dat ik niets verdraai. Ik zeg u alleen maar wat Jezus Zelf zei.

Johannes 6:57 Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij.

Hij herhaalt alweer het feit dat Hij door de Vader gezonden is. Al deze dingen voegen het ene na het andere schriftgedeelte toe om de relatieve positie tussen Hen beiden te laten zien, dat de ene God is evenals de ander dat is, maar dat de ene — de Zoon — zeer zeker in, wat wij zouden noemen, een wat lagere positie verkeert dan de ander. Zijn eigen woorden luiden: "De Vader is groter dan Ik." Hij zegt: "Ik ben minder dan Hij."

Als we dit eenmaal gaan zien [Jezus' eigen getuigenis], vallen ze ons in het gehele Nieuwe Testament op.

Johannes 10:29 [Statenvertaling] Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders.

Alweer, de Vader is groter dan de Zoon. We zien hier een duidelijk onderscheid tussen beiden.

De leer der drieëenheid beweert dat er in de godheid drie gelijkwaardige wezens zijn die uit dezelfde substantie bestaan. Hoe kunnen ze gelijkwaardig zijn in het licht van het getuigenis dat Jezus Zelf geeft, dat zelfs de Vader en de Zoon niet gelijkwaardig zijn? Waar past dan de Heilige Geest hierbinnen? Is er iemand die het beter weet dan Jezus? Waar hoort deze zogenaamde "derde persoon", de Heilige Geest, dan in het plaatje van deze relatie thuis? Hij hoort daar helemaal niet thuis, omdat zo'n wezen niet bestaat, laat staan dat hij "gelijkwaardig" met hen is, als zelfs de Zoon niet gelijkwaardig is aan de Vader.

Ik ga proberen dit nog duidelijker te maken. We gaan daarvoor Johannes 17:20-23 lezen. Dit is Jezus' gebed tot de Vader vlak voor Zijn kruisiging.

Johannes 17:20-23 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, 21 opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. 22 En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: 23 Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.

Deze verzen stellen duidelijk dat de Vader en de Zoon één zijn, maar hun eenheid is niet in tegenspraak met het feit dat Jezus duidelijk stelt dat Ze niet gelijkwaardig zijn. Ze zijn één in karakter. Ze zijn één in doel. Ze zijn één van zin in hun plan waarmee naar Hun doel wordt toegewerkt. Ze zijn één in denken, in volmaakte overeenstemming met betrekking tot waarmee Ze bezig zijn, maar Ze zijn duidelijk verschillende Wezens.

Jezus' gebed op dit punt betreft u en mij. Hij stelt in vers 20 duidelijk: "En Ik bid niet alleen voor dezen [doelend op de apostelen die daar bij Hem waren], maar ook voor hen, die door hun woord [dat van de apostelen] in Mij geloven." Wij lezen de dingen die zij hebben geschreven. Jezus bidt voor u en mij. Ik wil dat dit echt tot u doordringt. Hij bidt voor u en mij.

Hij refereert er daarna ook naar dat Hij wil dat wij — u en ik — in zulke mate één worden met de Vader en de Zoon dat Hij zegt: "gelijk" Jezus en de Vader één zijn. Het woord "gelijk" betekent "in dezelfde mate", "tot op hetzelfde niveau". Het betekent "één" evenals Zij "één" zijn. Laten we onszelf weer terugbrengen in het plaatje, daar Zijn gebed was dat wij één zouden worden met de Vader op dezelfde manier dat de Vader en de Zoon één zijn.

Gemeente, het staat toch als een paal boven water dat wij verschillende wezens zijn? Elk van ons bezit een leven dat anders is dan dat van de Vader of de Zoon. Als we "één" moeten zijn met de Vader "gelijk", in dezelfde mate, op dezelfde manier, tot op hetzelfde niveau als Jezus nu "één" is met de Vader, dan volgt daar uit dat ook wij niet gelijkwaardig aan de Vader zullen zijn, evenals Jezus niet gelijkwaardig is aan de Vader; toch zullen we "één" zijn met de Vader.

Het kan u wat tijd kosten om dit goed te overdenken, maar u zult zien dat dit een essentieel begrip geeft van hoe twee wezens beiden God kunnen zijn en toch niet gelijkwaardig aan elkaar. Ze zijn verschillende wezens. Ze hebben een verschillend niveau van autoriteit. Ze hebben in feite ook verschillende verantwoordelijkheden. Als wij in die familie geboren worden, zullen we één zijn met de Vader op dezelfde manier als Jezus dat is, maar we zullen totaal verschillende wezens zijn. We zullen evenmin deel uitmaken van de godheid als Jezus deel uitmaakt van de godheid en toch zullen we God zijn.

De leer der drieëenheid zegt dat de godheid een gesloten geheel is. Herbert Armstrong leerde ons dat de leer der drieëenheid zichzelf presenteert als een gesloten godheid. Dat is zo. Maar op een bepaalde manier zullen wij gelijk zijn aan Jezus. Dat is een vrij hoge positie.

Voordat we dit punt beëindigen, wil ik u nogmaals laten zien dat Jezus duidelijk stelde dat God Hem stuurde.

Johannes 14:4-6 En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg. 5 Tomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet, waar Gij heengaat; hoe weten wij dan de weg? 6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.

We gaan weer even terug naar het punt dat God Zijn doel uitwerkt door Jezus. Wij hebben toegang tot de Vader middels de Zoon.

Laten we nu Lucas 10 opslaan.

Lucas 10:21-22 Terzelfder tijd verblijdde Hij Zich door de Heilige Geest en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U. 22 Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader, en wie de Vader is, dan de Zoon, en wie [duidend op u en mij] de Zoon het [wie de Vader is] wil openbaren.

We zien alweer de rollen. De Vader is de Bron. Hij werkt door de Zoon. De enige weg naar de Vader loopt via de Zoon en de enige weg naar de Vader is dat de Zoon de Vader openbaart aan hen die uitverkoren zijn.

Houdt het principe dat ik eerder in deze preek noemde, in gedachten, namelijk dat dit consequent door de gehele bijbel wordt vastgehouden. Ons contact met God loopt altijd via de Zoon. Hij is degene die openbaart. We zullen daar een voorbeeld van zien in Mattheüs 16.

Mattheüs 16:15-17 Hij [Jezus] zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? 16 Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! 17 Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is.

Ziet u hier hoe het verloopt? De Vader opende Petrus' verstand, zodat toen hij de Zoon zag, de Vader door de Zoon aan hem geopenbaard begon te worden. Zijn situatie was iets anders dan die van ons, in zoverre dat wij niet het voorrecht hebben om Jezus Christus op dezelfde manier als zij letterlijk te kunnen zien. Zij kregen een tweeledige dosis openbaring van God, daar ze Hem niet alleen konden zien, maar ook horen. Ze brachten drieënhalf jaar met Hem door en Hij benutte die gehele tijd om hun de Vader te openbaren, zodat zij alles binnen de juiste context zouden begrijpen, en eer zouden geven aan het grote Wezen dat dit allemaal uitdacht (als ik het zo mag zeggen) en ervoor zorgde dat het werd uitgevoerd zodat Hij de kennis van Hem over de gehele aarde en voor alle eeuwigheid kon uitbreiden. Maar Hij stelde scherp omlijnde regels op, op basis waarvan zou worden gewerkt. We zullen daar later meer in detail op ingaan. Misschien is de regel die het strakst wordt gehanteerd wel dat Hij alles door middel van de Zoon bewerkt en dat Hij Zelf op de achtergrond blijft.

Jezus werd door de Vader gezonden en Hij is het enige middel waardoor wij de Vader kunnen leren kennen. Alles vindt zijn bron bij God de Vader, maar alles verloopt via de Zoon — inclusief de fysieke schepping, het offer van de Zoon als het middel tot verlossing, waarmee de geestelijke schepping begint, en Zijn middelaarswerk waarmee het plan tot verder uitvoering wordt gebracht.

In het verdere vervolg zullen we vanuit de Schriften — de bijbelse openbaring van de waarheid — overweldigend bewijs blijven vinden dat er slechts één God is. In feite zullen we het uiteindelijk in Jezus' eigen woorden zien. Echter niet in deze preek. Ik stel dat uit tot een latere.

Deze waarheid is subtiel ondermijnd door de betekenisloze en onbegrijpelijke terminologie van de leer der drieëenheid. Het is geen wonder dat de leer der drieëenheid een groot mysterie is.

De openbaring van God komt door onze ogen en oren tot ons. We luisteren ernaar of we lezen erover in de pagina's van de bijbel. We krijgen deze uitgelegd in preken en we lezen, middels onze ogen, een verdere uitleg in boekjes en artikelen die voor dat doel geschreven worden.

Onze oren kunnen wat onhoorbaar is niet onderscheiden en onze ogen kunnen datgene dat onzichtbaar is niet zien. In Christus zien we echter het beeld van God. Houdt die gedachte vast. Deze zal belangrijk worden. In Christus zien we het beeld van God en indien Hij fysiek hier zou zijn, zouden we Hem kunnen zien en horen wat Hij te zeggen had, evenals de apostelen dat konden. De Schriften bevestigen dat het onderwerp van Deuteronomium 6:4 zowel onzichtbaar als onhoorbaar is. Dat schriftgedeelte is niet op de Zoon van toepassing.

Laten we nu Colossenzen 1:12-15 opslaan en we zullen dit zich zien ontvouwen.

Colossenzen 1:12-15 en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht. 13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, 14 in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden. 15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping.

Nu leest u dat rechtstreeks in uw eigen bijbel! Jezus Christus is het beeld van de onzichtbare God.

Zelfs wij kennen het gezegde dat die-en-die sprekend lijkt op iemand anders. Als iemand het beeld is, dan hebben we het over twee verschillende personen. De ene is een afspiegeling van de werkelijkheid, en slechts één is volgens dit schriftgedeelte de ware God van de bijbel. Hij is het beeld van de onzichtbare God.

Ik herhaal het nog eens, ik verdraai niets.

Wacht tot we het volgende schriftgedeelte lezen! Ook dat werd door Paulus geschreven. Het staat in 1 Timotheüs. Paulus schrijft daar over een bepaald onderwerp en opeens wordt hij geïnspireerd en zegt dan het volgende:

1 Timotheüs 1:17a De Koning der eeuwen, de onvergankelijke, de onzienlijke, de enige [de Statenvertaling voegt toe "wijze"] God, ...

U weet reeds waar dit over gaat! Jezus Christus was niet onzichtbaar. De Vader is onzichtbaar. Let op de woorden die op "onzichtbaar" volgen: [Statenvertaling] "den alleen wijzen God"! Paulus zei dit onder inspiratie van Jezus Christus, dat de Vader "de alleen wijze God" is.

1 Timotheüs 1:17b ..., de enige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.

Het onderwerp van deze verzen is degene die Paulus "de Koning" noemde. Mijn bijbel laat dat woord "Koning" met een hoofdletter beginnen. Het verwijst naar de Vader. Paulus zegt in feite in dit vers ook dat als er één Koning is, er dan niemand anders is die een hogere rang heeft dan de Vader. De Vader is eeuwig. Hij is onsterfelijk en Hij is onzichtbaar. Zijn heerschappij strekt zich uit over alle tijden en geslachten. In tegenstelling daarmee was Jezus, toen Hij hier op aarde was, duidelijk zichtbaar en had Hij maar een zeer beperkte autoriteit.

Zoals ik eerder zei, als we dit eenmaal gaan zien, vallen die schriftgedeelten je overal op. Laten we Hebreeën 11 opslaan.

Hebreeën 11:26-27 en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij [Mozes] hield de blik gericht op de vergelding. 27 Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, zonder de toorn des konings te duchten. Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke.

Ik wil u eraan herinneren dat Mozes God zag. Degene die hij zag, kon niet de Vader zijn geweest. Er is één God die onzichtbaar is. Als we dit begrijpen, dan was Mozes' geloof in die God die hij niet zag. Zijn geloof was in de onzichtbare God. Dat zegt Paulus hier in Hebreeën 11.

Als we verder gaan zullen we zien dat het niet verkeerd is dat we geloof hebben in onze Heer Jezus Christus, die ook God is, maar het doel van ons geloof moet de Vader zijn. Dat is de manier waarop Jezus Christus het wil. En wij moeten Hem zeer zeker vertrouwen.

Kunt u zich voorstellen wat voor gruwel het is dat de Katholieke Kerk de mensen zegt tot Maria te bidden? Als we bidden, tot wie bidden wij dan? We bidden tot de Vader. Dat is wat Jezus ons zei te doen. Ik zeg niet dat het verkeerd is als we ooit eens een gebed richten tot de Zoon, maar de overweldigende meerderheid van onze gebeden moet gericht zijn tot het Doel van de gehele schepping, zowel de fysieke als de geestelijke, en dat is de Vader, omdat Hij de Baas is. Hij is de enige onzichtbare God, die de Bron is van alles en het Doel waarheen alles in dit ontzagwekkende universum op weg is. We moeten alles in het juiste perspectief zien.

Mozes' geloof was, zoals Paulus het hier zegt, in degene die wij in deze tijd "de Vader" noemen, omdat Mozes de Vader nooit letterlijk zag, maar hij zag Hem wel zinnebeeldig. Hij begreep. Hem was het plaatje duidelijk. Als we dit principe begrijpen en op onszelf gaan toepassen, beseffen we dat ook wij, zolang we menselijk zijn, nooit de Vader zullen horen of zien. Zoals Hij Zich verborg voor grote mensen als Abraham, Mozes, en dergelijke, zo zal Hij Zich voor ons blijven verbergen. Geen enkel kind ziet ooit zijn vader zolang het nog in de baarmoeder is.

Knoch verwijst in zijn boekje af en toe naar de Vader als de "absolute God". Ik ben er zeker van dat hij dit doet om de Vader van de Zoon te onderscheiden. De Zoon is ook God, maar is een apart en ander Wezen. Er is in de bijbel geen enkel aanknopingspunt te vinden dat Gods onzichtbaarheid te wijten is aan menselijk onvermogen; het is veeleer te wijten aan het feit dat de Vader ervoor gekozen heeft Zich te verbergen, omdat dat voor Zijn doel belangrijk is. Wat is Zijn doel? Behoud is door genade door geloof en dat is geen geloof in iets dat we kunnen horen of zien.

De Vader — de absolute God — heeft het voor Zijn doel belangrijk geacht dat Hij onzichtbaar en onhoorbaar blijft. Eén reden is dat het van essentieel belang is voor wat betreft afgodendienst, omdat als we eenmaal proberen Hem zichtbaar voor te stellen, we Hem automatisch tot menselijke proporties gaan terugbrengen, waardoor Hij iets van Zijn "boven alles uitsteken" gaat verliezen. Als u denkt dat dat niet waar is, verwijs ik u opnieuw naar wat de Katholieke Kerk heeft gedaan. Zij verzwakken het "boven alles uitgaan" van Jezus Christus door de manier waarop zij Maria bezien. Maar de Vader hebben ze nog niet gezien en daarom is er dus geen manier waarop ze het "boven alles uitgaan" van de Vader, van wat Hij werkelijk is, letterlijk kunnen gaan afzwakken, wat wel het geval zou zijn als ze meer van Hem zouden gaan begrijpen.

Er is nog een tweede reden waarom de Vader Zichzelf verbergt, dat is dat Hij daardoor de aandacht van Zijn kinderen op de Zoon richt. Dit is belangrijk om ons te helpen de rol die Christus in dit geheel van Zijn openbaring van de Vader speelt, te waarderen. Het is veel belangrijker dat we ons concentreren op Gods denken en karakter dan op hoe Hij eruit ziet. Zijn denken en karakter zijn belangrijk voor onze geestelijke groei en ons behoud.

De Vader heeft ons echter niet zonder enig aanknopingspunt gelaten voor wat betreft algemeenheden betreffende de "absolute God". Dit wordt op twee manieren gedaan. Ten eerste, ons wordt al direct in Genesis 1:26 gezegd dat we "naar hun beeld" worden geschapen. We kunnen dan dat woord "elohim" gaan begrijpen en ook het woord "hun", omdat als Jezus Christus het beeld is van de Vader, dan weten we dat de Vader wel wat op de Zoon lijkt.

Een tweede manier waarop God deze uitdaging tegemoet treedt is door in de bijbel bepaalde stijlfiguren te inspireren. Eén daarvan is de "anthropopatheia". In deze stijlfiguur wordt over God gesproken als een mens en dus lezen we in de bijbel over Zijn ogen, Zijn oren, Zijn mond, Zijn lippen, Zijn armen, Zijn handen, Zijn voeten, en zo krijgen we een algemeen idee. Daarnaast lezen we vaak over Zijn gevoelens. Hij heeft zeer menselijke gevoelens, maar Hij heeft die volmaakt onder controle. We kunnen dan meer van Hem begrijpen, zelfs al kunnen we Hem niet letterlijk zien. Maar boven dit alles uit richt Hij onze aandacht op Zijn beeld.

Adam en Eva zagen God in de hof van Eden. Abraham ontving Hem in zijn tent. Mozes ontmoette Hem op de berg. Jozua kwam Hem buiten Jericho tegen. Simsons ouders brachten ook enige tijd met Hem door. Elk van deze gebeurtenissen was een letterlijk, tastbaar en materieel contact met het Beeld — het Woord — van de onzichtbare God. Het waren niet slechts visioenen of dromen.

Denk nog eens aan Colossenzen 1:15, waar Paulus Jezus "het Beeld van de onzichtbare God" noemde. Laten we Johannes 1 opslaan.

Johannes 1:18 Niemand heeft ooit God gezien [Wie is de God van dit vers? Dat is de Vader.]; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.

Dat is een duidelijke uitspraak: we moeten naar Jezus Christus kijken om de Vader geopenbaard te krijgen. Nooit in de geschiedenis van de mensheid heeft iemand God gezien. Dat betekent natuurlijk letterlijk. Laten we Johannes 5:37 opslaan, waar Jezus dit bevestigt.

Johannes 5:37 En de Vader, die Mij gezonden heeft, die heeft van Mij getuigenis gegeven. Gij hebt nooit zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien,

Dat is vrij duidelijk. Nooit heeft iemand God gezien. Laten we nu Johannes 14:8 opslaan, een andere belangrijke uitspraak van Jezus.

Johannes 14:8-9 Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg. 9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?

Adam, Abraham, Mozes, Jozua en anderen zagen God, maar ze zagen niet degene die Jezus identificeert als "de Vader" — degene die groter is dan Hij, degene die Hem naar deze aarde zond en degene die Hem de macht gaf Zijn verantwoordelijkheden uit te voeren.

Bij enkele gelegenheden waren de Vader en de Zoon tegelijkertijd zichtbaar, zoals in Daniël 7 en Openbaring 4 en 5, maar bij geen van deze gelegenheden was dat letterlijk. Dit waren allemaal visioenen, waarin er alleen maar iets wordt gezien zoals in een film of een hologram, waarin niet van een essentieel bestaan sprake is.

De mens verlangt ernaar God te zien en ik moet tot de conclusie komen dat dit verlangen in zichzelf niet verkeerd is. Ik denk dat we zelfs zover kunnen gaan, dat we kunnen zeggen dat dit verlangen — als het op de juiste manier wordt gebruikt en er op de juiste manier mee wordt omgegaan — door God in ons is geplaatst. Hij wil dat we Hem letterlijk zien! Maar op dit moment moet ons zien bestaan uit begrijpen. Ik denk niet dat het per ongeluk is dat dit kleine werk [deze kerk] begon met het stellen van de vraag: "Ziet u God?"

Jammer genoeg worden we door ons verlangen God te zien ertoe gebracht iets te doen dat Hij verbiedt. Laten we Romeinen 1 opslaan.

Romeinen 1:22-23 Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, 23 en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren.

Gemeente, iedere afbeelding die de mens maakt, verlaagt Hem van wat Hij werkelijk is, en het vervreemdt de mens ook van het "Beeld" van God — Jezus Christus — die de ware en juiste afbeelding is van de Vader. Er is slechts één afbeelding van Hemzelf die door God wordt toegestaan, en dat is Jezus Christus. Maar de Christus is niet de Vader. Hij is niet de "absolute God".

Ik heb delen van een artikel gelezen waarin de auteur melding maakt van de beperkingen die God Zichzelf oplegde om mens te worden. Maar gemeente, ik wil dat u begrijpt dat dit alleen maar waar is als we begrijpen dat het altijd de Christus is die Zich beperkingen oplegt, en nooit de Vader. Nogmaals, we hebben vandoen met twee aparte en verschillende Wezens. Het is dus de Zoon die Zichzelf ontledigde, Zich vernederde om de gedaante van zaad van Abraham aan te nemen en mens te worden. Het is het "Beeld van God" die Zichzelf zichtbaar maakte. Het is het "Woord van God" die uitdrukking gaf aan de Vader en Zijn heerlijkheid manifesteerde en alle openbaringen die de bedoeling van de Vader waren.

We gaan dit woord "beeld" wat preciezer bekijken. Laten we Mattheüs 22:21 opslaan. Dat is het voorval waarin ze probeerden Jezus op een aantal punten te vangen. Deze verzen gaan over een muntstuk.

Mattheüs 22:20-21 En Hij [Jezus] zeide tot hen: Wiens beeldenaar en opschrift is dit? 21 Zij zeiden: Van de keizer. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.

Op dezelfde manier hebben we hier in de Verenigde Staten op zowel het muntstuk van 25 cent als op het 1 dollarbiljet de beeltenis geplaatst van onze eerste president, George Washington. Veel van de betekenis van het onderwijs dat in dit gedeelte van Mattheüs 22 wordt gegeven, ligt in het woord "beeld[enaar]". Dat beeld op de munt duidde op hun onderwerping aan Rome en het volk erkende dat zij bepaalde verplichtingen hadden ten opzichte van hem wiens beeltenis op de munt stond.

Die afbeelding was gemaakt van metaal en was erg klein. In feite liet het beeld slechts een gedeelte van de man zien, waarschijnlijk een buste, en bestond het slechts uit twee dimensies. Die beeltenis symboliseerde, stond voor alles wat hij was — de Caesar van de machtigste natie op aarde uit die tijd.

Laten we diezelfde representatie toepassen op Jezus Christus, omdat de illustratie die Hij Zelf in Mattheüs 22 gebruikte, laat zien dat Hij, als "het Beeld van God" niet uit dezelfde substantie behoefde te bestaan als de Vader, evenals het beeld op de munt niet van dezelfde substantie was als Caesar.

Ik breng dit naar voren omdat de leer der drieëenheid beweert dat deze drie niet alleen gelijkwaardig zijn, maar ook uit dezelfde substantie bestaan. Hoe kan dit waar zijn, aangezien Hij door Paulus in de bijbel duidelijk wordt aangeduid als het "beeld" van de onzichtbare God? Een beeld, gemeente, kan niet precies hetzelfde zijn als wat het voorstelt. Onmogelijk!

Laten we Hebreeën 10:1 opslaan, waar een andere illustratie van dit onderwerp te vinden is.

Hebreeën 10:1 Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken.

Dit vers beweert dat de wet voor de offeranden slechts een schaduw was van de goede dingen die komen zouden. Een schaduw is niet de werkelijkheid. Het is een weerspiegeling. Het is een beeld van de werkelijkheid en bestaat zeer zeker niet uit dezelfde substantie als de werkelijkheid. Ook dit laat zien dat de werkelijkheid en het beeld van de werkelijkheid in veel opzichten twee aparte, verschillende vormen van bestaan zijn. Let er ook op dat het beeld niet dezelfde dimensie behoeft te hebben. Met andere woorden een beeld behoeft niet iedere fase van Gods bestaan te openbaren, maar het moet een duidelijk symbool zijn van Gods relatie met de mens.

We komen weer terug bij het punt van karakter, het punt van denken, het punt van houding, het punt van doel. Het Beeld moet een manifestatie zijn van de natuur van de Vader, van Zijn liefde, Zijn wijsheid, Zijn macht, Zijn barmhartigheid, Zijn genade; en het idee van Hem te "zien" in de zin van het zien en begrijpen van de Christus, het Beeld van God, ofwel in actie of door het woord van God, zou meer indruk op ons moeten maken dan ooit mogelijk zou zijn door alleen maar het zien van God.

Ongetwijfeld stelde het beeld van Caesar op de munt niet veel voor, het was niet echt bewonderenswaardig, maar dat gold ook voor het Beeld, Christus, zoals Jesaja beweert. Jesaja zegt dat er niets te zien was waardoor we Hem zouden bewonderen, maar aan de andere kant was Christus geen levenloze representatie, maar een levengevende illuminatie van de "absolute God" die Hij vertegenwoordigde. Hij was en is het allerbeste Beeld dat mogelijk is.

Moffat vertaalt, sprekend over Christus, een deel van Hebreeën 1:3 op de volgende manier. Denk hier aan in termen van "beeld". "Christus weerspiegelt Gods stralende heerlijkheid en is bestempeld met Zijn eigen karakter." Dus als we Christus zien, zien we God, waar niemand naar kan kijken en in leven blijven. Als God iemand van ons roept, geldt wat er in Johannes 1:12 staat:

Johannes 1:12 Doch allen, die Hem [door Christus] aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven.

Als God ons roept, geeft Hij ons het recht en het vermogen via Zijn Beeld naar Hem te kijken en te beginnen met het ontwikkelen van dat verlangen Hem te zien en te worden als Hij. Hieruit moeten we begrijpen dat het niet Gods bedoeling is dat Christus alleen staat in Zijn relatie met de Vader, maar God verlangt al voortgaande met Zijn schepping het universum te vullen met beelden van Zichzelf. Onze bestemming is niet negatief. Die is gelijkvormig te worden aan het beeld van Zijn Zoon en als we gelijkvormig worden aan het beeld van Zijn Zoon, worden we ook het beeld van de Vader, evenals Christus het beeld is van de Vader.

2 Corinthiërs 3:17-18 De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. 18 En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is.

Laten we nog naar iets anders kijken dat Paulus schreef. Eén commentaar waarin ik keek, zei dat dit misschien wel het toppunt van Paulus' openbaring van het evangelie in zijn geschriften was.

Romeinen 8:29 Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen.

Dit is een proces dat wordt uitgevoerd door middel van heiliging, nu in deze tijd dat we worden veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid. Colossenzen 3:5 zegt ons wat we moeten doen als ons deel in deze verandering. Ik wil dat lezen vanuit de New International Version.

Colossenzen 3:5-11 [Vertaald naar de New International Version] Breng dan datgene wat tot uw aardse natuur behoort ter dood: seksuele immoraliteit, onreinheid, hartstocht, kwade begeerten en hebzucht, die afgoderij is. 6 Vanwege deze dingen komt Gods toorn. 7 U was gewoon die dingen te doen in het leven dat u eens leidde. 8 Maar nu moet u zich van al deze dingen ontdoen, zoals: boosheid, woede, kwaadwilligheid, laster en het uitslaan van smerige taal. 9 Liegt niet tegen elkaar, daar u uw oude "ik" met zijn manier van doen hebt afgelegd, 10 en een nieuwe mens hebt aangenomen, die vernieuwd wordt in kennis naar het beeld van zijn Schepper. 11 Daarbij is geen sprake meer van Griek of Jood, besneden of onbesneden, barbaar, Skyth, slaaf of vrije, maar Christus is alles en is in allen.

Als God ons het zicht op Hem geeft door het Beeld, als ons verlangen de Vader te zien in beweging gaat komen en als we het Beeld van God gaan bestuderen om te worden zoals Hij, en veranderd te worden in wat Hij is, hebben we een verantwoordelijkheid als we eenmaal God "gaan zien" en gaan zien dat we aards zijn, maar dat onze bestemming hemels is.

Kunnen we zien dat, aangezien Christus de Eerstgeborene is van vele broederen, we aan het einde van het proces zullen delen in precies dezelfde relatie als die Christus met de Vader heeft? Kunnen we naar onszelf kijken en zonder enige moeilijkheid tot de conclusie komen, dit volledig begrijpen, dat we totaal andere wezens zijn dan de Vader? Dat geldt ook voor Christus.

Er is geen Godheid zoals de leer der drieëenheid beweert. De "Godheid" bestaat uit één Wezen — Degene die we de Vader noemen. Jezus Christus is duidelijk een ander Wezen dan de Vader, zelfs al is Hij één met Hem. Hij stemt volledig overeen voorzover het natuur, karakter, heerschappij en doel betreft.

Mattheüs 11:27 Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren.

Christus' representatie van de Vader is zo volmaakt dat onze ogen en oren en begrip zich kunnen verzadigen met het zien van God in Hem. Er zijn talloze afgoden in deze wereld en elk van hen slaagt erin de Vader omlaag te halen en aan het gezicht te onttrekken. Alleen de Zoon heeft de representatie van de Vader die de Vader zal aanvaarden. Met welk doel?

Laten we Galaten 1:15 opslaan. Hier gaan we onszelf vergelijken met Paulus.

Galaten 1:15-16 Maar toen het Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft [waartoe?], behaagd had, 16 zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem onder de heidenen verkondigen zou, ben ik geen ogenblik te rade gegaan met vlees en bloed.

We zijn evenals Paulus geroepen opdat God Zijn Zoon in ons zou kunnen openbaren. Wat zei Paulus daarna in termen van een praktisch iets, iets dat wij zouden moeten doen?

1 Corinthiërs 11:1 Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.

Bijna iedere moderne vertaling die ik heb opgeslagen, zegt: "Ga mij imiteren, evenals ik [Paulus] Christus imiteer." Dat is iets gemakkelijker te begrijpen. Dat is wat we verondersteld worden te doen, als we Christus imiteren dan zal ook het beeld van de Vader in ons denken gestalte gaan krijgen. Ons deel bestaat eruit Christus te imiteren zoals Paulus dat deed, en dat op zijn beurt zal ons vormen naar het beeld van de Vader.

Dit is een mooi punt om te stoppen, maar er is nog meer op komst en ik denk dat u de volgende preek of de volgende twee preken heel interessant zult vinden, omdat ze op andere gebieden ingaan die van vitaal belang zijn voor ons begrip.



Loading recommendations...