Sermon: De Vader-Zoon relatie (Deel 2)

#726NL

Given 25-Jun-05

description: (hide)

John Ritenbaugh herhaalt in zijn weerlegging van de bedrieglijke leerstelling der drieëenheid, dat Christus Zelf de superioriteit van de Vader als de ene ware God verkondigde. Jezus fungeert als de openbaarder, de bemiddelaar, laat het beeld van de grote God zien en voorziet in het enige middel waardoor we toegang tot Hem hebben. Johannes brengt, nadat hij Jezus heeft geïdentificeerd als de God van het Oude Testament, tot uitdrukking dat Hij nog steeds fungeert als de openbaarder van de Vader. Het voornaamwoord "bij" in Johannes 1:1 zou feitelijk vertaald moeten worden met "op God gericht". Het Woord was hetzelfde Wezen als Yahweh, Adonai of El Shaddai in het Oude Testament. Christus demonstreerde Zijn macht om de uiterlijke verschijning van een variëteit aan menselijke vormen aan te nemen, inclusief die van een slaaf, waarbij Hij Zichzelf ontledigde van de voorrechten van Zijn identiteit als de God van het Oude Testament. Wij zijn verplicht Zijn voorbeeld van nederigheid na te volgen in het met vreze en beven uitwerken van ons behoud.


transcript:

Mijn preek op Pinksteren was het begin van een serie die het bewijs dat de leer der drieëenheid niet juist is, van een iets andere hoek wilde bekijken dan we in het verleden deden. De leer der drieëenheid stelt dat de Godheid bestaat uit een 3-in-1 opstelling, maar de bijbel maakt op verschillende plaatsen en op vele manieren duidelijk dat er slechts één God is. De leer der drieëenheid leert dat deze drie gelijkwaardig zijn en uit dezelfde substantie bestaan. Maar we zagen in veel schriftgedeelten dat Jezus Zelf zei dat de Vader en Hij niet gelijkwaardig zijn, dat de Vader de grootste van de twee is. En als de één groter is dan de ander is het onmogelijk dat de twee gelijkwaardig zijn.

Laten we een schriftgedeelte dat we vorige week lazen nog eens opslaan; het is een schriftgedeelte dat Paulus in 1 Timotheüs 1 schreef.

1 Timotheüs 1:17 De Koning der eeuwen, de onvergankelijke, de onzienlijke, de enige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.

De apostel Paulus schrijft heel duidelijk, zoals u met uw eigen ogen kunt lezen, dat er slechts één God is. Dit is een parallel van Deuteronomium 6:4. Daarnaast zegt Paulus ook dat Hij onzichtbaar is en de Koning der gehele schepping. Aangezien de ene Koning wordt genoemd en er niemand (inclusief Christus en de veronderstelde Heilige Geest) is die in autoriteit boven Hem staat, hoe kunnen die drie dan gelijkwaardig zijn?

Jezus Christus wordt door Paulus rechtstreeks aangeduid als het "Beeld" van de ene God. Als de een het beeld is en de ander de werkelijkheid, hoe kunnen ze dan hetzelfde wezen zijn binnen één Godheid, en hoe kunnen ze gelijkwaardig zijn?

Jezus is als het beeld de enige representatie van die Ene, de enige God. Hij is de enige die God toestaat Hem op die manier uit te beelden; dat is als God. Alle andere representaties van Hem zijn niet echt en zijn daarom geen representaties van Hem. Alleen het Beeld weerspiegelt echt wat die Ene — de Werkelijkheid — is in karakter, in houding, in doel en in alle vormen van deugd, zoals wijsheid, barmhartigheid, goedertierenheid, en dergelijke.

De bijbel laat die Ene (door Jezus als de Vader aangeduid) voortdurend zien als de Bron van alle dingen, en Hij is ook het doel waarheen de schepping op weg is. De Zoon — het beeld van God — is Degene door wie alles is en wordt gedaan. Nogmaals dit impliceert ook een relatie tussen meerdere en mindere. Die Ene is de Openbaarder van de absolute God (de Vader) en Degene naar wie wij moeten kijken om de Vader te leren kennen. En Hem kennen is in Jezus' eigen woorden eeuwig leven. Laten we dat zelf lezen in Johannes 17. In Zijn gebed zei Jezus:

Johannes 17:3 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.

We zagen dat Paulus het zei, en nu zei Jezus "de enige waarachtige God". Hier in dit vers stelt Jezus duidelijk dat de Vader de enige waarachtige God is, en dat de Vader Hem gezonden heeft. Nogmaals die uitspraak suggereert een relatie tussen meerdere en mindere.

Johannes 17:6 Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. [Hier zegt Jezus wat Zijn verantwoordelijkheid jegens God de Vader is, Gods naam openbaren aan de mensen.] Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard.

God wordt ook hier getoond als de Bron die aan Christus de dingen geeft die Hij nodig heeft om Zijn werk uit te voeren.

Johannes 17:7-8 Nu weten zij, dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt, 8 want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.

Jezus zegt hier hoe Hij Zijn rol vervulde als degene door Wie alles ten uitvoer wordt gebracht. In principe deed Hij niet meer dan de Vader — de enige waarachtige God — aan de apostelen openbaren, en Hij doet dit als onze Hogepriester ook aan ons.

In vers 6 wordt het woord "naam" gebruikt, omdat dit duidt op wat de Vader in al Zijn karaktereigenschappen is, dat is dus Zijn gehele reputatie en de dingen die Hij door Christus heeft laten zien. Nogmaals Christus laat zien dat God de Vader de Bron van alles is. De Vader gaf de Zoon de discipelen om mee te werken en de Zoon gaf de discipelen de woorden die de Vader Hem gegeven had. Degene waarover Jezus spreekt werd door de heer Armstrong zo af en toe aangeduid als "de allerhoogste God". Met andere woorden hij noemde de Vader "de allerhoogste God".

Destijds zat er in de muur van de lobby van het auditorium op de Pasadena campus van Ambassador College een gedenkplaat waarop stond vermeld dat het gebouw gewijd was aan "De Grote God", doelend op de Vader. Aan deze gedenkplaat ontleende de Church of the Great God haar naam. Ik wil dat u dus begrijpt dat deze kerk genoemd is naar de Vader — de God van Jezus Christus.

We gaan in deze preek nu verder kijken naar deze "grote God" en Zijn Zoon. In deze preek zullen naar ik meen heel wat meer technische begrippen aan de orde komen dan vorige week, en hij zal ook heel wat schriftgedeelten bevatten.

Laten we Johannes 1 opslaan. Dit gedeelte is waarschijnlijk wel het meest bekend uit de Schriften.

Johannes 1:1-5 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.

Vers 1 (In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.) heeft een bepaald ritme dat helpt om het in ons geheugen op te nemen. De term "Woord" wordt ongetwijfeld gebruikt om te laten zien dat deze persoon die het Woord wordt genoemd een openbaring van God doet door middel van klanken, geluid, het gesproken woord. Door dit te doen gebruikte Johannes nog een andere stijlfiguur en wel hypocatastasis. Deze stijlfiguur duidt op een overeenkomst tussen de feitelijke persoon en de term "Woord", waardoor hij (het onderwerp) identificeert. In dit geval is Jezus het onderwerp waarover Johannes schrijft en hij gebruikt de term "Woord" waardoor het onderwerp wordt geïdentificeerd.

Geluid is niet zo effectief als beelden om uitdrukking te geven aan de volledigheid van het getuigenis van een getuige, maar we moeten nauwkeurig aandacht schenken aan de manier waarop Johannes zijn evangelie opent, omdat dat eveneens helpt de relatie tussen de Vader en de Zoon te identificeren. Ik zal u van te voren zeggen dat het een relatie is die veel aspecten kent.

We slaan nu Johannes 20:30-31 op, omdat Johannes daar iets zegt dat ons zal helpen om Johannes 1:1 te begrijpen.

Johannes 20:30-31 Jezus heeft nog wel vele andere tekenen voor de ogen zijner discipelen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, 31 maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam.

Het evangelie naar Johannes voorziet in een openbaring van Jezus Christus vanuit een ander gezichtspunt dan de andere drie [evangelieverslagen]. De opening kondigt dat verschil aan. En hier aan het einde van het boek zegt Johannes het op een manier die door ons in het Nederlands gemakkelijker kan worden begrepen.

Wat Johannes in Johannes 20:30-31 zegt is heel duidelijk. Hij zei dat echter ook aan het begin van het boek, maar daar is het voor ons niet zo duidelijk. De vertalers kozen ervoor datgene wat hij schreef te vertalen op een manier die in feite in zekere zin de bedoeling van waarover Johannes schrijft, verbergt.

We slaan nu Galaten 2 op, omdat ik op basis van die tekst iets wil vaststellen.

Galaten 2:9 en toen zij de genade, die mij geschonken was, opmerkten, reikten Jacobus, Kefas en Johannes, die voor steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen, zij naar de besnedenen gaan.

Ik wilde gewoon schriftuurlijk bewijs vaststellen dat Johannes een apostel voor de "besnedenen" was. Waarom? Omdat het evangelie naar Johannes duidelijk voor Hebreeuwse mensen is geschreven en in het bijzonder joodse mensen die heel vertrouwd waren met het Oude Testament. Het was niet ten bate van de heidenen geschreven. Misschien zouden enkele heidenen er baat bij hebben gehad, maar zij voor wie het geschreven was, konden er echt baat bij hebben indien ze geloofden wat Johannes zei of wat Johannes schreef.

De joden waren geen mensen die zich alleen maar bewust waren van het bestaan van het Oude Testament zoals dat met de heidenen het geval zou zijn, maar ze waren veeleer mensen die ermee leefden; het was praktisch het enige boek dat ze lazen, geloofden en naar leefden. Het was natuurlijk niet het enige boek, maar ze hadden geen grote bibliotheken zoals wij die hebben, waar mensen heen kunnen gaan en waar misschien wel tienduizenden boeken aanwezig zijn. Er waren niet veel boeken beschikbaar voor het joodse volk om te lezen, maar ze zouden wel vertrouwd zijn met het Oude Testament.

Het doel van Johannes was door woorden aan te tonen dat Jezus van Nazaret de Messias is, dat Jezus van Nazaret de Zoon van God is, dat Jezus van Nazaret het Beeld van God is.

Het eerste hoofdstuk van Johannes, en in het bijzonder de eerste vijf verzen, laat zien hoe Johannes zijn doel vanaf het allereerste begin aan mensen wilde duidelijk maken, mensen die in het algemeen zouden begrijpen waar hij het over had. Hij begon niet met een lange filosofische verhandeling, maar veeleer laat hij al in het allereerste vers het verband zien tussen de Zoon en alle openbaring aan de mensheid die voorafging aan de vleeswording van het Woord.

Al is het niet absoluut nodig voor het begrip, toch vindt Knoch (de auteur van het boekje waarop ik deze preken baseer) dat het helpt om een duidelijker begrip te krijgen van wat Johannes schreef, als het Griekse woord "logos" wordt vertaald met "Uitdrukking" in plaats van met "Woord", omdat "Uitdrukking" dichterbij het doel van Johannes komt dan het beperktere begrip "Woord".

Johannes' onderwerp aan het begin is Gods Uitdrukking, dat is de manier waarop Hij Zich manifesteert of openbaart. Johannes zegt dat God door Zijn schepselen wil worden gekend en dat degene waar Johannes over schrijft, de persoon is door Wie de Vader dit altijd heeft gedaan, niet alleen tijdens Jezus' leven, maar Jezus is veeleer een voortzetting van die openbaring.

De term "Woord" neigt ertoe Gods manifestatie te beperken tot geluid. Wij kunnen Jezus niet horen. De mensen in die dagen, tijdens Zijn leven, hoorden Hem. Daarentegen opent, verbreedt, Uitdrukking de openbaring tot veel andere middelen om getuigenis te geven, zoals voorbeeld, houding, lichaamstaal, gelaatsuitdrukking en gebaren. Als men alleen maar beperkt is tot het horen van woorden, wordt een getuigenis daardoor beperkt. Wat hier in zekere zin jammer is, is dat wij niet tegelijkertijd zien en horen zoals de mensen in die tijd. Wij zijn enigszins beperkt tot alleen maar het lezen over hoe het Woord Zich uitdrukte.

Maar als u oplettend bent, zult u op veel plaatsen zien dat Jezus voorbeelden gaf die uit veel meer dan woorden bestonden. Op sommige plaatsen staat hoe Hij keek, dus wat Zijn ogen te zeggen hadden. Er staat dat Hij moe werd. Er staat dat Hij dit deed, of dat, of weer iets anders. Er staat iets over Zijn gebaren en Zijn lichaamstaal. Zulk soort dingen zijn beschreven en dat was allemaal een uitdrukking van de manier waarop de Vader ook zou handelen.

Als men in staat is lichaamstaal, gebaren, gezichtsuitdrukking of de blik in iemands ogen waar te nemen, dan krijgt het getuigenis een diepgang die ontbreekt als men alleen woorden hoort.

Johannes zegt dat Jezus van Nazaret vanaf het allereerste begin het Medium, het uitdrukkelijke Beeld van Gods openbaring van Zichzelf is geweest, en Johannes zegt dus tot allen aan wie hij schrijft, en in het bijzonder de joden die het meest vertrouwd waren met het Oude Testament, en nu ook aan ons, dat Jezus van Nazaret de God van het Oude Testament is. Dat is de manier waarop het evangelie begint. Maar ziet u, door de manier waarop wij daarnaar kijken, komt die informatie niet op ons over. We krijgen die van andere plaatsen. Hij, Jezus van Nazaret, was het door wie de Vader, de absolute God, Zichzelf door alle eeuwen van Israëls geschiedenis heen, aan de mensheid bekendmaakte. Kunt u zich voorstellen hoe belangrijk dit voor een jood uit die dagen zou zijn?

Johannes gaat dan verder in de rest van zijn verslag in het evangelie om te laten zien dat het leven van Jezus van Nazaret in de eerste eeuw de letterlijke, menselijke uitdrukking was — de vervulling van vele, maar niet alle, profetieën betreffende de Messias. In duidelijke taal, degene die de God van het Oude Testament was, is de beloofde Messias — "God is Verlosser". Weet u wat de naam Jozua betekent? Jozua betekent "Verlosser". Zo wordt de Messias in het Oude Testament genoemd. Johannes valt dus met de deur in huis door in het eerste vers Jezus van Nazaret al te identificeren met de God, de Messias, van het Oude Testament.

Voordat we verder gaan, wil ik nog duidelijk maken dat "Woord" geen verkeerde vertaling is. Dat is de letterlijke betekenis van het woord "Logos", en Knoch wil niet dat u denkt dat u moet vasthouden aan "Uitdrukking". Hij denkt juist dat het helpt om dat woord te gebruiken.

Er is nog een andere technische aanpassing in de vertaling die ons helpt om die beter te begrijpen. Die heeft vandoen met het voorzetsel "bij", daar waar staat "het Woord was bij God". Ik denk dat het gebruik van dat voorzetsel "bij" in sterke mate werd beïnvloed door het geloof van de vertalers in de leer der drieëenheid, maar dat gebruik is belachelijk als we eenmaal gaan inzien dat hetgeen ze zeiden onmogelijk is.

Hoe kan iemand bij zichzelf zijn? Zij zeggen dat God drie-in-één is. Met andere woorden er is in werkelijkheid slechts één Wezen, die drie zijn een eenheid. Je kunt niet bij jezelf zijn. Alleen in de leer der drieëenheid proberen ze ons te doen geloven dat drie één is. Het is onmogelijk dat iemand bij zichzelf is.

De bijbel openbaart dat we met de Vader en de Zoon met twee aparte, verschillende Wezens hebben te maken. Ze zijn inderdaad allebei God, maar ze zijn afzonderlijke Wezens, en elk van Hen heeft duidelijk onderscheiden verantwoordelijkheden.

Daarnaast weten we dat het Grieks het niet werkelijk over "bij" heeft. Het woord "bij" duidt op nabijheid, of vereniging. Het punt dat Johannes wilde overbrengen is niet dat het Woord (de Uitdrukking) nabij was, of in vereniging met God, maar dat Hij in werkelijkheid op God was gericht. Dat is de werkelijke betekenis van het woord dat met "bij" is vertaald. "En het Woord was op God gericht." Dit zal binnen enkele ogenblikken duidelijker worden.

De vertalers schijnen dit vertaald te hebben met het idee dat Johannes niet meer probeerde tot uitdrukking te brengen dan dat Jezus God was. Dat deed hij inderdaad, maar hij had een heel praktische reden om dit te doen. De woorden "bij God" zijn de vertaling van pros ton Theon. Knoch gelooft dat deze woorden vertaald moeten worden met de gedachte aan een specifiek gevoel van (bege)leiding. Het Woord leidt ons naar God; dat is een gedachte die we kunnen krijgen door de Uitdrukking van God te identificeren.

Het kan helpen als we begrijpen dat dit Griekse voorzetsel "pros" heel breed kan worden toegepast. Geloof het of niet, maar in de bijbel wordt het [in het Engels] op vijfendertig verschillende manieren vertaald, maar bijna al die vertalingen duiden op een beweging in de richting van iemand of iets. Dit kan ons ook helpen om het voorvoegsel "pro" te begrijpen, dat duidt op voor iets, zoals u bent pro sport, wat betekent dat u voor sport bent. Het duidt op een voorwaarts gerichte houding en het is de tegenstelling van het voorvoegsel "con", dat tegen betekent.

Het voorvoegsel "pro" is ontleend aan het Griekse woord "pros". Dat betekent voor. Dat betekent in de richting van. Dat betekent tot. Het betekent ook naar binnen. Dat allemaal gericht op iemand of iets. De conclusie van dit alles is dat "bij" niet faliekant verkeerd is, maar het is wel erg zwak uitgedrukt, omdat gericht op zo veel juister is.

Ik ga u nu een aantal voorbeelden geven.

Johannes 13:3 stond Hij, wetende, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op,

Die laatste woorden [tot God] zijn precies dezelfde woorden als die in Johannes 1:1 voorkomen — pros ton Theon, maar hier hebben ze deze woorden correct vertaald. Het is tot God, gericht op God, en het is heel interessant dat in de daaraan voorafgaande woorden staat dat Hij van God was gekomen. U ziet de richting. Hij was van God, maar Hij gaat tot God.

Pros ton Theon komt dertien keer in het Nieuwe Testament voor. In drie gevallen vertaalden de vertalers ze [in het Engels] met "bij". In tien gevallen zijn ze vertaald met tot, naar, gericht op, godgericht en tegen. Als u tegen iemand bent, richt u zich tot hem. De richting is naar hem toe.

Laten we verdergaan met de voorbeelden.

1 Thessalonicenzen 1:8-9 Want uit uw midden heeft het woord des Heren weerklonken niet alleen in Macedonië en Achaje, maar allerwegen is uw geloof, dat zich op God richt [pros ton Theon], bekend geworden, zodat wij daarvan niets behoeven te zeggen. 9 Want zelf verhalen zij van ons, hoe wij bij u ontvangen zijn en hoe gij u van de afgoden tot God [pros ton Theon] bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen,

Handelingen 4:24 En toen dezen het hoorden, verhieven zij eenparig hun stem tot God [pros ton Theon] en zeiden: Gij, Here, zijt het, die geschapen hebt de hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is;

Het woord "tot" betekent hier duidelijk "in de richting van". Zij verhieven hun stem gericht op [of tot] God.

Handelingen 12:5 Petrus dan werd in de gevangenis in bewaring gehouden, maar door de gemeente werd voortdurend tot God voor hem gebeden.

De woorden "tot God" zijn hier ook pros ton Theon.

Openbaring 13:6 En (het beest) opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent en hen, die in de hemel wonen.

Hier zijn die woorden vertaald met "tegen God". Dus als u tegen iemand bent, bent u gericht op degene tegen wie u bent.

Het veranderen van de vertaling van "bij" in "gericht op" kan ons een beetje vreemd in de oren klinken, maar dat is wat Johannes schreef en wat God bedoelde dat we moeten begrijpen, dat het Woord gericht was op God, niet bij Hem. Natuurlijk was Hij ook bij Hem, maar er zijn twee Wezens. En Hij was op Hem gericht. U zult gaan zien hoe dit past in de manier waarop Jezus handelde. Dat was in alles wat Hij deed, of dat nu in woord of gebaar was of met Zijn ogen, er altijd op gericht om de mens naar God te wijzen. Wat het ook was, het diende er altijd toe de mensen op [in de richting van] God te wijzen.

Tussen Johannes 13:1 en Johannes 16:28 gebruikte Johannes hetzelfde voorzetsel (pros ton) nog vijf keer, behalve dan dat Theon soms vervangen is door het Griekse equivalent van het woord "Vader". Het zijn dezelfde woorden — pros ton 'Vader'. Maar nogmaals het wordt door de vertalers vertaald met naar, tot en gewoonlijk zegt Hij "Ik ga naar de Vader."

Laten we dus begrijpen dat het in al deze verzen vlak voor Zijn kruisiging heel duidelijk de bedoeling was van de apostel Johannes om ons mede te delen dat Jezus naar [in de richting van] de Vader ging. Dat gebeurde er tussen Johannes 13:1 en Johannes 16:28. Jezus bleef Zijn discipelen almaar vertellen: "Ik ga naar de Vader." "Ik ga naar de Vader." "Ik ga naar de Vader." Hij deed dat vijf verschillende keren.

Evenals Johannes die verzen bedoelde op de manier waarop Jezus ze daar in Johannes 13 tot Johannes 16 zei, zo bedoelde Johannes in Johannes 1:1 ook met pros ton Theon naar God.

Johannes zei heel beknopt dat het Woord (de Uitdrukking) naar God verwees. De Uitdrukking verwees anderen naar God, het gaat daar niet om nabijheid of vereniging, maar om leiding door woord en voorbeeld. Om kort te gaan, het is Johannes' bedoeling dat we begrijpen dat de Uitdrukking een veelomvattende manifestatie is van de God van het Oude Testament, die de joden kenden als Yahweh, Eloah, El, Yah, Adonai, Shaddai, enzovoort, enzovoort. Johannes zei dat Hij dat was, uiteraard doelend op Jezus.

De Uitdrukking (het Woord) was inderdaad het Beeld van de onzichtbare en onhoorbare God, en Johannes was een apostel voor de "besnedenen" en daarom is het Johannes' bedoeling met deze introductie het gat te overbruggen tussen de vorige openbaringen waar de joden mee bekend waren, en dat de voortgaande openbaring van Gods doel en plan nu door Christus plaatsvond.

God is onzichtbaar en onhoorbaar en heeft ervoor gekozen Zich niet persoonlijk te openbaren. Dus toen Abraham luisterde naar Degene die hij gastvrij in zijn tent ontving, was dat niet de absolute God, maar veeleer was deze het Woord of de Uitdrukking van de absolute God. Deze was het Beeld van God — het Woord van God, de Uitdrukking van God — wiens stem de berg Sinaï deed beven. Hij was zichtbaar en hoorbaar en elke openbaring, hoe lang geleden ook, die de mens van de Vader (de absolute God) ontving, was door de Zoon die duidelijk naar Hem verwees.

Johannes is er niet op uit het Woord met de Vader te vereenzelvigen, maar veeleer met de God van het Oude Testament — degene waar de joden reeds vertrouwd mee waren. Het Woord (de Uitdrukking van God) is dezelfde als degene die God (de absolute God) altijd al als Middelaar tussen Hem en de mensheid heeft gebruikt. Johannes verkondigt dus dat dezelfde Persoon waarmee Adam, Abel, Noach, Abraham en alle profeten te maken hadden, nu vlees is geworden om de openbaring te voltooien die helemaal terug in Genesis reeds begon.

Tijdens het bestaan van de mens manifesteerde degene die Jezus werd, Zich op vele manieren aan de mens. Op één plaats staat dat Hij de vorm van een slaaf aannam. Op een andere plaats verschijnt Hij aan Jozua in de vorm van de Vorst van het heer des HEREN. Hij veranderde voor het oog van Zijn discipelen op de berg in stralende heerlijkheid. Hij verscheen aan Abraham als een reiziger, die Hem in zijn tent gastvrijheid verleende, waarbij Hij profetieën verkondigde. Weer ergens anders verscheen Hij in een andere vorm aan twee discipelen op de weg naar Emmaüs, een vorm die voldoende anders was, zodat ze Hem zelfs niet herkenden.

Laten we Filippenzen 2 opslaan.

Filippenzen 2:5-8 Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, 6 die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, 7 maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. 8 En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.

In dit gedeelte van de Schriften hebben we vandoen met wat de theologen kenosis noemen. Dat is een Grieks woord dat ledigen betekent. Dat heeft vandoen met het feit dat Christus afstand deed van veel van Zijn rechten als God teneinde de mens als één van hen te dienen.

U zult zich nog wel herinneren dat ik in de allereerste preek van deze serie zei, dat Christus Zichzelf beperkingen oplegde. Dit is één van de voornaamste gedeelten van het Nieuwe Testament waar dat op is gebaseerd, dat Hij Zichzelf beperkingen oplegde. U herinnert zich nog wel dat ik in die preek ter verduidelijking tot u zei, dat God (de absolute God) Zichzelf nooit beperkingen heeft opgelegd. Degene die Zich beperkingen oplegde was altijd de Christus, omdat Hij degene is die aan de mens is verschenen. Dit is de tekst waaraan dit is ontleend.

Ik ga het volgende lezen uit het Concordant Literal New Testament. Dat is een heel interessante vertaling. Hij is iets anders dan we gewend zijn, maar misschien kunnen we er iets uit halen.

Filippenzen 2:5-8 [Vertaald naar de Concordant Literal New Testament] Laat deze gezindheid bij u zijn, die ook in Christus Jezus is, 6 die terwijl Hij de vorm van God heeft, het geen roof acht gelijk aan God te zijn, 7 Zichzelf desondanks ontledigt, de gedaante van een slaaf aanneemt, daarmee gelijk wordt aan de mens, 8 en aan de mens gelijkvormig bevonden, vernedert Hij Zichzelf, waarbij Hij gehoorzaam wordt tot aan de dood, zelfs de dood aan het kruis.

Deze verzen worden in deze vertaling net iets anders weergegeven.

Het Griekse woord dat vertaald is met "gedaante" is "morphe"; dat heeft vandoen met uiterlijke verschijning. Maar zij die in de leer der drieëenheid geloven en deze ondersteunen, dichten dat Griekse woord in hun geschriften (hun commentaren, enzovoort) meer betekenis toe dan het gebruik ervan toelaat door de betekenis ervan uit te breiden, zodat het ook slaat op iemands innerlijke wezen of zijn natuur.

In feite gaan ze in de uitleg van dit gedeelte in hun geschriften zover dat ze het woord "gedaante" veranderen in het woord "substantie". Het Griekse equivalent daarvan betekent "gelijke rang". Dat is een geheel ander woord, maar zij wensen dat te doen om de indruk te geven dat de bijbel meer autoriteit geeft aan hun leer der drieëenheid; dat Zij één waren met een gelijke rang. Die woorden "gelijke rang" zouden duiden op een gelijkwaardige Godheid bestaande uit drie Personen. Dat is niet wat Paulus hier zei. Paulus zei "morphe" (gedaante). Hun uitleg verdraait Paulus' uitspraak tot iets wat hij duidelijk niet schreef.

Ik wil u enkele plaatsen laten zien waar "morphe" wordt gebruikt. We gaan naar Marcus 16:12. Dit is het verslag van Marcus over de gebeurtenis "onderweg naar Emmaüs".

Marcus 16:12 Daarna verscheen Hij in een andere gedaante [morphe] aan twee van hen op de weg, terwijl zij zich naar het land begaven.

We weten uit het evangelie naar Lucas dat ze Hem kennelijk niet herkenden. Hij was in een andere gedaante. Zijn gezicht zag er anders uit. Zijn uiterlijke verschijning was, voorzover het deze twee mannen betrof, anders dan toen Hij het graf inging. Ik heb het niet over Zijn geseling. Ik bedoel gewoon dat Hij er anders uitzag dan de vele keren dat zij Hem zagen prediken en rondlopen en met hen praten. Hij verscheen in een andere gedaante. U weet dat ze Hem niet herkenden.

Laten we Romeinen 2:20 opslaan. Dit wordt in een andere context gebruikt. Hier heeft Paulus het over de joden en hij zegt:

Romeinen 2:20 [Statenvertaling] Een onderrichter der onwijzen, en een leermeester der onwetenden, hebbende de gedaante [morphe] der kennis en der waarheid in de wet.

Hier gebruikt Paulus "gedaante" als tegenstelling van "de werkelijkheid" en hij zegt dat de joden in feite niet de kennis en de waarheid van de wet bezitten. Ze hadden de wet, maar ze bezaten niet de werkelijkheid ervan, als u begrijpt wat ik bedoel. Alles wat ze hadden was de uitwendige gedaante ervan. Het is geen wonder dat hij het later had over dingen die op steen waren geschreven in plaats van op de tafels van het hart.

Misschien kan het anders gezegd worden als, dat ze de wet naar de letter hadden, maar ze hadden die niet in hun hart, in de geest, en daarom hadden ze er geen echt begrip van. Morphe wordt dus gebruikt voor iets dat letterlijk is in tegenstelling tot wat de werkelijkheid is, en daarom begrepen ze niet de volledigheid van de praktische bedoeling van de wet.

We gaan nu naar 2 Timotheüs 3:5. Hier wordt het gebruikt op ongeveer dezelfde manier als waarop Paulus het in Romeinen 2:20 gebruikte. Paulus beschrijft de mensheid in de eindtijd en hier zegt hij het op de volgende manier:

2 Timotheüs 3:5 die met een schijn [morphe] van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houd ook dezen op een afstand.

Wat zegt Paulus hier? Hij zegt dat hun religie oppervlakkig is. Aan de buitenkant kwamen ze toegewijd over, maar de waarheid van de werkelijkheid is niet in hen.

Ik hoop dat u ziet dat morphe betrekking heeft op de buitenkant; op iets dat aan de buitenkant zichtbaar is. Nu gaan we een tekst lezen die iets moeilijker is, maar als we eenmaal de sleutel hebben dan is het helemaal niet moeilijk.

Galaten 4:19 mijn kinderen, ter wille van wie ik opnieuw weeën doorsta, totdat Christus in u gestalte [morphoo] verkregen heeft; [Morphoo is het werkwoord waarvan morphe is afgeleid. Letterlijk staat er in het Grieks totdat Christus in u is gevormd.]

De reden dat ik zei dat dit wat moeilijker leek is, omdat Paulus zei: "Ik wil zien dat Christus in u wordt gevormd." Dat lijkt te verwijzen naar het innerlijk van de persoon in plaats van wat ik eerder zei dat het woord van toepassing is op de buitenkant — dat wat we met onze ogen kunnen zien. In dit geval verwijst het inderdaad naar het innerlijk; het wordt echter voorafgegaan door het voorzetsel "in".

Het blote feit dat "in" moest worden gebruikt met morphoo, bewijst dat het daar geplaatst moest worden om de bedoeling van wat Paulus schreef tot uiting te brengen. Als het woord op zichzelf staat, slaat het altijd op het uiterlijke, maar het kan worden gebruikt om naar het innerlijke te verwijzen als er anderen woorden in de context worden toegevoegd. Een deel van de sleutel tot begrip van Filippenzen 2, te beginnen in vers 5, is dat er in de context geen woorden staan die kunnen onderbouwen dat het woord "gedaante" op het innerlijk slaat. Op zichzelf gebruikt betekent het altijd de uiterlijke gedaante. Dit wordt heel belangrijk. Er is dus in Filippenzen 2 niet zo'n voorzetsel gebruikt; daarom bedoelde Paulus niet meer dan de uiterlijke vorm.

Ik wil nog op iets terugkomen. Toen Maria Hem na Zijn opstanding bij het graf zag, was Hij blijkbaar in dezelfde gedaante als voor Zijn kruisiging. Nogmaals ik bedoel niet in Zijn gegeselde toestand. Maar op weg naar Emmaüs veranderde Hij Zijn uiterlijke verschijning om Zich aan het doel van de situatie aan te passen. Zijn uiterlijke gedaante kan dus veranderen afhankelijk van wat Hij aan het doen is. We hebben vandoen met iemand die echt over macht beschikt. Als je door muren kunt lopen, ben je beslist anders dan normale mensen. Waarom zouden we denken dat Hij niet de macht heeft om Zijn uiterlijk aan te passen? Hij doet dat! Hij zal het veranderen om het geschikt te doen zijn voor de gelegenheid in overeenstemming met de soort representatie die de Vader verlangt.

De Zoon onderwerpt Zich altijd en daarom verschijnt Hij op één plaats als de Vorst van het heer des HEREN. Dat was op dat moment voor Jozua nodig. In een ander geval is Hij een reiziger en de gastvrije Abraham nodigt Hem uit in zijn tent, en onmiddellijk lijkt het dat Abraham wist wie Hij was. Hij verscheen op een geheel andere manier aan de vader en moeder van Simson, en zij schrokken zich bijna dood toen ze uiteindelijk beseften wie Hij was.

Laten we weer naar Filippenzen 2 gaan, vers 7.

Filippenzen 2:7 maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte [morphe] van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.

Het is duidelijk dat morphe hier gebruikt moet worden voor de uiterlijke verschijningsvorm. Het woord voor "dienstknecht" hier is slecht vertaald. Het zou vertaald moeten worden met "slaaf". Dat is de betekenis van het Griekse doulos. Wat zo opvallend is, is dat doulos meer dan honderd keer in het Nieuwe Testament wordt gebruikt. Dit is de enige plaats waar het ooit op Jezus wordt toegepast. Weet u waarom?

Jezus was niet echt een slaaf. Van alle mensen die ooit op aarde hebben geleefd, was er niemand zo vrij als Hij. Hij was nooit in slavernij aan Satan. Hij was nooit in slavernij aan iemand, maar hier wordt Hij een slaaf genoemd.

Blijkbaar kon je in die tijd aan het uiterlijk van iemand zien dat hij een slaaf was, of je kon het bijna niet mis hebben. Paulus zei dat Hij de uiterlijke gedaante van een slaaf aannam, omdat dat paste bij het doel van de Vader en Zijn doel om op die manier te verschijnen.

U moet begrijpen dat Hij innerlijk geen slaaf was. Hij was het meest vrij van allen die ooit hebben geleefd. De gehele mensheid is slaaf geweest van Satan, maar Christus is dat nooit geweest. Hij was innerlijk volledig vrij, maar aan de buitenkant gaf Hij de indruk een slaaf te zijn.

In Johannes 15:15 geeft Jezus Zijn eigen karakterisering van een slaaf. Het is belangrijk dat we het onderscheid gaan zien tussen de manier waarop Hij aan de buitenkant overkwam en wat Hij innerlijk van nature was.

Johannes 15:15 Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt.

Hier hebben we Zijn karakterisering van een slaaf. Die past in het geheel niet bij Christus' positie. Hij wist waar de Vader mee bezig was en Zijn inzet was altijd vrijwillig en intelligent. Hij had alleen het uiterlijk voorkomen van een slaaf. We kunnen dus gaan begrijpen wat Paulus hier in Filippenzen 2 aan het doen is. Jezus wordt in de gedaante van God beschreven, Hij ontledigt Zich daarvan en neemt de gedaante van een slaaf aan. In geen geval past deze beschrijving precies bij wat Hij innerlijk was, omdat hij innerlijk altijd God was en bleef.

Als Paulus zegt dat Hij "in de gestalte van God" was, kan dat in het begin klinken als een neerhalen van Jezus, alsof hij alleen maar in de gedaante van God was. Ik wil echter dat u begrijpt dat het niet Paulus' doel is om hier te bewijzen dat Jezus God was. Daar wordt op andere plaatsen over geschreven. Ik zal u enkele voorbeelden geven.

In Mattheüs 1 zei de engel tegen Jozef het kind "Immanuël" te noemen. Dat betekent "God met ons". Dit is een titel die erop duidt, dat Hij ondanks wat Hij aan de buitenkant leek te zijn, God met ons was.

In Johannes 1 staat er duidelijk dat het Woord (de Uitdrukking, zo u wilt) God was. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God." (vers 1) "Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen." (vers 11)

De bijbel laat ook duidelijk zien dat Jezus wordt aanbeden en anders dan engelen verbiedt Hij het niet, omdat Hij God was. Hij is de Verlosser van de mensheid — Jozua.

Geen enkel wezen dat minder is dan God — door Wie de Schepping tot stand kwam — kan Zijn bloed geven als betaling voor de zonden van de gehele mensheid.

Romeinen 5:6-8 zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven. 7 Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven — maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven — 8 God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus [God in het vlees], toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.

Hebreeën 2:14-17 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, 15 en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. [Hij was niet in slavernij zoals een slaaf.] 16 Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham. 17 Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen.

Hij was niet een super-engel, die voor ons stierf. Hij was God in het vlees. Hij is zoveel meer dan een engelachtig wezen, dat er totaal geen vergelijking mogelijk is. Hij was en is intrinsiek van de goddelijke soort, maar Hij was niet de allerhoogste, absolute God.

Hier in Filippenzen 2 illustreert Paulus dus dat hoe Christus aan de buitenkant ook verscheen, Hij toch een ander bleek te zijn. Zijn heerlijkheid bestond er niet uit die ander, dat is God, te zijn, maar de zichtbare verschijning te hebben die paste bij het doel dat de absolute God op dat moment voor ogen had. Paulus laat ons hier zien dat iedere keer dat Christus in een bepaalde gedaante verscheen, Hij die representatie [van de absolute God] volmaakt uitvoerde.

Bedenk dat Hij door alle tijden heen in vele verschillende gedaanten verscheen, zelfs een aantal keren na Zijn geboorte, dood en opstanding. Hij veranderde na de opstanding het meest van gedaante.

In Filippenzen 2 vraagt Paulus ons de hoogste en laagste manifestaties van God in beschouwing te nemen. Christus' verschijning in de gedaante van God is de hoogste en Zijn gedaante in de vorm van een slaaf is de laagste.

Ik besef dat we om dit te begrijpen ons denken in allerlei bochten moeten wringen, omdat we sterk de neiging hebben te denken dat wanneer Hij ook maar aan de mens verscheen, dat altijd in dezelfde gedaante was, maar dat past niet bij de feiten. Hij was intrinsiek altijd dezelfde, maar de gedaante waarin Hij uiterlijk verscheen, veranderde van tijd tot tijd afhankelijk van de behoefte. Het punt dat Paulus hier aan de orde stelt, illustreert dat hoe Christus ook verscheen, Hij Zijn verantwoordelijkheid volmaakt uitvoerde en in een zekere gezindheid. Viel het u op hoe die alinea begon? "Laat die gezindheid bij u zijn, ..." "Laat deze manier van denken bij u zijn, ..." Dat was het begin van dit alles hier. De zinnen over de gedaante maken deel uit van een illustratie om ons te laten zien hoe we op een praktische manier in Christus' voetstappen moeten treden.

Waar Christus Zichzelf van ontledigde waren al de vorige gedaanten waarin Hij verscheen. Daarnaast gaf Hij als slaaf Zijn privileges en rechten als de God van het Oude Testament op. Hij stelde alles in de waagschaal. Hij werd echt sterfelijk.

In Filippenzen 2:8 gaan we zien hoe Christus Zijn verantwoordelijkheid in Zijn verschijning als slaaf vervulde. "En in zijn uiterlijk als een mens bevonden. Heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises."

In de verzen 9 tot 11 laat Paulus Christus' beloning zien voor het feit dat Hij alles tot in de puntjes uitvoerde.

Filippenzen 2:9-11 Daarom [als gevolg van Zijn nederigheid, als gevolg van Zijn onderwerping aan God, zelfs tot de dood] heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, 10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, 11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!

Niemand, behalve de Vader, zal ooit autoriteit over Jezus Christus hebben. Jezus Christus is verheven boven alles, met uitzondering van de absolute God, die Zijn Vader is.

Laten we naar vers 12 kijken.

Filippenzen 2:12 Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven,

Hier hebben we een heel, heel belangrijke les voor ons en deze begint in vers 12. Ziet u het woord "daarom"? Dat voegwoord wordt gebruikt om tot een conclusie te komen ten aanzien van Paulus' doel met zijn illustratie over de gedaanten.

De conclusie is Paulus' toepassing van de illustratie voor ons, die in feite al begon met het woord "gezindheid". We moeten Christus' voorbeeld volgen door de verantwoordelijkheden die God ons geeft met dezelfde gezindheid, nederigheid, grondigheid en vastbeslotenheid uit te voeren. "Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven."

Het voorbeeld staat voor ons. God beperkte Zich door mens te worden en daarna onderwierp Hij Zich volkomen.

Filippenzen 2:13-18 want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt. 14 Doet alles zonder morren of bedenkingen, 15 opdat gij onberispelijk [We kijken hier naar een verhoging die zal komen als we de praktische toepassing navolgen.] en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld, 16 het woord des levens vasthoudende, mij ten roem tegen de dag van Christus, dat ik niet vruchteloos (mijn wedloop) gelopen, noch vruchteloos mij ingespannen heb. 17 Maar ook indien ik geplengd word bij de offerande en de eredienst van uw geloof, verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen. 18 Verblijdt gij u evenzo en verblijdt u met mij.

Toen Jesaja in Jesaja 6 God — Yahweh — zag, verheven op Zijn schitterende troon, zag hij degene die Jezus van Nazaret werd, omdat de Vader — de absolute God — nog onzichtbaar bleef. Maar hij zag Christus met al de heerlijkheid die bij de absolute God hoort, en Jesaja was voldoende onder de indruk dat hij als dood ter aarde viel en zei: "Wee mij!" Hij dacht dat hij ten dode opgeschreven was.

Degene die hij zag werd het Beeld van God en als we dit combineren met wat Paulus in Filippenzen 2 schreef, kunnen we begrijpen dat Hij — de afbeelding van God — ook het hart van God had, omdat Hij intrinsiek nog steeds God was. Hij had in het Oude Testament het karakter van God evenals de gedaante van God, en toen binnen het doel van de absolute God de tijd aanbrak, legde Hij de heerlijkheid af om Gods meest intieme genegenheid te openbaren. Snapt u dat?

Er zijn mensen die u zullen zeggen dat de God van het Oude Testament gemeen en wreed was, en wat al niet meer, maar dat de God van het Nieuwe Testament liefhebbend was en vriendelijk, vergevend, rechtvaardig, enzovoort. Maar het is dezelfde Persoon. Alleen de openbaring in het Nieuwe Testament van dezelfde God richtte zich op Zijn genegenheid. Hoe diep ging die genegenheid? In de vermomming van slaaf manifesteerde Christus het dienende, Zich opofferende, barmhartige hart van God. En daar Hij hetzelfde hart had, is Hij altijd het uitdrukkelijke Beeld, het karakterbeeld, en dus ongeacht de gedaante waarin Hij aan de mens verscheen, was Hij altijd een niet veranderlijke, ware manifestatie van de absolute God, Zijn Vader.

Zo God het wil gaan we de volgende keer dat ik spreek, verder met de volgende stap in deze openbaring.



Loading recommendations...