Sermon: De Vader-Zoon relatie (Deel 3)

#729NL

Given 16-Jul-05

description: (hide)

John Ritenbaugh herhaalt dat zelfs al werken de Vader en de Zoon als één, ze verschillende Wezens zijn met aparte taken. De Vader is de bron van alle macht, terwijl de Zoon fungeert als de enige Middelaar door wie wij met de Vader contact kunnen hebben. Door de Zoon (het Beeld dat het karakter en denken van de Vader weerspiegelt) zien we de macht en wijsheid van de Vader. Jezus Christus is uniek en fungeert als de goddelijke schakel tussen God en mens; Hij komt tussenbeide en pleit ten gunste van de zwakke mens met volledige kennis van het denken van de Vader en diens wil. Het uiteindelijke doel van de mensheid is de Vader en de Zoon te kennen door te leren leven zoals zij dat doen. Alleen Christus is samengesteld geweest uit zowel een goddelijke als een menselijke natuur, waardoor Hij fungeert als Eerstgeborene (superioriteit heeft) van een bijzondere schepping - een schepping waar ook wij tengevolge van onze roeping bij betrokken zijn. Hebreeën 1-9 definieert Zijn uniek-zijn als de Middelaar (Hogepriester) tussen God en mens, verheven boven de engelen, maar desondanks onderdanig aan de Vader.


transcript:

Tot nu toe hebben we in deze serie gezien dat de Vader en de Zoon twee aparte Personen zijn die elk hun eigen verantwoordelijkheden hebben binnen het doel waar Ze naar toewerken. Ze werken zo gesmeerd en effectief samen dat het lijkt alsof Ze één zijn, maar Ze zijn duidelijk twee. En al zijn ze beiden God, toch is de Vader de grootste van de twee.

De Vader wordt in de Schriften uitgebeeld als de Bron bij Wie alles begint, en Hij is ook het Doel waarheen alles zich beweegt. De Zoon is Degene door Wie alles wordt gedaan. Hij is niet alleen het middel van de schepping, maar Hij is ook de Middelaar tussen de Bron en de mensheid. Hij is degene met wie de mens altijd te maken heeft gehad.

In Colossenzen 1:15 identificeerde de apostel Paulus Jezus van Nazaret als het Beeld van de onzichtbare God. Hij verscheen aan en sprak met en gaf bevelen aan Adam en Eva, Abraham, Mozes, Jozua en daarnaast nog vele, vele anderen. Hij verscheen niet altijd in dezelfde gedaante, maar veeleer in de gedaante die op dat moment voor het doel van de Vader nodig was.

Ongeacht de gedaante waarin Hij de mens ontmoette, Hij was altijd God, of Hij nu bekend stond als Yahweh, Heer, El Shaddaï, El, El Olam, Jezus of één van de meer dan tweehonderd andere namen. Hij wordt 7.838 keer Yahweh genoemd. Hij wordt 4.456 keer God genoemd. In al Zijn representaties voor de mens is Hij altijd het uitdrukkelijke Beeld van de Vader, waarin Hij gedeelten van Zijn natuur openbaart opdat wij Hem mogen leren kennen. Dat is voor ons nodig, omdat Hem kennen — de Vader, de enige ware God — eeuwig leven is.

We zagen dat Johannes 1:1 anders vertaald had kunnen worden. De vertaling die Knoch suggereerde is, dat we aan de logos denken als de "Uitdrukking" van God. Dit niet omdat "Woord" (de vertaling van Logos) verkeerd is, maar veeleer omdat "Uitdrukking" het beeld van hoe Christus God aan ons openbaart, verruimt.

We zagen ook dat het woord "bij" in vers 1 een vertaling is die ons op een dwaalspoor zet. Hoe iemand "bij" zichzelf kan zijn valt niet te begrijpen. Daarnaast zijn de woorden "pros ton" die met "bij" zijn vertaald, qua betekenis duidelijk meer verwant met gericht op, naar, tot, of zelfs tegen (duidend op iemand die u het hoofd biedt).

De woorden pros ton Theon duiden op richting en niet op vereniging; het eerste vers zegt ons dus dat het woord van God ons in de richting van God verwijst. De apostel Johannes begint dus een openbaring aan Hebreeuwse mensen die vertrouwd zijn met het Oude Testament, met de mededeling dat Jezus van Nazaret de God, de Heer, is van het Oude Testament — de lang verwachte Messias, de gezalfde Verlosser.

Door de Zoon zien we nu de macht van de Vader, Zijn wijsheid en Zijn onberispelijk karakter. In Christus' gedaante als slaaf, als mens uit het zaad van Abraham, waarin Hij Zich drieënhalf jaar voor de apostelen manifesteerde, kunnen we een levende uiting zien van Gods genegenheid en Zijn opofferende, dienende natuur, die zelfs zover gaat dat Hij bereid is voor Zijn schepping te sterven.

Filippenzen 2:12-15 Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven, 13 want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt. 14 Doet alles zonder morren of bedenkingen, 15 opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld.

Om een veel sterker en intenser effect hiervan te verkrijgen, moeten we dit echt zien binnen de context van de vijf of zes verzen die hieraan voorafgaan, alwaar ons wordt getoond dat Jezus Zich van Zijn gelijkheid met God ontledigde. Paulus gebruikte de illustratie van Zichzelf ontledigen om voor u en mij dus de praktische toepassing neer te zetten die in vers 12 blijkt te beginnen. Zoals Jezus deed, moeten ook wij ons behoud bewerken in een nederig, opofferend vrezen en beven. Evenals de Vader door Christus werkte, werkt Hij ook in ons om de opdracht die Hij ons gegeven heeft, te volbrengen.

Aangezien God in ons werkt, hebben we dus geen geldige reden voor al het klagen en mopperen dat onder mensen zo gewoon is, of het onderling argumenteren alsof God niet alles wat ons betreft volledig onder controle heeft. Het doel hiervan is een licht voor de wereld te zijn waartegen geen geldige beschuldiging kan worden ingebracht. De wereld kan klagen, maar als wij Gods wil doen, zal geen enkele beschuldiging terecht zijn.

Laten we naar het Oude Testament gaan, Jesaja 53, waar we een profetie vinden die laat zien hoe onze Verlosser — onze Heer en onze God — Zijn leven als voorbeeld voor ons zou leiden. Bedenk dat we levende offeranden moeten zijn. Dit is in het bijzonder van betekenis als we begrijpen dat we het hier hebben over de God van de schepping.

Jesaja 53:3-10 Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. 4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. 5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. 7 Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open [Geen klacht, geen gemopper, geen gemurmureer kwam er uit Zijn mond.]; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. 8 Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. 9 En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest. 10 Maar het behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des HEREN zal door zijn hand voortgang hebben.

Volgt u het voorbeeld?

Laten we nog een schriftgedeelte uit het Nieuwe Testament opslaan met betrekking tot degene die niet dacht dat gelijkheid met God iets was om Zich aan vast te klampen.

1 Petrus 2:20-23 Want mag dát roem heten, als gij slagen moet verduren, omdat gij kwaad doet? Maar als gij goed doet en dan lijden moet verduren, dát is genade bij God. 21 Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden; 22 die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; 23 die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt.

Hier is ons voorbeeld van Degene die gelijkheid met God had (in de zin van dezelfde soort te zijn), en toch ontledigde Hij Zich, ging deelnemen aan vlees en bloed en vervulde Zijn verantwoordelijkheden in de gedaante van een slaaf onberispelijk. In vergelijking met deze serie opofferingen hebben wij geen enkele basis om te klagen.

In de eerste helft van deze preek gaan we het hebben over Christus' relatie als de Middelaar tussen God, de absolute God, en Zijn schepping, de mens. In de tweede helft zullen we het hebben over Christus als de Zoon van God. In het algemeen zal deze preek zich richten op het uniek zijn van Jezus Christus.

Laten we 1 Timotheüs 2:5 opslaan. Het is altijd zo interessant iets van de apostel Paulus te zien dat zo openbarend is.

1 Timotheüs 2:5 Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.

Ook dit is alweer erg duidelijk. Er is geen drieëenheid. We hebben vandoen met twee aparte Wezens die duidelijk verschillende verantwoordelijkheden hebben. Het uniek zijn van Jezus Christus ligt erin dat Hij de goddelijke schakel is tussen God en mens. Hij is niet de absolute God, maar Hij is ook niet alleen maar mens.

Er zijn sommige mensen die het ene beweren en anderen die het andere beweren, maar als we de Schrift gebruiken lopen al die beweringen vast. De oplossing is, op basis van het bewijs dat de Schrift levert, toe te geven dat Hij geheel anders is dan enig andere persoon in het universum. Er is niemand zoals Hij!

Het volgende is uit vijf verschillende bronnen bijeenverzameld. Het werkwoord "bemiddelen", waar middelaar van is afgeleid, is op zichzelf weer afgeleid van het Latijnse woord "medium". Medium betekent "middel", dus een middelaar wordt gezien als iemand die midden tussen twistende partijen staat en eraan werkt hen met elkaar te verzoenen. Een middelaar is iemand die tussenbeide komt. Hij verduidelijkt de standpunten van de partijen. Hij is een onderhandelaar. Hij is een verzoener die er altijd aan werkt om beide kanten elkaar te doen kennen en het waarom en waartoe van hun positie beter te doen begrijpen.

Zijn uniek zijn ligt onder andere in het feit dat Hij uit twee verschillende bronnen is voortgekomen. Zijn geest is vanaf de verwekking in de schoot van Zijn moeder rechtstreeks afkomstig van God. Geen enkel ander mens kan op die manier worden gekenmerkt, maar Zijn lichaam, waarin het leven is, is puur menselijk en is daarom onderworpen aan menselijke zwakheden, zoals sterfelijkheid.

Zijn bewustzijn — het van Zichzelf bewust zijn dat uit deze combinatie voortvloeit — is onvergelijkbaar in die zin dat Hij met Zijn denken in staat is rechtstreeks met de absolute God te communiceren, terwijl Hij tegelijkertijd Zich ook scherp bewust is van de condities, behoeften, tekortkomingen, pijnen, hoop, angsten en mogelijkheden van de menselijke mens. De Vader — de absolute God — beschikt niet over deze combinatie, en andere mensen ook niet. De Christus is absoluut uniek.

Dit voegt alweer een overtuigend stukje bewijs toe, dat we te maken hebben met twee verschillende Wezens in een unieke relatie. Hoe kunnen Ze gelijkwaardig zijn als er zo'n groot verschil tussen Hen beide bestaat? Als Paulus daar in Colossenzen 1:15 zegt dat Jezus het beeld is van de onzichtbare God, zegt hij niet dat ze identiek zijn, omdat als we Christus duidelijk gaan identificeren, het duidelijk wordt dat de exacte gelijkenis met de Vader verdwijnt en dat Jezus, op Zichzelf, al is Hij van de goddelijke soort, noch gelijkwaardig is noch van dezelfde rang is binnen een verwarrende drieëenheid, maar een afzonderlijk uniek Wezen.

Omdat Jezus dezelfde geest heeft, dat wil zeggen "dezelfde natuur", was Hij inderdaad het uitdrukkelijke beeld van de absolute God in termen van karakter, en daarom kon Hij eerlijk tegen de apostelen zeggen: "Als jullie Mij hebben gezien, hebben jullie de Vader gezien." Het gaat er daarbij niet om dat ze er eender uitzagen, maar vanwege dezelfde natuur handelden ze op dezelfde manier.

Laten we Johannes 17 opslaan. Dit is een geweldig hoofdstuk! In dit gebed zei Jezus:

Johannes 17:3-4 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij [doelend op de apostelen en ons] U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. 4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt.

Eerst wil ik ingaan op wat Jezus in vers 4 zei, waar Hij zei dat Hij het werk voleindigde dat God Hem had opgedragen. Dat werk was in algemene zin het verkondigen van het evangelie, de Vader te openbaren en te sterven voor de zonden van de mens. Ik wil dat u in verband met vers 3 in het bijzonder let op het openbaren van de Vader. Hij zei daar in dat vers dat het kennen van de Vader en de Zoon eeuwig leven is. Ik weet dat ik de neiging heb gehad me te concentreren op "het kennen van de Vader", maar Jezus zei dat Hen beiden kennen eeuwig leven is. Het kennen van de Vader en de Zoon maakt het ons mogelijk een relatie met Hen te hebben en opent de deur tot het overvloedige leven waar Jezus het in Johannes 10 over had.

Ik doe nu een uitspraak die ik geweldig belangrijk vind. En dat is, dat gebaseerd op wat hier staat (in feite is dat in zekere zin de boodschap van de gehele bijbel), dat de kennis van God en van Zijn Zoon Jezus Christus het uiteindelijke doel is van het menselijke verstand. We hebben een verstand ontvangen dat wel wat op dat van God lijkt, teneinde kennis van Hen te kunnen verwerven, zodat we net als Zij en met Hen kunnen leven. Daarom zei Hij dat de kennis van God en van Zijn Zoon eeuwig leven is. De kennis van de Vader en de Zoon is het doel van het gehele leven en alle ervaringen die we daarin opdoen.

Verlangen we niet allemaal naar een overvloedig, eeuwigdurend leven? In één beknopte uitspraak gaf Jezus ons daartoe de sleutel. Dat is komen tot de kennis van de Vader en de Zoon, Hen leren kennen.

Daar de Vader de Bron is van alles wat er is, en de Zoon de Middelaar is door Wie Hij werkt, komt een volledige openbaring van de Vader slechts door Zijn Woord, Zijn Uitdrukking, Zijn Beeld — Zijn Zoon. Als we de Zoon zien, dan zien we de Vader. Als we bekend worden met Christus, leren we God kennen.

Er is een sterke tendens Christus slechts binnen één dimensie te zien (en zeer zeker is dat een belangrijke), en dat is als onze Verlosser die voor onze zonden stierf. Maar Hij is veel en veel meer dan dat. Hij is beslist geen één-dimensionale persoonlijkheid.

Wat kan ons meer hulp bieden in het leven dan een ernstig in beschouwing nemen van de relatie tussen de twee meest verheven persoonlijkheden in het universum? Het antwoord daarop is: "Niets!" De manier waarop de bijbel Hen ten tonele voert is door middel van een serie overeenkomsten en tegenstellingen. Ze zijn aan elkaar verwant en het is praktisch onmogelijk Hen los van elkaar te bestuderen. Aan de ene kant, als de Zoon niet op de Vader leek, hoe konden we dan de Vader door de Zoon zien? Hij moet dus wel op Hem lijken! Aan de andere kant, als Ze niet verschillend waren, zouden Ze identiek zijn en dan zou de Zoon in alle opzichten even ondoorgrondelijk zijn als de Vader die Hij wilde openbaren. De Vader is ondoorgrondelijk. We kunnen Hem zelfs niet zien. We kunnen Hem niet horen en dus is Christus niet identiek aan Hem.

Als Middelaar moet Hij dus zowel overeenkomsten als verschillen hebben met beide partijen. Ziet u, wij staan aan de ene kant, God staat aan de andere kant en Jezus staat er tussen in. In sommige opzichten lijkt Hij op ons. In andere opzichten lijkt Hij niet op ons. In sommige opzichten lijkt Hij op de Vader, maar toch lijkt Hij niet geheel op de Vader. Alleen Hij heeft aan beide kanten gestaan. Hij heeft aan de ene kant overeenkomsten met God, maar Hij lijkt in diverse opzichten ook niet op Hem. Op dezelfde manier heeft Hij aan de ene kant overeenkomsten met de mens, maar lijkt Hij in diverse opzichten ook niet op de mens.

Hier is een simpel voorbeeld: Als de absolute God onzichtbaar is, dan moet de Zoon zichtbaar zijn als Hij Hem wil gaan openbaren. Als de absolute God onhoorbaar is, dan moet de Zoon hoorbaar zijn als Hij Hem aan de mens wil openbaren. Toch moet in beide gevallen wat de Zoon van Zichzelf openbaart overeenkomen met wat de Vader zou doen of zeggen als wij Hem zouden kunnen zien of horen.

Marcus 15:34 En op het negende uur riep Jezus met luider stem: Eloï, Eloï, lama sabachtani, hetgeen betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?

Dit is een heel duidelijke uitspraak dat Jezus een God had, en dat die God Zijn Vader was. Begrijpt u de betekenis daarvan? Deze woorden werden geuit toen Hij als mens aan het kruis stierf, dus kan men beweren dat Jezus tot God riep omdat Hij mens was. Maar dat argument begint iets van zijn kracht te verliezen als we naar Johannes 20:17 kijken, waar Maria van Magdala Hem vastpakte toen ze Hem daar buiten bij het graf herkende.

Johannes 20:17 Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.

Daar hebben we Hem, nu is Hij opgestaan, maar dezelfde Persoon waarvan Hij in Marcus 15 zei dat die Zijn God was, is nog steeds Zijn God.

Onze Heer — de Middelaar tussen ons en de allerhoogste God — heeft een God, en die God is degene die Hij openbaarde.

Gemeente, we moeten God zien. We moeten God horen. Maar dat is letterlijk onmogelijk vanwege de beperkingen die God Zich heeft opgelegd, maar we kunnen een besef van Hem krijgen door Jezus Christus, onze Middelaar. We zien in Hem niet alleen Hemzelf, maar ook Zijn God, en door Zijn woorden horen we niet Zijn woorden, maar de woorden van de Vader die Hem zond. Jezus zei dat Zelf. "Dit zijn niet Mijn woorden. Het zijn de woorden van Mijn Vader."

De heerlijkheid van Jezus Christus ligt in Zijn volmaakte onderwerping aan Zijn God. Hij is niet slechts een mens of de absolute God, maar de Middelaar tussen hen.

Ik denk dat als we de bemiddelaarsrol van de Zoon begrijpen, we zullen inzien dat Zijn bemiddeling niet beperkt is tot de tijden van het Nieuwe Testament. Veeleer heeft Hij altijd tussen de absolute God en de mens gestaan, al vanaf het allereerste begin bij de schepping van de mens in de hof van Eden. Hij is het altijd geweest die het standpunt van de allerhoogste God heeft geopenbaard over dingen die betrekking hebben op de relatie van de mens met God, of dat nu in het zich verder ontvouwen van Gods plan onder het Oude Verbond of onder het Nieuwe was.

Ik geloof niet dat in het Oude Testament de titel "Zoon van God" ook maar één keer wordt toegepast op degene die de Christus werd. Die titel wordt echter in wat lossere vorm voor anderen gebruikt, op een wat algemenere manier dan die in het Nieuwe Testament op Christus wordt toegepast, waar de term "Zoon van God" heel beperkt in gebruikt wordt. Ongeacht in welk Testament, het is een term die duidt op een gelijkenis. Die term draagt ook met zich een bepaalde mate van waardigheid en boven alles heiliging, of toewijding aan verantwoordelijkheid.

In het Oude Testament duidt deze term in zijn algemene betekenis op een bepaalde mate van gelijkenis, maar niet noodzakelijkerwijs een gelijkenis in de mate van een exacte gelijkenis. Dit zal straks duidelijk worden.

Laten we naar het boek Job gaan. In zekere zin ben ik nog steeds bezig om dat idee dat Christus het Beeld is van God over te brengen, en dat Hij toch niet precies gelijk is, zoals we geneigd zouden zijn te denken.

Job 1:6 Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de HERE te stellen, en onder hen kwam ook de satan.

Job 38:7 terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden?

Wat hebben we hier? Hier zien we dat de engelen ook zonen van God zijn, en op basis hiervan, wetende dat Satan een engelachtig wezen is, kunnen we betreffende Satan de conclusie trekken dat ook hij een zoon van God is.

Begint u nu al enig idee te krijgen dat gewoon omdat Jezus de Zoon van God is en het Beeld van God, het toch niet nodig is dat Hij een exacte weergave van de Vader moet zijn?

Ezechiël 28:13 In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed.

Breng dat in verband met Satan, want hij is hier het onderwerp. Hij is ook een zoon van God. Satan is een engel en evenals alle andere engelen is hij een geschapen wezen en kan hij aanspraak doen gelden op de titel "zoon van God".

Zou u willen zeggen dat Satan als zoon van God precies op God gelijkt? Zeer zeker niet! Dit geeft al meer fundament aan het idee dat omdat Iemand het Beeld van God en de Zoon van God is, dat nog niet betekent dat Hij in elk detail precies op God moet lijken.

Door het gehele Oude Testament worden beide woorden — zonen en dochters — gebruikt om iedereen weer te geven die de karakteristieken van een ander heeft zonder dat er enige bloedverwantschap mee wordt bedoeld. Is dat duidelijk? We zullen dat straks nog wat verder uitdiepen. In feite worden zowel "zonen" als "dochters" gebruikt om beide geslachten weer te geven als een gehele bevolking wordt beschreven zoals in de woorden "de dochters van Jeruzalem", waarin zowel mannen als vrouwen begrepen zijn. Maar God noemde hen daar "dochters" vanwege het algemene geslacht van de context waarin het voorkomt.

Laten we Lucas 3 opslaan. Hier hebben we het geslachtsregister van Jezus Christus en het allerlaatste vers zegt ons:

Lucas 3:38 de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God.

Adam wordt specifiek aangeduid als "de zoon van God", omdat Adam rechtstreeks uit Gods handen voortkwam.

Van hieruit gaan we naar 1 Corinthiërs 15. Ik vraag u met me mee te redeneren.

1 Corinthiërs 15:45-47 Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. 46 Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. 47 De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is [de Statenvertaling voegt evenals de KJV toe: de Heere] uit de hemel.

Let op dit onderscheid tussen Adam en Jezus. Ik vind het interessant dat hij zegt: "Hij is de Heere uit de hemel."

1 Corinthiërs 15:48-49 Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. 49 En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen.

Hier komt het woord "beeld" weer in het plaatje terug. Kunt u een rechtstreeks verband zien tussen Christus als het Beeld van God en dat wij vanaf het moment dat we in het Koninkrijk van God geboren worden, het beeld van de hemelse dragen? Zullen we in ons beeld dragen van de hemelse gelijkwaardig aan de Vader zijn? Natuurlijk niet. We moeten vanuit de manier waarop de bijbel "beeld" gebruikt, kunnen zien dat het niet nodig is dat de Zoon van God in elk detail precies op de Vader lijkt of gelijkwaardig met Hem is.

We gaan weer naar het Oude Testament, het boek Hosea. Dit is een profetie.

Hosea 1:10 Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet — zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God.

Hier hebben we een uitspraak betreffende de toekomst van Israël als ze weer worden bijeengebracht. Dan zullen ze "de zonen Gods" worden genoemd. In dit geval duidt het echter op een speciale positie van waardigheid en soevereiniteit onder de naties. We krijgen daar iets meer van te zien als we teruggaan naar Exodus 4:22. Binnen deze context geeft God Mozes zijn marsorders. Hij staat op het punt zijn gezin te verlaten en naar Egypte terug te keren. God zegt hem dan wat hij tot Farao moet zeggen.

Exodus 4:22 Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren Zoon.

Mozes werd geïnstrueerd Israël aan te duiden als Gods eerstgeboren zoon. Dat is onder de naties een hele eer. Het wordt nooit op een ander volk toegepast. Als de dingen op de juiste manier hadden uitgewerkt en ze hadden zich aan God onderworpen, dan zouden ze als menselijke wezens de karakteristieken van God hebben gehad.

We gaan nu weer naar het Nieuwe Testament, naar Romeinen 8, waar de woorden "zonen Gods" ook voorkomen. Deze keer gaat dat over ons.

Romeinen 8:14 Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.

Zij die door God zijn verwekt en door de Geest van God worden geleid zijn door geloof "zonen Gods", en zij zijn binnen Gods geestelijke schepping het "Israël van God" geworden. We zouden dus moeten kunnen bevatten dat de woorden "zoon van God" op zichzelf niet duiden op de absolute God. Het is een beeldspraak ontleend aan menselijke relaties.

We gaan dit nu vanuit een andere hoek bekijken en dan zullen we zien dat het uniek zijn van Jezus ook hier weer precies in het plaatje past.

Laten we de brief aan de Colossenzen opslaan. In Colossenzen 1:15 noemde Paulus Jezus "het Beeld van God". Hij is onze Middelaar. Hij is het Beeld van God.

Colossenzen 1:9-16 Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, 10 om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. 11 Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, 12 en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid [geschikt gemaakt] heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht. 13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, 14 in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden. 15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, 16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen;

God noemde Israël Zijn eerstgeborene, maar zij waren de eerstgeborenen van die schepping. Nu zien we dat Jezus wordt aangeduid als "de eerstgeborene van de ganse schepping". Om dit te begrijpen moeten we dit binnen de gehele context zien, omdat "eerstgeborene" hier niet betekent dat Hij eerst geboren werd. Het duidt op voorrang, superioriteit. Hij is superieur over de gehele schepping, met uitzondering van natuurlijk de Vader. Hij is superieur in het bijzonder in het licht van een speciale schepping.

Er waren vele zonen van God voordat Jezus Zichzelf ontledigde en in de gedaante van een slaaf op aarde kwam, maar Hij is inderdaad de eerste in samenhang met die speciale schepping waar Paulus het over heeft. Ik denk dat u begrijpt dat de speciale schepping waar ik het over heb, die schepping is waarbij wij nu als resultaat van Gods roeping zijn betrokken. Naast het feit dat Hij de "eerstgeborene" (superioriteit heeft) binnen die speciale schepping is, is Hij de eniggeboren Zoon van God.

We gaan hier terwijl we verdergaan nog meer stukjes aan toevoegen.

Johannes 3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

Hier hebben we alweer een beschrijving van het uniek zijn van Jezus door een apostel die drieënhalf jaar met Hem optrok.

Jezus van Nazaret is de enige mens die ooit op de manier werd verwekt waarop Hij werd verwekt. Dit toont een unieke relatie tussen Hem en God, een relatie die niemand anders die ooit geboren werd of zal worden, zal hebben. Wij zijn geboren door verwekking door een menselijke vader en een menselijke moeder. Wij worden kinderen van God door ontvangst van Zijn Geest. Hij was de enige Zoon die rechtstreeks door God werd verwekt en had dus vanaf de geboorte de natuur van God. Bovendien had Hij voordien als geestelijk Wezen bestaan, wat voor niemand anders geldt. Hij is absoluut uniek.

Laten we nu Johannes 3:31-35 opslaan. Johannes de Doper is hier de spreker.

Johannes 3:31-35 Die van boven komt, is boven allen [Wie zou dat mogelijk kunnen zijn? Bestond Hij voordien als geestelijk Wezen? Zeer zeker! Hij ontledigde Zichzelf zodat Hij in een menselijk, vrouwelijk wezen kon worden verwekt. Hij kwam dus van boven.]; wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt van de aarde. 32 Die uit de hemel komt, is boven allen [Dat is Zijn superioriteit.]; wat Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij en zijn getuigenis neemt niemand aan. 33 Wie zijn getuigenis aanvaardt, heeft bezegeld, dat God waarachtig is. 34 Want Hij, die God gezonden heeft, die spreekt de woorden Gods, want Hij geeft de Geest niet met mate. 35 De Vader heeft de Zoon lief [Op een manier waarop Hij anderen niet liefheeft. Er is daar een intensiteit bij betrokken evenals een relatie die niemand anders ooit met de Vader zal hebben. Hij is absoluut uniek.] en heeft Hem alles in handen gegeven.

Ik ga deze verzen uit de Phillips Translation lezen, misschien wordt het daardoor nog wat duidelijker.

Johannes 3:31-35 [Vertaald naar de Phillips Translation] Degene die van boven komt, is natuurlijk boven iedereen [superioriteit]. Degene die uit de aarde voortkomt, behoort tot de aarde en spreekt van de aarde. 32 Degene die uit de hemel komt, is boven alle anderen [superioriteit], en Hij getuigt van wat Hij heeft gezien en gehoord; toch neemt niemand zijn getuigenis aan. 33 Maar als iemand dat doet, dan erkent hij het feit dat God waarachtig is, 34 want Iemand die God zendt, die spreekt de betrouwbare woorden van God; en de Geest die aan Hem gegeven is kan niet worden gemeten. 35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven.

Dit alles benadrukt het uniek zijn van Jezus. Er is niemand in het universum zoals Hij. Dit verlaagt Hem op geen enkele manier.

Openbaring 3:14 En schrijf aan de engel der gemeente te Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods:

Ik denk dat we allemaal ons hoofd wel over dit vers hebben gebroken, omdat zonder een betere achtergrond van wat Johannes schreef, hier lijkt te staan dat Christus aan het allereerste begin werd geschapen. Als dat zo is, hoe kan de bijbel dan ook zeggen dat Christus vanaf het begin met de Vader was en dat de schepping door Hem werd uitgevoerd, waarmee dus wordt gezegd dat Hij niet geschapen werd? Hij werd niet geschapen! Hij is niet de eerste schepping van de Vader, waarna de rest en al de anderen kwamen, zoals sommigen zeggen. Dit vers komt overeen met wat Paulus in Colossenzen 1 schreef. Hij is de eerstgeborene uit de doden, en heeft in deze speciale geestelijke schepping voorrang en superioriteit op iedereen die na Hem komt. Maar niets daarvan stelt het feit terzijde dat de bijbel duidelijk laat zien dat Hij een eerder bestaan had als God.

Als Hij niet God was, hoe kon Paulus dan onder inspiratie van de Heilige Geest eerlijk schrijven dat Jezus het gelijk zijn aan God niet iets vond om Zich tot het uiterste aan vast te klampen, maar dat Hij Zichzelf ontledigde en de gedaante van een slaaf aannam? Dat is zo duidelijk. Ik zie niet in hoe het eerlijk kan worden ontkend dat Jezus door als mens geboren te worden in één grote stap van het allerhoogste niveau naar het allerlaagste niveau stapte, waarmee Hij de mens Zijn opofferende nederigheid begon te laten zien.

Laten we weer Johannes 17 opslaan.

Johannes 17:3-5 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. 4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt. 5 En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.

Jezus geeft hier een duidelijk bewijs van het feit dat Hij reeds voor de schepping bestond. Dit sluit direct aan bij Johannes 1:1-5. Laten we dat opnieuw lezen alleen maar om dat weer in herinnering te brengen.

Johannes 1:1-5 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.

Dat stelt duidelijk dat Jezus in den beginne God was, maar zoals we op andere plaatsen hebben gezien, was Hij een aparte, verschillende persoon van de allerhoogste God, en was Hij aan Hem onderworpen; desondanks was Hij de God der schepping.

Toen Hij de gedaante van een mens aannam, was Hij van nature, in Zijn geest nog steeds een niet geschapen God. Hij is niet een supermens, ook geen superengel. Hij is goddelijk. Hij is God en dat zei de engel in Mattheüs 1 tegen Jozef. De engel zei: "Gij zult Hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent: God met ons." Waarom zou dat er staan als Hij geen God was, als Hij voordien geen God was?

Mattheüs 16:13-16 Toen Jezus in de omgeving van Caesarea Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? 14 En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten. 15 Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? 16 Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!

Wat gebeurt hier? Jezus wordt door Petrus geïdentificeerd voor wie Hij werkelijk is, niet in de gedaante waarin Hij verscheen aan hen aan wie Hij niet was geopenbaard. Het beste wat zij over Hem konden bedenken was dat Hij een reïncarnatie was van een of andere grote persoonlijkheid uit Israëls verleden. Petrus identificeert Hem echter juist: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God" — de eniggeboren Zoon.

Breng dit weer in verband met wat u uit Johannes 1 weet, waar de apostel Johannes Jezus van Nazaret identificeert als de God van het Oude Testament. Het antwoord dat Petrus geeft is een parallel van wat de apostel Johannes in Johannes 1 zei, maar in feite is het specifieker.

Laten we wat bewijs ontlenen aan wat sommige demonen over Jezus' identiteit zeiden. Laten we eerst kijken naar Mattheüs 4:3 — naar de ergste van alle demonen.

Mattheüs 4:3 En de verzoeker kwam en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden.

Satan wist heel goed wie Jezus was. Dit was een cynische uitdaging in een poging Hem in de val te laten lopen, waardoor Hij zou zondigen. Als er iemand was die wist van Jezus' bestaan vóór die tijd, dan was het Satan wel.

Mattheüs 8:29 En zie, zij [de demonen die uit de man hier kwamen] schreeuwden, zeggende: Wat hebt Gij met ons te maken, Zoon van God? Zijt Gij hier gekomen om ons vóór de tijd te pijnigen?

Ze wisten wie Hij was, ze wisten wat Gods plan was en ze wisten dat de tijd zou komen dat zij, op zijn minst genomen, voor altijd gevangen zouden worden gezet en dat ze in hun gevangenschap gepijnigd zouden worden. Ze wisten dat Hij Degene was door Wie God door alle tijden heen had gewerkt.

Laten we Marcus 3:11 opslaan. Dit is een interessante tekst.

Marcus 3:11 En de onreine geesten wierpen zich voor Hem neder, telkens als zij Hem zagen, en zij schreeuwden, zeggende: Gij zijt de Zoon van God.

Als er staat dat zij zich voor Hem neerwierpen, dan is dat wat het Grieks letterlijk zegt. Ze wierpen zich in feite in onderdanigheid languit voor hun Schepper neer.

Lucas 4:41 Van velen voeren ook boze geesten uit, roepende en zeggende: Gij zijt de Zoon van God. En Hij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was.

De demonen bevestigen in deze verzen dus wat de apostel Johannes in Johannes 1 zegt. Jezus van Nazaret was de God van het Oude Testament en de beloofde Messias. De demonen wisten dat Hij een historie achter Zich had als hun Schepper, dat Hij degene was die Johannes aanduidt als de God van het Oude Testament die aan de mensen verscheen en die altijd de allerhoogste God voor de mens vertegenwoordigde.

De apostel Paulus markeert Jezus' bijzondere positie op een andere manier, maar de manier waarop hij dat doet brengt ook het uniek zijn van Jezus tot uiting.

Colossenzen 1:13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde.

Andere vertalingen hebben vertaald "Zijn geliefde Zoon", maar er staat letterlijk in het Grieks "de Zoon Zijner liefde", zoals de NBG het heeft vertaald. Dit duidt op een unieke relatie die Hij met niemand anders had — de Zoon Zijner liefde.

We hebben reeds gezien dat er vanuit de engelen en vanuit de mensheid vele zonen van God zijn geweest, te beginnen met Adam, maar geen enkele van hen is ooit aangeduid als "de Zoon Zijner liefde". Dit wordt in feite op andere plaatsen, waar u bekend mee bent, herhaald, maar we zullen deze toch opslaan om er zeker van te zijn dat ze in uw notities terecht komen.

Marcus 1:11-13 En een stem [kwam] uit de hemelen: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; in U heb Ik mijn welbehagen. 12 En terstond dreef de Geest Hem uit naar de woestijn. 13 En Hij werd in de woestijn veertig dagen verzocht door de satan en Hij was bij de wilde dieren, en de engelen dienden Hem.

Hij is de geliefde Zoon in wie God een welbehagen heeft.

Marcus 9:2, 7 En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jacobus en Johannes mede en leidde hen een hoge berg op, hen alleen. En zijn gedaante veranderde voor hun ogen, ... 7 En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en er klonk een stem uit de wolk: Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort naar Hem.

Laten we nu Hebreeën 1 opslaan en speciaal aandacht schenken aan vers 9. Het is goed te begrijpen dat het punt van Paulus in de hele brief aan de Hebreeën is de superioriteit van Christus en die van Zijn boodschap te laten zien boven alles dat ooit door iemand op enige tijd aan de mens is aangeboden. Christus is superieur, Zijn boodschap is superieur, het verbond is superieur, Zijn dood is superieur, Hij was in Zichzelf superieur, enzovoort, enzovoort. Er kan niets vergeleken worden met wat Hij is en wat Hij heeft gedaan.

Hebreeën 1:1-9 Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, 2 die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. 3 Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, 4 zóveel machtiger geworden dan de engelen, als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft. 5 Immers, tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt? En wederom: Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn. 6 En wanneer Hij wederom de eerstgeborene in de wereld brengt, spreekt Hij: En Hem moeten alle engelen Gods huldigen. 7 En van de engelen zegt Hij: Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam; 8 maar van de Zoon: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap. 9 Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten.

Hebreeën 1:13 En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten?

Let erop dat in deze serie verzen God de volgende dingen over Jezus zegt:

In vers 2: Hij is de erfgenaam van alle dingen. De wereld werd door Hem gemaakt.

In vers 3: Hij is de afdruk van Zijn wezen.

In vers 4: Hij is machtiger dan de engelen. Hij is dus niet een of andere verheven engel. Hij heeft een uitnemender naam dan zij.

In vers 5: Hij is de verwekte Zoon.

In vers 6: De engelen huldigen Hem; daarom moet Hij van de goddelijke soort zijn. Engelen zijn niet meer dan dienaren.

In vers 8: Hij heeft een troon en heerschapij.

In vers 9: Hij wordt ronduit "God" genoemd door God, de allerhoogste God.

In vers 13: Hij zit aan de rechterhand van God.

Er zijn in deze acht verzen minstens tien duidelijk verschillende beschrijvingen van Hem vermeld.

Er is er nog één in de brief aan de Hebreeën, waaraan u misschien nooit op deze manier hebt gedacht.

Hebreeën 7:3 zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos.

In deze context gebruikt Paulus Melchisedek als een illustratie waarin de superioriteit van Jezus Christus tot uitdrukking wordt gebracht. Waarom zou Paulus dit over Melchisedek zeggen? Als we teruggaan naar het boek Genesis, zien we dat Melchisedek in de bijbel zomaar vanuit het niets, zonder enige inleiding, op het toneel verschijnt. Hij is er opeens. Er wordt van hem geen geslachtsregister gegeven. Er wordt ook geen melding gemaakt van zijn dood. Paulus zegt dat dezelfde beschrijving op Jezus Christus van toepassing is: geen begin van dagen, geen einde des levens, maar Hij blijft Priester voor altoos.

Paulus laat alweer zien hoe superieur Jezus Christus is ten opzichte van de geschapen engelen. Hebben engelen een begin van dagen? Zij zijn geschapen. Paulus zegt dat Jezus Christus, als God, geen begin van dagen had noch een einde des levens, maar Priester blijft voor altoos. Het vermelden van Priester is een verwijzing naar Zijn middelaarsrol tussen God en mens. Hij is altijd, vanaf Genesis 1, de Middelaar tussen God en mens geweest.

Het is interessant dat in Genesis 1 de term "elohim" wordt gebruikt. Dat is een meervoudig zelfstandig naamwoord en betekent letterlijk "Goden". God inspireert daar: "Goden zeiden, Laat ons mensen maken naar Ons beeld." Vanaf het allereerste begin laat de bijbel dus zien dat er twee Wezens zijn van de goddelijke soort.

De Godheid bestaat slechts uit één Persoon. Het is geen drieëenheid. Het is geen ditheïsme, waarin er twee Goden deel uitmaken van de Godheid. Er is slechts één God; dat maakt de bijbel heel duidelijk. Jezus is uniek. Zelfs al is Hij van de goddelijke soort, Hij is niet de God. Hij heeft een God en die God is de allerhoogste God. Die God is Zijn Vader en de Zoon is in alle opzichten aan Hem onderworpen. Hij werd door Hem gezonden. Hij spreekt Zijn woorden. Hij zei: "Niet Mijn wil maar Uw wil geschiede."

Zo God het wil, ga ik de volgende keer dat ik spreek hiermee verder, omdat er nog veel meer te vertellen valt.



Loading recommendations...